Akasztó.
Hongarije kent meerdere nationale feestdagen: 15 maart, 20 augustus (naamdag
van koning Szent István) en 23 oktober (dag van de herdenking van de revolutie
van 1956). Op 15 maart wordt m.n. de revolutie en/of
onafhankelijkheidstrijd van 1848 tegen de Habsburgers herdacht.
De Hongaarse Revolutie (forradalom) van 1848 was een van de vele revoluties dat jaar in Europa van Italië en Frankrijk tot Duitsland, Oostenrijk, Tsjechië en de Roemeense vorstendommen (Walachije en Moldavië) en was gelinkt aan de revoluties in de Habsburgse gebieden.
15 maart wordt normaal in Hongarije gevierd met bevlagging, herdenkingen
allerhande, historische spektakels in de scholen, voordrachtwedstrijden enz. De
Hongaren dragen dan symbolisch hun nationale kleuren van de vlag op hun jas (de
zgn. kokarde). Het is ook een vrije dag. Deze revolutie groeide
uit tot een onafhankelijkheidsoorlog tegen het Keizerrijk Oostenrijk. Vele
leiders en deelnemers uit die tijd o.a. Lajos Kossuth, István Széchenyi, Sándor
Petőfi, Józef Bem worden als grote figuren in de Hongaarse geschiedenis
beschouwd. Onze Brabantse Omwenteling tegen de Oostenrijkers was vroeger (1789).
Een stuk geschiedenis.
Vele Hongaarse politici waren onder de indruk van Lajos
Kossuths geschriften over de emancipatie van de lijfeigenen, de algemene
en proportionele belasting en het maken van een onafhankelijke nationale
regering. Deze groep bestond uit intellectuelen uit de middenklasse, jonge
adellijken, onder de leiding van Sándor Petőfi. In die kringen werd een
12 punten petitie opgesteld op 11 maart. Deze petitie ging verder dan de
verlangens van Kossuth.
De
binnensijpelende geruchten over revoluties in Palermo, Napels en Parijs waren
koren op de molen van de Hongaarse oppositie. Lajos Kossuth eiste dat het
hele hervormingsprogramma van de Hongaarse liberalen (absolutisme vervangen
door een grondwettelijke monarchie) zou aanvaard worden, zowel in Hongarije als
in het hele rijk. Een volksopstand in Wenen bracht op 13 maart de conservatieve
regering ten val. Deze gebeurtenis groeide uit tot een onafhankelijkheidsoorlog
(een van de vele hoogtepunten van dit stormachtige jaar in Europa) tegen
Oostenrijk. De Hongaarse koning van de Habsburg dynastie (Ferdinánd V
-1793-1875) moest zijn onderdanen effectief een grondwet beloven.
Het
begin.
De revolutie (1848),
in Hongarije, begon effectief met demonstraties in Pest en Buda (onder invloed
van o.a. dichter Sándor Petőfi en Mór Jókai) waarbij de revolutionairen
eisten dat hun 12 punten aanvaard werden. Vele mensen waaronder nogal wat
intellectuelen, studenten en ambachtslui, verzamelden op 15 maart voor het
Nationaal Museum. Dichter Petőfi en zijn gezellen wandelden in een
druilerige regen van Pilvax Café naar de medische universiteit van Pest.
Medische studenten voegden zich bij hen en ongeveer 1000 jonge mensen trokken
verder naar de drukkerij van Lajos Landerer en Gusztáv Heckenast. Bij aankomst
werd een drukpers aangeslagen en in 'naam van het volk' werden kopijen van het
"nationale lied" - het pas geschreven gedicht "Nemzeti Dal -
Nationaal Lied" van de dichter Petőfi - verspreid. Om 3 u in de namiddag
kwam dan de grote volksvergadering bij het Nationaal Museum. Ze bejubelden het
radicaal-democratisch programma de zgn. 12 punten.
Deze 12 punten (een voorafspiegeling van de latere aprilwetten), steunend op de
toespraak van Lajos Kossuth waren:
- Vrijheid inzake
pers, godsdienst, gelijke politieke rechten en gelijkebelastingsdruk voor alle
Hongaren.
- Het oprichten van
een eigen Hongaarse regering alleen verantwoordelijk tegenover de landdag.
- In die landdag een
vertegenwoordiging van alle bevolkingslagen, dus niet alleen de geprivilegieerde
standen.
- Het onmiddellijk
afschaffen van het lijfeigenschap en dit zonder enige voorwaarde.
- Het verdwijnen van
alle buitenlandse keizerlijke troepen uit het land en een verbod om Hongaarse
soldaten te laten vechten buiten de eigen grenzen.
- Het opnieuw opnemen
van Transsylvanië in het Hongaarse koninkrijk.
Tergelijkertijd werd door de massa bekomen dat de nádor en zijn raad (de
plaatselijke autoriteit) om de censuur af te schaffen en de enige politieke
gevangene (Mihály Táncsics, een schrijver gevangengezet op beschuldiging van
persmisdrijven en subsersie) van dat moment werd vrijgelaten. Tot slot werd de
Oostenrijkse vlag (de dubbelhoofdige adelaar) vervangen door de nationale
driekleur aan de officiële gebouwen. Nog dezelfde dag vertrok een delegatie van
de landddag vanuit Pozsony onder leiding van Kossuth en graaf Batthyány naar
Wenen om aan de keizer de eisen van de Hongaarse oppositie voor te
leggen. Dit maakte 15
maart tot een speciale dag voor de Hongaren, een soort geboorte van de
parlementaire democratie in het land.
Op 17
maart kwam er een nieuwe eerste minister m.n. graaf Lajos (Louis) Batthyány
- later werd hij terechtgesteld - aangesteld door de koning Ferdinánd. Die
graaf was bijzonder rijk en toch leider van de liberale oppositie. Hij was o.a.
de sponsor van de verkiezing van Kossuth in de landdag in 1847. Zijn regering
bestond hoofdzakelijk uit adellijke liberalen van verschillende gezindte, zowel
aanhangers van een compromis met het Weense hof (graaf Szécheny) als gematigde
opposanten zoals Deák en baron Eötvös. Kossuth zelf (de radicale) werd
minister van Financiën. In de schoot van de landdag werkte deze regering een
reeks hervormingen uit. Deze volledige regering bestond uit: graaf Lajos
Batthyány (eerste minister), Bertalan Szemere (Minister van Binnenlandse
Zaken), hertog Pál Esterházy (betrekkingen met Oostenrijk), Lajos Kossuth
(financiën), Lázár Mészáros (landsverdediging), graaf István Széchenyi
(transport), baron József Eötvös (cultuur en opvoeding), Gábor Klauzál
(landbouw en industrie) en Ferenc Deák (justitie). Vier leden waren
aristocraten en vijf waren van de lagere adel.
De regering Batthyány - een beeldengroep in het stadje Kalocsa.
Er waren echter op dat ogenblik diverse etnische groepen in datzelfde Habsburgse rijk. Dit leidde onvermijdelijk tot onderlinge spanningen en tot een soort interne burgeroorlog. Dit maakte de situatie meer dan ingewikkeld. De dag
dat de nieuwe eerste minister werd aangesteld brak er in Milaan een opstand
uit. Daardoor was Wenen genoodzaakt troepen naar Italië te sturen.
Hierdoor was er minder aandacht voor Hongarije en de Hongaarse liberalen roken
hun kans en maakten een reeks wetten die ze voordien niet door de landdag
konden krijgen. Hun inspiratiebron was de 'liberale' grondwet van het recent
gestichte Belgische koninkrijk. Maar ze hadden ook oog voor de onlusten op het
platteland waar de boeren weigerden hun feodale plichten tegenover de adel
verder uit te voeren. Reeds op 11 april werden de fameuse "aprilwetten" getekend
door de keizer, koning van Hongarije. Deze wetten volgden de geëigende
procedure via de landdag en met goedkeuring van de koning, kwestie van
juridisch sterk te staan.
