Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Voetbal & Dieren
    Mijn leven is voetbal,dieren, liefde,....
    18-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wolf (dier)

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken
    1rightarrow.png Wolven is ook de Toekomstige politieserie van de Vlaamse televisiezender Eén - Wolven (televisieserie)

    De wolf (Canis lupus) is een roofdier uit de familie der hondachtigen (Canidae). Het is naar alle waarschijnlijkheid de voorouder van de hond (Canis lupus familiaris). In ieder geval kunnen ze samen vruchtbare nakomelingen voortbrengen, zodat de hond en de wolf, althans volgens bepaalde definities, tot dezelfde soort kunnen worden gerekend.

    Inhoud

    [verbergen]

    [bewerken] Kenmerken

    De wolf heeft een grijze tot grijzige vacht, met een rossig bruine kleur op rug, kop en oren. De verschillen tussen individuele wolven en ondersoorten zijn echter groot en ze komen in allerlei kleurvariëteiten voor, van geheel wit via roodbruin tot geheel zwart.

    Wolven hebben een kop-romplengte van 80 tot 160 cm, en een staart van 30 tot 50 centimeter. De schouderhoogte is 65 tot 80 centimeter. Vrouwtjes zijn zo'n tien procent kleiner dan mannetjes: mannetjes wegen 20 tot 80 kg, vrouwtjes worden gemiddeld 18 tot 50 kg zwaar.

    De wolf heeft in rust een hartslag van 90 slagen per minuut en een ademhalingsfrequentie van 15 tot 20 per minuut. Bij grote inspanning kan dit oplopen tot een hartslag van 200 per minuut en een ademhalingsfrequentie van 100 per minuut.

    Het gehoor, de reukzin en het zichtvermogen zijn goed ontwikkeld. Een wolf kan tegen de wind in andere dieren ontdekken die zich op een afstand van 300 meter van hem bevinden. Ook kan hij uitstekend zien in het donker. De wolf heeft een zichthoek van 250° (ter vergelijking: 180° bij mensen). De wolf kan tonen horen tot 40 kHz, tonen die te hoog zijn voor het menselijk gehoor. Speciale hondenfluitjes zijn ontwikkeld, die niet voor mensen, maar wel voor honden en wolven hoorbaar zijn.

    De druk van de hoektanden, de druk die een wolf kan uitoefenen tijdens het bijten, is 15 MPa.

    [bewerken] Voedsel

    Een bizon die zich beschermt tegen een roedel wolven.

    De wolf is een opportunist. Hij eet knaagdieren, haasachtigen, hoefdieren en vogels, maar ook aas en afval worden gegeten. Enkele grotere prooidieren zijn eland, edelhert, wild zwijn, rendier, bever en ree.

    Indien voldoende aanwezig vormen hoefdieren de belangrijkste prooidieren. Bij een onderzoek naar het menu van Pools-Duitse wolven bleek dat ree ongeveer de helft van het menu beslaat, edelhert dertig procent en wild zwijn ongeveer vijftien procent. Kleinere dieren beslaan slechts vijf procent van het menu.

    Ook vee en zelfs honden worden gegrepen. Een onbeschermd schaap is voor een wolf vaak een eenvoudige prooi, makkelijker dan bijvoorbeeld een ree.

    Een gemiddelde roedel van ongeveer 10 dieren zal per dier ongeveer twee tot vier kg vlees per dag eten. Op jaarbasis eet een roedel wolven in Europa dus ongeveer 400 a 500 reeën, 50 a 100 edelherten, 100 wilde zwijnen en nog wat kleinere dieren, afhankelijk van het plaatselijke voedselaanbod.

    Het effect van wolven op de populaties van hun prooidieren vormt een bron van misverstanden. Wolven zullen nooit in staat zijn hun prooidieren uit te roeien, zo lang de prooidieren de vrijheid van migratie hebben. Wolven zullen dan wel invloed hebben op het migratiegedrag en de conditie van de prooidierpopulatie. De prooidieren zullen in streken waar wolven voorkomen zeer alert zijn en steeds proberen zich buiten het bereik van de roedel te begeven. Minder gezonde dieren zullen dan eerder ten prooi vallen dan gezonde dieren, waardoor de populatie van de prooidieren "in conditie" gehouden wordt. Naarmate de prooidieren gezonder zijn, dan wel in lagere dichtheden voorkomen zal ook meer van de wolf gevraagd worden voedsel te bemachtigen, wat z'n effect heeft op conditie en voortplantingssucces van de wolven. Uiteindelijk hebben de prooidieren zo in de vrije natuur meer invloed op de wolvenpopulatie dan andersom.

    Landbouwhuisdieren leven vaak binnen hekken, als wolven daar overheen of onderdoor weten te komen zal de opportunist zich tegoed doen aan deze gemakkelijke prooien. De natuurlijke verhoudingen missen en de wolven zullen in gebieden waar ze gemakkelijk toegang hebben tot opgehokte landbouwhuisdieren in populatie groeien, totdat deze gemakkelijke prooien op zijn of de hekken verbeterd zijn. Dan volgt een periode waar de verwende roedels nieuwe voedselbronnen moeten vinden, wat gepaard kan gaan met door honger gedreven, brutale vuilnisvreterij. Een ontwikkeling die we ook regelmatig kunnen herkennen bij vossen, bijvoorbeeld in onze duinen. Sterfte onder de wolven is dan denkbaar, doch hun intelligentie zal zeker ook leiden tot slim gebruik maken van de vele voedselmogelijkheden die menselijke bewoning in een gebied biedt. Deze interactie tussen mens en wolf leidt vaak tot het negatieve beeld dat bestaat van wolven. Het oprukken van wolven in dichter bewoonde gebieden draagt daarmee veel risico's in zich voor de wolf zelf: hun aanpassingsvermogen kan er zo uiteindelijk leiden tot hun ondergang.

    [bewerken] Gedrag en sociale structuur

    Wolven zijn dag- en schemeringsdieren, maar door felle bejaging zijn ze in veel gebieden (waaronder Europa) een nachtelijke leefwijze erop na gaan houden. De wolf is een goede renner, maar kan ook goed zwemmen. Ze zijn in staat zich snel te verplaatsen, met een topsnelheid van 45 tot 50 km/u. Het is heel gewoon dat ze op een dag 50 tot 60 kilometer afleggen, maar er is een wolf waargenomen die op één dag 190 kilometer aflegde. Normaal gesproken zullen ze binnen hun territorium blijven, maar als ze op zoek zijn naar een nieuw territorium kunnen ze in hoog tempo nieuwe gebieden verkennen.

    [bewerken] Roedel en territorium

    Wolven zijn sociale dieren die in roedels leven die strikt georganiseerd zijn en geleid worden door een mannetje en een vrouwtje die gewoonlijk met alfa worden aangeduid. Gewoonlijk behouden zij zich het alleenrecht op voortplanting voor. De overige leden zijn meestal (volwassen) nakomelingen van het alfapaar. Een vergelijkbaar stelsel kan ook aangetroffen worden bij andere in groepen jagende hondachtigen zoals de dhole (Cuon alpinus) uit India en de Afrikaanse wilde hond (Lycaon pictus).

    Een roedel wordt gevormd door een mannetje en een vrouwtje. Hun nakomelingen van het eerste en gedeeltelijk het tweede jaar blijven in de roedel. Bij een gemiddelde worp van 4 dieren bestaat de roedel dan na 2 jaar uit 10 dieren. Omdat een roedel klein begint en eindigt en omdat er ook dieren zullen overlijden heeft de gemiddelde roedel iets van 5 dieren. De oudere jongen worden uit de roedel verstoten of verlaten de roedel uit zichzelf. Vaak trekken ze dan met hun broertjes en zusjes nog een periode op, totdat ze zelf een territorium en een partner gevonden hebben en ook een roedel gaan vormen.

    Een roedel kan grote afstanden afleggen -honderd tot duizend kilometer- afhankelijk van het voedselaanbod. Dit voedselaanbod is tevens van invloed op de roedelgrootte. Waar veel voedsel is (bijvoorbeeld Alaska, waar de wolven op elanden jagen) leven de wolven in grote roedels die kunnen bestaan uit dertig dieren. In gebieden met weinig voedsel, als Italië en Spanje, leven de dieren in kleine familiegroepjes, bestaande uit het alfapaar en hun welpjes.

    De roedel wolven houdt er een territorium op na. De omvang van een territorium is afhankelijk van de de voedselsituatie, maar zal tussen de 200 en 2000 km2 liggen. In de Alpen zijn territoria van 350 km2 gemeten, in Alaska zijn ze groter.

    [bewerken] Communicatie

    Een huilende wolf

    De wolf kent een grote verscheidenheid aan expressies en geluiden. Het bekende huilen is vooral bedoeld om te communiceren over langere afstanden. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen wolven het gehuil van andere wolven op afstanden van zes tot tien kilometer horen. Het afbakenen van het territorium, door middel van te urineren met een opgetilde achterpoot, is voorbehouden aan dominante dieren. De wolven begroeten anderen door onderwerping te laten zien, met neergeslagen ogen en een zacht gejank. Als wolven boos of bang zijn laten ze dat meestal zien met ontblote tanden en gegrom.

    [bewerken] Voortplanting

    Een wolvenwelp

    De paartijd verschilt per gebied. In Scandinavië duurt dit van februari tot april. Het nest van een wolf bevindt zich in een grot of een hol, verscholen onder boomwortels of tussen rotsen. Soms graaft hij zijn eigen hol, of vergroot hij het hol van een vos of een dassenburcht. Tussen maart en mei, na een draagtijd van 63 dagen, worden de welpjes –drie tot zeven per worp– geboren. Beide ouders zorgen voor de jongen. Ze krijgen daarbij hulp van de andere roedelleden. De reu brengt voedsel aan het zogende teefje. Wolven beginnen meestal met paren als ze twee jaar oud zijn.

