In een normaal kaartspel zitten er 13 kaarten van de vier kleuren: klaveren, ruiten, harten en schoppen.
Oorlog wordt vaak vooral geassocieerd met geweld, veldslagen en veel actie.
In de realiteit bestaat een groot deel van een oorlog nochtans uit wachten in kampen, loopgraven en hospitalen.
Om verveling tegen te gaan werden vaak kaartspelletjes gespeeld.
Speelkaarten werden niet enkel gebruikt om de tijd te verdrijven. Deze kaarten hadden tijdens de Eerste Wereldoorlog ook een educatieve functie. In de eerste plaats werden speelkaarten gebruikt om een andere taal aan te leren. Door het uitbreken van deze oorlog waren verschillende landen genoodzaakt om samen te werken. Om de communicatie vlot te laten verlopen konden soldaten via speelkaarten basiswoorden en zinnetjes in het Frans of Engels leren. Speelkaarten met de vlaggen en kleuren van de verschillende legereenheden die meevochten in deze oorlog, zorgden ervoor dat soldaten wisten tegen wie en met wie ze samen vochten. Ook morse en het aangeven van seinen kon aangeleerd worden via speelkaarten. Ten slotte kon de militaire kennis ook verbeterd worden doordat speelkaarten werden uitgegeven met daarop de verschillende schepen van de marine.
Via het onderstaande filmpje kan je een eenvoudige truc met 52 kaarten aanleren.
Je gaat hiervoor als volg te werk.
Leg eerst 26 kaarten met de beeldzijde naar boven op tafel en onthou welke de 7de kaart is. Schrijf dat eventueel op een blaadje papier dat je niet toont aan de anderen. Stop de 26 getoonde kaarten weer onder de resterende 26 kaarten.
De kaart die jij in gedachten hebt genomen (en die op het blaadje papier vermeld is) zit dus nu op positie 33 in de stapel van 52 kaarten.
Volg dan de werkwijze die in het filmpje wordt gevolgd.
Kan je verklaren waarom de laatste kaart die zal gedraaid worden (in het filmpje is dat klaveren 7)
precies de kaart die jij in gedachten hebt genomen en die op het blaadje papier is vermeld?
Hint. (10 a + 1) + (10 b + 1) + (10 c + 1) + (a + b + c) = 33.