Recensies van films, zowel op het zilveren doek als schijfje, TV, muziek, games, etc.
14-10-2007
CD: iLiKETRAiNS - Elegies To Lessons Learnt (2007)
Lang geleden dat er nog eens een degelijk conceptalbum is uitgekomen. Toegegeven, het is maar weinigen gegeven om zo'n plaat af te leveren zonder op hun bek te gaan. Pink Floyd kon het, en The Who, David Bowie ook, maar voor elke "The Wall" is er wel een "Bat Out Of Hell", voor elke "Tommy" een "Kilroy Was Here" en voor elke Ziggy Stardust wel een Michael Jackson die zich even Ben liet noemen. Maar kijk, 2007 is blijkbaar een goed jaar voor de platen-met-een-verhaal, want na de brok rauwe oerkracht waarmee Trent Reznor over die "Year Zero" vertelde is er nu de opvolger van het veel te laag onder de rardar gevlogen post-rockalbum "Progress/Reform".
Een écht conceptalbum is "Elegies To Lessons Learnt" niet, in die zin dat de songs wel over hetzelfde thema gaan maar samen niet echt een groter verhaal vertellen. Waar gaan de nummers dan over? Rampen. Onheil. Foltering. Geen vrolijke Fransen, die van iLiKETRAiNS (ze staan erop dat hun bandnaam zo geschreven wordt), maar naast de zwartgalligheid valt ook meteen de rijkdom en de diepgang van hun muziek op. Beide kenmerken hebben veel te danken aan de diepe grafstem van frontman David Martin. Postrock met zang dus, een combinatie die de heren sinds hun debuut tot in de puntjes geperfectioneerd hebben. Een combinatie die er ook meteen in slaagt de oubollige droomlandschappen die voorheen met postrock geassocieerd werden te vervangen door bloedige veldslagen, epische marsen van oprukkend geweld en meer van dat fraais.
iLiKETRAiNS, hun naam lijkt op zich al een concept, laat een frisse doch inktzwarte wind waaien door het stoffige postrock genre. Op hun tweede plaat doen ze alles wat ze op "Progress/Reform" deden, waardoor ze waarschijnlijk niet met de prijs voor de grootste vernieuwing zullen gaan lopen, maar ze doen het luider, rauwer, en vooral beter. Adembenemend album, met of zonder verhaal.
Op 18 mei 1980 beroofde Ian Curtis zich met behulp van een fles whisky en een gordijnkoord op amper 23 jarige leeftijd van het leven. Verscheurd door de liefde voor twee vrouwen en getergd door steeds hevigere aanvallen van epilepsie maakt hij een tragische keuze die het einde betekende van een van de meest invloedrijke muziekgroepen ooit. Slechts twee albums maakte Joy Division, maar tot op de dag van vandaag is de invloed van "Unknown Pleasures" en "Closer" hoorbaar in de muziek van toonaangevende bands als Interpol, Editors en Bloc Party. Joy Division en Ian Curtis werden al eens op het witte doek terug tot leven gebracht in "24 Hour Party People" van Michael Winterbottom uit 2002, maar "Control" is de eerste film die een licht werpt op het leven en de passies van Ian Curtis als mens.
Regisseur van dienst is de Nederlander Anton Corbijn, die in zijn hoedanigheid als rockfotograaf een persoonlijke band had met Ian Curtis. De film is echter niet gebaseerd op Corbijn's persoonlijke herinneringen maar wel op het boek "Touching From A Distance", geschreven door Curtis' weduwe Deborah. In stijlvol zwart-wit verhaalt Corbijn in zijn regiedebuut de gebeurtenissen die aanleiding gaven tot de veel te vroege dood van Curtis, een machtige rol van de nog relatief onbekende Sam Riley. Ook de overige acteurs in "Control" zijn nobele onbekenden, maar de overtuiging waarmee ze hun personages vertolken spat van het scherm. De optredens van de band in de film worden ook door de acteurs zelf vertolkt, en zelfs daar komen ze mee weg.
Alles aan de film ademt bewondering uit voor het legendarische Joy Division, en de manier waarop Corbijn zijn tragische levensloop in prachtige beelden giet brengt hulde aan de getormenteerde Ian Curtis. Niet verwonderlijk dat hij op het afgelopen filmfestival van Cannes twee prijzen in de wacht wist te slepen, met name die voor de beste Europese film en Regards Jeunes. "Control" is een aangrijpend en boeiend portret van een artiest die pas na zijn dood eindelijk naar waarde werd geschat.