Een reeks wetten zoals de afschaffing van het lijfeigenschap en het maken van
een constitutionele monarchie (net zoals België) waren zondermeer mijlpalen in
de geschiedenis van Hongarije. De grootgrondbezitters zouden een compensatie
krijgen van de overheid wegens de gedorven diensten van de boeren. Ze verloren
tevens hun juridische macht over de voormalige lijfeigenen. 1/3 van de grond
zou naar ex-lijfeigenen gaan, doch kreeg 60% van de vrije boeren nauwelijks
grond. Zo bleef het leeuwenaandeel in handen van de adel. Die adel mocht echter
vrij deze gronden verkopen. Dit koning zetelde in Wenen en werd daarom vervangen
door de nádor en sinds 1795 was dat aartshertog Jozef von Habsburg.
De
landdag maakte plaats voor een parlement waarin het hele volk vertegenwoordigd
was. Dit parlement bestond uit twee kamers: het Hogerhuis met daarin de adel en
het Lagerhuis werd vrij verkozen. Er was echter geen algemeen stemrecht m.a.w.
alleen zij met een zeker vermogen mochten stemmen en alleen mannen (dus een
soort cijnskiesrecht). Dit parlement zetelde in Pest. De kroning zou echter in
Pozsony (Bratislava) blijven. De regering was verantwoording verschuldigd
tegenover het parlement, doch de koning benoemde de eerste minister.
Transsylvanië werd herenigd met het koninkrijk en de bevolking hiervan stuurde
vertegenwoordigers naar het parlement. De regering nam de macht over op de militaire
grens. Zodanig werd de politieke eenheid in het koninkrijk hersteld. Enkel een
gemeenschappelijke vorst verbond Hongarije aan Oostenrijk.
De adel
moest nu ook belastingen betalen, de gelijkheid van alle burgers, de
onafhankelijkheid van het gerecht en persvrijheid waren belangrijke
verwezenlijkingen van de hogergenoemde wetten. Een vorm van persvrijheid werd
ook toegestaan met wel een reeks beperkingen. Wie geen burgerrechten kregen
waren de Joden. In diverse steden ontstonden er dan ook problemen met de Joodse
bevolking. De eerste verkiezingen van juni 1848 stuurde driekwart adellijke
verkozenen naar het parlement. Dit parlement stond vierkant achter de regering
Batthyány, die daardoor stevig in het zadel zat.
Er was
echter een schaduwzijde, er was geen aandacht voor de taalrechten van de andere
etnische groepen in de Hongaarse samenleving. Van collectieve rechten voor de
nationaliteiten wilde de liberale regering niet weten en slechts het Hongaars
was de enige erkende taal voor overheidsstructuren. Hieruit zou een strijd
tussen de nieuwe regering en de niet-Hongaarse elites ontstaan. Dit probleem
met de zgn. minderheden zou de Hongaren nadien ook zuur opbreken bij het
beruchte verdrag van Trianon (1920).
De onafhankelijksoorlog.
