Inhoud blog
  • Negatie: geen of niet
    Zoeken in blog

    grammaticablog

    23-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Negatie: geen of niet

    Negatie: Geen of niet

     

    Tekst (uit: Colloquial Dutch, hoofdstuk 16)

     

    Piet: Waarom was je gisteren niet op school, Theo?

    Collega: Ik voelde me niet lekker en wilde liever thuis blijven. Maar ik ben niet de hele dag in bed blijven liggen, hoor.

    Piet: Waarom niet?

    Collega: Mijn vrouw was niet thuis en ze had het huis niet opgeruimd.

    Piet: En wat dan nog?

    Collega: Nou ja, we kregen gisteravond bezoek en dus moest iemand het doen. Ik had me anders doodgeschaamd.

    Piet: Ik wou dat ik met jou getrouwd was in plaats van met Pauline.

     

    Geen

    a)      om substantieven te ontkennen

    b)      ontkenning van niet-telbare substantieven

    voorbeelden:

    Zij kunnen geen huis kopen.

    De winkel heeft geen borden meer in voorraad.

    Vandaag heb ik geen geluk gehad.

     

    Niet

    aan het einde van de zin plaatsen en voor preposities

    voorbeelden:

    Gisteren heb ik dat boek niet kunnen lezen.

    Die gebeurtenis heeft mijn leven niet veranderd.

    Ik ga morgen niet naar dat concert.

    Ik kan niet voor 10 uur thuis zijn.

    reken er niet op dat hij thuis zal zijn.

    het succes hangt niet van hem af.

     

    Niet voor adjectieven en adverbs.

    Zij kan niet goed dansen

    Hij gaat niet snel naar zijn auto.

     

     

      

    1.Oefeningen 

    1. Nederlands is een moeilijke taal.
    2. Jaap gaat in de zomer naar het strand.
    3. Frits vergeet de verjaardag van zijn vader.
    4. Frank heeft drie kinderen.
    5. Zijn moeder haalt hem van school.
    6. Ik schaats iedere winter.
    7. Hij koopt een nieuwe fiets.
    8. Je hebt zin in een kopje koffie.

    2.Oefening met modale werkwoorden

    1. De kinderen zien hun ouders niet
    2. We zoeken zijn adres.
    3. We schrijven haar een brief.
    4. Ik drink een glas melk.
    5. Haar kinderen spelen in de woonkamer.
    6. Wanneer ga je naar Utrecht?
    7. Koop je ook cola voor mij?
    8. Wat zeggen ze?


    3. Oefening

    1. Ze heeft erge dorst.
    2. De kinderen gaan vandaag naar school.
    3. Pauline werkt in Utrecht.
    4. Piet rijdt te langzaam.
    5. Hij gaat met de tram naar zijn werk.
    6. Dit jaar hebben de mussen een nest in de garage gebouwd.
    7. De vloer is schoon.
    8. Thijs is mijn oom.
    9. Dit boek is in het Nederlands geschreven.
    10. Ik heb het hem verteld.
    11. Ik heb het aan hem verteld.
    12. Hij koopt een nieuwe fiets voor Pauline.

     

    4. Oefening: Translation 

    1. She hasn’t any time to help you.
    2. We don’t start till next week.
    3. She couldn’t find her purse.
    4. There’s nota single tree in front of the house.
    5. She’s notmy mother but my aunt.
    6. They are not coming tonight but Friday night.

     




    Archief per week
  • 21/01-27/01 2008

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs