We waren ergens onderweg, op vakantie, en ik moest dringend.
Nog 15 kilometer tot de eerstvolgende halte, ergens in Frankrijk. Helaas moest ik echt dringend. Zonder overdrijven: mijn blaas stond zo gespannen als een te hard opgepompte fietsband. Pijnlijk hard dus, en ik moest dringend plassen. Elke hobbel in de weg heb ik gevoeld, bij elk putje smeekte ik de hemel om de afstand zo snel mogelijk in te korten en kijk, mijn verzoek werd direct verhoord. Ik moet waarschijnlijk een speciale band met het bovenaardse hebben want één minuutje later restten er maar twaalf kilometer en achthonderddertig meter meer. De aandachtige lezer met een wiskundige knobbel en de intelligente observator met een goede rekenmachine hebben natuurlijk direct door dat dit niets met het bovennatuurlijke te maken had en dat er geen paranormale krachten bij kwamen kijken: ze hebben direct uitgerekend dat ik netjes aan de voorgeschreven snelheid van 130 kilometer per uur reed, ondanks mijn verschrikkelijke lijden. Let wel: had het geregend, dan was het pas een helse periode geweest: niet alleen versterkt het geluid van regendruppels op de voorruit de drang tot plassen met een factor 10, nee, in dat geval moet je in Frankrijk ook trager rijden, 110 kilometer per uur slechts, waardoor de toiletten meerdere eeuwigdurende minuten verder komen te liggen.
Bij de halte aangekomen wachtte me een volgende verschrikking.
Vijf bussen stonden netjes op een rij geparkeerd en een zesde kwam er aan, dat beloofde niet veel goeds. Terwijl ik uit de wagen stapte zag ik een been uit de voordeur van die laatste bus bengelen, en toen hij volledig gestopt was volgde de rest van de persoon. Met een sprint die ik niet van iemand met haar eerder hoge leeftijd verwacht had spoedde ze zich naar de voordeur, keek snel nog even om en riep naar iemand in de sliert bejaarden die langzaam uit de bus geperst werd Mariette, koodekik ol een plekstje vrie vo joen, wè (Mariette, ik hou al een plaatsje vrij voor jou hoor ! n.v.d.r.). Met een pijnlijke grimas en een niet nader te beschrijven wandelgang schreed ook ik naar die voordeur. Beter kan ik het niet beschrijven: wandelen was het niet, stappen nog minder en lopen kan je het zeker niet noemen. Schrijden, dat komt echt nog het dichtst in de buurt. Langzaam, tegeltje per tegeltje, de onderbuik moeizaam onder controle houdend naderde ik die ingang. En toen zag ik het.
File, Stau, embouteillage, traffic jam, coda !
Twee meter na de ingang begon er een ellenlange rij. Mensen schoven aan, richting toiletten, die zich uren en uren verder leken te bevinden. Mijn blaas protesteerde, mijn blik vertroebelde, maar mijn geest weerde zich uit alle macht en won. Een snelle analyse leerde mij het volgende: ik ben een man, dus ik kan nog altijd ergens een boom zoeken. Maar: rond wegrestaurants staan er meestal niet veel bomen en tegen de weinige die er wel staan kan je niet zomaar onopgemerkt staan plassen. Maar wacht even: ik ben een man. En die file bestaat voornamelijk, nee, wacht, ze bestaat alleen uit vrouwen! Dus... het mannentoilet is beschikbaar! Van opluchting had mijn blaas de neiging om zich te ontspannen - wat ik nog net kon vermijden - en stapje per stapje strompelde ik naar het mannenpaleis waar ik eindelijk, oef, opluchting alom, mijn blaas klaterend in het urinaal kon ledigen.
Heerlijk.
Door die ontspanning in de onderbuik kreeg mijn bovenbuik opnieuw recht op spreken en die gaf me een overduidelijk signaal: honger! Ik had honger, en waar kan je die beter bestrijden dan in een wegrestaurant? Let op: dit is geen retorische vraag want ik kan minstens honderd plaatsen noemen waar je sneller en goedkoper bediend wordt dan in zon mastodont van de eenheidsworst. Maar wanneer je daar ter plekke bent, in die afspanning ergens in het midden van het niemandsland in het verre Frankrijk, dan is er natuurlijks niets beter om die honger te stillen want je bent 20 kilometer van de volgende afrit en dus minstens even ver van een eerlijke maaltijd verwijderd.
Een half uurtje later, in een recordtijd dus, had ik mijn broodje en een cola.
En ik vond een prachtig plaatsje van waar ik die monsterfile op mijn gemak kon bewonderen. Ja, echt, ik meen het: bewonderen. Ik bewonderde al die kranige vrouwen die daar stonden aan te schuiven. Geen kik gaven ze. Dames, ik bewonderde jullie, en ik bewonder jullie telkens opnieuw wanneer ik langs weer een ander wegrestaurant eventjes moet stoppen. Ik bewonderde die perfecte intuïtie waarmee jullie zonder problemen aanvoelen dat jullie binnen een uur dringend zullen moeten plassen. Ik bewonderde jullie onfeilbare inschatting van tijd, waardoor jullie voldoende reserve overhouden om drie kwartier in de rij te kunnen staan. Zoals al die dames daar. Veel beter dan wat ik kan, maar ik had al geplast, ik had al gegeten en gedronken en ik had nog wat tijd, dus haalde ik me nog een koffie. Terug op mijn plaats keek ik opnieuw naar de file en kijk, daar stond de vriendin van Mariette. Ze was al halverwege. Een andere dame kwam van achter uit de rij, stak iedereen voorbij en kwam naast haar staan. Danke, zei ze, en ze leek al voor de helft opgelucht. Ik denk dat ze Mariette heette.
Toen was het tijd om te vertrekken, richting vakantie. Eerst nog even een plasje. Voor alle zekerheid...
|