Toch werd er
koortsachtig gewerkt om een Hongaars nationaal leger op te bouwen. In mei 1848
konden reeds 10 bataljons uitgerust worden, samengesteld uit vrijwilligers naar
het zuiden trekken om tegen de opstandige Serven te vechten. Er waren ook
beroepsmilitairen in dat leger en de dichter Sándor Petőfi trok mee op. Hij had
het niet zo op de adel begrepen wegens hun ideeën en echt aanvaard was hij ook
niet. Hij kreeg zelfs een graad van een officier. In het Hongaarse parlement in
juli nam Kossuth het woord en hij verwees naar de Franse revolutie en de
opstandige Serven en Kroaten, de dubieuze houding van Wenen, de internationale
isolatie van Hongarije en hij slaagde erin voldoende financiën los te peuteren
om een leger van 200.000 op de been te brengen. Hongarije ging zelf eigen
Hongaarse bankbiljetten drukken om voldoende geld bij mekaar te schrapen. In
juni werden opstanden in Praag en in Noord-Italië neergeslagen door het
Oostenrijkse leger. Tijd dus om de Hongaren aan te pakken. De keizer verklaarde
op 31 augustus dat de Hongaarse ministers aan machtsoverschrijding hadden
gedaan inzake militaire en financiële bevoegdheden en eiste dat de Hongaren hun
militaire tegen de Serven en Kroaten zouden stopzetten, m.a.w. een ultimatum.
Dit was voor de ministers in Pest een schok, ze hadden altijd gehoopt binnen
een wettig kader hun rechtspositie te bepalen met de goedkeuring van de koning.
Een breuk met Wenen was niet meer te vermijden en bijgevolg kreeg graaf
Széchenyi (die zijn hele leven probeerde een goede verstandhouding op te bouwen)
een zenuwinzinking. Hij werd naar een krankzinnigeninstituut overgebracht en
zou het nooit meer verlaten. Een week later viel de regering van graaf Batthyány uiteen. Déak en reeks andere ministers
trokken zich terug uit de regering en de politiek. Baron Eövös week zelfs uit
naar Munchen. Kossuth wilde echter doorgaan en uiteindelijk werd Batthyány belast met het vormen van een nieuwe
regering door de nádor. De keizerlijke troepen van de Kroatische leider Jelačić
staken op 11 sepember de Drava over en rukten op naar Pest. De Serven, Kroaten
en Roemenen dachten door deel te nemen aan deze strijd later meer
nationaal-politieke rechten te krijgen. Kossuth trok de boer op in de grote
laagvlakte en hield overal speeches. Hij verzamelde op die manier opnieuw 20.000
nieuwe vrijwilligers. De oprukkende vijandelijke troepen werden gestopt op 40
km van Buda op 29 september. De revolutie was weer eens gered.
Nu zocht het Weense hof de volledige confrontatie en op 3 oktober 1848 werd het
parlement ontbonden en benoemde Jelačić
tot opperbevelhebber van alle troepen in het koninkrijk. Dit was zonder meer
een beschuldiging van muiterij. Als antwoord hierop droeg het parlement de
macht over aan een Comité van Landsverdediging onder leiding van Kossuth op 8
oktober. De andere leiders werden zondermeer ontslagen. Onder leiding van
Kossuth begon de tweede fase van de revolutie m.n. de onafhankelijkheidsoorlog
tegen de Habsburgers en hun bondgenoten van niet-Hongaren.
Het Hongaarse leger verdreef de troepen van Jelačić tot de
Oostenrijkse grens en stopte daar. Op aandringen van Kossuth trokken ze verder
richting Wenen doch op 30 oktober kregen ze slaag en de opstand in Wenen werd
onderdrukt. De Oostenrijkse elite vond het tijd om hard op te treden tegen de
Hongaren en namen het de keizer bijzonder kwalijk dat hij teveel toegevingen
had gedaan via de zgn. aprilwetten. Bijgevolg werd Ferdinand op 2 december 1848
tot aftreden gedwongen en werd zijn neef, de zoon van zijn broer, op de troon
gezet m.n. de 18-jarige Frans Jozef I (Ferenc József I - 1848-1916). Deze
voelde zich niet gebonden door de afspraken van zijn en bijgevolg weigerde het
parlement in Pest hem ter erkennen. In november hadden de Oostenrijkers reeds
Transsylvanië en het noordoosten van het land bezet. Op 1 januari 1849
verlieten de regering van Kossuth en het parlement de hoofdstad en vluchtten
naar Debrecen. Ze namen de nationale symbolen m.n. de Heilige Kroon, de scepter
en de rijksappel mee. Oostenrijk eiste nu een onvoorwaardelijke overgave maar
de Hongaren weigerden. In de winter hielden de Hongaren min of meer stand. De
nieuwe opperbevelhebber, de dertigjarige kolonel Artúr Görgey (aangesteld na de
nederlaag bij Wenen) toonde zich een uitstekend bevelhebber met veel gezag bij
officieren en soldaten. Hij wist zodanig te manoeuvreren dat zijn troepen niet
volledig vernield werden. Er was nog een kortstondig conflict tussen de
opperbevelhebber en Kossuth over de te volgen politieke lijn, doch uiteindelijk
werd de opperbevelhebber bevestigd.
