De
Sint-Jansbergsteenweg Deel 1
De naam van de
steenweg is duidelijk : hij leidt ons naar Sint-Jansberg, Mont-Saint-Jean,
dichtbij Waterloo, richting Nijvel. Dit
is de oude Nijvelse baan die de vallei volgde en die Nijvel met Leuven verbond.
Wij beginnen onze ontdekkingstocht aan de ingang van
het dorp, aan het kasteel. Dit prachtig
bouwwerk in Renaissancestijl was na 1500 de plaats waar de familie Vandervorst
woonde. We hebben ons laten wijsmaken
dat Jan Vandervorst (er waren er 4 en wie van de 4 het is, is niet duidelijk)
de bijnaam Geijs had. Als mensen hem groetten zeiden ze Menier Geijs, vandaar de
naam Margijs(bos), het bos van Menier Geijs.
Toen de familie Vandervorst al lang naar Duitsland
verhuisd was, en haast geen wortels in Loonbeek meer had, werd het kasteel in
het begin van de 19e eeuw verkocht en begon de lijdensweg van dit
gebouw. Het ging door verschillende
handen; het werd eigendom van graaf Florimond de Quarré, daarna van Prosper
Christijn, graaf van Ribaucourt en gedeelten van het gebouw werden
gesloopt. Tijdens Wereldoorlog I werd
het beroofd van zijn meubilair, maakte men er een pachthof waarin Vee en Treis woonden (Xavier Craps en Trees De Coster).
Nadien kende dit historische gebouw een zeer
moeilijke periode. Pei Vérke (Pierre
Moeremans) ging er varkens kweken. Hij
reed met een oude camionnette Renault om zijn varkens op de markt te
verkopen. Zo verloor hij eens een deel
van zijn vracht in de dreef. Hij verzamelde
ook de afval van verschillende kazernes.
Alles werd ter plaatse in ketels gekookt en klaargemaakt voor de
varkens. Op een bepaald ogenblik werkte er een tiental man en het was wellicht
de plaats in Loonbeek waar het meest bier van de tafel vloeide. Driemaal werd de plaats door de varkenspest
geteisterd tot de kwekerij ermee moest ophouden. In 1966 werd graaf de Patoul eigenaar, in
1969 begon Mw. de Houtheim de restauratiewerken. Nadien kocht de familie Vanderstraeten het
goed en kwam erin wonen.
Aan de overkant van de IJse staat het fraaie gebouw
van de vroegere watermolen, eigendom van de familie Vloebergs-Wijnants.
Hij was gedurende eeuwen een banmolen geweest. De dorpelingen waren verplicht er hun graan
te laten malen. Op 1 oktober 1795 werd
het molenbansysteem opgeheven en vervangen door een belasting op het
gemaal. Tot voor 50 jaar gingen er nog
mensen naartoe met een kruiwagen of een karretje getrokken door een hond om hun
graan tot bloem te laten malen, waarmee ze zelf konden bakken.
Jom va Wannes (Guillaume Wijnants) was met zijn echtgenote Lowiske (Louiza Dillemans) de laatste molenaar. In 1953 liet hij het rad afbreken en
vervangen door een turbine. Nadien werd
het gebouw gerenoveerd en de molenaar ruimde de plaats voor zijn dochter, Maggy
Wijnants.
Voordien was de eigenaar Fékke van de Muile (Felix Bosschaerts) getrouwd met Maria
Steeno. Toen zij stopten zijn ze naar
Tervuren verhuisd. Fékke had in 1934 het goed geërfd van zijn vader Pie Boske (Petrus Bosschaerts) uit Sint-Joris-Weert die
al in 1901 erin kwam wonen. De waakhond van Pie, een Duitse scheper, die op dat ogenblik zeven jongen had,
bracht ze één voor één naar Weert in zijn muil terug.
In het huis hoger woonden Maree van Pie Boske (Marie Bosschaerts) en Fille va Bèrta (Théophile Philips). Nadien kwam Wis Jes. Eén van haar drie zonen was Fons de Lapper (Alfons Philips),
zo genoemd omdat hij veel dronk. Hij was smid van beroep en was ook gast bij Pei Vérke.
Daarnaast woonde de familie van Stoojl. Jozef Vandenborre,
bijgenaamd Zjèf va Stoojl huwde met
Zjulee Keek (Julie Vanderwegen) en verhuisde naar de kattenstraat ; zij hielden er een
kippenkwekerij, vandaar de bijnaam. Zij
ging ook rond in de kerk voor het stoelgeld.
Hun drie kinderen droegen ook hoe kan het anders -
dezelfde bijnaam: Meree en Treis va Stoojl (Marie en Thérèse Vandenborre) waren
jonge dochters en Nakkje va Stoojl (Anna Vandenborre), ook ongehuwd, is
jarenlang meid van Pastoor Van Berkel geweest.
Aan de overkant van de straat stond er na
wereldoorlog II maar één huis, juist onder de kerk, dat van Bernaar (Bernard Wijnants). Hij woonde er met zijn kinderen, Liza va Bernaar, Tist en Zjul va Bernaar. Het werd daarna door Jozef Van Zeebroeck
bewoond, die naar Brazilië uitweek. Zij
zoon huwde met de dochter van Poul va
Zjulleke (Paul Weemaels) die tuinbouwschool gevolgd
had. Hij heeft er daarna een travo
serren uitgebaat.
We komen bovenaan de helling en nemen de bocht naar
rechts. Op de hoek stond het café Bij Kozze. Het
café was een familiezaak want Kozze (Joannes Vanderlinden) en Mélneeke va Kozze (Mélanie De Keyser), baatten er reeds rond
1900 een estaminet uit.
De zoon, Zjèf
va Kozze (Jozef
Vanderlinden), nam het café over; er was ook een zaal en een winkeltje. Dit was het commercieel centrum van het
dorp. Hij was tevens kapper en speelde
indien nodig taxichauffeur met een oude Citroën. Het belangrijkste moment van
het jaar was de kermis. De hele bevolking
kwam er in de zaal en in het café samen.
Dan was er ook konseër (<
concert). Ook na de vergaderingen op het
rechtover gelegen gemeentehuis of na een begrafenis ging men bij Kozze binnen.
Zjèf va Kozze
(Jozef Vanderlinden) en Zjan va Kozze (Jeanne Remy)
voor het café en de winkel.
Merja va Kozze was de moeder van Zjan va Kozze (Jeanne Remy),
de echtgenote van Zjèf va Kozze (Jozef
Vanderlinden). Ze was afkomstig van
Brussel. Ze kwam naar Loonbeek tijdens
de oorlog omdat het in die periode moeilijk leven was in de hoofdstad en omdat Zjèf er alleen voor stond om de zaak te
runnen.
Het huis werd door Poul va Maree va Dorre (Paul Endels) gekocht. Maree
va Dorre (Marie Philips) was de naam van de uitbaatster
van een café verder en droeg eerder de bijnaam Meree va Deneeke.
Naast het café stond de beenhouwerij van Mô(ke) Pei (Raymond Decoster) die getrouwd was met Semon (Simonne Engels). Lang ervoor, rond de eeuwwisseling woonde Miester Béllemans er. Hij
was hoofdonderwijzer in Loonbeek en ook gemeentesecretaris. Zijn echtgenote was Marie Dehertogh,
bijgenaamd Maree Béllemans. Nadien kwamen Meree Kakke en haar echtgenoot René er wonen.
Eén van de gruwelijkste taferelen uit de Loonbeekse
geschiedenis speelde zich in dit huis op 1 augustus 1954 af: Semon stak haar man na een ruzie met
een slagersmes dood. Hij kon nog naar
het café lopen en overleed er. Loonbeek
stond toen op zijn kop. De moord verdeelde
het dorp in twee strekkingen, degenen die pro Môke waren, en die die pro
Kozze waren.
In een eerste fase waren het café en de beenhouwerij
door een doorgang gescheiden. Na wereldoorlog
II werd de doorgang dichtgemetseld en de huizen met elkaar verbonden.
Naast de beenhouwerij stond het café Bij Dorre of Bij Meree van Dorre of Bij
Zjâ van Dorre want Zjâ (Jean Endels) was de zoon van Dorre (Isidore Endels) die getrouwd was met Seeke va Dorre (Félicie).
Daarna begon het domein van Blauwhof. Het Blauwhof
van Loonbeek heeft door de eeuwen heen een belangrijke rol gespeeld in het
dagelijks leven van het dorp en zijn inwoners.
Oorspronkelijk was het Blauwhof een grote hoeve die het
centrum was van het economisch en politiek leven in Loonbeek. Eeuwenlang hebben families pachters de
boerderij bewoond en van daaruit de omliggende velden bewerkt.
In de 19e eeuw herbergde de hoeve gedurende jaren de
burgemeester van de gemeente. Jan
François Stroobants (+ 15.7.1852), die gehuwd was met de dochter van Guillelmus
Lamal, Maria-Theresia Lamal, had er zijn verblijfplaats. Nadien kwam
ridder de Wyels, die ervoor zorgde dat Loonbeek in 1874 een parochie werd.
In de 20ste eeuw werd na ridder de Wyels het
Blauwhof eigendom van Amand-Joseph Van Weyenbergh genaamd Van Wijnbèrg. Hij kocht
het goed in 1906. Eerst gebruikte hij de hoeve als tweede verblijfplaats. In een tweede fase kwam hij er wonen en hij
verbleef er tot zijn dood in 1933. Na de
dood van Amand-Joseph in 1933 erfde zijn enige dochter, Julie Van Weyenbergh
(1880-1970), het gebouw en de tuinen.
Zij was kloosteroverste (priores) bij de zusters Ursulinen te Zaventem
(zuster Marie de Sainte-Aurélie).
Het Blauwhof bood
tevens onderdak aan enkele Loonbekenaars.
Zo was Sjipper (Frans Van Essche) getrouwd met Zjuleeke va Sue (Julie Caeckelberghs) er lang
pachter.
Dolf van Peites (Adolf Van Aerschot) getrouwd met Melnee va Pestèves (Mélanie Meeus) en Susse van den Étte (Franciscus Robeet) getrouwd met Rozaleeke van Pajk stonden in voor de tuin.
In de periode van de tweede wereldoorlog werd de Leuvense
industrieel Donckers eigenaar. Niet voor
lang want in 1944 namen de zusters van de Heilige Harten (of picpussinnen)
hun intrek in het domein het Blauwhof en verbouwden het gebouw grondig.
De picpussinnen hebben bijna 20 jaar in Loonbeek verbleven. Jammer genoeg
moeten wij vaststellen dat zij op architecturaal vlak een niet zo positieve
erfenis achterlieten.
Rond 1950 bood een klein gebouw aan de straat onderdak
aan Poeterke Stieën (Pater Vandensteen). Daarna kwam de pastoor, den Trets (Prosper Truyts) er wonen.
In 1963 namen de Arme Klaren, afkomstig van de Marollen,
hun intrek in de gebouwen. Ze verbleven
er 40 jaar en hebben in die periode, hoewel ze zeer afgescheiden leefden, een
uitstekend contact met de plaatselijke bevolking gehad. Het gebouw werd voor hen jaar na jaar te
groot en toen de laatste drie zusters in 2003 naar Woluwe vertrokken hadden
gemeentelijke diensten een deel van het gebouw reeds ingepalmd.