    Na acht weken zijn de jongen gespeend en ze blijven minstens een jaar bij de roedel. Vaak blijven ze langer bij de roedel, maar soms verlaten één- of tweejarigen de groep, vooral als ze worden gedomineerd door broertjes en zusjes en andere roedelleden en ook afhankelijk van het voedselaanbod en de jachttechniek. In gebieden met grotere prooidieren, zoals eland, bison en edelhert is het voordelig een grote roedel te hebben.

    Wolven kunnen van vijftien tot twintig jaar oud worden in gevangenschap, maar behalen in het wild deze leeftijd niet. Dan is zo'n jaar of tien het maximum.

    [bewerken] Ondersoorten

    Mexicaanse wolf (C. l. baileyi)
    Poolwolf (C. l. arctos)
    Dingo (C. l. dingo)

    Er worden in diverse ondersoorten van de wolf onderscheiden (sommige hiervan zijn uitgestorven, anderen niet meer erkend):

    Deze indeling wordt niet door iedereen erkend. Sommige wetenschappers erkennen bijvoorbeeld slechts twaalf ondersoorten, waarbij de hond en de dingo als een aparte soort (Canis familiaris) worden gezien, en een groot aantal (voornamelijk Noord-Amerikaanse) ondersoorten zijn samengevoegd.

    Deze ondersoorten zijn:

    • Canis lupus albus (Witte wolf) - Noord-Rusland
    • Canis lupus arctos (Poolwolf) - Arctisch Canada
    • Canis lupus baileyi (Mexicaanse wolf) - Mexico & het zuidwesten van de Verenigde Staten
    • Canis lupus communis (Russische wolf) - Centraal-Rusland
    • Canis lupus cubanensis (Kaspische wolf) - oosten van Centraal-Azië
    • Canis lupus hattai (Ezowolf) - Hokkaido, Japan
    • Canis lupus hodophilax (Japanse wolf) - Honshu, Japan
    • Canis lupus lupus (Europese wolf) - Europa tot China
    • Canis lupus lycaon (Timberwolf) - Zuidoost-Canada & Noordoost-VS
    • Canis lupus nubilus (Plainswolf) - Centraal-VS & oosten van Centraal-Canada
    • Canis lupus occidentalis (Alaskawolf) - Alaska, Noordwest-Canada
    • Canis lupus pallipes (Indische wolf) - India tot het Midden-Oosten

    De in koudere streken levende ondersoorten zijn groter dan de in warmere klimaten levende soorten.

    [bewerken] Wolf en hond

    De Husky is een hondensoort die nog zichtbare kenmerken van een wolf bezit.

    De verwantschap tussen de wolf en de door de mens getemde hond is lang een zaak van discussie geweest. Sommigen zagen eerder een andere soort van het geslacht Canis, nl. de goudjakhals (Canis aureus) als de waarschijnlijke voorouder maar DNA-onderzoek wijst nu toch sterk in de richting van de wolf. Het verschil in de basenvolgorde van het mitochondriaal DNA van hond en wolf is slechts 0,2%, wat veel kleiner is dan het verschil met enige andere gepostuleerde voorouder van de hond. Het ziet er naar uit dat het hele geslacht Canis een vrij recente oorsprong heeft aangezien de soorten ervan nog enige kans hebben zich bij kruising met succes voort te planten.

    [bewerken] Verspreiding

    Wolven passen zich makkelijk aan allerlei omstandigheden aan, en leven in een grote verscheidenheid aan habitats. Zowel op toendra's, steppen en prairies als in dichte bossen komen ze voor, in laagland en in gebergten. Hierdoor hebben ze zich verspreid over de gehele Holarctis, noordwaarts tot voorbij de poolcirkel, en zuidelijk tot Mexico, Zuid-Europa, Noord-India, China en zelfs in Arabië. De wolf was vroeger het roofdier met het grootste natuurlijke verspreidingsgebied. Tegenwoordig gaat deze eer naar de vos.

    [bewerken] Geschiedenis

    Ooit waren wolven een gewone verschijning in het gehele Noordelijk Halfrond, maar door toedoen van de mens is hun leefgebied drastisch ingeperkt. Voor een deel is dat omdat het leefgebied door de mens voor andere doeleinden in gebruik genomen is, maar veelal ook door genadeloze vervolging van een door velen schadelijk en gevaarlijk geachte diersoort. In Europa is de wolf steeds verder teruggedrongen. In de zestiende eeuw kwamen er nog wolven voor in Engeland, maar hier worden ze al eeuwen niet meer waargenomen. In Nederland is de wolf al sinds het begin van de negentiende eeuw verdwenen.

    Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot eind 1989 was de oostelijke grens van Duitsland afgesloten met het zogenaamde IJzeren Gordijn. Dit was ook voor wolven moeilijk passeerbaar, en velen zijn het slachtoffer geworden van landmijnen. Ook in België, Frankrijk, Spanje en Portugal was de wolf vrijwel uitgeroeid. De wolf was nog aanwezig in Noorwegen, Zweden, Finland, Rusland, Polen, en waarschijnlijk ook Tsjechië, Oostenrijk en alles wat oostelijker en zuidelijker daarvan ligt. Er waren nog kleine populaties in de Apennijnen (Italië) en in Noordwest-Spanje.

    [bewerken] Wolven in Europa

    Schattingen van aantallen wolven in Europa (anno 2000): Frankrijk 10, Zweden 200, Portugal 300, Spanje 500 tot 2000, Italië 400, Slowakije 400, Polen 900, Rusland 10.000. Tevens zijn er kleinere aantallen wolven in Slovenië, Tsjechië, Oostenrijk en Zwitserland.

    Wolf in 2007.

    [bewerken] Italië

    De wolf is altijd in Italië geweest. Op een gegeven moment, zo'n vijftig jaar geleden, bereikte de situatie van de populatie Italiaanse wolven een kritisch punt, met aantallen in de buurt van de honderd, maar ze hebben het in Zuid-Italië overleefd. In 1973 zijn ze weer waargenomen in Emilia-Romagna, in 1985 in Alessandria in de Italiaanse regio Piemonte en het grensgebied met Frankrijk, en in 1994 in Valle di Susa.

    [bewerken] Frankrijk

    Sinds 1992 zijn er waarnemingen van wolven in Frankrijk. In de Alpen, de grensstreek met Italië, in de Mercantour en daarbuiten. DNA-analyse heeft aangetoond dat deze dieren uit Italië komen. Tijdens de Tour de France werd er zelfs door boeren actie gevoerd tegen de wolven in de Alpen omdat er slachtoffers bij de schapen vielen. In 2005 schatte men dat er ongeveer 80 wolven in Frankrijk leven in 7 tot 11 roedels. Het jaar daarop wordt een aantal op meer dan honderd dieren geschat. Er is dat jaar een vergunning afgegeven om zes wolven af te schieten als deze meerdere malen schapen doden. In 2004 zijn er daadwerkelijk drie dieren afgeschoten. In de winter van 2004/2005 is er een permanente aanwezigheid van wolven vastgesteld in de volgende gebieden en Departementen van Frankrijk.

    De noordelijkste departementen van Frankrijk en gebieden waar ze gesignaleerd zijn;

    Aantallen en gebieden nemen met iets van 20 tot 40% per jaar toe.

    Er zijn sinds 1995 meldingen van enkele wolven in "le massif du Carlit" in de Pyrénées-Orientales. Recent genetisch onderzoek heeft aangetoond dat deze uit Italië komen, en niet uit de Spaanse wolvenpopulatie die meer naar het westen zit. Hieruit blijkt met welke snelheid ze zich in nieuwe gebieden kunnen vestigen. Per jaar komen ze een 20 tot 50 km verder naar het westen, noorden en oosten voor. De laatste meldingen zijn dat ze ook aanwezig zijn in Aubrac in het departement Lozère.

    [bewerken] Zwitserland

    18-01-2010 om 17:24 geschreven door Sebastiaan Van Hout  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Poolvos

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken

    De poolvos (Vulpes lagopus) is een zoogdier dat behoort tot de familie van de hondachtigen (Canidae) en daarbinnen tot het geslacht Vulpes. Het is een vos die zich heeft aangepast aan het leven op de toendra. De soort wordt soms in een apart geslacht geplaatst, Alopex.

    Inhoud

    [verbergen]

    [bewerken] Beschrijving

    Het dier wordt 30 centimeter hoog en 2,4 tot zes kilogram zwaar. De staart is 25 tot 40 cm. lang. Vrouwtjes zijn kleiner dan mannetjes. Mannetjes worden 55 tot 75 centimeter lang, vrouwtjes 50 tot 65 centimeter.

    De vachtkleur varieert. In de zomer is het dier meestal grijsachtig bruin, in de winter wit. Er zijn ook rookkleurig grijze dieren, die blauwvossen genoemd worden. Blauwvossen blijven het gehele jaar door grijzig bruin, maar krijgen 's winters een blauwere vacht. Het is een kleurvariëteit, en blauwvossen worden vaak geboren in een nestje met "witte" poolvossen. Zo'n vijf procent van alle poolvossen zijn blauwvossen. Het percentage is hoger in gebieden waar minder sneeuw ligt, als aan de kust.

    Er zijn twee ruiperioden, mei-juni en september. In de eerste periode verliest hij zijn wintervacht, in de tweede zijn zomervacht. De rui begint vanaf de rug, en bij sommige dieren (vooral mannetjes en zich niet voortplantende vrouwtjes) zijn delen van de wintervacht achtergebleven in de staart en op de flanken.

