Onder de naam groenbemesters verstaan we het telen van planten die in de eerste plaats niet dienen voor menselijke consumptie. Deze planten dienen als bemesting van de bodem en als bodemverbetering of ze kunnen ook gebruikt worden als mulching. Deze planten noemt men groenbemesters, deze planten groeien gedurende een aantal maanden op een stuk grond, het gewas wordt niet geoogst, maar ze worden immers in hun geheel of gedeeltelijk vermengd in de bovenste lagen van de grond, op deze manier zorgen voor aanbreng van organisch materiaal. De groenbemesters behoren voornamelijk thuis in drie plantenfamilies: 1: De vlinderbloemigen: De klavers en de andere soorten van vlinderbloemigen zoals lupine-voederwikke, enz. vormen de belangrijkste groep, ze kunnen stikstof uit de lucht opnemen en deze stikstof opslaan in hun wortels, de wortels van de vlinderbloemigen hebben vele knolletjes op hun wortels, in deze knobbeltjes word de opgenomen stikstof vast gehouden om ze later ter beschikking stellen van de andere planten in de vorm van natuurlijke stikstof. Deze knobbeltjes worden “symbiotische bacteriën of Rhizobium” genoemd. 2: De kruisbloemigen: Gele mosterd-bladrammenas-bladkool-raapzaad Deze planten groeien snel en bedekken vlug de bodem zodat het onkruid onderdrukt word, Gele mosterd is een waardplant voor het bietencysteaaltje, al deze soorten zijn ook zeer gevoelig voor de gevreesde knolvoetaantasting. Deze aantasting word gekenmerkt door de aanwezigheid van onregelmatige zwellingen op de wortels en het blad krijgt een loodachtige kleur. In een later stadium gaat de plant slap hangen. Daarom mag men geen kruisbloemige groenbemesters zaaien op een bed waar men kolen, radijzen, rammenas gaat telen. Ook moet men ter voorkoming van besmetting een zeer ruime vruchtwisseling van 4 tot 7 jaar worden aangehouden en moeten ook de kruisbloemige onkruiden verwijderd worden. 3: De grassen: Winterrogge (snijkoren)-Zomerrogge-Westerwolds raaigras-Italiaans raaigras-Engels raaigras Grassen zijn uitstekende groenbemesters, de planten vormen een zode (wortelgestel) die het onkruid verstikt en bovendien brengen ze veel organisch materiaal aan. Ze brengen echter geen stikstof aan zoals vlinderbloemigen wel doen. De planten leveren wel behoorlijk wat kalium, die ze beter dan andere planten uit de gronddeeltjes kunnen vrijmaken. Om ze onder te werken moet je spitten, wil je niet spitten gebruik je beter haver dat wil nog wel eens stukvriezen. Denk bij het zaaien niet te vlug dat je te dun gezaaid hebt, grassen stoelen immers uit: elk klein sprietje vormt na verloop van tijd aan de basis zijhalmen die dan wortels krijgen zodat uiteindelijk een zode ontstaat en bovendien kiemen niet alle zaadjes op hetzelfde moment. Granen zoals rogge, kanariezaad zijn erg goedkoop, terwijl de aankoop van grassen dan weer duur zijn. Meer foto’s en uitleg over de verschillende groenbemesters kan je vinden in de overzichtelijke fotoalbums, deze albums kan je bereiken door een klik op het onderstaand prentje. (Opgelet !! Momenteel zijn deze albums ofline)
|