---=oOo=---
Rechtover het café Bij Kozze staat nog altijd het vroegere gemeentehuis. In het gemeentehuis werden niet alleen de
klassieke administratieve diensten verleend ; het was tevens de woonst van de
hoofdonderwijzer: eerst woonde er
Miester Luenbeik, (Remy Loonbeek was zijn familienaam), daarna Miester Michils (Germanus Michiels), bijgenaamd De Witte. Zijn
echtgenote, Madam van de Miester, haar voornaam
was Jeanne, was een goed mens; zij zorgde voor het onderhoud van de klas. De
kinderen hadden schrik van de meester omdat hij niet aarzelde slagen uit de
delen met zijn lat of zijn regel. Hij
was ook duivenmelker, hobby die hij actief combineerde met het
onderwijzerschap. Hij had zijn klas in
het gebouwtje achter het gemeentehuis.
Hileër va Torre
Kuel (Hilaire Verdoodt), onderwijzer van het 1ste,
2de en 3de jaar, had daarentegen zijn klas in het
gemeentehuis. Hij woonde in Huldenberg
en kwam naar Loonbeek met zn motcyclet.
Juffrouw Lizét (Lisette
Langsberg), kleuteronderwijzeres was de laatste bewoonster van het
gemeentehuis.
In die tijd was de burgemeester Sjipper (Frans Van Essche) die eerst getrouwd was met Julie
Caeckelbergs, daarna met Wiske (Louise Verboomen). Nadien werd het Jef Craps afkomstig uit de
Veeweide van Duisburg. De
gemeentesecretaris Leonaer was er drie halve dagen per week want hij oefende
dezelfde functie uit in Rode en Ottenburg.
Geruchten deden de ronde dat het, als vrouw, niet aangewezen was alleen
in de omgeving van de Sekretoeres
te vertoeven.
Na het vertrek van de pastoor uit Loonbeek, verhuisden
de gemeentediensten naar de pastorie die juist naast het gemeentehuis stond.
Verder naar Neerijse toe, stonden er quasi geen
huizen. Het eerste, op de hoek van de
Kastanjekouter, was dat van Bèrte Floeët (Engelbert Fluyt) die in een eerste huwelijk
getrouwd was met Mathilde Caeckelbergs (zij stierf in haar zevende kinderbed)
en in een tweede met Wis Moeës (Louise De Keyser) afkomstig van
Neerijse. Deze laatste trouwde na de
dood van haar echtgenoot met Pie Sélder (Pierre Thuriot), afkomstig van de molenweg
(Klein-Waver). Hij kreeg zijn bijnaam
omdat hij, voordat hij in Loonbeek woonde, dagelijks met selder naar Tervuren
met zijn fiets reed. Hij was ook
jarenlang schepen in Loonbeek. De
verhalen doen de ronde dat je die man onmogelijk zat kreeg.
We verlaten eventjes de hoofdweg en gaan de Kastanjekouter in. Hier stond in de 20e eeuw de
school van de Annonciaden waar kleuter- en basisonderwijs gegeven werd. Daarna
werd het den Til bewoond en gehouden
door Jean Rosier en Antoinette Trappeniers.
Op een bepaald ogenblik werd den
Til in twee eigendommen gescheiden.
Rechtover den
Til stond het huis van Wee va Sue (Louis Caeckelberghs) die getrouwd was met Zjelee va Wazje afkomstig van de Veeweide in Duisburg. Hun zoon, Zjâ va Wee va Sue (Jean Caeckelberghs) huwde met Lucienne
Socquet afkomstig van Ottenburg.
Iets hoger woonden Renei va Maree va Kakke (René Drijberg) en zijn echtgenote Marie
Craps.
De villa van Van
Wijnbèrg (Van Weyenbergh) kwam er na 1961. Maurice Van
Weyenbergh, hoger kaderlid van de Union Minière, kwam terug uit Katanga. Hij
liet de Hollestraat asfalteren op
eigen kosten.
We keren terug naar de steenweg. Op de andere hoek van de Kastanjekouter stond
de boerderij van Frans Sjipper (Frans Van Essche), de burgemeester die
driemaal trouwde: eerst met Julie Caeckelberghs, vervolgens met Wiske (Louise
Verboomen), daarna met de Poolse
Stormach. Door de perikelen rond zijn
huwelijk verkocht hij openbaar zijn huis aan de Familie Moreels en hij bouwde
een klein huis ernaast waar ook zijn serren stonden.
Het huis verder was opnieuw een café met zaal Bij Zjèfke van den Dikke. Zjèfke
van den Dikke (Jozef Verhoeven) was vrijgezel en kreeg op
bepaalde gelegenheden (bv. de kermis) veel mensen over de vloer. Zjèfke
hield zich met zijn zaak weinig bezig, hij liet dat over aan Fille Petes (Petes = purée) (Théophile Vandenplas) en zijn
echtgenote Julia Trappeniers. Zjèfke was daarentegen de rechter arm
van de eigenaars van het Blauwhof.
Tijdens de oorlog was er een band gegroeid tussen Zjèfke en de familie Van Weyenbergh. Zo had Zjèfke
de eer om Moïse Tchombé, President van Katanga, persoonlijk in de villa van de
Kastanjekouter te bedienen. Zjèfke werd ooit door een auto
aangereden toen hij met zijn fiets s avonds uit de richting Neerijse reed.
Het huis verder was opnieuw een café, bij Jukke van den Boeës (Auguste Sterckx) en zijn echtgenote Maree va Jukke van den Boeës afkomstig van de
Veeweide in Duisburg.
Fred Sterckx, zijn enige zoon, en Lisa Letellier
woonden erbij in. Jukke vloekte constant en was ervoor gekend. Hij was witloofboer en kocht witloof aan de
laag voor leveranciers. Het café was de
plaats bij uitstek waar kon onderhandeld worden.
In het volgende huis woonde Wiske (Louise Verboomen) met Wee
van den Boeës (Louis Sterckx), daarna in een tweede huwelijk
met Sjipper. Nadien kwam de zoon, Moris va Wiske (Maurice Sterckx) getrouwd met Maria Michiels
er wonen.
Daarnaast woonden Zjul en Gabriél van de Smalle (Jules Schroeders en Gabriële Philips).
Dit is één van de huizen die gebouwd werden met
patattenbons. Nadat de Landbouwkas van
de boerenbond in de jaren dertig over de kop ging, werden patattenbons
uitgeschreven die de slachtoffers van het failliet met prioriteit toelieten
terug te bouwen.
Zo komen we aan de Hollestraat. Het klein schattig huisje op de hoek staat er
reeds meer dan twee eeuwen. Het was bewoond door Talle va Jan Sus (Vital Philips) en zijn echtgenote Marie
Philips. Hun zoon Frans, bijgenaamd Den Rotte omdat hij zoveel dronk, kwam er ook
wonen. Marcel, een andere zoon bouwde
ernaast, en ging er met zijn vrouw Marjét
va Maree Kakke (Mariette Drijberg) wonen. Het huisje werd aan Léo en Krista Van Den
Wijngaerde-Storbrauck verkocht en zij restaureerden het met veel smaak.
In de
hollestraat
vond men, naast het huisje op de hoek, Tille
van de Smalle (Mathilde Schroeders). Haar zoon, Den Bommer (Marcel Mommens)
die 38 katten had, kwam er ook wonen.
Iets hoger staat het huis van Kleike van den Dikke (Clément Verhoeven) die met de schaal in de
kerk rondging. Hij was hovenier en
rookte altijd de pijp. Als hij van iemand een sigaar kreeg, brak hij hem en
stak hem in zijn pijp. Hij was getrouwd
met Tanske (Hortense Peeters). Zij hadden drie kinderen, Gerarda, Jules en
Bertine.
Bovenaan aan het
kruispunt naast de camping staan een drietal huizen.
Links hadden zich Zjèf va Kozze (Jozef Vanderlinden) en Jeanne Remy
gevestigd.
Daarnaast staat het
huis van Mersèl va Wee Koster (Marcel De Coster) en Nèlli va Kozze (Nelly Vanderlinden). Dirk De
Coster, de zoon, heeft er zich met echtgenote Christine naast gevestigd.
Uit 'Bijnamen uit Groot-Huldenberg. JP Van Binnebeek - Y. De Volder. - 2012
|