De nieuwe keizer Frans Jozef I vaardige een nieuwe grondwet uit op 4
maart 1879 voor het hele rijk, een grondwet met een streng gecentraliseerde
staat waardoor alle gebieden vanuit Wenen zouden bestuurd worden. Het
koninkrijk Hongarije zou de politieke zelfstandigheid verliezen en ook alle
administratieve macht verliezen over o.a. Transsylvanië, het Banaat, het
zuidelijke Bácska, de havenstad Fiume (nu Rijeka in Kroatië), de Militaire
grens en Kroatië. Deze zet gaf de Hongaren een nieuwe morele kracht. In de
lente lag het geluk weer aan de zijde van de revolutionairen en dankzij o.a.
Kossuth telde het leger nu 170.000 soldaten. Onder hen waren heel wat
vreemdelingen die bereid waren te vechten tegen het Habsburgse absolutisme.
O.a. studenten uit Wenen, Duitsers, Italianen en een grote groep Polen. Die
waren na een mislukte opstand tegen de Russische tsaar in 1830-31 uit hun land
gevlucht en vormden het Poolse legioen onder leiding van Józef Bem. Deze werd
een echte held van de revolutie en de Hongaarse onafhankelijkheidsoorlog in
1848-49 - dit leverde hem later een standbeeld op in Budapest -. Het leger was
een bonte mengeling van vrijwilligers, keizerlijke troepen en vele
niet-Hongaren. De revolutie genoot de steun van de Duitsers, Serviërs, Kroaten,
Slovaken en ook van de joodse bevolking. Het Hongaarse leger begon een
offensief tegen de keizerlijke troepen en behaalde enkele successen in
Transsylvanië en tussen de Tisza en de Donau. Op 14 april 1849 reageerde
Kossuth op de nieuwe grondwet met een onafhankelijkheidsverklaring. In Debrecen
werd de Habsburgse dynastie officieel onttroond en Hongarije vrij en
onafhankelijk verklaard. Kossuth werd verkozen tot regent-president. Er werd
een nieuw wapen gebruikt. De vloedgolf van de Europese revoluties was reeds
lang verdwenen doch de Hongaarse revolutie was nog altijd springlevend en in
een groot deel van het koninkrijk aan de macht.
Het begin van het einde.
De Oostenrijkers hadden niet genoeg kracht om de Hongaren eronder te
krijgen, doch vond een machtige bondgenoot in Sint-Petersburg onder de persoon
van de Russische tsaar, die in naam van de Heilige Alliantie bereid was de
Habsburgers te helpen in de heilige oorlog tegen de "anarchie".
Bijgevolg trok het Russische leger met 200.000 soldaten Hongarije binnen.
Intussen was het Hongaarse leger verzwakt en verspreid over het hele
grondgebied, de nederlaag werd dus onvermijdelijk. Hongarije werd nu belaagd
vanuit het noorden door de Russen, uit het westen de Oostenrijkers en uit het
zuidwesten de Kroaten. Het Hongaarse leger werd teruggedrongen en het parlement
en de regering vluchtten naar Szeged op 8 juli.