    Poolvossen verschillen van gewone vossen door de kortere oren en snuit, de rondere kop en de dikkere vacht. Zijn soortnaam "lagopus", wat "konijnenpoot" betekent, slaat op de harige voetzolen.

    Poolvos in zomervacht

    [bewerken] Voedsel en leefwijze

    De poolvos leeft vooral van kleine zoogdieren, vooral lemmingen en andere woelmuizen. Het aantal poolvossen lijkt afhankelijk van het aantal lemmingen, en in slechte lemmingjaren kunnen jonge dieren hun broertjes of zusjes doden en eten om aan voedsel te komen. Ook sneeuwhazen, vogels (bijvoorbeeld ganzen, zeekoet, sneeuwhoen, steltlopers) en eieren worden regelmatig gegrepen, en hij eet ook insecten, bessen en vruchten. Het dier is zowel 's nachts als overdag (bijvoorbeeld in de lange arctische zomer) actief. In een goed lemmingjaar kan de poolvos een dozijn lemmingen per dag eten. Ook de jongen van de ringelrob worden aangevallen, als deze in een sneeuwhol zitten en relatief hulpeloos zijn. Poolvossen begraven voedsel op goed verstopte plaatsen.

    Als er 's winters voedselschaarste aanbreekt, trekken de dieren naar voedselrijkere gebieden, als de kust of zuidelijk gelegen gebieden. Ze kunnen dan wel honderden kilometers ver trekken, alleen of in groepjes. Daar eten ze vooral aas (bijvoorbeeld resten van door ijsberen gedode zeehonden, maar ook aangespoelde vis) en ook schelpdieren.

    Poolvossen leven in paartjes of kleine groepen, meestal bestaande uit één mannetje en verscheidene vrouwtjes met hun jongen, maar ook andere combinaties zijn bekend (bijvoorbeeld twee mannetjes en meerdere vrouwtjes). Waarschijnlijk zijn alle vrouwtjes in een groep aan elkaar verwant. Poolvossen zijn meestal monogaam; een mannetje krijgt over het algemeen jongen bij slechts één vrouwtje, ook als er meerdere vrouwtjes in de burcht wonen. De andere dieren helpen mee met het opvoeden van de jongen.

    Een poolvos leeft in een burcht, die bestaat uit een uitgebreid gangenstelsel met meerdere uitgangen en vier tot twaalf ingangen, die soms al eeuwen in gebruik zijn en 30 m² groot kunnen zijn. In zo'n gebied groeit meestal meer vegetatie dan in de omliggende streken, doordat de grond vruchtbaarder wordt door de uitwerpselen en etensresten van de poolvossen. De burchten liggen meestal meer dan een kilometer van elkaar af. Soms verblijven ze echter in de buitenlucht, en werpen daar ook hun jongen. Dit komt vooral voor in piekjaren, waarin de meeste geschikte gebieden om een burcht te vestigen al in gebruik zijn genomen.

    [bewerken] Voortplanting

    De paartijd duurt van maart tot april. Na een draagtijd van 53 tot 54 dagen worden de jongen in mei en juni geboren. Poolvossen krijgen voor zoogdieren van hun grootte vrij grote worpen: tien tot twaalf welpen is normaal. Soms bestaat een worp uit wel achttien dieren. In IJsland zijn worpen kleiner: gemiddeld vijf à zes dieren per worp.

    De jongen worden blind geboren, met een donkerbruine vacht. Na 14 tot en met 16 dagen gaan de oogjes openen. Rond deze tijd kunnen de witte vossen van de blauwvossen worden onderscheiden: witte vossen hebben grijze haren binnenin de oren en rond de snuit. Als de dieren drie weken oud zijn, krijgen ze hun eerste vaste voedsel. Vanaf die tijd wordt er voedsel gebracht door beide ouders en eventuele helpers. Na vier tot tien weken worden de jongen gespeend. In de herfst verlaten ze het nest, alhoewel af en toe vrouwtjes (en soms mannetjes) achterblijven. Deze dieren helpen het volgende jaar mee met de opvoeding van de jongen.

    De poolvos is geslachtsrijp na tien maanden. Het dier wordt maximaal elf jaar in het wild, en vijftien in gevangenschap. Het sterftecijfer onder jongen is hoog, behalve in goede lemmingjaren.

    [bewerken] Woongebied en verspreiding

    De poolvos leeft op de gehele arctische toendra van Noord-Amerika, Noord-Europa en Noord-Azië. Ook wordt hij aangetroffen in de alpiene toendra van het gebergte van Scandinavië. Hij is ingevoerd op de Aleoeten. De meest noordelijke populatie leeft in noordelijk Groenland, 88° NB, de zuidelijkste op het meest zuidelijke punt van de Hudsonbaai, 53° NB. Soms waagt hij zich op het pakijs, om ijsberen te volgen.

    Tijdens de laatste ijstijd kwam de poolvos in een groter gebied voor, blijkens fossiele vondsten in grote delen van Europa en Siberië.

    [bewerken] Ondersoorten

    De poolvos kent de volgende acht ondersoorten:[2]

    [bewerken] Bedreiging

    De poolvos wordt bejaagd voor het bont, zowel door pelsdierjagers als door inheemse volkeren, als de Inuit en de Saami. De poolvos heeft deze intensieve jacht goed doorstaan, mede door het hoge aantal jongen per worp. Tegenwoordig komt de pelsjacht veel minder voor dan vroeger. Poolvossen worden al meer dan zeventig jaar veelvuldig gehouden in pelsdierboerderijen. De op de boerderijen gefokte poolvossen zijn groter dan wilde dieren, en zeldzame kleurvariëteiten als de blauwvos komen hier meer voor. Ontsnappingen van deze dieren kunnen voor genetische vervuiling zorgen.

    De poolvos is een vrij algmene diersoort, met een circumpolaire verspreiding. In Scandinavië is de soort echter bijna uitgestorven. Er leven hier slechts nog zo'n 120 dieren. Waarschijnlijk gaat hun aantal achteruit door concurrentie met de vos, die door de achteruitgang van de wolf, de grootste natuurlijke vijand van de vos, nu in groten getale voorkomt in Scandinavië.

    De populatie op Medny (een eiland ten oosten van Rusland) zijn minder dan 100 vossen over (10 à 15 procent van het oorspronkelijke aantal). De oorzaak hiervan is een ziekte, overgedragen door teken die als parasieten werden ingevoerd met honden in de jaren 70 van de 20ste eeuw. Ondertussen krijgen de overgebleven vossen een antiparasitair middel, maar hun toekomst oogt nog steeds onzeker.

    [bewerken] Bronnen, noten en/of referenties

    18-01-2010 om 17:23 geschreven door Sebastiaan Van Hout  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (14 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Otter (dier)

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken

    De otter (Lutra lutra), ook Europese otter of visotter genoemd, is een marterachtige uit het geslacht Lutra met zwempoten en een donkere, dichte, bruine vacht. Het is de ottersoort met het grootste verspreidingsgebied, en komt voor in een groot gedeelte van Europa en Azië.

    Inhoud

    [verbergen]

    [bewerken] Kenmerken

    Een volwassen otter is 80 tot 140 cm lang, inclusief de staart van 30 tot 50 cm lengte. Het gewicht varieert tussen de 5 en 12 kg en de schouderhoogte is gemiddeld 30 centimeter. Vrouwtjes zijn meestal kleiner dan mannetjes. Mannetjes hebben een kop-romplengte van 60 tot 90 centimeter, een staartlengte van 36 tot 47 centimeter en een lichaamsgewicht van 6 tot 17 kilogram. Vrouwtjes hebben een kop-romplengte van 60 tot 70 centimeter, een staartlengte van 35 tot 42 centimeter en een gewicht van 6 tot 12 kilogram.

    Met zijn gestroomlijnde lichaam is het dier goed aangepast aan het leven in het water. De ogen en de kleine afsluitbare oren en neusgaten liggen op één lijn bovenop de platte kop, waardoor ze boven water blijven als het dier aan het wateroppervlak zwemt. De otter heeft zwemvliezen tussen de tenen van alle vier de korte krachtige poten. De lange, ovaalronde staart doet dienst als stabilisator en roer tijdens het zwemmen. De snuit is breed.

    De vacht, die aan de buikzijde veelal lichter van kleur is, bestaat uit een waterdichte buitenste laag van dekharen en een luchthoudende binnenste laag van dicht opeengeplante donsharen, die onder water droog blijft. De dekharen drogen vrij snel, en hechten uit het water aan elkaar.

    Voor de otter, die nauwelijks over onderhuids vetweefsel beschikt, is deze waterdichtheid van groot belang om in het water op temperatuur te blijven. Een optimale conditie van de vacht voorkomt voortijdige onderkoeling tijdens het jagen onder water.

    [bewerken] Voedsel

    De otter eet voornamelijk vis, als paling, baars, snoek, karper en zalm. Hij heeft een voorkeur voor vissen die kleiner zijn dan 25 centimeter. Hij eet ook amfibieën, watervogels, woelratten, ratten, rivierkreeften, krabben, wormen, insecten, in feite alles wat hij in het water aantreft.

    [bewerken] Gedrag

    Otters kunnen 7 tot 8 uur achter elkaar zwemmen, met een gemiddelde snelheid van 1,5 tot 2 kilometer per uur. Otters duiken gemiddeld tien tot veertig seconden onder water.

    Otters zijn vooral 's nachts actief en leven voornamelijk solitair. Tijdens het foerageren kunnen ze 3 tot 10 kilometer afleggen. Overdag gebruiken ze beschutte plaatsen als rietbedden, ondergrondse holten en holle bomen als rustplaats. Soms gebruikt hij ook holen, waarvan de ingang onder water kan liggen. Ook leidt er een luchtgat naar de slaapkamer. De slaapkamer wordt bedekt met droog plantaardig nestmateriaal. Een dier gebruikt vaak meerdere vaste rustplaatsen en holen binnen zijn woongebied. Het territorium loopt langs oevers.

