Negentien jaar Hij wil proeven van het leven Zijn grenzen kent hij nog niet Mama smeert zijn boterhammen Zijn vuile kleren worden opgeruimd Hare zoon wordt op handen gedragen Zaterdagavond Ze ligt wakker Waar is hij toch Spoken in haar hoofd Had ik hem meer tips moeten geven Is hij klaar voor de harde wereld? De deurbel klinkt extra hard in de nacht Zoonlief komt beschonken thuis Zijn vreemde ogen doen haar hart wenen Nu geen tijd voor harde woorden Rust is de rode loper naar een gesprek Ze probeert te slapen Jaren later koestert hij nog altijd haar moedervolle woorden Ludo Veestraeten
Mijn tachtigjarige buurvrouw is overleden. Sinds haar achttiende zit ze in een rolstoel. Ondanks haar handicap was ze steeds optimistisch en wat ze nog kon deed ze samen met haar zoon, schoondochter en kleinkind. Als eerbetoon schreef ik dit gedicht.
Dag Lieske
Een herfstdag in
oktober
de temperatuur meet
lente
even sta ik buiten
dan komt de
mededeling
Lieske is dood
Haar beeld komt
meteen in mijn hoofd
een krachtige vrouw
in een rolstoel
ze wiedt het onkruid
bij de gazon
de tuin zal niets
merken van haar handicap
Als ik met haar praat
altijd een lieve lach
een verhaal waar je
naar kon luisteren
mijn zoon is toch zo bezorgd
om me
Het deed haar deugd
André, Magda en Lopke
dicht bij haar
het was een team
gekoesterd in een
warm samenzijn
De zon maakt een
eerbetoon voor haar
warmte overheerst in
en buiten haar huis
bloemen worden als
eerbetoon gebracht
het is een balsem op
de wonde die nu is geslagen
Een levensbladzijde
wordt weer omgedraaid in de buurt