VERGADERENxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
(Opgelet: deze tekst werd in 1981 geschreven; wat hier volgt is een ongewijzigde weergave.)
Wist u dat de grote Ruusbroec begonnen is als onderpastoor? Gewone kapelaan op Sint-Goedele in Brussel. Simple vicaire ! En pas véél later opgeklommen tot meester in de mystiek.
U hoeft dus nooit te wanhopen, beste lezer, het kan soms aardig evolueren in 't leven. Een schitterende levensloop kan ook u nog wachten. Er zijn genoeg voorbeelden : van boerenzoon tot paus, van shoe-shine-boy tot mister president, van korporaal tot maarschalk, en hier weer: van Brussels kapelaan tot Vlaanderens grootste mysticus. En voor u, dames, wie weet : van leek tot lector I (Ja, echt jammer, hoger kan u als vrouw niet geraken in het kerkelijk ambt. Aan mij zal het niet liggen, want in onze parochie is het zwakke geslacht al opgeklommen tot de duizelingwekkende hoogte van het akolitaat, en mogen ze zelfs bellen onder de H. Mis ! Maar zeg het a.u.b. niet voort).
Terug ter zake.
Weet u hoe oud Ruusbroec was toen hij van Brussel naar de kluis in 't Zoniënwoud overwaaide ? Vijftig jaar ! Een mooie leeftijd om nog iets gloednieuw te beginnen, vindt u niet ?
Hij heeft het nog 38 jaar uitgehouden.
En waarom die ommezwaai ? Waarom van Brussel naar Groenendaal ? Ha, zie beste lezer, nu komen wij bij de kern van de zaak. Daarover gaat het hier juist. Waarom verlaat iemand de drukte van de stadspastoraal om zich terug te trekken in het woud ? Wat drijft zo'n mens ?
Dienaangaande bestaan verschillende veronderstellingen, maar échte klaarheid is er niet. De specialisten van het Internationaal Ruusbroec-colloquium dat deze maand te Leuven gehouden wordt, kunnen er hun hoofd over breken. Ik, als buitenstaander, neem al genoegen met het veelbetekenend zinnetje dat broeder Gerardus - een tijdgenoot van heer Jan van Ruusbroec - onachtzaam tussen de plooien van zijn verhaal laat vallen, namelijk : her Jan hadde alle vergaderingen liver ledich gheweest..
Zegt dat niet alles ?
U begrijpt het, beste lezer, Ruusbroec was 't vergaderen beu. Hij wilde zich met iets anders onledig houden. Hij was die samenkomsten moe. Hij wilde weg.
Wie zou op zijn vijftigste de vergaderingen niet beu zijn ?
Wie zou zijn druk huis niet willen ruilen voor een stille kluis ?
Van de actie naar de contemplatie, van de stad naar het land, van de vergaderingen naar de visioenen, van de besprekingen naar de bespiegelingen en beschouwingen...
Ik ben nog geen vijftig, maar ik begin er al aardig aan te denken. Hoe langer hoe meer kan ik iets van Ruusbroecs ommezwaai begrijpen. En bovendien moet je weten dat die vergaderingen in de middeleeuwen eigenlijk één grote ellende waren. Toen beschikte ze nl. nog niet over vergadertechnieken. De wetenschap stond zo ver niet. Stel je voor : geen moderator, geen agenda, geen ordelijk verloop, altijd maar: varia, varia... Alles door elkaar. Iemand die kon schrijven krabbelde een verslag in een wasbordje, maar de anderen konden dan weer niet lezen, en zo bleef het één hopeloos gemodder, Nee, dan zijn onze vergaderingen een feest van efficiëntie.
Alle gekheid op een stokje, beste lezer, maar over zin en onzin van vergaderen valt nog een hartig woordje te plaatsen. (Dat laatste wordt dan wéér een vergadering).
De priester-geleerde, prof. Frits Van der Meer, zei daarover aan Joos Florquin in ten huize van, iets in deze zin Vergaderingen ? Ga ik nooit naartoe ! Er zijn daar twee mogelijkheden : ofwel ben je de baas en beslis je en dan kun je het af in een paar minuten - ofwel zit je erbij voor spek en bonen en dan is het puur tijdverlies. Daarbij is op te merken dat diegenen die op een vergadering aldoor het woord nemen, gewoonlij.k niets te zeggen hebben. Kortom, ik heb geen geduld voor zo lets en blijf er dan ook weg. Ik neem het verwijt dat ik egoïstisch ben er graag op de koop toe bij.
Een mening als een andere, uitgesproken door een encyclopedische geest die zijn tijd en talent inderdaad zinvoller kan gebruiken.
Ik, voor mij - als veldwerker - vind vergaderen een noodzakelijk kwaad. Een vervelende zaak meestal, maar nodig.
Soms zelfs nuttig. Eén enkele keer ook plezierig... En dus doe ik nog wat verder. U ook ?
Jaak Bertmans
|