Nu pas zag Kossuth in hoeveel fouten hij had gemaakt in de
nationaliteitenkwestie en wilde maatregelen nemen. Hij bood aan de Roemenen in
Transsylvanië een reeks rechten aan, behalve territoriale autonomie. Op 28 juli
besliste het parlement aan alle nationaliteiten binnen het koninkrijk dezelfde
rechten toe te kennen. De officiële taal bleef het Hongaars doch met
faciliteiten voor de anderstaligen (waar hebben we dat nog gehoord?!). Meteen
kregen de joden ook burgerrechten. Maar het was te laat.
In Transsylvanië werd hard gevochten en in een van die veldslagen
sneuvelde de dichter Sándor Petőfi op 31 juli 1849 bij de stad Segesvár
(Sighişoara in Roemenië), amper 26 jaar oud. Zijn lichaam werd nooit
teruggevonden. Zijn heldendood werd later een symbool voor grote vrijheids- en
vaderlandsliefde. Op een 19de-eeuwse romantisch schilderij schrijft de dodelijk
gewonde schrijver met zijn laatste krachten en met zijn eigen bloed het woord "hazám",
mijn vaderland op een steen. Binnen de revolutionaire leiding, die intussen in
Arad was, kregen de voorstanders van capitulatie het voor het zeggen en op 11
augustus 1849 gaf Kossuth de macht door aan bevelhebber Görgey die ging
onderhandelen over capitulatie. Zijn troepen gaven zich over aan de Russen en
niet aan de Oostenrijkers, dat kookte van woede. Op 13 augustus gaven de
Hongaren zich over en aan de andere legereenheden werd gevraagd zich ook over
te geven. Voor de Hongaren is deze periode van 17 maanden van revolutionaire
strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid de meest glorierijke in de hele
1100-jarige geschiedenis van het land.
De Oostenrijkse keizer genoot van zij wraak. Hij liet meer dan 100
prominente politieke en militaire figuren terechtstellen. Onder hen voormalig
eerste minister graaf Batthyány die op 6 oktober 1849 in Pest werd
gefusilleerd. In de citadel van Arad liet de Oostenrijkse opperbevelhebber
negen generaals van het Hongaarse leger ophangen en vier doodschieten (De 13 martelaren
van Arad - De dertien Martelaren van Arad waren Hongaarse rebellen, generaals
van het Hongaarse leger, die geëxecuteerd werden op 6 oktober 1849. De executie
lag in de nasleep van de revolutie die beëindigd werd door het legers van het
Oostenrijk en Rusland die de Habsburgse overheersing over het gebied herstelde.
De executie werd bevolen door de Oostenrijkse generaal Julius Freiherr von
Haynau). Een reeks anderen (ruim 1500) gingen voor meerdere jaren achter de
tralies. Kossuth en Bem en 5000 officieren en soldaten vluchtten naar het
Turkse rijk. Op weg daarheen werden de belangrijke symbolen in een bos nabij de
grensstad Orsova (nu in Roemenië) aan de beneden-Donau begraven.
Opperbevelhebber Görgey werd door de Russen in bescherming genomen op persoonlijk
bevel van de tsaar. Kossuth noemde de generaal een verrader en beschuldigde hem
in september 1849 van verraad en verantwoordelijk voor de nederlaag. Hij leefde
onder huisarrest in Oostenrijk en bij zijn terugkeer in 1867 werd hij de
"judas van Hongarije" genoemd. Pas 20 jaar later werd hij weer
gerehabiliteerd. Hij kreeg een ruiterstandbeeld in de burcht van Buda, dat
echter door de Russen na 1948 weer werd verwijderd. Na de overgang werd het in
ere hersteld en teruggeplaatst.
De gevolgen en het uiteindelijke compromis.
