De Bijbel van de Belgische snoep
België staat wereldwijd bekend om zijn heerlijke chocolade, maar heeft nog zoveel meer te bieden voor zoetekauwen. Dat bewijst het boek 'Sweet Belgium', een bundeling van de 150 favoriete snoepjes en desserts van de Belgen. Hoe je ze maakt, vind je er niet in terug, wel alles over de geschiedenis van de lekkernijen. Waar komt de zure napoleion vandaan en waarom vind je cuberdons maar zelden in het buitenland? Je leest het allemaal in deze 'zoete bijbel'. Hotnews schotelt u alvast de 10 favoriete lekkernijen voor.
|
Guimauve Guimauves of 'Onze-Lieve-Vrouwtje' zijn kleurrijke, min of meer elastische snoepjes. 'Guimauve" is het Franse woord voor kaasjeskruid, een plant die oorspronkelijk in het snoepgoed verwerkt werd.
Expo-ijsje In 1958 lanceerde de toen nog jonge firma Artic naar aanleiding van de wereldtentoonstelling het expo-ijsje. Het tricolore blokje ijs tussen twee wafeltjes groeide uit tot een ware klassieker.
Madeleintje Madeleintjes zijn kleine, ovale botercakejes. Over de oorspong doen de meest uiteenlopende verhalen de ronde. Volgens de meest gangbare versie is er een verband met de schelp die pelgrims na het bezoek aan Compostella kregen, en verwijst de naam naar de kerk van la Sainte-Marie-Madeleine.
Botersprits Boterspritsen of zandkoekes zijn eeuwenoud. Al in kokboekjes uit 1719 werd ernaar verwerzen. De naam is afgeleid van het Oud-Duitse 'sprice', wat 'spuiten' betekent.
Mokatine De mokatine is een harde karamel met koffiesmaak. De Arabier op het papiertje verwijst naar de arabicakoffie die ervoor gebruikt wordt. Antwerpenaar Louis Roodthooft vond het snoepje uit in 1934, na een reis naar Italië. Hij maakte daar kennis met een speciale verpakkingsvorm voor snoepjes, waarbij het papiertje onderaan wordt dichtgeplooid en bovenaan wordt gedraaid.
Babelutte De babelutte ontstond rond 1920 aan de kust en is gemaakt van suiker, glucose en boter. Het snoepje dankt zijn naam aan werklui die aan de praat raakten (babelaars) tijdens het productieproces - waardoor de snoepjes al eens mislukten.
Napoleon De napoleon werd in 1912 uitgevonden door Luis Janssens, een confiseur uit Antwerpen. De naam 'napoleon' kwam er als reactie op de 'cesar', een ambachtelijke geproduceerde chocoladereep van een concurrent. Intussen bestaat het snoepje in 28 verschillende smaken.
Pomme d'Amour De pomme d'Amour (letterlijk vertaald: liefdesappel) is een appel op een stokje, omhuld met een dunne, glanzende suikerlaag. Deze lekkernij wordt vooral verkocht op kermissen, en krijgt - afhankelijk van het plaatselijke dialect - soms erg vreemde benamingen. Lier spant de kroon: daar is de pomme d'amour beter bekend als 'kak van Maria'.
Brusselse wafel De eerste Brusselse wafel werd in 1856 verkocht op de Brusselse kermis door Maximilien Consael, de uitvinder en eerste vespreider van de krokante wafel.
Cuberdon De cuberdon - ook wel het 'neuzeke' of 'tsoepke' genoemd - is gemaakt van frambozensiroop, suiker, glucose en Arabische gom. De naam zou afgeleid zijn van het woord 'kupe', wat kuip of badkuip betekent. Een goede cuberdon mag niet ouder zijn dan acht weken en kmt om die reden niet in aanmerking voor export naar het buitenland.
|