Het spuuglelijke hoesje en de ridicule titel van de nieuwste plaat van het duo uit San Diego doet het ergste vermoeden. Dit soort clichématige beelden van engelen en andere pseudo-esoterische wezens is voornamelijk het handelsmerk van muzikale ondingen als Within Temptation en andere gotische nonsens. Gelukkig hebben de heren Smith en Crow geen krijsrock album in elkaar geflanst. Integendeel, "Autumn Of The Seraphs" is behalve het vierde album ook het vierde pareltje van Pinback.
De timing van het nieuwe album kon ook moeilijk beter zijn, want net zoals op hun vorige platen maakt Pinback weer onmiddellijk duidelijk dat de zomer op zijn einde loopt en de herfst voor de deur staat. Een geluid dat ze in de loop der jaren zorgvuldig hebben opgebouwd en geperfectioneerd, met baslijnen die tegen gitaar en drum aanschuren en weerwerk proberen te bieden aan de klaaglijke zang. Het resultaat is een plaat vol melodieuze en melancholieke indiepop die tegelijkertijd catchy en springerig genoeg is om niet in geneuzel te vervallen. Want hoewel opener "From Nothing To Nowhere" met zijn gedreven ritme de luisteraar aanvankelijk op het verkeerde been weet te zetten is dit een vintage Pinback album, met het weergaloos mooie "Subbing For Eden" als ongenaakbaar hoogtepunt. Meer nog, dit zou wel eens de beste song kunnen zijn die de heren ooit uit hun nochtans erg getalenteerde mouw hebben geschud.
Al drie albums lang grossierden Zach Smith en Rob Crow in ontwapenend mooie liedjes, en op hun vierde doen ze dan ook waar ze het best in zijn. Een fantastische plaat, alleen jammer van dat hoesje.
Een paar jaar geleden wist niemand wie Katie Tunstall was. Een berooid straatzangeresje dat in de metrostations van Londen probeerde haar brood te verdienen. Tot ze werd opgepikt door een platenfirma, haar voornaam afkortte tot KT en met "Black Horse And The Cherry Tree" een radiohit scoorde. Het debuutalbum "Eye To The Telescope" groeide langzaam maar zeker uit tot een succesplaat en nu, drie jaar later en na een akoestisch zoethoudertje, is daar haar Moeilijke Tweede.
Ondanks de titel slaat Tunstall op "Drastic Fantastic" geen drastisch nieuwe wegen in. Eerste single "Hold On" had met zijn aanstekelijke handengeklap zelfs perfect op heer eerste album kunnen staan. Een herhalingsoefening dus? Niet echt, want KT doet nog steeds waar ze het best in is: melodieuze popliedjes maken die zich al van bij de eerste luisterbeurt genadeloos vasthaken aan je hersenpan. Het sleutelwoord op "Drastic Fantastic" is dan ook 'catchy'. Werkelijk elk nummer op de plaat heeft het in zich om uit te groeien tot een hit, met het ronduit fantastische "I Don't Want You Now" op kop. Zelfs een breekbaar en intiem liedje als "Funnyman" mikt duidelijk op de hitlijsten. Toch is deze plaat allerminst een knieval voor de commercie, integendeel. De Schotse schone doet nog steeds haar eigen ding, zelfs al liggen de productiewaarden op dit album hoorbaar hoger dan voorheen.
Met "Drastic Fantastic" heeft KT Tunstall dus zonder problemen haar Moeilijke Tweede afgeleverd, een prachtplaat waar geen enkel nummer te veel of te weinig op staat en eentje die verdomd moeilijk uit de cd-speler te wrikken is.
De vete tussen Editors en Interpol laait in alle hevigheid. Althans tussen de fans en vooral de zogezegd serieuze muziekjournalisten, want beide bands komen naar eigen zeggen prima overeen en zijn zelfs fans van elkaars muziek. Met Dragons is er een derde speler opgestaan die misschien nog niet de naambekendheid van de vorige twee bezit, maar die qua groepsgeluid uit eenzelfde vaatje tapt.
Net als Editors en Interpol is het uit slechts twee personen bestaande Dragons schatplichtig aan het geluid van de donkerste van de jaren tachtig, met uiteraard als belangrijkste referentiepunt het machtige Joy Division. Meer zelfs, de stem van Anthony Tombling lijkt bij momenten angstwekkend veel op die van wijlen Ian Curtis ("Lonely Tonight", "Epiphany" en vooral "Remembrance" hadden zo van "Hidden Pleasures of "Closer" kunnen komen). Opvallend aan de songs is wel dat Dragons niet louter doet denken aan new-wave bands, hun songs klinken op plaat ook alsof ze in de jaren 80 gemaakt zijn. Waar Editors en Interpol met een epische gitaarmuur uitpakken, maken Dragons ook veel gebruik van eighties electronica. Het gevolg is dat ze in nummers als "Treasure" en "Obedience" eerder naar Depeche Mode neigen, maar ook dat is een referentie die kan tellen.