    [bewerken] Voortplanting

    De voortplanting is afhankelijk van de beschikbaarheid van voedsel. In Zweden, waar 's winters al het water bevroren is, komen de jongen in de lente. Op de Shetlandeilanden worden de jongen in de zomer geboren als er veel vis is.

    Dieren van hetzelfde geslacht leven in gescheiden leefgebieden, waarbij het territorium van één man dat van een aantal vrouwtjes overlapt. Hoe groot het leefgebied van een individu is hangt onder meer af van de hoeveelheid beschikbaar voedsel en de dichtheid aan otters.

    Otters op het Europese continent krijgen meestal jongen in de lente en zomer, maar in principe kunnen ze het hele jaar door jongen krijgen. De gemiddelde leeftijd waarop vrouwtjes voor het eerst jongen krijgen is 2 jaar. Na een draagtijd van 61 tot 63 dagen worden de jongen geboren. De Europese otter kent geen verlengde draagtijd. De worpgrootte ligt meestal op 2 à 3 jongen, met een maximum van 5 en minimaal 1 jong per worp. In gebieden met een hoge sterfte door het verkeer of jacht ligt de gemiddelde worpgrootte hoger dan in gebieden met een lagere druk op de populatie.

    Alleen de moeder zorgt voor de jongen. De jongen worden blind geboren en zijn 15 centimeter lang. Als ze 35 dagen oud zijn, openen ze hun ogen. Als ze drie maanden oud zijn, nemen ze hun eerste duik. De zoogtijd duurt gemiddeld 16 weken. Na tien tot twaalf maanden zijn ze onafhankelijk. De dieren zijn gemiddeld na anderhalf tot twee jaar geslachtsrijp. Otters kunnen in gevangenschap 11 tot 15 jaar oud worden. In het wild worden ze zelden zo oud, gemiddeld slechts 3 tot 4 jaar.

    [bewerken] Verspreiding en leefgebied

    De otter komt oorspronkelijk in geheel Europa voor (met uitzondering van IJsland en eilanden in de Middellandse Zee), het grootste gedeelte van Azië (van Palestina en Klein-Azië tot Siberië, Japan, Sri Lanka en Indonesië) en in Noordwest-Afrika van Marokko tot Tunesië.

    Hij leeft vooral in zoetwatergebieden met voldoende bedekking, als rivieren, meren, kanalen, beken en moerassen. Ook aan de kust komt hij voor, voornamelijk rotskusten en estuaria. In bergen komt hij voor tot op 4210 meter hoogte in Tibet.

    Door vervuiling, habitatvernietiging, verstoring, verkeer, visnetten en jacht liep het aantal otters in West-Europa achteruit, en was de soort zelfs in enkele landen uitgestorven (bijvoorbeeld Nederland en Zwitserland). Tegenwoordig is de soort weer in opkomst.

    [bewerken] De otter in Nederland

    Door de moeilijkere leefomstandigheden; het oprukken van de mens, met haar jacht en auto's kreeg de otter het erg moeilijk in Nederland. In 1988 werd er een doodgereden in Friesland; men neemt aan dat dit de laatste was in Nederland. Met deze otter werd de soort in 1988 uitgestorven verklaard in Nederland. Men schrok erg en plannen werden gemaakt om Nederland weer leefbaar te maken voor de otter. Hij werd op de Nederlandse Rode lijst geplaatst en er werden allerlei aanpassingen aan zijn vroegere leefgebied gemaakt om het weer geschikt en veilig te maken voor de otter.

    [bewerken] Herintroductie

    Omdat dit roofdier zeer gevoelig is voor vervuiling van zijn biotoop is het een goede indicator van de gezondheid van datzelfde biotoop. Door zijn speelse en wispelturige gedrag is het dier een lieveling van het publiek. Er wordt veel moeite gedaan om de otter te herintroduceren. In 2002 zijn er een aantal otters uitgezet in Nationaal Park de Weerribben. Dit resulteerde in 2004 in de eerste vier in het wild geboren otterjongen. De herintroductie van otters moet doorgaan totdat er minimaal 40 otters in het wild zijn. In 2004 zijn er nogmaals vijf otters uitgezet. Het herintroductieprogramma stokt gedeeltelijk om een aantal redenen:

    • Door verkeerde verdovingsmiddelen vielen er in het begin enkele slachtoffers;
    • Een aantal betrokken organisaties is het niet eens met elkaar;
    • Verkeer eiste zijn tol;
    • Het is alsnog mogelijk dat via normale migratie uit Duitsland en België Nederland bevolkt wordt met otters.

    Het is nog maar de vraag of het de goede kant op te gaan met de otter. Er zijn nu wel drie generaties otter aanwezig in de Wieden en Weerribben. Er zijn relatief veel vrouwtjes aanwezig; omdat deze minder reislustig zijn, vallen er minder slachtoffers in het verkeer. De otter is nu onder andere aangetroffen tot het Ketelmeer en de Lindedijk in Friesland. Ook is er bij de Ruiten-Aa (Staatsbosbeheer) in Groningen een melding gedaan van een otter.

    Men wil nu ook otters gaan uitzetten in de Alde Feanen in Friesland. Wil dit kans van slagen hebben, dan zullen er eerst in geheel Friesland stopgrids in fuiken geplaatst moeten worden. Rondom de Alde Feanen zullen eveneens de drukke wegen voorzien moeten worden van faunavoorzieningen.

    Omdat otters grote woongebieden hebben en de dieren veel trekken, is de otter geholpen met goede ecologische verbindingszones. Voor de otter worden loopplanken of wandelpaadjes gemaakt onder bruggen. Op andere plaatsen zijn tunnels onder wegen aangelegd. Deze voorzieningen moeten wel regelmatig onderhouden worden, zodat de dieren ze kunnen vinden en gebruiken.

    [bewerken] Dierentuinen

    In Nederland is de otter te zien in de volgende dierentuinen:

    18-01-2010 om 17:22 geschreven door Sebastiaan Van Hout  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Gewone wasbeer

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken

    De gewone wasbeer (Procyon lotor) is een roofdier uit de familie der Procyonidae (kleine beren). Het is de meest algemene wasbeersoort en komt wijdverbreid en in groten getale in Noord-Amerika voor. De soort komt tevens als exoot in Europa voor.

    Inhoud

    [verbergen]

    [bewerken] Beschrijving

    Wasberen zijn direct herkenbaar aan hun karakteristieke zwart-met-witte gezichtsmasker en de ruige, zwartgeringde staart. Het aantal ringen is meestal vijf, maar varieert van vier tot tien. Het masker valt extra op door de grijze strepen die erboven en onder lopen. Verder heeft de wasbeer een brede kop met een spitse snuit, korte, afgeronde oren, een gedrongen lichaamsbouw en lange poten. De lange, dichte vacht varieert in kleur van grijsachtig bruin tot donkergrijs. De tenen van de voorpoten zijn vrij lang en kunnen wijd uitgespreid worden. De nagels zijn niet intrekbaar.

    Hij heeft een kop-romplengte van 48 tot 90 cm, een schouderhoogte van 30 tot 35 cm, een lichaamsgewicht van 3 tot 15 kg en een staartlengte van 20 tot 40 cm.

    [bewerken] Leefwijze

    Wasberen leven solidair of in kleine familiegroepen. De dieren zijn niet territoriaal, en meestal overlappen de woongebieden van verscheidene dieren. De woongebieden van mannetjes overlappen daarentegen nauwelijks met elkaar. Meestal overlapt het woongebied van een mannetje met één tot drie vrouwtjes. Onverwachte ontmoetingen tussen alleen levende dieren gaan gepaard met veel gegrom en met dreiggedrag. Onverwante dieren mijden elkaar in het algemeen.

    Ze zijn vooral 's nachts actief, maar soms komen wasberen ook overdag tevoorschijn en ze zijn regelmatig in de schemering aan te treffen. Een wasbeer gebruikt meerdere verblijfplaatsen. Meestal slaapt de wasbeer overdag in ondergrondse holen, boomholten of verlaten vogelnesten, soms op aanzienlijke hoogte. Ook verlaten holen, omgevallen bomen en ruimtes tussen rotsen worden gebruikt en zelfs in riolen en schoorstenen brengen ze de dag door. Soms neemt hij overdag liggend op een boomtak een zonnebad. Meestal gebruikt maar één wasbeer een verblijfplaats, met uitzondering van vrouwtjes met hun jongen.

    Wasberen houden geen winterslaap, maar raken wel inactief bij te slecht of te koud weer (bijvoorbeeld als het vriest). Als de zon schijnt zal hij echter tevoorschijn komen. De dieren in noordelijke populaties hebben langere, dikkere vachten, grotere worpen en een groter gewicht in vergelijking met andere dieren. Ook zijn de mannetjes territorialer.

    Gewone wasbeer

    De wasbeer beweegt zich voort in een langzame gang met de kop laag bij de grond, de rug gekromd en de staart laag. Toch kan hij, als het nodig is, zeer hard rennen. De wasbeer is ook een zeer goede zwemmer en klimmer. Tijdens het zwemmen blijft de kop boven water en wordt de staart gebruikt als roer.

    Reuk- en tastzin zijn goed ontwikkeld en helpen hem bij zijn zoektocht naar voedsel. Met behulp van de gevoelige voorpoten voelt de wasbeer in ondiep water onder stenen en in de modder of er zich voedsel bevindt. Ook brengt hij voedsel in zijn voorpoten naar het water, waar hij het kneedt en omkeert, om oneetbare delen uit het voedsel te verwijderen. Vroeger werd dit gedrag ten onrechte aangezien voor het wassen van zijn voedsel. Hierdoor is de wasbeer aan zijn naam gekomen.

    Het leervermogen van wasberen is groot en ze zijn in staat eerder opgedane ervaringen te benutten om nieuwe problemen op te lossen. Ervaringen kunnen ook doorgegeven worden aan soortgenoten of aan een volgende generatie.

    In normale omstandigheden zijn wasberen vrij schuw, maar in door de mens bewoonde gebieden kunnen ze vrij brutaal worden. De dieren vertonen zich nogal eens in de buurt van voorsteden, boerderijen en stadsparken, waar de wasberen tussen de vuilnisbakken scharrelen, binnendringen in de hokken van pluimvee en plantages plunderen.

    [bewerken] Voedsel

    De wasbeer is niet kieskeurig wat betreft zijn voedsel. Vooral kleine dieren, waaronder wormen, Schaaldieren als rivierkreeften, weekdieren, amfibieën als kikkers, kleine zoogdieren tot de grootte van een haas, hagedissen, vissen, insectenlarven en zelfs slangen staan op het menu. Verder haalt de wasbeer vogel- en schildpadnesten leeg, waarbij hij de eieren en jongen verorbert. Ook is hij dol op vruchten als appels en pruimen, bessen, maïs, aardappels, noten als eikels en granen. Daarnaast voedt de wasbeer zich ook met aas en eetbare afvalresten. Met hun voorpoten kunnen ze voedsel dragen.

    [bewerken] Voortplanting

    De paartijd is van januari tot begin februari. Na een draagtijd van 60-73 dagen worden er meestal vier of vijf jongen (maar variërend van drie tot zeven) geboren van maart tot mei. Ook worden er in het begin van de zomer wel eens jongen geboren. Een vrouwtje die een pasgeboren nestje verliest, zal namelijk vrij snel opnieuw gaan ovuleren. De jongen worden geboren in een hooggelegen boomholte.

    Als de moeder ze wil verplaatsen draagt ze haar jongen bij hun nekvel. Bij gevaar vluchten de jongen snel in een boom en worden ze fel verdedigd door hun moeder. Na een week of tien maken de jongen kleine tochtjes met de moeder en een week later verhuizen de jongen voor de eerste keer naar nieuwe holen. Na anderhalf tot vier maanden worden de jongen gespeend.

    Gewoonlijk blijven de jongen bij de moeder tot in de herfst, maar bij schaarste aan goede schuilplaatsen brengen ze soms nog samen de winter door in hetzelfde hol. Na één jaar zijn de jongen geslachtsrijp.

    [bewerken] Bedreiging

    Een wasbeer kan in het wild tot zestien jaar oud worden, maar de meeste dieren halen de zeven jaar niet. In gevangenschap worden ze maximaal twintig jaar oud. De meeste wasberen sterven aan menselijke activiteiten als jacht en vergiftiging. Ook auto-ongelukken eisen veel slachtoffers. Van september tot december is in Noord-Amerika het jachtseizoen, waarbij zo'n vier miljoen wasberen worden geschoten. Ook honger (in de winter), parasieten en ziekten zijn belangrijke factoren. Jonge wasberen vallen vaak ten prooi aan roofdieren als poema, rode lynx, coyote, Amerikaanse oehoe en steenarend.

    [bewerken] Verspreiding en leefgebied

    De wasbeer heeft een groot aanpassingsvermogen en bewoont daardoor een groot aantal biotopen, maar zijn voorkeur gaat toch uit naar bosrijke gebieden, voornamelijk loofwouden, met meren en waterstroompjes. In Costa Rica en Panama, waar de gewone wasbeer samen voorkomt met de krabbenetende wasbeer (Procyon cancrivorus), leeft de gewone wasbeer vooral in mangrovebossen terwijl de krabbenetende wasbeer voorkomt in de zoetwatergebieden. Daarnaast leeft de wasbeer ook in stedelijke gebieden, kuststreken en berggebieden tot 2500 meter hoogte.

    Wasberen komen voor van Canada tot Panama. Ze zijn sinds 1934 ingevoerd in Rusland en Duitsland voor de jacht. Sindsdien hebben ze zich als exoot over het continent verspreid, waaronder in Frankrijk, Zwitserland, Slowakije, Polen, Hongarije, Denemarken, Nederland en België. In veel van de landen waar hij als exoot voorkomt wordt hij bestreden.

    18-01-2010 om 17:22 geschreven door Sebastiaan Van Hout  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wasberen

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken

    Wasberen (Procyon) zijn een geslacht van de roofdieren uit de familie kleine beren (Procyonidae). Ze komen voor in grote delen van Amerika en Noord-Europa. In juli en augustus 2008 werd er een tiental wasberen in Nederland gesignaleerd, ze zijn afkomstig uit Duitsland.[1]

    Inhoud

    [verbergen]

    [bewerken] Soorten

    Enkele andere soorten, namelijk Procyon gloveraleni, Procyon maynardi, Procyon minor en Procyon insularis, worden nu als ondersoorten of synoniemen van Procyon lotor beschouwd. Zie Helgen & Wilson (2003; 2005).

    [bewerken] Wasbeer in andere talen

    18-01-2010 om 17:21 geschreven door Sebastiaan Van Hout  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Reuzenpanda

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken

    De reuzenpanda of bamboebeer (Ailuropoda melanoleuca) is een beer die wordt ondergebracht in de onderfamilie der Ailuropodinae, waarvan hij de enige levende vertegenwoordiger is. Er bestaan twee ondersoorten, Ailuropoda melanoleuca melanoleuca en Ailuropoda melanoleuca qinlingensis.

    Inhoud

    [verbergen]

    [bewerken] Naamgeving en taxonomie

    Het woord "panda" zou een verbastering zijn van de naam in het Nepalees, poonya, wat bamboe-eter betekent.[2] De Chinezen noemen het dier 大熊猫 (da xiong mao), oftewel grote katbeer. De ogen van het dier lijken namelijk op die van een kat. Dit ter onderscheiding van de kleine panda (小熊猫, xiao xiong mao, kleine katbeer). Er is lang onzekerheid geweest over de plaats van de panda ten opzichte van andere soorten, maar recent genetisch onderzoek plaatst hem toch in de familie van de beren, ursidae, zij het dat de laatste gemeenschappelijke voorouder wel de oudste van alle beren is. De naaste verwant lijkt de Zuid-Amerikaanse brilbeer te zijn.

    [bewerken] Genoom

    In 2009 werd een grootschalig genoomonderzoek op de reuzenpanda afgerond, vooral met het oog op de vruchtbaarheidsproblemen waarmee de diersoort te kampen lijkt te hebben. Het onderzoek heeft aangetoond dat het genoom van de reuzenpanda tussen de andere bekende genomen het meest gelijkenissen vertoont met dat van de hond. Dit betekent echter niet dat de panda nu als hondachtige moet worden beschouwd. De panda is waarschijnlijk relatief weinig geëvolueerd vergeleken met beren en honden, waardoor hij kenmerken heeft die ook nog in honden te vinden zijn. Wat de wetenschappers het meest verbaasde, is dat de panda geen genen heeft om cellulose af te breken, een stof die veel in bamboe te vinden is. Waarschijnlijk rekent hij voor de afbraak daarvan op bacteriën in het spijsverteringsstelsel.[3][4]

    [bewerken] Biotoop en uiterlijk

    Zijn leefgebied is in de hooggelegen hellingen van berggebieden in het westen van China, zoals in Sichuan en Yunnan. De reuzenpanda is zwart/wit gekleurd (A. m. qinlingensis is echter bruin). De zwarte plekken bevinden zich op vaste plaatsen als de oren, ogen, poten en schouders. Het gewicht varieert van 80 kg voor de vrouwtjes tot 100 kg voor de mannelijke exemplaren. Pasgeboren jongen wegens slechts 85-150 gram.

    [bewerken] Voeding en leefgewoonten

    Chengdu-oso-panda-comiendo-v01-mpg.ogg
    Een panda die bamboe aan het eten is

    Hoewel de reuzenpanda taxonomisch gezien tot de orde van de roofdieren (carnivora) behoort, is de Panda hoofdzakelijk een planteneter. Hij eet voornamelijk bamboe. Doordat de reuzenpanda een carnivoor spijsverteringsstelsel heeft, is het moeilijk voor de reuzenpanda om de plantaardige cellen af te breken, waardoor de reuzenpanda 9 tot 14 kg aan bamboe moet eten, om zo aan zijn energiebehoefte te voldoen. Hij doet daar ongeveer 10 tot 12 uur per dag over. Hij heeft een zesde vinger (eigenlijk een soort uitloper van het polsgewricht) waarmee hij de bamboescheuten goed kan pakken.

    Reuzenpanda's leven het grootste deel van het jaar alleen. In de paartijd zoeken ze elkaar op. De paartijd duurt twee tot drie dagen en vindt een keer per jaar plaats. Het vrouwtje heeft een draagtijd van vijf maanden. Er is meestal maar één jong. Ze zoogt haar jong een halfjaar en blijft bij hem tot hij drie jaar oud is.

    De panda brengt het grootste gedeelte van zijn tijd op de grond door. Als hij bedreigd wordt klimt hij in een boom, waar hij wacht tot het gevaar voorbij is.

    [bewerken] Karakter en leeftijd

    Reuzenpanda's hebben met hun stompe kop met de door de zwarte vlekken groter lijkende ogen en hun zwartwitte vacht een uiterlijk dat sterk aan menselijke emoties appelleert: het dier ziet er schattig uit. Panda's zijn echter beslist niet ongevaarlijk en hebben wel eens mensen aangevallen, al is dit vaak uit irritatie. Panda's communiceren onderling door geluidssignalen, die eerder op het blaten van schapen dan op het brullen van andere berensoorten lijken. Wanneer een reuzenpanda opgewonden is, kan deze een blaffend geluid voortbrengen. De gemiddelde leeftijd die in het wild bereikt wordt is zo'n 15 jaar. In gevangenschap in dierentuinen kunnen leeftijden tot dertig jaar bereikt worden.

    [bewerken] Geschiedenis

    De panda werd in het westen voor het eerst bekend in 1869 door de Franse missionaris Armand David (1826-1900). Hij noemde het dier Ursus melanoleucus ('zwartwitte beer'). Chinese schrijvers vermeldden het dier reeds drieduizend jaar geleden. Uit fossiele vondsten blijkt dat de panda in het Pleistoceen over een groter gebied voorkwam dan tegenwoordig. Fossiele vondsten van Panda zijn bekend uit grotten en karst-vullingen uit Zuid China, Vietnam en midden Thailand.

    [bewerken] Status

    Fok- en onderzoekscentrum in Chengdu

    De reuzenpanda is bedreigd door het verloren gaan van zijn habitat en de beperktheid van zijn dieet, waardoor hij eigenlijk niet op ander voedsel kan omschakelen en ook het houden van de soort in dierentuinen moeilijk is. Door hun opvallende tekening en de vorm van hun gelaat appelleren panda's sterk aan menselijke emoties, reden waarom ze door het Wereld Natuur Fonds tot mascotte en symbool zijn uitverkoren. Er zijn in China beschermende maatregelen genomen en in dierentuinen over de gehele wereld worden pogingen gedaan reuzenpanda's te fokken. Ze planten zich echter zowel in het wild als in dierentuinen maar zeer langzaam voort. Er wordt geschat dat er nog circa 1600 panda's in het wild bestaan. In 2005 werd in de dierentuin van Washington een reuzenpanda geboren. De moeder was kunstmatig bevrucht. De jonge panda zal na één of twee jaar naar een reservaat in China worden gebracht.

    In Chengdu is een onderzoeks- en fokcentrum voor reuzenpanda's en rode panda's.

    [bewerken] Dierentuinen

    Buiten China zelf is de reuzenpanda een zeldzaamheid in dierentuinen. De dieren die buiten China leven blijven in bezit van de overheid. In Europa leven vijf reuzenpanda's: Bao-Bao in Zoo Berlin en een paar in Tiergarten Schönbrunn in Wenen, waar in 2007 pandababy Fu Long is geboren van ouders Yang Yang en Long Hui. De Zoo Aquarium dierentuin van Madrid heeft sinds 2007 een paar reuzenpanda's. In de Verenigde Staten leven er reuzenpanda's in onder andere Smithsonian National Zoological Park in Washington D.C. en de San Diego Zoo. Alle dieren in gevangenschap maken deel uit van één internationaal gecoördineerd fokprogramma. Er zijn in het afgelopen jaar reuzenpanda's geboren in Tiergarten Schönbrunn, San Diego zoo en in de dierentuin van Atlanta.

    Reuzenpanda

    [bewerken] Trivia

    18-01-2010 om 17:21 geschreven door Sebastiaan Van Hout  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Walvissen

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken

    Walvissen zijn een groep van circa 82 soorten grote, in het water levende zoogdieren behorende tot de orde Cetacea. De orde bevat twee subordes: De baleinwalvissen (Mysticeti) en de tandwalvissen (Odontoceti). Walvissen zijn van alle zoogdieren het meest verregaand aan het leven in het water aangepast.

    Inhoud

    [verbergen]

    [bewerken] Kenmerken van walvissen

    Net als alle zoogdieren ademen walvissen lucht met behulp van hun longen. Ze zijn warmbloedig, brengen levende jongen ter wereld (onder water), voeden deze jongen met melk uit speciale melkklieren, en hun lichaam is bedekt met (weinig) haar.

    De walvissen nemen bij het duiken slechts weinig lucht mee naar beneden; de longcapaciteit is bij de grote soorten maar ongeveer de helft van die bij de landzoogdieren. De zuurstofvoorraad is niet opgeslagen in de longen, maar in het spierweefsel, hier hechten de zuurstofmoleculen zich aan het eiwit myoglobine. De neusgaten worden bij het bovenkomen reflectorisch geopend. De uitademing gaat gepaard met een hevig gesnuif (blazen) door de neus(spuit)gaten. Bij de grote soorten ontstaat dan een fontein van door uitzetting afgekoelde en gecondenseerde waterdamp, die tot circa 8 meter hoog kan worden; vorm en afmeting ervan zijn specifiek per soort.

    Baleinwalvissen hebben in hun bek baleinen, zeefachtige structuren waarmee het voedsel, kleine vissen en microscopisch plankton, uit het water wordt gezeefd. De baleinen bestaan uit keratine.

    De Blauwe vinvis is het grootste dier dat ooit op aarde heeft geleefd. Het kan 33 meter lang worden met een gewicht van 170 ton.

    De walvissen behoren tot de bekendste diermuzikanten. Met geluiden van tussen de 20 Hz tot 10 kHz proberen mannetjeswalvissen de vrouwtjes te verleiden. De gezangen die zij zingen bestaan uit verschillende frasen, die uren kunnen duren, en worden soms jarenlang onthouden.

    [bewerken] Walvisjacht

    Gedurende de laatste eeuwen zijn vele walvissoorten bijna tot uitsterven gebracht door de behoefte aan hun vlees en vet (gebruikt voor lampolie). Amber is een product dat wordt gewonnen uit het lichaam van de potvis en dat wordt gebruikt in de fabricage van parfum. Door internationale verdragen is de jacht op walvissen sterk aan banden gelegd. Door Canada, IJsland, Japan en Noorwegen en enkele andere landen wordt op niet-bedreigde kleinere walvissoorten gejaagd voor consumptie - soms onder het mom van wetenschappelijk onderzoek. Door enkele inheemse bevolkingsgroepen in Canada, de Verenigde Staten en de Stille Oceaan wordt nog op kleine schaal op bedreigde walvissoorten gejaagd. De walvisjacht is het onderwerp van een van de klassiekers uit de Engelse literatuur, het door Herman Melville geschreven boek Moby Dick.

    [bewerken] Rivierdolfijnen

    Enkele soorten hebben zich gespecialiseerd in het leven in rivieren zoals de Ganges, de Amazone en de Orinoco (bijvoorbeeld de Orinocodolfijn). Net als hun in zee levende verwanten vinden ze hun weg in het troebele rivierwater door middel van echolocatie, waarbij ze een serie klikgeluiden uitsturen (zie: Zintuigen).

    [bewerken] De afstamming van de walvissen

    Zie Evolutie van de walvissen

    Walvissen zijn ontstaan uit landdieren die, waarschijnlijk in het Eoceen, tussen 55 en 34 miljoen jaar geleden, in zee gingen leven. Over de afstamming van de walvis is in de jaren rond de millenniumwisseling veel te doen geweest. In 2001 werden twee 47 miljoen jaar oude fossielen ontdekt in de Pakistaanse provincie Beloetsjistan. Ze kregen de namen Pakicetus, Rodhocetus balochistanensis en Artiocetus clavis. Het betreft hier tussenvormen tussen op het land levende dieren en de volledig in zee levende walvissen, die nog wel poten hadden. De enkelbeenderen daarvan vertonen kenmerken die anders alleen bij evenhoevigen gezien worden. Recentelijk is, op basis van genetische gegevens voorgesteld om de walvissen samen met de evenhoevigen tot de orde Cetartiodactyla te rekenen.

    [bewerken] Taxonomische indeling van de walvissen

    Zie Cetacea (taxonomie)

    De walvissen worden ingedeeld in twee onderordes:

    Daarnaast is er een uitgestorven orde, de Archaeoceti (soms oerwalvissen of vroege walvissen genoemd).

    18-01-2010 om 17:20 geschreven door Sebastiaan Van Hout  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Zeehonden

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken

    Zeehonden of robben (Phocidae) vormen een familie van zeezoogdieren. Ze behoren tot de roofdieren (Carnivora). Zeehonden in Nederland komen het meest voor in de Waddenzee. Jonge zeehonden noemt men ook wel huilers. Zeehonden zijn doorgaans wit van kleur als ze geboren worden.

    Zeehonden hebben korte stugge haren en nauwelijks ondervacht. Ze houden met een dikke speklaag de lichaamswarmte vast. Ze hebben goed ontwikkelde tastharen, niet alleen in de snor, maar ook in de wenkbrauwen. De meeste soorten hebben een gevlekte vacht. Bij enkele soorten bestaat er seksueel dimorfisme, waarbij de mannetjes veel groter zijn dan de vrouwtjes, een ander vlekkenpatroon hebben, en zelfs een slurf (zoals bij de zeeolifanten). Mannetjes hebben ook een penisbot of baculum. De achtervinnen zijn groter dan de voorvinnen. Met deze achtervinnen zwemmen de zeehonden. De zeehonden hebben geen oorschelp.

    Sommige soorten worden bedreigd, in het verleden door de jacht en tegenwoordig door vervuiling van de zee. Zieke en verlaten zeehonden worden in Nederland opgenomen in de opvangcentra Lenie 't Hart en Ecomare op Texel. Zeehonden komen ook in de buurt van beide polen voor. Ze zijn belangrijke prooidieren voor ijsberen en orka's.

    De jacht op zeehonden door middel van knuppelen is over de hele wereld verboden, behalve in Canada. In Nederland is het al enkele decennia verboden, voor het verbod werd er in Nederland nog geknuppeld in de Waddenzee en de toen nog niet afgesloten zeearmen in Zeeland.