Na de gebeurtenissen van 1848-49 zagen de Habsburgers nog alleen een
gecentraliseerde staat. Dit rijk omvatte Lombardije, Dalmatië tot Galicië (nu
voor een deel in Polen en Oekraïne), Transsylvanië (nu Roemenië), het was een
veelvolkerenstaat waarin de Oostenrijkers en hun Duitse taal domineerden. De
grondwet van 4 maart 1849 beloofde alle nationaliteiten 'gelijke rechten en
ongehinderde ontwikkeling'. Doch dit was slechts schijn en en soort tactiek.
Het was de weg naar een vernieuwd keizerlijk absolutisme met een strenge
centralisering en germanisering. Een keizerlijke verordening van 31 december
1851 zette dit zelfs op de helling. Om het gewicht van Hongarije binnen het
keizerrijk te verminderen werden Transsylvanië en Kroatië los gemaakt en
Oostenrijk bestuurde opnieuw rechtstreeks de Militaire Grens. De Serviërs
kregen een in 1849 een nieuwe administratieve eenheid met de naam 'het
Servische Vojvadina en het Banaat van Temes'. Dit werd bestuurd door een
Oostenrijkse gouverneur in Temesvár (nu Timişoara in Roemenië). Fiume werd de
Hongaren afgenomen en ging naar Kroatië. Hongarije werd opgedeeld in vijf grote
districten, die in de plaats kwamen van de comitaten die een zelfbestuur
hadden. Op de Gellértheuvel werd een citadel gebouwd na 1849 op de Budaheuvel
keken nu kanonnen dreigend richting Pest, de wieg van de revolutie. Er volgden
moeilijke jaren voor politiek Hongarije doch economisch ging het beter. Kossuth
hield de Hongaarse zaak in de actualiteit door zijn toespraken overal ter
wereld tot zelfs in de USA (1851). Zelfs een herrezen graaf Istvan Széchenyi
uitte kritiek op het centralisme. op 8 april 1860 pleegde hij zelfmoord en zijn
begrafenis werd een massale protestmeeting. Alles zou pas eindigen met het
grote compromis, de grote staatshervorming van 1867.
Een
belangrijke historische figuur (zie hoger) was Lajos Kossuth de Udvard et Kossuth
(Monok 27 april 1806 - Turijn, 20 maart 1894) was een Hongaars nationalistisch
en liberaal politicus. Hij was afkomstig uit de lagere aristocratie.
Lajos Kossuth uitte zich in diverse dagbladen (o.a. Pesti Hirlap) als een nationalist en liberaal. Lajos was enige
tijd werkzaam als rentmeester op een groot landgoed van een grootgrondbezitter.
Hij trad enige malen op in de Hongaarse landdag als plaatsvervanger voor de
grootgrondbezitter. In 1847 werd hij onafhankelijk lid van de landdag en trad
op als meeslepend redenaar. Hij bepleitte de afschaffing van de feodale rechten
en een afzonderlijke regering voor het Hongaarse rijksdeel van Oostenrijk.
Tevens zette hij zich in voor de vrijheid van drukpers. In het eerste liberale
kabinet van Lajos Batthyány (maart 1848 - september 1848) trad hij op als
minister van Financiën. Hij oefende een beslissende invloed uit op de
totstandkoming van de liberale grondwet van 1848. In september 1848 werd hij
zelf premier. Hij koerste steeds meer af op onafhankelijkheid van Hongarije en
riep de republiek uit. Kossuth zelf werd president-gouverneur van de nieuwe
republiek. Oostenrijk viel daarop Hongarije binnen.
Toen de Russen zich
echter met de zaak gingen bemoeien en zich aan de zijde van Oostenrijk in de
strijd mengde, leed het Hongaarse leger een aantal nederlagen op rij. Kossuth
droeg de macht ten slotte over aan Görgey en week met zijn gezin uit naar
Turkije. Hij leefde vervolgens ruim 45 jaar in ballingschap in Turkije,
Groot-Brittannië, de Verenigde Staten van Amerika, opnieuw Groot-Brittannië.