Het pluspunt van "Here Are The Roses" is tegelijkertijd ook het enige minpunt: door de grote herkenbaarheidsfactor, ongetwijfeld bedoeld als hommage, klinkt Dragons (nog) niet als een band met een heel eigen sound. Maar beter goed gepikt dan slecht gevonden natuurlijk, en Dragons is zeker een duo om in het oog te houden, gesteld dat ze volgende keer wat minder eer betonen en wat meer zichzelf proberen te zijn.
De kans is groot dat u nog nooit van The Book Of Knots gehoord heeft. Dat is geen schande, want dit is weer zo'n typische superband die er maar niet in slaagt om boven de radar te vliegen. Aan de indrukwekkende line-up zal het echter niet liggen, want de vier New Yorkers hebben hun sporen verdiend als muzikanten voor onder andere Elvis Costello en Pere Ubu.
Het geluid van The Book Of Knots dan. Post-industrial Americana, zo omschreef iemand het schurende, rauwe geluid op "Traineater", en die beschrijving dekt de lading nog het best. Het viertal zet een indrukwekkende soundscape neer waarmee ze volgens eigen uitdrukken "what its like to grow up in a rotting sea town in Massachusetts staring at the ocean when youre seven-years-old, cutting bait on a dock for your first summer job and smelling the chum". De uiteindelijke neerslag van dat experiment klinkt als een kruising tussen de dissonantie van Sonic Youth en de oerkreten en metalen percussie van Tom Waits. Ook thematisch neigen de songs fel naar het oeuvre van Waits, wat het dus allerminst verwonderlijk maakt dat hij zelf naast onder andere levende legende Mike Watt een van de gastzangers is op het album.
"Traineater" is een overweldigend album van een geheide supergroep die dringend dient ontdekt te worden. Het is een loodzware plaat die zonder waarschuwing van oorverdovend naar fluisterstil en van folk naar drone kan gaan, een plaat die de luisteraar uitgeput maar gelouterd achter laat.
Beter laat dan nooit zullen we maar denken, maar soms zijn de gedachtenkronkels van de platenbonzen echt onbegrijpbaar. Bijna een vol jaar heeft het geduurd eer het debuut van het Californische viertal Silversun Pickups onze contreien wist te bereiken. Waarom wij zo lang moesten wachten is een enorm mysterie, want "Carnavas" is een verdomd sterke plaat.
De invloeden van de band zijn op "Carnavas" duidelijk aanwijsbaar, met onder andere Guided By Voices ("Little Lover's So Polite"), Secret Machines (het machtige "Three Seed"), My Bloody Valentine (de alomtegenwoordige feedback en noise en het geflirt met post-rockstructuren) en vooral Smashing Pumpkins. Toen ze nog goede platen afleverden. Maar de songs op "Carnavas" zijn zoveel meer dan doorslagjes van andere bands, met soms ronduit geniale lyrics (lees die van hoogtepunt "Future Foe Scenarios" er maar eens op na) en vooral extreem catchy gitaarpartijen die zich van de eerste beluistering in je gehoorgang vastbijten. Dit is ruige, gelaagde maar evenzeer melancholische en dramatische poprock van een band die heel wat in haar mars heeft.
Zelf zal hij het ongetwijfeld nooit willen toegeven, maar wij zijn er van overtuigd dat dit stiekem de plaat is die Billy Corgan eigenlijk wou maken toen hij aan "Zeitgeist" begon.
CD: Architecture In Helsinki - Places Like This (2007)
Groepsnamen met verwarrende geografische referenties zijn in. De jongens en meisjes van I'm From Barcelona komen uit Zweden, en de acht leden van Architecture In Helsinki hebben niets met Finland te maken, maar komen van gans down under. Maar het nieuwe album van het springerige octet is niet beperkt tot één locatie, daar een deel van de band tijdens de opnames in New York zat. Resultaat: een plaat die tot stand is gekomen door over en weer gemail. Kan zoiets wel goed komen?
Het antwoord is simpel: ja! Want door de afstand tussen de bandleden kwam er meer ruimte vrij om met het materiaal van hun collega's te experimenteren, wat resulteert in een nog gevarieerder en theatraler klinkend album dan hun vorige "In Case We Die". Toegegeven, de drang naar rare geluidjes gaat soms erg ver (de autocrash in "Nothing's Wrong" klinkt angstwekkend echt), maar gelukkig staan de songs nog meer dan op de vorige plaat centraal voor de acht. En dat "Place Like This" ijzersterke songs bevat, staat als een paal boven water.
