In het boeddhisme wordt er een onderscheid gemaakt tussen genot en geluk. Genot verwijst meer naar lichamelijk genot waar ook mentaal geluk uit voort kan komen. Geluk is in het boeddhisme het zichzelf gelukkig of tevreden voelen, waarbij er geen lijden of ongelukkigheid aanwezig is. Geluk in het boeddhisme houdt ook in dat je vrede hebt met hoe het leven zich in het hier en nu presenteert. Geluk kan volgens het boeddhisme bereikt worden door het bewandelen van het Achtvoudig Pad.
De manier om geluk te bereiken is door (de oorzaak van) pijn, lijden en ongelukkigheid te verwijderen, en zo verlichting te behalen. Deze afwezigheid van mentale pijn en ongelukkigheid betekent echter niet dat er niets voor in de plaats komt. Geluk krijgt dan namelijk de kans om zich volledig in de geest te manifesteren (een soort monopolie). 'Gelukkige' emoties als waardering en acceptatie, vriendelijkheid, compassie, vredigheid, begrip en gelijkmoedigheid manifesteren zich vaker en sterker in de geest; zij worden niet meer belemmerd door haat, verlangen, onwetendheid, zelfzuchtigheid en egoïsme. Men ervaart hiernaast ook het geluk of zaligheid van Nirvana zelf, waarvan Boeddha zei dat het het hoogste geluk is.
Sommige boeddhistische leraren (zoals Ajahn Brahmavamso) draaien tegenwoordig de klassieke leer van de Vier Nobele Waarheden enigszins om, en centreren deze vervolgens rond het geluk in plaats van rond het lijden. Zij doen dit omdat ze vinden dat deze manier van presenteren van de Vier Nobele Waarheden meer aanpreekt tot westerlingen en westerlingen zo ook de leer sneller correct kunnen begrijpen en praktiseren.
De 'geherformuleerde Vier Nobele Waarheden' gaan als volgt:
Er is geluk.
Men ervaart dit geluk wanneer men het Achtvoudig Pad bewandelt.
Soms is er geen geluk.
De oorzaak van het afwezig zijn van geluk is verlangen en begeerte.