    Zeehonden hebben een zwakke ademreflex en onder water stikken zij nog voordat zij kunnen verdrinken. Een zeehond kan onder water slapen en houdt dan tot twintig minuten lang de adem in. Ook wanneer een zeehond op het droge slaapt zal hij tijdens de slaap niet ademen. Zeehonden slaan zuurstof niet alleen op in hun bloed maar ook in hun lichaam. Wanneer de zeehond niet ademt geven de spieren zuurstof af.[1]

    18-01-2010 om 17:19 geschreven door Sebastiaan Van Hout  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Dolfijnen

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken

    Dolfijnen (Delphinidae) zijn een familie van in zee levende walvisachtigen. Ze worden ook wel dolfijnachtigen, zeedolfijnen of echte dolfijnen (in tegenstelling tot de grondeldolfijnen) genoemd. Ze vormen een familie uit de onderorde der tandwalvissen (Odontoceti) en komen voor in alle wereldzeeën.

    Er bestaan 36 soorten dolfijnen verdeeld over 16 geslachten. De kleinste dolfijn is Heavisides dolfijn, met een lengte van 1,2 meter en een gewicht van 40 kilogram. De grootste dolfijn is de zwart-witte orka, die 7 meter lang kan worden, en wel 4,5 ton kan wegen.

    Dolfijnen leven vooral in de ondiepere gebieden van de zee. Ze eten vooral vis en inktvis. Tussen de diverse soorten zitten behoorlijke verschillen: orka's pakken bijvoorbeeld veel grotere prooien (onder andere zeeroofdieren) dan de gewone dolfijn, die hoofdzakelijk van vis leeft.

    Inhoud

    [verbergen]

    [bewerken] Intelligentie

    Net als andere walvissen staan dolfijnen bekend als zeer intelligente en sociale dieren. Ze hebben relatief grote hersenen, waarvoor overigens ook andere verklaringen bestaan dan hoge intelligentie: dolfijnen kennen geen remslaap en dieren zonder remslaap hebben vaak relatief grote hersenen.

    In 2001 slaagde een dolfijn voor de zogenaamde spiegeltest, waarbij een dier voor een spiegel wordt geplaatst om te bepalen of het zijn spiegelbeeld herkent als zichzelf. In hetzelfde jaar toonden onderzoekers aan dat dolfijnen het aanwijzen van een voorwerp door een mens begrijpen.

    Bij tuimelaars is het gebruik van sponzen als gereedschap (waarschijnlijk ter bescherming van de neus) bekend. In 2005 beargumenteerden onderzoekers dat dit gebruik weliswaar binnen één genetisch verwante groep plaatsvindt, maar dat het niet alleen genetisch bepaald kan zijn, waarmee een vorm van cultuur zou zijn aangetoond.

    In 2006 bleek uit onderzoek van de Universiteit van St Andrews in Schotland dat tuimelaars elkaar roepen met een karakteristiek fluitgeluidje, dat per dier verschillend is. De onderzoekers vergelijken dit met het gebruik van namen door mensen.

    [bewerken] Gedrag

    [bewerken] Sociale interactie

    Mede door hun intelligentie zijn dolfijnen sociale dieren, men vermoedt dat een combinatie van nieuwsgierigheid en het speelse karakter van de dolfijn er voor zorgt dat ze veelvuldig contact hebben met andere diersoorten waaronder de mens. Veelvuldig is waargenomen dat dolfijnen met boten mee zwemmen. Hun neiging naar gezelschap komt ook goed tot uiting in de grote groepen waarin dit dier zich vaak manifesteert. Groepen kunnen bestaan uit tien tot vijfhonderd dolfijnen.

    [bewerken] Seksualiteit

    Dolfijnen behoren samen met Bonobo's en mensen, voor zover bekend, tot de enige diersoorten welke seksuele daden verrichten zonder dat hierbij conceptie het beoogde doel vormt. In een aantal gevallen is bekend dat seksueel gefrustreerde dolfijnen hun lusten botvieren door mensen aan te randen waarmee ze zwemmen. Hierdoor zijn enkele zwemmers ernstig gewond geraakt.

    [bewerken] Huid

    In 2004 maakten Japanse onderzoekers bekend dat ze ontdekten dat dolfijnen voortdurend roos hebben. Hun huid schilfert af, waarbij ze zich elke twee uur vernieuwt.

    De loslatende huidschilfers verminderen de waterwrijving doordat de waterstroom rond het lichaam kalmeert. Hierdoor gaat er minder energie verloren aan het overwinnen van de waterweerstand en moet het dier minder energie verbruiken voor het zwemmen.

    De huid is zacht. Dolfijnen hebben een flinke onderhuidse vetreserve, waardoor hun huidoppervlak een beetje veerkrachtig is. Als ze snel zwemmen ontstaan er kleine golfjes in hun huid, alsof ze geribbeld is. Die golfjes gaan de turbulentie tegen.

    [bewerken] Evolutie en anatomie

    [bewerken] Evolutie

    Zowel dolfijnen, walvissen en bruinvissen zijn afstammelingen van landzoogdieren, hoogstwaarschijnlijk van de orde der evenhoevigen. De voorouders van de dolfijn zijn grofweg vijftig miljoen jaar geleden, in het Eoceen, in het water gaan leven.

    Het skelet van een dolfijn heeft twee kleine botfragmenten die samen een rudimentair bekken vormen. In oktober 2006 werd in Japan een tuimelaar waargenomen met kleine vinnen aan beide zijden van de genitale gleuf. Wetenschappers geloven dat deze vinnen zijn ontstaan doordat het bekken van het dier verder is ontwikkeld dan gewoonlijk wordt waargenomen bij dolfijnen.

    Als dolfijnen slapen, doen ze dat met één hersenhelft tegelijk. Dat is nodig omdat ze om de paar minuten boven water moeten komen om te ademen.

    [bewerken] Anatomie

    Anatomie van een dolfijn

    Dolfijnen hebben een gestroomlijnd spoelvormig lichaam dat uitermate geschikt is voor snel zwemmen. De homocercale staartvin wordt gebruikt voor stuwkracht terwijl de borstvinnen samen met de hele staartsectie worden gebruikt voor de aansturing. De rugvin zorgt, bij de soorten die deze hebben, voor stabiliteit tijdens het zwemmen.

    Hoewel de kleurpatronen per soort verschillen, bestaat het basale kleurpatroon uit grijstinten met op de onderzijde van het lichaam een lichtere grijstinten; frequent gecombineerd met lijnen en plekken in verschillende tinten en contrasten.

    In de kop van een dolfijn vinden we de meloen die de dolfijn zijn karakteristieke uiterlijk geeft. De meloen is een bollend orgaan dat enigszins over de bovenkaak heen uitpuilt. De meloen dient voor echolocatie en werkt als een actieve sonar. De meloen intensiveert de sonar, geproduceerd door de fonische lippen hoog in de luchtpijp nabij het spuitgat. De trillingen van het fonische lippenmembraan wordt door het weefsel in de meloen omgezet in geluid. Deze fonische lippen produceren een hoog-frequent klikgeluid, ook wel kliks genoemd, de frequentie is zo hoog dat het menselijk oor de klikgeluiden niet kan waarnemen. Wanneer een dolfijn een prooi nadert en de geluidsgolven van de kliks worden weerkaatst door de prooi, zal de dolfijn de echo van zijn klik waarnemen middels de onderkaak hierin bevinden zich holtes welke zijn gevuld met vet en de trillingen van een echo doorgeven aan het binnenoor waarna de dolfijn zijn prooi kan lokaliseren.

    Enkele soorten zoals de tuimelaar hebben een gekromde bek waardoor deze een glimlach lijkt te vormen, deze vorm heeft echter niets te maken met de gemoedstoestand van de dolfijn. De bek van een dolfijn kan wel tweehonderdvijftig tanden herbergen. Wetenschappers denken dat de tanden ook een functie hebben in het opvangen van kliks; deze zouden zo zijn gerangschikt dat ze dienst doen als een antenne.

    Dolfijnen ademen door het spuitgat, deze is net boven de meloen op de kop gesitueerd en wordt afgesloten door een krachtige klep die reflectorisch wordt geopend voor het in- en uitademen wanneer een dolfijn boven water komt. Het spuitgat is een geëvolueerde neus die in de loop van de evolutie van de snuit is verdwenen en is verplaatst boven op de kop van het dier.

    De geslachtsorganen zijn gelokaliseerd aan de onderzijde van het lichaam. Mannetjes hebben twee gleuven, de bovenste voor het intern herbergen van de penis en de onderste voor de anus. Vrouwtjes hebben slechts één gleuf waarin zowel de vagina als de anus in uitmonden, aan beide zijden van deze genitale gleuf bevinden zich twee kleine kloven met daarin tepels verborgen; deze kloven behoren niet exclusief toe aan de vrouwtjes dolfijnen, ze komen ook voor bij sommige mannetjes.

    [bewerken] Zintuigen

    De meeste dolfijnen hebben zowel onder als boven water een scherp zicht en hun gehoor is vergeleken met dat van de mens vele malen beter. Dolfijnen nemen geluidsfrequenties waar van 75 Hz tot 150.000 Hz; ter vergelijking een mens neemt geluidsfrequenties waar van 20 Hz tot 20.000 Hz. Hoewel dolfijnen een kleine ooropening hebben aan beide zijden van hun kop neemt men aan dat geluiden onder water ook, zo niet enkel, door de onderkaak worden opgevangen en worden doorgegeven aan het binnenoor middels een met vet gevulde holte in de onderkaak. Wetenschappers vermoeden dat de tanden van een dolfijn zo zijn gerangschikt dat ze werken als een antenne. Zo is een dolfijn in staat om de echo van hun kliks te kunnen interpreteren waardoor de lokalisering van de prooi wordt vergemakkelijkt. Omdat oorlogsschepen ook sonar gebruiken (die veel krachtiger is), krijgen dolfijnen inwendige bloedingen aan hun oren en proberen ze zo snel mogelijk weg te komen, waarbij ze soms stranden.