Eerst single "Heart It Races" bijvoorbeeld, waar de hoge stemgeluidjes van zangeres Kellie Sutherland worden omgeven door steel drums met een onweerstaanbaarritme als resultaat. Of het uit zijn voegen barstende "Hold Music" waarin Architecture In Helsinki zowat elk denkbaar instrument heeft proberen te proppen en er toch in geslaagd is daar een aanstekelijk en dansbaar nummer mee te maken. En de bruisende energie van deze twee songs injecteren de Australiërs in elk van de nummers op "Places Like This". Het gevolg is dat dit ook weer een echte love it or hate it-plaat is. Voor al wie al overtuigd was van het talent van Architecture In Helsinki is "Places Like This" een blinde aanschaf, voor wie het niet zo bekeken heeft op wild alle kanten uit stuiterende pop van een band die alle remmen heeft losgegooid zal dit een hypernerveuze trip zijn. Maar dat ze je zullen raken staat vast.
Op 20 november 2006 ruilde Robert Altman op 81-jarige leeftijd onverwachts het tijdelijke voor het eeuwige in, een groot verlies voor de Amerikaanse filmindustrie. Altman schonk de wereld immers meesterwerkjes als "Short Cuts", "M.A.S.H." en "Gosford Park". Een eigenzinnige cineast die zich niets aantrok van wat Hollywood dicteerde en van zijn films ook echt zijn eigen films maakte. Niet alles wat hij aanraakte veranderde in goud ("Prêt-á-Porter" bijvoorbeeld was ronduit slecht), maar met "A Prairie Home Companion" neemt Altman op de meest grootse manier denkbaar afscheid.
Op zich is het verhaal van de film profetisch wat Altman's lot betrof, want alles draait om een afscheid, in dit geval de laatste uitzending van het radioprogramma waar de film naar vernoemd is. Een echt verhaal heeft de film naar goede Altman-traditie niet, het is net zoals in zijn beste werken meer een verkenning van het universum waar de verschillende personages zich bevinden, met af en toe wel wat dramatiek maar vooral veel aandacht voor de figuren op zich. En de personages van "A Prairie Home Companion" zijn schitterend. Zingende cowboys, kwelende zussen en schuine moppentappers, allemaal eenzame zielen die zich maar al te goed bewust zijn van hun laatste optreden.
Een dun verhaal dus, maar met veel ruimte voor symboliek en een warme boodschap over vergankelijkheid en de levensvreugde die daar uit kan voortvloeien. Want ondanks de thematiek heeft Altman van zijn laatste film geen deprimerend werkstuk gemaakt. De personages gaan zingend en lachend ten onder, en genieten zichtbaar van de tijd die hen rest. Ook het uitzicht van de film is verre van donker, met prachtige, lange camerabewegingen en een warm kleurenpalet.
Een waardig afscheid van een heel, heel groot cineast.
DVD extras: een boeiende en lange documentaire over het tot stand komen van de film en een audiocommentaar van Altman die helaas niet erg veel van zeg is.
CD: AaRON - Artificial Animals Riding On Neverland (2007)
Promotekstjes op cd-hoezen, ze zijn nogal dikwijls een tikje overdreven. Met de nodige argwaan werd het debuutalbum van de Franse band dan ook in de speler geschoven, want een vergelijking met het machtige Archive zoals op de -overigens zeer mooie- hoes te lezen staat is immers een erg boude bewering.
Maar zie, "Artificial Animals Riding On Neverland" grijpt de luisteraar al van bij de eerste noten bij de kladden en laat hem pas dertien wondermooie maar intrieste nummers later los. Hoewel AaRON afkomstig is uit Frankrijk zingt frontman Simon Buret voornamelijk in het Engels, iets wat hem wonderwel afgaat. Van "Allo Allo"-achtige accenten geen sprake, wel van soms erg vreemde maar steeds aangrijpende teksten. Zelfs als de dood van een goudvis wordt bezongen maakt AaRON daar een pakkend epos van, zonder in schmaltz à la Coldplay te vervallen.
De filmliefhebbers zullen "U-Turn (Lili)" zeker herkennen van de fraaie prent "Je Vais Bien, Ne T'en Fais Pas", net zoals het nummer "Mister K" overigens, maar de rest van de songs op "Artificial Animals Riding On Neverland" moet geenszins onderdoen voor deze prachtsingle. Opvallend is hoe de Fransen bij momenten (in "Endless Song" bijvoorbeeld) met verve naar trip-hop en andere elektronische geluiden grijpen om hun composities van een eigen gezicht te voorzien.
AaRON is een ambitieus maar nooit pathetisch klinkend duo, dat met hun debuutalbum een sterke, eigenzinnige plaat heeft afgeleverd. Te ontdekken door de liefhebber van dromerige, intelligente maar evenzeer droeve en pakkende popmuziek.