Hij was o.a. lid van het Europese republikeinse comité. In 1859 vormde hij het
Hongaarse Legioen dat aan de zijde van Giuseppe Mazzini streed tegen de
Oostenrijkers en de Italiaanse vorsten. Op 1 april 1894 werd zijn lichaam met
veel pracht en praal bijgezet in Boedapest. Het is dan ook normaal
dat op diverse plaatsen in Hongarije voorwerpen te vinden zijn, gelinkt aan
deze historische figuur.
Debrecen is een stad waar uiteindelijk de Hongaarse regering zetelde toen de Oostenrijkse legers verder oprukten. Het is dan ook normaal dat voor de kathedraal van deze stad een standbeeld van Kossuth geplaatst is.
In deze revolutie waren er twee nogal bepalende
historische figuren. Eén daarvan was de dichter Sándor Petőfi, die uiteindelijk sneuvelde
in een slag tegen de Russen (zie hoger). Het naburige (ligt 11 km van het
dorp hier) Kiskőrös (de geboorteplaats van
deze figuur - wat andere steden betwisten - alleszins is hij daar gedoopt -) heeft eigen vieringen. Zijn geboortehuis is een museum. Hij maakte het beroemde: "Nemzeti Dal - Lied van het volk" -cf: http://nl.wikipedia.org/wiki/Nemzeti_dal
De
viering in Akasztó - een fotoverslag.
Een affiche kondigde
dit jaar het evenement aan.
De leerlingen van het
zesde studiejaar van de lokale lagere school verzorgden de teksten, gedichten
en een snuifje muziek.
De leerlingen van het
zesde studiejaar van de lokale lagere school verzorgden de teksten, gedichten
en een snuifje muziek.
De leerlingen van het
zesde studiejaar van de lokale lagere school verzorgden de teksten, gedichten
en een snuifje muziek.
De leerlingen van het
zesde studiejaar van de lokale lagere school verzorgden de teksten, gedichten
en een snuifje muziek.
De leerlingen van het
zesde studiejaar van de lokale lagere school verzorgden de teksten, gedichten
en een snuifje muziek.
De leerlingen van het
zesde studiejaar van de lokale lagere school verzorgden de teksten, gedichten
en een snuifje muziek.
Een aantal toeschouwers woonden de plechtigheid aan het monument van WOI bij. Uiteraard kwamen sommigen hun kinderen en/of kleinkinderen aanmoedigen.
De leerlingen van het
zesde studiejaar van de lokale lagere school verzorgden de teksten, gedichten
en een snuifje muziek.
De leerlingen van het
zesde studiejaar van de lokale lagere school verzorgden de teksten, gedichten
en een snuifje muziek.
De burgemeester Suhajda Antal /polgármester gaf
in zijn toespraak een overzicht van de gebeurtenissen rond 15 maart 1848 en
belichtte de rol van de onderscheiden figuren
Er werden uiteraard
bloemenkransen neergelegd aan het monument van WOI. Hier namens de gemeenteraad
van Akasztó.
Er werden uiteraard
bloemenkransen neergelegd aan het monument van WOI. Hier namens de partij FIDESZ.
Er werden uiteraard
bloemenkransen neergelegd aan het monument van WOI. Hier namens de partij JOBBIK.
De kransen aan de
voet van het desbetreffende monument. Ook het lokale dagverblijf voor
gepensioneerden zorgde voor een krans (2de van links).
Vlaggetjes en de
bekende kodardes (in de Hongaarse kleuren) versieren het monument.
Het monument na afloop van het evenement met de kransen en vlaggetjes.
Bron: eigen ervaring en foto's en de websites: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hongaarse_Revolutie_van_1848 en http://nl.wikipedia.org/wiki/Lajos_Kossuth k
Geschiedenis van Hongarije - van Árpád to Árpád Göncz van Vladimir Ronin een uitgave van Garant, 2005 pag. 169-193.
|