    De tastzin van een dolfijn is eveneens zeer goed ontwikkeld met vrije zenuwuiteinden dicht op elkaar gepakt in de huid, vooral rond de snuit, op de rugvin en de genitale gleuven is de tastzin van een dolfijn zeer perceptief.

    Dolfijnen hebben geen geurzenuw, daarom wordt aangenomen dat dolfijnen geen reukzin hebben. Toch hebben dolfijnen smaakzin en hebben voorkeur voor bepaalde soorten vis. Omdat dolfijnen de meeste tijd onder water doorbrengen denkt men dat het proeven van water voor de dolfijn een manier is om het ontbreken van reukzin te compenseren.

    [bewerken] Soorten

    De bekendste soorten zijn de orka (Orcinus orca), de Tuimelaar (Tursiops truncatus) en de Gewone dolfijn (Delphinus delphis). Enkele andere tandwalvissen die "dolfijn" worden genoemd, bijvoorbeeld rivierdolfijnen zoals de Orinocodolfijn (Inia geoffrensis) en de Chinese vlagdolfijn (Lipotes vexillifer), behoren niet tot de familie.

    De familie omvat de volgende geslachten en soorten:

    [bewerken] Actualiteit

    [bewerken] 2007 is het (Internationaal) Jaar van de Dolfijn

    Het jaar 2007 is door de Verenigde Naties en het 'United Nations Environment Programme' (UNEP) uitgeroepen tot (Internationaal) Jaar van de Dolfijn op voorstel van en ondersteund door diverse conventies en organisaties.
    Op 17 september 2006 heeft H.S.H. Prins Albert II van Monaco de aankondiging gedaan, hij is ook internationaal beschermheer geworden van dit zo geheten themajaar.
    Op initiatief van NatureNet Europe is een Nationaal Comité Jaar van de Dolfijn voor Nederland ingesteld. Het Comité bevordert de viering van het (Internationaal) Jaar van de Dolfijn 2007 in Nederland. Voorzitter is drs. W.T. (Wim) van Gelder, Kustvereniging (EUCC) / NatureNet Europe en Commissaris van de Koningin (CDA) in de Provincie Zeeland.

    [bewerken] Dolfijnen in de kunst

    In de ornamentkunst is de dolfijn een veel gebruikt motief. In de heraldiek het symbool van vorstelijk gezag (zie het Franse dauphin), dat in de wapens van Franse koningen veel voorkomt.

    Het motief wordt gebruikt ter versiering van fonteinen en bronnen. Veelal ook als begeleiders van nimfen, nereïden, tritonen, van Neptunus, Aphrodite, Arion, enz.

    18-01-2010 om 17:19 geschreven door Sebastiaan Van Hout  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Orka

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken

    De orka of zwaardwalvis (Orcinus orca) is de grootste predator onder de dolfijnen (Delphinidae).

    Inhoud

    [verbergen]

    [bewerken] Beschrijving

    Orka's zijn gemakkelijk te herkennen: ze zijn zwart bovenaan, wit onderaan en hebben een witte vlek net boven de ogen. Iedere orka heeft zijn eigen unieke patroon, dat net iets afwijkt van andere orka's, waardoor voor een geoefend oog herkenning en identificatie mogelijk wordt. Ze zijn vrij gedrongen van bouw en hebben een bijzonder opvallende rugvin (vandaar de naam zwaardwalvis), die tot 2 meter hoog kan zijn. Mannetjes kunnen tot 9,5 meter lang worden en tot 6 ton wegen. De vrouwtjes zijn iets kleiner, tot 8,5 meter, en kunnen ongeveer 5 ton wegen. Bij de geboorte zijn kalveren gemiddeld 2,4 meter lang en wegen 180 kilogram. De grotere mannetjes zijn in de groep herkenbaar aan hun hoge, spitse rugvin.

    Klik Sound hier (info·uitleg) voor het geluid dat een orka voortbrengt.

    Vrouwtjesorka's worden gemiddeld 50 jaar oud, maar kunnen ouder dan 80 worden. Mannetjes hebben een geringe levensverwachting van ongeveer 30 jaar; er zijn ook gevallen van mannetjesorka's van boven de 50 jaar bekend.

    [bewerken] Types

    In de wateren rond het Verenigd Koninkrijk worden twee types orka's aangetroffen. Bij een type zijn de tanden meestal gaver en de mannetjes zijn er zo'n 2 meter langer dan bij het andere type. Het minder beschadigde gebit zou betekenen dat dit type een ander dieet en mogelijk niche heeft; het zou bijvoorbeeld alleen leven op zeezoogdieren, terwijl het andere type minder selectief is. Het eten van bepaalde soorten vis zou het tandbederf veroorzaken. Dat de twee types zo goed uit elkaar kunnen gehouden worden, betekent dat ze in aparte populaties leven. Mogelijk leidt dit ooit tot het ontstaan van twee soorten orka's.[2]

    [bewerken] Gedrag

    Orka's slapen niet, ze moeten immers naar het oppervlak komen om adem te halen en ze moeten opletten voor bedreigingen. Ze rusten uit door de twee hersenhelften om de beurt uit te laten rusten.

    Orka's leven in groepsverband, in zogenoemde troepen. Een troep kan uit 2 tot 90 orka's bestaan, waarin het oudste vrouwtje de leiding heeft. Er zijn ook orka's alleen aangetroffen; dit waren mannetjes. In een kleine troep zijn de orka's meestal een familie met één volwassen mannetje, twee of drie vrouwtjes en een aantal jongen. Grote troepen hebben drie of vier volwassen mannetjes, met ieder een paar vrouwtjes en hun jongen. Deze groepen komen soms samen, en kunnen zo een troep van veertig dieren vormen. Ze komen voor in zowel de warme als de koude wereldzeeën, waarbij ze voornamelijk nabij de kust te vinden zijn.

    [bewerken] Voedsel

    Het dieet van de orka is bijzonder gevarieerd. Het menu omvat vis, zeevogels (zoals pelikanen, aalscholvers, pinguïns en meeuwen), pijlinktvissen, en zoogdieren, zoals de Weddellzeehond en de zeeleeuw tot zelfs andere walvissoorten en haaien. Walrussen laat hij meestal met rust. Tot op heden is nog nooit een mens aangevallen door een wilde orka.

    Orka's jagen in groepen op volle zee en aan de kust. Ze gaan daarbij planmatig, intelligent en inventief te werk zoals het bijeen drijven van een prooi of het afzonderen van een walvissenkalf van de moeder. Nabij de kust van Argentinië komen ze tot aan de waterlijn om zeeleeuwen te verschalken. Ook is bekend dat ze ook grote ijsschotsen kapot stoten om daarop gevluchte zeehonden te grijpen.

    Met geen enkele andere bedreiging dan de mens, bevindt deze predator zich aan de top van de voedselketen.

    [bewerken] In gevangenschap

    Omdat orka's spectaculaire dieren zijn die zich relatief gemakkelijk laten trainen, zijn orka's vrij populair geworden in dolfinaria en themaparken (voornamelijk in Noord-Amerika). Daarbij geven ze blijk van grote intelligentie. Ook het Dolfinarium Harderwijk heeft jaren een orka gehad: Gudrun.

    Orka's blijven echter wilde dieren en na een aantal incidenten werd de kritiek op het gevangen houden van deze dieren steeds groter. Sindsdien zijn de omstandigheden om orka's in gevangenschap te houden wel steeds verder verbeterd: de dieren worden steeds ouder en ook worden er regelmatig jongen geboren (meer dan de helft van de orka's die nu in gevangenschap leven zijn er geboren). In gevangenschap krijgen orka's vaak een scheve rugvin. Een definitieve verklaring hiervoor heeft men niet, maar een mogelijke is deze: doordat deze orka's meer tijd aan de oppervlakte doorbrengen dan in het wild, heeft de zwaartekracht meer vat op de rugvin. Mannetjes hebben vaak een grotere rugvin en lijden vaker aan deze aandoening dan wijfjes.

    [bewerken] Films

    Orka nabij de Noorse fjorden

    De orka verscheen ook op het witte doek. De bekendste films zijn de drie Free Willy-films, waarmee de problematiek van orka's in gevangenschap wereldwijd grote aandacht kreeg. In Free Willy I speelde de tamme zwaardwalvis Keiko de rol van Willy, in de andere films werden robots gebruikt.

    Pogingen werden ondernomen om Keiko terug in de vrije natuur te brengen. Dit lukte slechts gedeeltelijk, want Keiko bleef het gezelschap van de mens opzoeken. Keiko stierf in 2003 ten gevolge van een longontsteking. Hij is vlakbij de baai waar hij leefde begraven.

    [bewerken] Symboliek

    De zwaardwalvis is een dier met een belangrijke symbolische betekenis in de Nazca-cultuur. Het dier staat symbool voor moed. Nazca-krijgers worden vaak afgebeeld als zwaardwalvis met hoofden die aan het lichaam zijn bevestigd. De zwaardwalvis werd eerst simpel afgebeeld, maar later steeds gecompliceerder.

    18-01-2010 om 17:18 geschreven door Sebastiaan Van Hout  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (5 Stemmen)

    Foto

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Archief per week
  • 18/01-24/01 2010


    Categorieën


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs