Inhoud blog
  • Test
  • BOEK: De Bourgondiërs (Bart Van Loo) 2019
  • BOEK: Sinuhe de Egyptenaar (Mika Waltari) 1945
  • BOEK: Dwaal zacht (Lore Mutsaers) 2019
  • BOSCH: Higgs Strickland 2016
    Zoeken in blog

    Over mijzelf
    Ik ben Eric De Bruyn
    Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
    Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 68 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
    Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
    WEMELDINGEN
    Tijd is ruimte in beweging
    11-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CD : BOUDEWIJN DE GROOT

    Boudewijn de Groot: Boudewijn de Groot (1966)

    [Dit album werd in 1970 herdoopt tot Apocalyps. Ook de cd-versie draagt deze titel.]

    In 1964 verschijnt de Nederlandse zanger-componist Boudewijn de Groot aan de oppervlakte met de niet onopgemerkte, maar toch weinig potten brekende singles Strand, Elegie Prénatale en De Morgen. Het warme stemgeluid van de dan twintig jaar oude debutant wordt enigszins ontsierd door de wel erg rrrrollende huig-r, maar op de vierde single, Noordzee, die in februari 1965 verschijnt, is daar niéts meer van te merken. Het nummer is een na al die jaren nog steeds zeer sterk overkomende bewerking van een Engelse traditional (The Lowland Sea) door Lennaert Nijgh, wiens onmiskenbare talent om pakkende teksten te schrijven met succes gekoppeld wordt aan de muzikale kwaliteiten van Boudewijn. De tekst handelt over een zestiende-eeuws scheepsmaatje dat na valse beloften van de kapitein een Spaans galjoen de grond inboort, maar vervolgens zelf tenonder gaat omdat men hem niet meer aan boord laat komen. Het is manifest een aanklacht tegen machtsmisbruik en corruptie en op die manier kondigt deze single Boudewijns debuutalbum reeds aan. Dat laatste wordt uitgebracht in 1966 en beantwoordt perfect aan de door protestsongs, Amsterdamse provo’s en ‘kabouters’ en anti-Vietnambetogingen bepaalde tijdssfeer.

    Noordzee [A5] is dan ook terug te vinden op dit eerste album dat voor de helft bestaat uit covers van protestsongs met prima vertaalde teksten (meestal van Nijgh), en voor de andere helft uit eigen nummers van het duo De Groot-Nijgh. Dat alles gebracht door Boudewijn op akoestische gitaar, begeleid door het orkest van Frans de Kok. De plaat vangt aan met vier van zulke covers, waarvan Er komen andere tijden [A4], een vertaling van Bob Dylans The Times They Are A-changing, duidelijk het beste is. Het geluid van de stilte [A1], een vertaling van Simon & Garfunkels The Sound of Silence, en Een respectabel man [A3], naar het Kinks-nummer A Well Respected Man, zijn beide eveneens degelijk, maar het Donovan-nummer Nee, meeuw [A2] (The Ballad of a Crystal Man) valt een beetje uit de toon, net als de Donovan-vertaling Draai weer bij [B4] (Sunny Goodge Street) die op de B-kant figureert. Een meisje van 16 [B1], een vertaling van het Charles Aznavour-nummer Une enfant de seize ans, is echter veruit de beste cover op deze lp en werd in 1965 reeds uitgebracht op single, als opvolger van Noordzee, met opvallend succes.

    Al deze covers laten een tegen het establishment en de zelfvoldane burgerij gericht, maatschappijkritisch geluid horen, typisch voor het midden van de jaren zestig, maar datzelfde geluid klinkt nog sterker en tevens ook geslaagder door in de nummers die De Groot en Nijgh samen componeerden. Het allersterkste van deze eigen nummers is ongetwijfeld Welterusten mijnheer de president [A6]: een bijtend-sarcastische anti-Vietnamsong die crescendo naar een climax toewerkt en ook – als locomotief voor dit album – op single verscheen. Het werd na Een meisje van 16 Boudewijns tweede hit. Ook Vrijgezel [B3] – met een ingebouwd stukje zelfrelativering – en Woningnood [B5] zijn als protestliedjes een schot in de roos. De dagen zijn geteld [B6] is dat iets minder. Apocalyps [B2] ten slotte is een wat meer romantisch nummer en tegelijk een vreemde eend in de bijt: het wijst reeds vooruit naar het tweede album, waarop het sociaal engagement een flink stuk zal teruggeschroefd worden.

    Als debuut kon het album Boudewijn de Groot in 1966 tellen en het heeft na al die jaren nog niets van zijn charme verloren. Indertijd moet het duidelijk geweest zijn dat zich hier een bijzonder getalenteerde zanger-componist aandiende, en terugblikkend kan rustig gesteld worden dat Boudewijn de beloften van deze eerste lp in alle opzichten heeft waargemaakt.

    Quotering: ***½ (18 januari 2001)

    Klassiekers: Noordzee, Welterusten mijnheer de president, Een meisje van 16, Vrijgezel, Woningnood.

    Boudewijn de Groot: Voor de overlevenden (1966)

    Het jaar 1966 is nog niet voorbij of daar is de 22-jarige Boudewijn reeds met zijn tweede album, dat totaal anders is dan het eerste, en bovendien: nóg beter. Gedaan met de ‘provo-Boudewijn’ en gedaan met de rebels-geëngageerde teksten. Voor de overlevenden is gevuld met bijzonder sterke, door Boudewijn gecomponeerde melodieën op door en door romantische teksten van Lennaert Nijgh die grotendeels handelen over volwassen worden en voorbijgestreefde jeugdidealen en –liefdes. Sommige nummers schilderen dan weer een droomrealiteit of vermeien zich in leuke, absurdistische brabbeltaal.

    Het openingsnummer, tevens het titelnummer [A1], schetst meteen de sfeer: de overgangsfase van jongen naar man, met enerzijds heimwee naar het verleden en anderzijds onzekere nieuwsgierigheid naar de toekomst. De klankkleur van de muziek is tegenover het debuutalbum overigens niet zo veel veranderd: Boudewijn op akoestische gitaar met een orkest achter zich. Alleen wordt het orkest nu niet meer geleid door Frans de Kok, maar door de Gentenaar Bert Paige (echte naam: Albert Lepage) die tegelijk verantwoordelijk is voor de ronduit prachtige arrangementen. Lied voor een kind dat bang is in het donker [A2] is een grappig en hyperkinetisch stukje nonsens over een kind dat ’s nachts allerlei rare dingen ziet. De wilde jager [A3] heeft een wat duistere, pseudo-mythologische tekst en scoort ook qua melodie een stukje minder. Met de trias Naast jou [A4] (over een teloorgegane liefde), Testament [A5] en Vrienden van vroeger [A6] (beide over afscheid nemen van de jeugdjaren) bereiken De Groot en Nijgh het toppunt van hun kunnen. Vooral de laatste twee nummers zijn niet meer weg te denken uit de wereld van het Nederlandse chanson, niet in het minst dankzij de zoetgevooisde en vlotgeschreven verzen van Lennaert: De eerste kuise zoen / Gekregen van een meisje / In ruil voor een choco-ijsje / Waarvoor ze ’t wel wou doen (uit A6)…

    De B-kant bevat eveneens zo’n onvergetelijk liedjestrio: Het Land van Maas en Waal [B3], Verdronken vlinder [B4] (over het besef dat de realiteit alle idealen achterhaalt) en Beneden alle peil [B5] (over een geliefde die een ander kiest). Het Land van Maas en Waal werd in januari 1967 met het oog op het nakende carnaval op single uitgebracht, scoorde goud en verscheen ook in vertaling in Engeland (Boudewijn de Groot werd daar: Baldwin). Het gaat hier inderdaad om een onweerstaanbare evergreen, gedragen door een bijzonder vlotte melodie en een knettergekke tekst met een vaag Jeroen Bosch-gehalte (het refrein heeft het onder meer over het circus Jeroen Bosch). Lennaert Nijgh zelf hierover: 'Ik had goed naar Jeroen Bosch gekeken, veronderstelde iedereen. Nee, ik had helemaal niet gekeken; de tekst is vanuit vage parate kennis geschreven en heeft ook niets te maken met de donkere vijftiende-eeuwse gruwelwereld van Bosch. Bij de volgende LP, Tuin der Lusten [sic: die volgende lp heette in feite Picknick] zou ik wél goed naar Jeroen Bosch kijken. Of dat zin gehad heeft, is een tweede' [in Nijgh 1991: 40].

    De eerste nummers van de B-kant, Ze zijn niet meer als toen [B1] en Zonder vrienden kan ik niet [B2], zijn weliswaar degelijk maar toch duidelijk veel minder sterk dan het zonet besproken drietal. Het laatste nummer van de plaat, Ken je dat land [B6], een wat bevreemdend en niet erg geslaagd geval dat reeds de psychedelische hippiesfeer van de volgende lp aankondigt, werd door de platenmaatschappij raar genoeg op single uitgebracht, nog vóór Het Land van Maas en Waal. In tegenstelling tot dit laatste nummer werd het géén succes. Dit kleine misstapje kan echter onmogelijk de huizenhoge kwaliteit van de meeste andere nummers doen vergeten. Voor de overlevenden werd terecht goud en won in 1967 een Edison. Met dit album werd de naam Boudewijn de Groot definitief een begrip in de wereld van de populaire muziek der Lage Landen.

    Quotering: ****½ (3 februari 2001)

    Klassiekers: Naast jou, Testament, Vrienden van vroeger, Het Land van Maas en Waal, Verdronken vlinder, Beneden alle peil.

    Boudewijn de Groot: Picknick (1968)

    Sitarmuziek, rare geluiden, in de echokamer gestopte stemmen: zo begint Boudewijn de Groots derde album, waarvan de hoes volstaat met felgekleurde en door elkaar wemelende letters en figuurtjes die onmiddellijk een psychedelisch sfeertje oproepen. Het is begin 1968, de flower power beleeft zijn hoogtepunt. En dat zullen we geweten hebben, want Boudewijn en zijn tekstleverancier Lennaert Nijgh gaan duidelijk mee met hun tijd. Het openingsnummer, Picknick [A1], is een wat bombastisch en weinig beklijvend lied, het enige op het album waarvan de tekst niet door Nijgh maar door De Groot zelf werd geschreven. Karakteristiek voor de tijdsgeest zijn de laatste versjes: Iedereen moet aardig zijn / Pluk een bloem. Het werd in aanloop naar de lp uitgebracht op single, als opvolger van het zwakke Onder ons, een afdankertje van het vorige album.

    Veel beter dan deze twee singles is Prikkebeen [B6], een duet met Ellie Nieman dat het album afsluit en in maart 1968 op single verscheen. Het werd meteen één van de vele Boudewijn de Groot-klassiekers, ondanks – of wellicht juist dankzij – de wat wazige, uit surrealistisch aandoende beelden bestaande tekst van Nijgh: Hij staat in de sneeuw aan de rand van de stad / en prikt de dagen van december op zijn hoed, / hij fluit zijn pluchen lapjeskat, / want hij heeft last van muizenissen / die nesten maken in zijn baard. Nijgh zelf hierover: 'Het toverwoord van die jaren was ‘psychedelisch’. Psychedelische teksten werden toen geslikt omdat alles wat wazig overkwam in de mode was' [Nijgh 1991: 115]. Ook hier is overigens weer de knappe arrangeur Bert Paige aan het werk wiens magistrale orchestraties de De Groot-nummers meestal een manifeste meerwaarde geven.

    Ballade van de vriendinnen voor één nacht [A2] is een typische Nijgh-tekst (over kroegen, dronken zijn en kortstondige liefdesaffaires), op een jaren twintig-melodietje gezet: niet onaardig, maar het hoge niveau van de vorige lp wordt niet bereikt. Dat geldt nog meer voor Cinderella [A3], een nummer met een wat schreeuwerig refrein vol rockgitaren en met een onduidelijk naar sprookjes verwijzende tekst. Ballade van wat beter is [A4] is net als A2 niet echt slecht, maar een blijver is het al evenmin. In Tegenland [A5] wordt een Hammond-orgeltje (typisch jaren zestig) bovengehaald, wat nochtans nauwelijks kan verhelen dat dit een nogal vervelend, minstens enkele minuten te lang gerekt nummer is. Mensen om me heen [A6] heeft een vrij sterke melodie, maar duurt ook weer te lang (bijna zes minuten).

    De B-kant opent met Canzone 4711 [B1], een chanson met veel blazers dat eerder thuishoort in de score van een jaren zestig-film dan op een De Groot-album. Tijdens het najaar van 1967 vond er in ’s-Hertogenbosch een groots opgezette tentoonstelling rond Jeroen Bosch plaats. De weerslag daarvan is te merken op de volgende vier nummers die (zeer) vagelijk geïnspireerd zijn door de Tuin der Lusten-triptiek van deze laatmiddeleeuwse schilder. Eva [B2] sluit aan bij het linkerbinnenluik. Samen met B6 is dit het enige nummer dat moeiteloos het niveau van Voor de overlevenden bereikt: een sterke melodie, een aansprekende tekst (over de macht van de vrouw die zelfs God naar haar pijpen kan laten dansen) en een mooi arrangement. De tuin der lusten [B3], een vaag commentaar bij het middenpaneel van Bosch’ triptiek (dat overigens ten onrechte positief geduid wordt als een soort hippiewereld avant la lettre), is echter een heel stuk minder en hetzelfde kan gezegd worden van Megaton [B4], geïnspireerd door het rechterbinnenluik (een Hel), maar éigenlijk door de staalindustrie bij Boom, ten zuiden van Antwerpen, aldus Nijgh zelf [Nijgh 1991: 114]. Glazen stilte [B5] ten slotte, van ver refererend aan de buitenluiken, is niet meer dan een niemendalletje.

    Het album Picknick werd indertijd goed ontvangen, ongetwijfeld dankzij de nawerking van het grootse Voor de overlevenden en ten gevolge van de aansluiting die gezocht werd bij de rond vrije liefde, soft drugs en universele broederschap draaiende tijdsgeest. Vanop een afstand bekeken, is Picknick echter een serieuze stap achteruit tegenover de vorige lp en zijn B2 en B6 de enige tracks die het niveau van deze laatste continueren. Deze dalende lijn zou zich op het volgende album meedogenloos verderzetten, ofschoon de in augustus 1968 uitgebrachte single Waterdrager / Als de rook om je hoofd is verdwenen nogmaals het meesterschap van De Groot als singer-songwriter bevestigde.

    Boudewijn de Groot zelf in 1981 over Picknick, in een interview met Jon Misselyn voor Muziekkrant [nr. 10, april 1981, pp. 46-47]: ‘Van die plaat hou ik niet meer. Omdat de muziek die daar op staat veel te rationeel uitgedacht is. Daar steekt geen gevoel in, geen intuïtie, alle spontaneïteit ontbreekt. Het moest een Nederlandstalige Sgt. Peppers worden, met hypermoderne arrangementen, veel foefjes. Toen kon ik me best inleven in die rage, maar ik moet bekennen dat het eindresultaat niet uit mezelf kwam’.

    Quotering: **½ (9 februari 2001)

    Klassiekers: Eva, Prikkebeen.

    Boudewijn de Groot: Nacht en ontij (1968)

    Na Picknick gaat het met Boudewijn een tijdje de verkeerde kant op. Hij is ontevreden over zijn carrière, wil niet meer optreden en krijgt hommeles met Lennaert Nijgh. Samen met Eelco Gelling (van Cuby & The Blizzards) vormt hij het groepje Tower dat een hitje heeft met de single In your life. Daarna verschijnt de lp Nacht en ontij waarop slechts vier nummers staan. Van de drie nummers op de A-kant, Wie kan me nog vertellen [A1], Aeneas nu [A2] en Babylon [A3] heeft Boudewijn deze keer zelf de muziek én de tekst geschreven. Het resultaat (ongeïnspireerde elektrische rock + bizarre, totaal niet aansprekende teksten) is zeer teleurstellend. De grootste tegenvaller van dit album is echter het vijfentwintig minuten lange nummer Heksen-sabbath [B1] dat De Groot samen met zijn oude schoolmakker Lucien Duzee schreef en dat bestaat uit een mengeling van ijle koorzang, onweergerommel, lachwekkend-theatraal voorgedragen slechte verzen en elektronisch gedonderjaag. 'Het resultaat is vervreemdend, de plaat klinkt bombastisch, cryptisch en acommercieel', schrijft Oor’s Popencyclopedie [1998: 151], in dit verband. De single Aeneas nu flopt dan ook totaal, de hele lp is een verschrikkelijk onding en ook de tweede Tower-single Captain Decker flopt. Boudewijns carrière bevindt zich in een crisis en hij trekt zich terug in een commune.

    In een interview met Jon Misselyn (die samen met ons nog legerdienst heeft gedaan in het Militair Hospitaal van Soest, Duitsland) in Muziekkrant [nr. 10, april 1981, pp. 46-47] zei Boudewijn onder meer: ‘En op Nacht en ontij staat naar mijn idee hele mooie muziek’. Jongen toch!

    Quotering: * (6 april 2004)

    Klassiekers: geen.

    Boudewijn de Groot: Hoe sterk is de eenzame fietser (1973)

    Vijf jaar hadden we moeten wachten op de come-back van Boudewijn, een periode die door de platenmaatschappij overbrugd werd via het uitbrengen van twee dubbel-lp’s met oud materiaal: het door iedereen felgesmaakte Vijf Jaar Hits in 1971 en het iets minder succesvolle Dubbel Twee in 1973. In datzelfde jaar 1973 is Boudewijn daar echter terug, met elf nieuwe nummers, waarvan zeven op tekst van Lennaert Nijgh. De teksten van de overige vier liedjes werden geschreven door Ruud Engelander, Boudewijns schoonbroer. Twee van diens teksten zijn overigens vertalingen van gedichtjes van William Blake. Aanwezig is overigens ook weer Bert Paige, met prima arrangementen.

    Het eerste wat we van de nieuwe Boudewijn op de radio horen, is de uitstekende, van een forse elektrische begeleiding voorziene single Jimmy [B1], dat gezien de eerste regel (van de hand van Ruud Engelander) tevens kan beschouwd worden als het titelnummer van de lp. Het liedje is opgedragen aan Boudewijns zoontje Jim de Groot en weet zowel qua tekst als qua muziek onmiddellijk aan te spreken. Na de teleurstelling van Nacht en ontij was dit een grote geruststelling: Boudewijn de Groot was weer helemaal terug en hij kon het nog!

    Het hoge niveau van de single wordt helaas niet steeds bereikt op de rest van de lp. De twee eerste nummers, Terug van weggeweest [A1] en Wat geweest is, is geweest [A2], hebben beide een tekst van Nijgh die aansluit bij Boudewijns artistieke stilzwijgen en terugkeer. Een beetje nostalgisch, maar tegelijk ook zelfverzekerd klinkt het: het verleden is voorbij, het nu is het nu en dus gaan we er weer flink tegenaan. In het eerste nummer valt vooral de rol van de elektrische gitaar op, het tweede nummer sluit qua muzikale sfeer meer aan bij de eerste albums, maar het zijn allebei bijzonder degelijke binnenkomertjes. Volgen dan op de A-kant nog drie rustige tracks. De ballad Onderweg [A3] is een beetje te melig om goed te zijn, en ook Het Spaarne [A4] weet niet helemaal te overtuigen. Een stuk aardiger is de slow Kindermeidslied [A5], waarvan de tekst een vertaling is van een versje van William Blake.

    Gelukkig was er indertijd ook nog de B-kant om de reeds paraat staande critici de mond te snoeren. Na de uitstekende softrock van Jimmy krijgen we iets totaal anders, maar het is al even uitstekend: het van een grappige tekst (maar haal uw borsten van mijn schouder!) en aantrekkelijke melodie voorziene Tante Julia [B2]. Het werd de tweede single uit dit album, maar had onbegrijpelijkerwijze veel minder succes dan zijn voorganger Jimmy. Jaren later werd het nummer nog eens opnieuw uitgebracht als carnavalshit. Ook het tedere liefdesliedje Ik zal je iets vertellen [B3] weet meteen de juiste snaar te raken en Parijs, Berlijn, Madrid [B4] is zo één van die nummers waarvan we na al die jaren de tekst nog radicaal van buiten kennen: een schot in de roos! Het korte De kleine schoorsteenveger [B5], weer naar een versje van William Blake, is op deze B-kant een klein akoestisch pareltje en het stevige, enthousiast gezongen De reiziger [B6] sluit thematisch weer aan bij Boudewijns jarenlange afwezigheid die nu voorbij is.

    Hoe sterk is Hoe sterk is de eenzame fietser? De B-kant manifest zéér sterk. Boudewijn doet hier zijn achternaam opnieuw alle eer aan. De A-kant is echter duidelijk wat minder van niveau, vooral wat de drie laatste nummers betreft. In zijn geheel was dit in 1973 echter een come-back om absoluut blij mee te zijn. Het singletje Ik ben ik uit 1974, dat helaas op geen enkel studioalbum te vinden is, bevestigde die vreugde.

    Quotering: ***½ (26 augustus 2012)

    Klassiekers: Jimmy, Tante Julia, Ik zal je iets vertellen, Parijs Berlijn Madrid, De kleine schoorsteenveger, De reiziger.

    Boudewijn de Groot: Waar ik woon en wie ik ben (1975)

    In een interview met Rudy Vandendaele in Humo [nr. 3311, 17 februari 2004, pp. 148-153] zei Boudewijn over dit album: ‘Op Waar ik woon en wie ik ben wou ik mezelf blootgeven, en ik dacht dat dat geen tierelantijnen verdroeg: alle opsmuk is in de productie weggehaald, en daar heb ik nu spijt van. Het was de bedoeling me kenbaar te maken aan de fans, en achteraf bekeken had ik de deur niet op zo’n klein kiertje moeten zetten. ’t Is bijna – hoe zal ik het zeggen – schijnheilig. Maar ik ben toen heel erg uitgegaan van de integriteit van het werk: later ben ik tot de verbijsterende ontdekking gekomen dat integriteit niet altijd leidt tot de beoogde resultaten. De trouw aan de basisgedachte: mezelf blootgeven, mezelf zo eerlijk en zo open mogelijk vertonen.’ En in een ander interview met Rudy Vandendaele in Humo [nr. 3471, 13 maart 2007, pp. 150-153] zei hij: ‘Inhoudelijk verdraag ik nog steeds geen kritiek op Waar ik woon…, maar in technisch opzicht zou ik die plaat en ook Maalstroom eigenlijk helemaal willen overdoen. Ik vind het nog steeds zonde dat platen met zulk goed materiaal zo slecht gepresenteerd zijn. Daardoor werden ze ook slecht ontvangen. Maar iedere plaat is ook het resultaat van een bepaalde overtuiging in een bepaalde tijd: ’t zou volgens mij dan ook niet al te integer zijn om die platen technisch helemaal over te doen.’

    Nou, nou. Mogen wij ook even? Ergens in de jaren negentig zetten het bespreken van Een nieuwe herfst en het op Canvas bekijken van een kort daarvoor opgenomen optreden van Boudewijn de Groot ons ertoe aan de lp Waar ik woon en wie ik ben (die wij ondertussen met een resem andere lp’s verkocht hadden) opnieuw te kopen, maar nu op cd. Het betreft hier het in totaal zesde album van de Nederlandse bard en het tweede album van de ‘vernieuwde’ Boudewijn uit de jaren zeventig. Deze plaat werd indertijd door de pers zo mogelijk nog slechter ontvangen dan zijn voorganger, Hoe sterk is de eenzame fietser. Lennaert Nijgh was afgedankt als tekstleverancier en de teksten werden nu geschreven door ene René Daalder (Boudewijns schoonbroer, als wij ons niet vergissen), na gesprekken met Boudewijn zelf. Op dit album wilde De Groot zichzelf duidelijk profileren als zanger en meer nog als mens achter de zanger. Hij wilde eens flink zeggen waar het op stond, anno 1975: wat geweest was, was nu echt wel geweest, vroeger kwam niet meer terug en het publiek moest maar meegaan met de vernieuwde Boudewijn. Nieuw binnen Boudewijns oeuvre was de muziek ook wel: erg sober en simpel gehouden (de zwartwitte hoes was al een hint in die richting), zonder zware arrangementen en met eenvoudige melodieën. De lp werd noch door pers, noch door publiek gesmaakt, maar voor ons is het (nog altijd na al die jaren) een zéér onderschat werkstuk.

    De opener Waar ik woon [A1] is een prima, lang en rustig voortkabbelend beekje muziek, met weliswaar een wat loze, maar toch goed klinkende tekst, en vervelen doet het geen moment. We hebben dit altijd al erg sterk gevonden en bovendien misschien wel meer dan honderd keer meegezongen. Calypso [A2] is een erg aardig calypsonummertje en ook Rechts links verkeerd [A3] is erg goed, met die heerlijke, eenvoudige en toch aansprekende klankkleur die zo typisch is voor dit album. Moeder [A4] is een ontroerend luisterliedje en De Nederlandse held [A5] een geslaagde meezinger, in tegenstelling tot wat Guy Mortier in Humo indertijd allemaal schreef over kort gehouden melodieën en materiaal dat niet bijblijft enzovoort.

    Na deze perfecte A-kant krijgen we op de B-kant nog meer van hetzelfde, en dat is wel degelijk bedoeld als een compliment. Of niet soms [B1] is een verraderlijk positief-klinkend luisterliedje. Verraderlijk omdat het de weg baant voor het keiharde Travestie [B2], een hoogtepunt op een album dat volstaat met hoogtepunten en tevens de single van dienst. Het lieflijke begin contrasteert muzikaal met het rauwe tweede deel van het nummer, waarin een snerpende elektrische gitaar de wrede tekst ondersteunt: hier rekent Boudewijn zonder pardon af met al degenen die blijven verlangen dat hij liedjes als Testament of Beneden alle peil blijft zingen (beide oude nummers worden heel even gerecycleerd via de prille meisjesstem van Anja de Jong). Het àbsolute hoogtepunt van Waar ik woon en wie ik ben is voor ons echter het pareltje van twee minuten en zeven seconden dat dan volgt: Wegen [B3], met zijn eenvoudige maar heel functionele klankkleur (drums, bas, akoestische gitaar), zijn kabbelend ritme en zijn heerlijke tekst over het op zoek zijn naar een lief, zouden we niet graag meer willen wissen. Daarna zakt het niveau een heel klein beetje met De verbouwing [B4] en Wie ik ben [B5] is erg degelijk, maar toch net iets minder dan de acht eerste tracks.

    In Media/Disko [nummer 24 van oktober 1975, pp. 33-34] noemde Hilde Dekeyser dit album ‘een ontgoochelende stap achteruit’, Wegen vond ze een ‘vaag liefdesliedje’ en verder luidt het: ‘Boudewijn zelf is blijkbaar nog niet klaar met zijn afrekening met het verleden. Of hoe valt het anders te verklaren dat de meeste liedjes op deze elpee ofwel nietszeggend zijn, ofwel enkel een afzwering zijn van dat verleden?’ Weet u wat? Volgens ons is Waar ik woon en wie ik ben met zijn net geen 37 minuten het beste album dat Boudewijn de Groot ooit gemaakt heeft.

    Quotering: ****½ (3 augustus 2015, met verwerking van oude notities)

    Klassiekers: het hele album, met voorbehoud voor B4 en licht voorbehoud voor B5.

    Boudewijn de Groot: Van een afstand (1980)

    Waar ik woon en wie ik ben flopte genadeloos. Boudewijn had vijf jaren nodig om dat te verwerken en met iets nieuws te komen. Het eerste nieuwe dat we te horen kregen op de radio in 1980 was de single De zwemmer [8]: een mooi akoestisch luisterliedje met een fraaie symbolische tekst van Ruud Engelander over iemand die van Nederland naar Engeland zwemt, maar als single misschien toch wat vlakjes. Ook Captain’s table [5], een lekker jazzy ding, heeft een tekst van Engelander, met zelfs een Engels refreintje. Prima hoor. Twee nummers op dit album heeft Boudewijn volledig zelf geschreven. Als het bericht slecht is, dood je de boodschapper [3] begint als een stevig rocknummer, wordt in het midden te lawaaierig en bolt dan rustiger verder uit. Nogal donkere en ietwat wazige tekst ook. Hoogtevrees [7] klinkt dan weer als een slappe Bob Dylan-imitatie. We zeggen het niet graag, maar deze twee liedjes van Boudewijn zelf zijn de zwakste van de hele plaat.

    Er hebben nog vier andere tekstschrijvers meegewerkt aan dit album. Zolang ik niet beweeg [4] is een fraai akoestisch ding met een mooi melodietje en een aardige tekst van Herman Pieter de Boer. Het zou niet misstaan hebben op het vorige album. Kindertijd [6], met een tekst van René Daalder, is ook een rustig nummer, maar toch minder sterk dan Zolang ik niet beweeg. Uitstekend, zowel qua muziek als qua tekst, is dan weer het mediumtempo gebrachte Telkens weer [9]. De tekst is van Ernst Jansz, later één van de straffe mannen van Doe Maar. Echt een geweldige song hoor, met een verrukkelijk koortje.

    En dan zijn er nog vier nummers met teksten van Lennaert Nijgh. De binnenkomer Een tip van de sluier [1] werd geschreven voor de gelijknamige film van Frans Bromet (nooit gezien overigens), verscheen net als De zwemmer op single en beschikt over een ijzersterk, telkens herhaald en crescendo aangroeiend meezingrefrein op het einde: Achter iedre deur die ik opendoe / doe jij een andre deur weer dicht / en zo blijf je verborgen / nooit wordt er meer dan een tip / van de sluier opgelicht! Ook heel goed is Vertrek [10], een lekker bonkend nummer, eveneens met een sterk meezingrefrein maar met een helaas wat lawaaierig middenstuk. Geen carnaval [11] is de – ondanks de titel – lollig-carnaveleske uitsmijter met een scherpe tekst over hypocrisie en het dragen van maskers. En dan is er natuurlijk nog het absolute juweeltje en hoogtepunt van dit album: het heerlijke liefdesliedje Zonder jou [2]. Lennaert Nijgh schreef dus de tekst, maar wie schreef de muziek? Niet Boudewijn de Groot zelf, zoals bij de tien andere nummers, maar wel… Henny Vrienten! Ja, er is een Doe Maar-link te ontwaren op dit album (Ernst Jansz speelde trouwens indertijd in De Groots begeleidingsgroepje).

    Een maxima cum laude voor deze Zonder jou en een magna cum laude voor het album in zijn geheel. Leuk overigens hoe in elk nummer iets van het thema ‘afstandelijkheid’ verweven zit, vandaar dus ook de titel. Volgens ons beleefde Boudewijn de Groot in de jaren zeventig zijn muzikale hoogdagen.

    Quotering: **** (3 augustus 2015)

    Klassiekers: Een tip van de sluier, Zonder jou, Zolang ik niet beweeg, Captain’s table, De zwemmer, Telkens weer, Geen carnaval.

    Boudewijn de Groot: Maalstroom (1984)

    In 1980 trekt Boudewijn naar Amerika om een arrangeer-cursus te volgen. Hij keert terug naar Nederland in 1983 en maakt een moeilijke periode door: financieel aan de grond, relatie op de klippen, in artistieke zin de draad even kwijt. Het somber getinte Maalstroom zou naar verluidt daarvan de weerslag zijn. Alle nummers werden door Boudewijn zelf geschreven, behalve twee. Vlucht in de werkelijkheid [4] is een traag pianonummer met een geslaagde tekst van Lennaert Nijgh. Niet onaardig, maar inderdaad nogal somber. Het laatste nummer van de plaat, Code [10] heeft een tekst van Henny Vrienten. Het is een prima song, maar dit klinkt niet als Boudewijn de Groot, dit is Doe Maar-grand cru.

    De rest is dus helemaal van Boudewijn. De binnenkomer Nooit meer terug [1] klinkt een beetje als middelmatige Golden Earring en valt eigenlijk alleen op door het (geslaagde) eerste deel van het refrein. Vreemde geluiden (vreemde gezichten) [2] probeert Lied voor een kind dat bang is in het donker nog eens dunnetjes over te doen. Keerzijden [3] weet niet goed van welk hout pijlen maken, zowel muzikaal als tekstueel (de synthesizers in het begin doen trouwens even denken aan de akelige B-kant van Nacht en ontij). Draden [5] continueert het pianogeluid van Vlucht in de werkelijkheid, maar is bijzonder matig. De laatste vrouw [6] is een rommelig zaagnummer en vestigt de aandacht op het feit dat teksten schrijven niet Boudewijns sterkste kant is. Het is ondertussen meer dan duidelijk dat dit de verkeerde kant opgaat. En ja hoor: Maalstroom [7] is zeurderige bombast, Een slag zo zwaar verloren [8] is zeurderig pianogetingel en synthesizergepriegel, en Nachtschade [9] is een brok middelmaat met een verschrikkelijk schreeuwerig refrein.

    In een interview met Rudy Vandendaele in Humo [nr. 331, 17 februari 2004, pp. 148-153] zei Boudewijn over dit album: ‘Maalstroom was een ander probleem: op die plaat heb ik te veel zelf willen doen, en ik had ook te weinig zelfkritiek toen ik ‘m aan het maken was. Ik wist bij God niet wie die plaat zou moeten arrangeren – ik had een verschrikkelijke behoefte aan een nieuwe Bert Paige, maar ik hoorde niemand in Nederland die ook maar in de buurt van die man kwam. Ik was toen net uit Amerika terug en ik dacht: technisch gesproken kan ik niet arrangeren, maar ik ben doordrongen van de muzikale americana, en vanuit dat gevoel zal het me wel lukken. Dat was een enorme zelfoverschatting.’

    Quotering: ** (3 augustus 2015)

    Klassiekers: Code.

    Boudewijn de Groot: Een nieuwe herfst (1996)

    De slechte ontvangst van Maalstroom komt stevig aan bij Boudewijn. Muziek raakt volledig op een zijspoor en hij komt aan de kost als vertaler (bij uitgeverij Luitingh). Twaalf jaar is het wachten op een nieuw album en dat verschijnt pas nadat Boudewijn de hoofdrol heeft vertolkt in de succesvolle musical Tsjechov (geschreven door Robert Long en Dimitri Frenkel Frank). In 1996 is het dan eindelijk weer zover: in 1994 was Boudewijn 50 geworden en het comebackalbum heet dan ook toepasselijk Een nieuwe herfst.

    Een wonderkind van 50 [1] slaat nochtans niet op Boudewijn. Gelukkig maar, want de tekst (van Lennaert Nijgh) gaat over Halbo Christiaan Kool (1907-1968) die na een half mislukte carrière als dichter zelfmoord pleegde, zoals we leren uit een artikeltje dat Johan Vandenbroucke ooit in De Morgen aan dit liedje van Boudewijn wijdde [“Annotaties bij een liedjestekst”, De Morgen/Boeken, 19 september 2001, p. 34]. Nijgh had de tekst al in 1970 geschreven en deze was in een muzikaal totaal andere versie en onder de oorspronkelijke titel ‘Een wonderkind van zestig’ verschenen op de lp Hoe wordt een mens een ster? (1976) van Jasperina de Jong. Boudewijn de Groot veranderde de 60 in 50 (dus toch een beetje refererend aan zichzelf?) en maakte er een stevig rocknummer van dat in de verte herinnert aan de klankkleur van Jimmy. Met zijn gedreven zang en vlijmscherpe elektrische gitaar doet deze geslaagde binnenkomer het beste verhopen voor de rest van het album.

    Dat valt toch danig tegen. Als jij niet van me houdt [2] en De rover [3] zijn in tegenstelling tot [1] rustige, ingetogen nummers met opnieuw teksten van Lennaert Nijgh, maar een kleine dosis meligheid valt hen niet te ontzeggen. Deinè Theos (Afschuwwekkende godin) [4], met een tekst van Harm Schepers, is te rommelig en bombastisch om goed te zijn. Volgen dan weer twee nummers van het duo De Groot/Nijgh. Kijken hoe het morgen wordt [5] en De roos [6] zijn helaas allebei redelijk slaapverwekkend en hebben niets speciaals dat de aandacht zou kunnen trekken. Hetzelfde geldt voor De slaap [7], met tekst van Ruud Engelander.

    Rondeel [8] is een fraai gedicht van Lennaert Nijgh waarin een parallel wordt getrokken tussen steden en hoeren maar de muziek die Boudewijn erbij heeft bedacht, overtuigt van geen kanten. Annabel [9], op tekst van Herman Pieter de Boer, kennen we natuurlijk van de uitstékende singleversie van Hans de Booij maar deze hyperkinetische versie van Boudewijn zelf moet daar duidelijk voor onderdoen. Het blijft natuurlijk een De Groot-nummer, waarvan akte. De drie Mandarijnen [10] brengt met zijn Chinees klankkleurtje en zijn wijze tekst van Nijgh wat broodnodige verfrissing maar kan de test van herhaalde beluisteringen niet succesvol doorstaan want dan begint de eentonigheid danig op te vallen en het verhaaltje van de tekst ken je dan onderhand wel. Avond [11] is een De Groot/Nijgh-nummer dat onder de titel De avond al verschenen was in 1973 op het Rob de Nijs-album In de uren van de middag. Daar maakte het, afgezien van het sterke meezingrefrein, al een flauwe indruk en dat is hier niet anders. Eva [12] doet met heimwee terugdenken aan de gelijknamige song uit Picknick. De tekst is net als in [4] van Harm Schepers en het resultaat is opnieuw te bombastisch om goed te zijn. Vrolijke violen [13], met tekst van Herman Pieter de Boer, is weer zo’n carnavalsnummertje in de traditie van Tante Julia of Geen carnaval, maar meer dan een middelmatig, gewild-lollig dingetje is het niet. Het album wordt afgesloten met het acht minuten lange De Engel is gekomen [14], weer een De Groot/Nijgh-compositie die jammer genoeg tenondergaat aan storende tempowisselingen en een lading bombast.

    Een nieuwe herfst werd in 1996 naar verluidt goed ontvangen door het publiek. Waarschijnlijk omdat velen zaten te smachten naar nieuw sterk werk van Boudewijn de Groot dat zou aansluiten bij de successen van vroeger. Bij die velen zullen er dan toch een groot aantal deftig teleurgesteld geweest zijn in 1996. Waaronder wij.

    Quotering: ** (7 augustus 2015)

    Klassiekers: Een wonderkind van 50.

    Boudewijn de Groot: Het Eiland In De Verte (2004)

    In november 2002 overleed Lennaert Nijgh maar op dit nieuwe album van Boudewijn staan nog acht nummers waarvoor hij de tekst leverde. Berlijn [2], dat voorafgegaan wordt door de korte geluidsimpressie Unter den Linden (intro Berlijn) [1], is echter niet meer dan een melig nummer met een zwakke tekst. Het klinkt als hoogdravende kitsch en is dus een zeer magere binnenkomer. Nergens heen [4] is een uptempo song die doet denken aan de stijl van de Frank Boeijen Groep, maar is dat een goed teken? Sonnet voor A. [5] is een flauw, akoestisch nummertje en Het land van koning Jan [6], dat handelt over de incestueuze liefde van een broer voor zijn zus, is traag, zwak en melig. Ballade van de onsterfelijkheid [7] is dan weer een teleurstellend hoempapa-liedje. De winter [11] is bijzonder middelmatig, Klok onder water [13] is een melig zaagnummertje en Het eiland in de verte [14] is erg matig. Veel om enthousiast over te doen levert dat dus niet op en men vraagt zich af: waar is de bevlogenheid van vroeger gebleven?

    De rest van het album is al even vlak en middelmatig. Boudewijn heeft ook twee liedjes volledig zelf geschreven. De blauwe uren [8], een eresaluut aan Lennaert Nijgh, is niet onaardig maar evenmin echt groots. Op weg naar mijn lief [9] is het langste nummer van de plaat (meer dan zeven minuten): rustig, een beetje wazig, toch ook niet echt goed. Freek de Jonge heeft voor drie nummers de tekst geleverd: Eeuwige jeugd [3] is een rustig zaagnummer, De vondeling van Ameland [12] is flink hoogdravend en de bonustrack De zwembadpas [15] is een niet onaardige parodie op de protestsongs van de jaren zestig. Hoe moet ik het de stad vertellen [10], met een tekst van Marcel Verreck, is een flodderig uptempo-geval en de andere bonustrack, Het einddoel [16], met een tekst van Jan Rot, is een soort bombastische Frank Sinatra-song.

    Jaren geleden hebben we dit album al eens in huis gehad, en toen was het al duidelijk dat dit niet veel soeps was. Dat blijkt bij deze herbeluistering(en) volledig te kloppen. We waren het in het verleden véél beter gewoon van Boudewijn.

    Quotering: ** (28 juli 2015)

    Klassiekers: geen.

    Boudewijn de Groot: Lage Landen (2007)

    De cd Lage Landen stond kort na verschijnen in 2007 meteen op nummer 1 in de Nederlandse Album Top 100, maar dat zal volgens ons toch meer te maken gehad hebben met de naambekendheid van de auteur dan met de kwaliteit van het songmateriaal. De cd werd gemixt in Nashville onder leiding van Chad Hailey, en dat is meteen te merken aan de eerste twee nummers, Hoogtevrees in Babylon [1] en Achter de hemelpoort [2], allebei degelijke, vlotte countrysongs met tekst en muziek van Boudewijn zelf, die echter hoegenaamd geen potten breken. Meteen daarna krijgen we het hoogtepunt van het album: het heerlijke mediumtempo-nummer De treinreis [3], met een behoorlijk heavy tekst van Freek de Jonge waarin een treinreis symbolisch verwijst naar de levensreis van de mens.

    Vervolgens daalt het niveau echter zienderogen. We krijgen dan achter elkaar een heleboel rustiger liedjes. Het jagen voorbij [4] kan er nog net mee door, maar Altijd samen [5], Grijze dame [6], Zelden kunnen praten [7] en Spelende meisjes [8] zijn te melig om te kunnen bekoren. Het snellere nummer Daar wil ik zijn [9] (weer met een tekst van Freek de Jonge) probeert de verveling enigszins te doorbreken, maar lukt daar nauwelijks in. En ook de vier laatste, weer rustiger tracks (Beter één schelp… [10], Lage Landen [11], Hogeduin [12] en Sonnet IV [13]) kunnen moeilijk tot het betere werk van De Groot gerekend worden.

    Het was sinds de vorige cd (Een eiland in de verte) en eigenlijk al sinds Maalstroom klaar en duidelijk: Boudewijn de Groot is op zijn retour. Helaas, maar het is niet anders.

    Quotering: ** (10 februari 2008)

    Klassiekers: De treinreis.

    Boudewijn de Groot: Complete Studio Albums & Curiosa (2009)

    In 2009 verschijnen de elf studioalbums van Boudewijn de Groot in een verzamelbox en daar is ook één cd met zestien Curiosa bij. Het zijn alternatieve versies van grotendeels recente en soms oudere en heel oude nummers, waarover meestal weinig te vermelden valt. Toch dit: geslaagde live-versies van Avond [6], van het Voor de overlevenden-nummer Naast jou [7] (samen met Jan Rot) en van Pastorale [9] (samen met Liesbeth List). Het hier ook presente Het land van Maas en Waal [11] herinnert er ons nog eens, ietwat pijnlijk, aan hoe ijzer-, ijzersterk de vroege Boudewijn de Groot wel was in vergelijking met wat zijn vier laatste albums te bieden hadden. En zowaar toch ook nog een prettige ontdekking: het onmiddellijk aansprekende, ons van nergens anders bekende heavy blues-nummer Vroeger laat [3], dat overigens niet van Boudewijn zelf is maar geschreven werd door Huub van der Lubbe, Nico Arzbach en Antonie Broek. Bij deze extra Curiosa-cd had trouwens wat meer informatie over de herkomst en de context van de zestien nummers niet misstaan.

    Quotering (van Curiosa): **½ (8 augustus 2015)

    Klassiekers: Vroeger laat.

    [explicit]

    11-08-2015 om 14:29 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Roockeloos Leven (Jacob Pieterse Rontzaet) 1636

    Roockeloos Leven (Jacob Pieterse Rontzaet) 1636

    [Teksteditie: Herman Meijling (ed.), Esbatementen van de Rode Lelije te Brouwershaven. Drukkerij De Waal, Groningen, 1946, pp. 195-198 = Roockeloos Leven ed. 1946] [Hummelen 1 J 10]

    Auteur

    Jacob Pieterse Rontzaet, een rederijker van de rederijkerskamer De Rode Lelije in Brouwershaven.

    Genre

    Het opschrift luidt: ‘Een bademendtspel van 6 parsonaijen’. Een esbatement dus of rederijkersklucht.

    Situering / datering

    Dit stuk, waarvan slechts 84 verzen bewaard bleven, is één van de teksten die werden aangetroffen in een verzamelhandschrift op het stadhuis van Brouwershaven (Zeeland). Deze codex is afkomstig uit het archief van de plaatselijke rederijkerskamer De Rode Lelije en wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht (nr. 8.K.28). In het opschrift wordt naast de naam van de auteur ook de datering vermeld: 24 maart 1636.

    Inhoud

    Roockeloos Leven, een losbandige figuur, probeert de bedelaar Aerm Leven samen met De Werrelt (een vrouw) en Den Gieregert (de gierigaard) op het slechte pad te brengen, maar Geestelijck Leven probeert dit te voorkomen door te waarschuwen voor de hel en aan te sporen tot een op God gericht, vroom leven. [De rest van het spel ontbreekt.]

    Thematiek

    Men vraagt zich af hoe uit dit begin een klucht zou moeten groeien. Wat bewaard bleef, lijkt eerder een zinnenspel aan te kondigen.

    Receptie

    De bewaarcontext (een rederijkerskamer van Brouwershaven) wijst in de richting van stadsliteratuur. Verband met Brouwershaven.

    Profaan / religieus?

    Wat bewaard bleef, wijst in de richting van het stichtelijk-religieuze.

    Aantekeningen

    Over dit spel valt bitter weinig te zeggen. Men vraagt zich af waarom de tekst gemutileerd werd.

    [explicit 7 augustus 2015]

    11-08-2015 om 12:56 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Boertelijck Sin (anoniem) XVIIA?

    Boertelijck Sin (anoniem) XVIIA?

    [Teksteditie: Herman Meijling (ed.), Esbatementen van de Rode Lelije te Brouwershaven. Drukkerij De Waal, Groningen, 1946, pp. 182-192 = Boertelijck Sin ed. 1946] [Hummelen 1 J 9]

    Auteur

    Een anonieme rederijker.

    Genre

    Een esbatement of rederijkersklucht.

    Situering / datering

    Dit stuk (waarvan slechts 262 verzen bewaard bleven) is één van de teksten die aangetroffen werden in een verzamelhandschrift met esbatementen op het stadhuis van Brouwershaven (Zeeland). De codex is afkomstig uit het archief van de plaatselijke rederijkerskamer De Rode Lelije en wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht (nr. 8.K.28). Er zijn geen duidelijke aanwijzingen voor een datering, maar omdat het stuk voorafgegaan en gevolgd wordt door enkele liedjes die wel gedateerd zijn op 1636, is het niet onwaarschijnlijk dat dit spel ook dateert uit de eerste helft van de zeventiende eeuw.

    Inhoud

    [Het begin ontbreekt. De noodtitel werd door Meijling in het leven geroepen.] De dochter van een schilder ontvangt thuis haar minnaar Boertelijck Sin, nu haar vader een dagje van huis is. Als de vader echter onverwacht vroeg weerkeert, moet Boertelijck Sin snel tussen enkele heiligenbeelden gaan staan die nog moeten beschilderd worden. De vader kiest natuurlijk Boertelijck Sin uit om te beschilderen. De dochter probeert tijd te rekken, onder meer door de verf te laten vallen, wat haar een pak slaag oplevert. De vader zal het ‘beeld’ dan maar zwart schilderen, zodat het geen Sint-Bartholomeus maar een Sint-Moriaen wordt. Boertelijck Sin laat een wind van de schrik en vader en dochter prijzen vervolgens de levensechtheid van het ‘beeld’. [De rest van de tekst ontbreekt.]

    Thematiek

    Is moeilijk vast te stellen omwille van de grotendeels verloren gegane tekst.

    Receptie

    De bewaarcontext (rederijkerskamer van Brouwershaven) wijst in de richting van stadsliteratuur. Verband met Brouwershaven.

    Profaan / religieus?

    Deze klucht is blijkbaar zuiver profaan van aard.

    Aantekeningen

    Tekstbezorger Meijling noteerde: ‘Zodra de vader ten tonele verschijnt wordt het stuk wel grappig. Het is hier inderdaad jammer dat de rest ontbreekt’ [ed. 1946: VIII]. Dat de vader niet merkt dat het niet om een echt beeld gaat, is natuurlijk nogal ongeloofwaardig.

    [explicit 6 augustus 2015]

    06-08-2015 om 17:01 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Luerifers (anoniem) circa 1550

    Luerifers (anoniem) circa 1550

    [Tekstedite: Herman Meijling (ed.), Esbatementen van de Rode Lelije te Brouwershaven. Drukkerij De Waal, Groningen, 1946, pp. 172-178 = Luerifers ed. 1946] [Hummelen 1 J 8]

    Auteur

    Een anonieme rederijker.

    Genre

    Het opschrift luidt: ‘Een esbatement van ses personagijen’. Het betreft hier dus een esbatement of rederijkersklucht. De noodtitel Luerifers werd door Meijling geïntroduceerd.

    Situering / datering

    Deze klucht, waarvan slechts 112 verzen bewaard bleven, is één van de teksten die aangetroffen werden in een verzamelhandschrift met esbatementen op het stadhuis van Brouwershaven (Zeeland). Deze codex is afkomstig uit het archief van de plaatselijke rederijkerskamer De Rode Lelije en wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht (nr. 8.K.28). Er zijn geen aanwijzingen voor een nadere datering, maar net als de andere stukken uit deze codex zal Luerifers te plaatsen zijn in het midden van de zestiende eeuw.

    Inhoud

    Luerifers (Voddenvent, Snul), een boer, heeft horen zeggen dat zijn vrouw Trijn Lichterbils (nomen est omen) overspelig is. Zijn kompaan Ruijtet Uit (Uitbrenger, Verrader) komt zeggen dat hij maar eens in de backkeete (het bakhuis) moet gaan kijken. Als Luerifers dit doet, ziet hij in het bakhuis een wit ding, een geest die hem de stuipen op het lijf jaagt [men begrijpe: het is de minnaar van zijn vrouw die in zijn wit, bloot vel wegvlucht]. Even later komt Trijn vragen wat er aan de hand is en zij ontkent ten stelligste ontrouw te zijn. Daarna komt Ruijtet Uit vragen naar de afloop: Luerifers zegt dat zijn vrouw ten onrechte beschuldigd werd van ontrouw en Ruijtet Uit begrijpt dat de vink ontsnapt is. De rest van het spel ontbreekt helaas.

    Thematiek

    Hoewel de klucht zeer onvolledig bewaard werd, kan men toch vermoeden dat hier aan negatieve zelfdefiniëring gedaan wordt vanuit burgerlijk perspectief, met als negatieve zelfbeelden de ontrouwe vrouw en de goedgelovige dwaze echtgenoot.

    Receptie

    Thematiek en bewaarcontext (een rederijkerskamer in Brouwershaven) wijzen op stadsliteratuur en burgermoraal. Verband met Brouwershaven.

    Profaan / religieus?

    Deze klucht is blijkbaar zuiver profaan van aard.

    Aantekeningen

    Net als bij Schoorsteenvagher ende Schoelapper is het erg jammer dat deze klucht slechts zeer gedeeltelijk bewaard bleef. Hoogstwaarschijnlijk werd de tekst omwille van de pikante of triviale inhoud ooit op radicale wijze gecensureerd door enkele bladen uit het handschrift te verwijderen.

    [explicit 1 augustus 2015]

    01-08-2015 om 18:28 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: 25th Hour (Spike Lee) (USA, 2002)

    25th HOUR (Spike Lee) (USA, 2002)

    (134’)

    In 25th Hour vertelt Spike Lee het op een roman van David Benioff gebaseerde verhaal van Monty Brogan, een dertiger van Ierse origine in New York die veroordeeld is tot zeven jaar cel omwille van het dealen van drugs. De film toont de laatste 24 vrije uren van Monty, vrije uren die hij besteedt aan het afscheid nemen van zijn vriendin, zijn vader, zijn twee beste vrienden en zijn hond en aan het bezorgd zijn om wat er in de gevangenis met hem zal gebeuren (verkrachting). Op het einde rijdt pa Brogan zijn zoon naar de gevangenis en stelt hem voor om weg te vluchten naar een andere staat. Volgt dan in woorden en beelden een soort visioen (het 25ste uur) van hoe het verder zou kunnen gaan met Monty’s leven. Monty slaat het voorstel echter af.

    Op het einde van dat ‘visioen’ zegt pa dat de oudgeworden Monty en zijn vrouw tegen hun kinderen zouden kunnen zeggen: ‘This life came so close to never happening’ (het zijn tevens de laatste woorden van de film). Het gaat hierbij dus over dat gedroomde goede leven van Monty na een eventuele vlucht, maar het geldt ook voor het leven van Monty tot dan toe: alles had namelijk anders kunnen zijn, Monty had ook voor het goede kunnen kiezen. Dat Monty niet écht een slechterik is, wordt al duidelijk uit de sequens waarmee de film begint (nog vóor de begingeneriek): Monty, op weg om drugs te dealen, helpt namelijk een hond die na een aframmeling voor dood is achtergelaten (die aframmeling van de hond is – nota bene! – te horen nog vóór de eigenlijke film überhaupt begint, met andere woorden nog vóór het logo van de filmmaatschappij verschijnt en wanneer het scherm dus nog zwart is, en die aframmeling is – nota bene bis! – nogmaals te horen nadat de eindgeneriek helemaal afgelopen is). Monty’s (althans gedeeltelijke) goedheid blijkt ook nog uit de volgende feiten: hij geeft geld aan een bedelaar (helemaal in het begin, vlak na het gesprek met de verslaafde op een bank aan de stroom), hij verraadt zijn drugsbaas Nikolai niet aan de politie en hij doodt zijn maatje Kolya (dat hem nochtans verraden heeft) niet, ofschoon hij daar de kans toe krijgt.

    Dit alles brengt ons regelrecht naar de opvallende en aangrijpende scheldmonoloog halverwege de film, waarbij Monty op de spiegel in het toilet van het café van zijn vader fuck you! ziet staan en vervolgens uitbarst in een lange tirade tegen zowat alles en iedereen die in New York rondloopt, maar het eindigt ermee dat Monty tegen zijn spiegelbeeld (!) zegt: ‘No, fuck you, Monty Brogan!’ waarna hij tevergeefs het fuck you van de spiegel probeert weg te vegen. Knoop je de beginsequens, de laatste woorden van de film en deze scheldmonoloog aan elkaar, dan wordt duidelijk dat Monty de verkeerde keuze heeft gemaakt (uit gesprekken met zijn vader en de politie wordt verder duidelijk dat hij ook had kunnen verderstuderen en advocaat had kunnen worden) en daar zit dus schuld, zoals ook blijkt uit het gesprek tussen Frank en Jake (Monty’s boezemvrienden), waarbij Frank zegt: ‘He deserves it!’ (Monty dealde drugs aan minderjarigen). Voor die schuld moet nu geboet worden en Monty vlucht op het einde dus niet weg. Op dat moment heeft Monty zijn catharsis al ondergaan, want enkele uren daarvoor heeft hij zijn fraaie gezichtje door Frank in puin làten slaan, in de hoop zo althans in het begin gevrijwaard te blijven van verkrachting in de gevangenis. Zoals Edward Norton (die overigens een perfecte Monty Brogan neerzet!) in een interview met Erik Stockman in Humo [nr. 3266, 8 april 2003, pp. 42-44] zei: ‘Monty hoort eigenlijk in hetzelfde rijtje thuis als Oedipus en Macbeth. Allemaal personages die ten onder gaan aan hebzucht, die té laat beseffen dat ze een fout hebben gemaakt, en vervolgens de gevolgen van hun keuzes moeten dragen’.

    Spike Lee trekt die schuld en boete-kwestie echter op een geraffineerde manier breder open, onder meer door het gesprek Frank-Jake (zie hoger) te laten plaatsgrijpen in Franks appartement dat uitkijkt op Ground Zero (25th Hour was de eerste film waarin 9/11 functioneel verwerkt werd). Wordt hier gesuggereerd dat de VS óók schuld hebben en dat er nu moet geboet worden (zie de puin ruimende vrachtwagens op het einde van de sequens)? De schuldvraag is trouwens ook van toepassing op de andere personages in de film. Tijdens een gesprek in een snackbar leggen Frank en Jake bijvoorbeeld elkaars zwakheden bloot: Frank, de overgestresseerde en arrogante Wall Street-yup die net zo min als Jake of Monty’s Puertoricaanse vriendin Naturelle Monty heeft tegengehouden, en Jake, de uitgebluste en gefrustreerde leraar die in de discoclub last heeft om zijn leerlinge Mary met rust te laten. Maar ook Monty’s vader treft schuld (na de dood van ma Brogan is hij beginnen drinken en hij heeft geprofiteerd van Monty’s geld om zijn schulden te betalen) en puntengeile leerlinge Mary daagt Jake uit. En wat te denken van Naturelle herself, die er door Frank van beschuldigd wordt eveneens geprofiteerd te hebben van Monty’s geld (ofschoon uiteindelijk blijkt dat zij Monty niet verraden heeft).

    Al deze personages lijken evenzovele negatieve zelfbeelden te zijn voor de toeschouwer en om welke normen en waarden het hier precies gaat, wordt nogmaals verwoord door Ed Norton in het reeds geciteerde Humo-interview: ‘Net als Jack uit Fight Club heeft Monty zijn heil veel te lang gezocht in geld, kleren, mooie meubelen, en auto’s. Hij beseft nu wel dat hij een behoorlijk leeg leventje heeft geleid, maar voor berouw is het natuurlijk veel te laat – hij heeft zijn vader, zijn vrienden en zijn liefje intussen allemaal van zich afgedreven. In dat opzicht sluiten Fight Club en 25th Hour erg goed bij mekaar aan: allebei zeggen ze iets over de wanhoop van mijn generatie’. In de begingeneriek noemt Lee zijn film ‘a Spike Lee joint’, maar het is wel een moraliserende joint, ofschoon de moraal nergens opgedrongen wordt en nauwelijks grijpbaar verweven zit in de weemoedige, melancholische sfeer waarvan de hele film doordrenkt is (vandaar waarschijnlijk dat 25th Hour erg aansprak in de VS, zo kort na 9/11).

    25th Hour is niet alleen een moraliserende, maar ook een filmtechnisch redelijk geslaagde joint. Het janken van die hond vóór het begin van de film werd al vermeld en verder signaleren we slechts het ‘bevroren close-up’-procédé (twee maal toegepast in de discoclub, eenmaal met het gezicht van Mary, eenmaal met het gezicht van Jake, graag vernemen wij overigens de correcte benaming van deze trucage) en het psychologisch kikkerperspectief van die twee Russische maffiosi-koppen. Een leuk en functioneel detail voor fijnproevers is verder de grote poster van de film Cold Hand Luke die in Monty’s living hangt: het gaat hier om een film uit de jaren zestig waarin de hoofdpersoon verschrikkelijke dingen meemaakt in de gevangenis (zie Monty’s angst voor verkrachting). Het gebruik van Bruce Springsteens The Fuse in de eindgeneriek blijft dan weer wat in de lucht hangen: het nummer – dat weliswaar vaag verwijst naar 9/11 en afkomstig is uit het aan 9/11 ‘opgedragen’ album The Rising uit 2002 – is op zichzelf oké maar de tekst draagt niet echt bij tot een beter begrip van de eraan voorafgaande film.

    Of Lee’s thematiek ons schuldbewust aan het denken zet over onszelf, blijft twijfelachtig, maar men leeft mee met het weemoedige verdriet om verlies van de hoofdpersoon, en de audiovisuele vorm is knap en verzorgd, zonder dat er sprake moet zijn van een meesterwerk.

    Quotering: ***½ (1ste visie: 25 september 2004 – dvd) (2de visie: 28 september 2004 – Metropolis, filmforum) (3de visie: 31 juli 2015 – opgenomen van Proximus TV)

    01-08-2015 om 03:04 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Marieke, Marieke (Sophie Schoukens) (B-D, 2010)

    MARIEKE, MARIEKE (Sophie Schoukens) (België-Duitsland, 2010)

    (85’)

    De hoofdpersoon van Marieke, Marieke, het langspeelfilmdebuut van Sophie Schoukens, is Marieke (gespeeld door Hande Kodja), een meisje van 20-21 dat nog inwoont bij haar verbitterde moeder (Barbara Sarafian), overdag werkt in een chocoladefabriek en na haar uren slaapt met oude mannen, van wier door de tijd getekende lichamen ze detailfoto’s maakt. Dit Marieke lijkt te lijden aan een Elektracomplex van hier tot in Tokyo, op zoek naar haar overleden vader, die zelfmoord pleegde toen ze ongeveer acht jaar oud was. Jacobi (Jan Decleir), ook een oude man en de na jaren verblijf in het buitenland teruggekeerde vriend en uitgever van haar vader (want die vader heeft ooit een boek geschreven), probeert haar wat te steunen (zonder overigens in bed met haar te duiken) en het eindigt ermee dat Marieke op de fiets met de ogen dicht door een rood licht rijdt en op een auto botst. Tijdens het genezingsproces blijkt ze wat dichter naar haar moeder toegegroeid.

    Als debuutfilm is dit een zeker niet onaardige prestatie. Marieke, Marieke is een fijngevoelig, subtiel (en soms wat al te subtiel, zie verder) verhaal over een meisje dat last heeft om volwassen te worden waarin onder meer met het bekende nummer van Jacques Brel (Ai Marieke, Marieke) mooie en functionele dingen gedaan worden. Eén van de beklijvendste momenten in de film is wanneer Jacobi met Marieke in zijn armen zachtjes a capella een stuk van dat liedje zingt. In Filmmagie [nr. 611, januari 2011, pp. 38-40] publiceerde Freddy Sartor een recensie van de film en een interview met de regisseuse. Daarin zegt ze: ‘In het liedje zit iets heel zuiver: “Zonder liefde, warme liefde – tout est fini!” Daar gaat het in essentie over in Marieke, Marieke, het verhaal van een jonge vrouw, op zoek naar warmte, die ze thuis niet vindt, en (die) daar probeert mee om te gaan’.

    In datzelfde interview zegt Schoukens: ‘Ik heb geprobeerd in beelden een verhaal te vertellen. Ik ben opgevoed door een vrouw die doofstom was. Mijn taal bestaat dus meer uit beelden dan uit woorden’. Dat klinkt natuurlijk fraai maar volgens ons moet ze in het vervolg toch opletten dat ze haar kijkerspubliek niet overschat (de fout van wel meer beginnende filmmakers). Anders gezegd: haar filmtaal is soms àl te subtiel en dat leidt tot communicatiestoornissen met de kijker. We bedoelen dan niet in de eerste plaats de stadsbeelden van Brussel die nogal kwistig en louter sfeerscheppend over de film zijn uitgestrooid, maar bijvoorbeeld het feit dat Marieke in een chocoladefabriek werkt. Schoukens verheldert: ‘Chocolade heeft iets sensueels, vind ik. ’t Is ook heel Belgisch. Men had me gezegd: “Breng veel minder chocoladefabriek in je scenario!” Ik heb daar dan maar in gesneden. Dat heb ik me achteraf beklaagd. Ik was blij met de chocoladefabriek. Ik had graag willen laten zien hoe chocolade wordt gemaakt, op eenzelfde manier als Marieke met mannen vrijt. Die sensualiteit had ik willen uitwerken in close-ups. Maar dat kan niet in 25 opnamedagen’. Chocolade staat dus in de film voor warmte en sensualiteit. Wie had dat er zelf uitgehaald?

    Nog zoiets subtiels. De film begint met de moeder en de achtjarige Marieke in bad. Ze zitten tegenover elkaar, ver uit elkaar. Mariekes moeder werkt als ergotherapeute met bejaarden in een zwembad en ergens midden in de film staat Marieke daar om met haar moeder te zwemmen, maar die zegt: ik heb geen tijd, ga maar alleen zwemmen. Laatste beelden van de film: Marieke die in de armen van haar moeder in het zwembad drijft, tijdens de herstelperiode. Meer beelden dan woorden, inderdaad, maar een beetje meer uitleg af en toe kan toch geen kwaad? Of nog. Slechts héél even krijg je de titel van het boek dat die vader schreef, in beeld: Le Piège (De valstrik). Daar wordt verder niets mee gedaan. Heel de zelfmoord van die vader is trouwens een loshangende draad in de film.

    Merkwaardig overigens dat in het interview met Schoukens nergens de term Elektracomplex valt, maar wel twee maal gesproken wordt van ‘het oedipale’ en ‘oedipuscomplex’. Oedipuscomplexen zijn toch voorbehouden voor jongens en Elektracomplexen voor meisjes?

    Quotering: *** (30 juli 2015 – opgenomen van Proximus TV)

    30-07-2015 om 21:31 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Bijstier (anoniem) voor 1562

    Bijstier (anoniem) vóór 1562

    [Teksteditie: Herman Meijling (ed.), Esbatementen van de Rode Lelije te Brouwershaven. Drukkerij De Waal, Groningen, 1946, pp. 146-171 = Bijstier ed. 1946] [Hummelen 1 J 7]

    Auteur

    Een anonieme rederijker.

    Genre

    Een esbatement of rederijkersklucht.

    Situering / datering

    Dit stuk (469 verzen) is één van de teksten die aangetroffen werden in een verzamelhandschrift met esbatementen op het stadhuis van Brouwershaven (Zeeland). Deze codex is afkomstig uit het archief van de plaatselijke rederijkerskamer De Rode Lelije en wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht (nr. 8.K.28). Volgens een aantekening op het einde van de tekst werd dit spel opgevoerd op 9 februari 1562, wat meteen de terminus ante quem voor het ontstaan ervan vormt. Volgens Meijling is het stuk ongetwijfeld van West-Vlaamse oorsprong omdat alles draait rond het West-Vlaamse woord bijstier [ed. 1946: XXII].

    Inhoud

    [Het begin ontbreekt. De noodtitel werd door Meijling in het leven geroepen.] De zuinige vrouw Spaerkijste is gehuwd met de dwaze man Quistegoed, die geen geld kan beheren. Nu heeft hij weer een slome hond gekocht waarvan hij beweert dat die veel hazen zal gaan vangen. De hond heet ‘Bijstier’ (Armoedig). Na wat geruzie met zijn vrouw ontmoet Quistegoed de kwakzalver Meester Quacsalver. Met het laatste geld dat hij van zijn vrouw gekregen heeft, koopt Quistegoed van deze bedrieger een aantal zalfjes en drankjes. Als Spaerkiste dit te weten komt, trekt zij met haar man naar de kwakzalver om deze de huid vol te schelden en zelfs af te rammelen. De baljuw komt erbij te pas. De kwakzalver mag zich heenspoeden, Quistegoed wordt echter veroordeeld om heel zijn leven met Bijstier te leven, en Spaerkijste zal heel haar leven Bijstier eten moeten geven. Op het einde richt Spaerkiste zich tot de vrouwen in het publiek met het advies goed uit te kijken alvorens te huwen, want alle mannen zijn even grote onnozelaars als haar eigen man.

    Thematiek

    Behalve entertainment wordt hier ook negatieve zelfdefiniëring gebracht vanuit burgerlijk perspectief. Negatieve zelfbeelden zijn de bedrieglijke kwakzalver en de dwaze, geldverkwistende echtgenoot.

    Receptie

    Thematiek en bewaarcontext (een rederijkerskamer in Brouwershaven) wijzen in de richting van stadsliteratuur. Verband met Brouwershaven.

    Profaan / religieus?

    Deze klucht is zuiver profaan van aard.

    Aantekeningen

    De tekstbezorger (Herman Meijling) oordeelde terecht erg negatief over deze klucht: ‘Het stuk is zeer onbelangrijk. De compositie is verward, de verhouding der verschillende tafrelen onverantwoord. De monoloog van de kwakzalver is te lang, evenals zijn dispuut met Quistegoed. De personen zijn weer onaannemelijk en weer de bekende typen: de vrouw bij de hand, de man een sul.’

    [explicit 11 januari 1999 / 30 juli 2015]

    30-07-2015 om 16:40 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE GEDACHTE VAN DE DAG: De kritiek als muurbloempje

    DE GEDACHTE VAN DE DAG : De kritiek als muurbloempje

    Gisteren op televisie Marieke, Marieke bekeken, de debuutfilm van de Belgische cineaste Sophie Schoukens uit 2010. Het is een vast niet onaardige, maar ook verre van volmaakte prent waarop het nodige valt te beknibbelen. In het Vlaamse filmtijdschrift Filmmagie [nr. 611, januari 2011, p. 41] werd deze film gerecenseerd door Freddy Sartor in drie kolommetjes, samen minder dan een halve pagina. Het valt op dat Sartors bespreking zeer welwillend en tevens nogal wollig is. De enige momenten waarop de recensent iets laat horen van een kritische evaluatie, is wanneer hij de woorden ‘boeiend langspeelfilmdebuut’ en ‘fijnbesnaard meisjesportret’ gebruikt. Duidelijk is in elk geval dat Sartor niet veel te beknibbelen heeft op Marieke, Marieke.

    In datzelfde nummer van Filmmagie verschijnt op de bladzijden 38-40 een uitgebreid interview met Sophie Schoukens, afgenomen op 13 augustus 2010 door diezelfde Freddy Sartor. Op het einde van dat interview komt de aap uit de mouw. Op Sartors vraag waar en wanneer Schoukens de filmmicrobe heeft opgeraapt, antwoordt zij: ‘Tijdens mijn humaniora in het Maria Boodschap Lyceum in Brussel hadden wij filmforum van Freddy Sartor (…), elk jaar drie films. Voor mij waren dat momenten van ongelooflijke emotie. En prachtige films waarmee ik heb kunnen kennismaken: Deutschland, Bleiche Mutter van Helma Sanders-Brahms, La Pelle van Liliana Cavani, Apocalypse Now van Coppola, Antonioni enz. Ik herinner me die films nog en ook de besprekingen in de klas achteraf. Ik was daardoor gefascineerd. Daar heb ik de passie opgedaan, ik zweer het!’ Einde interview.

    Maar hola! Die Sophie Schoukens is dus een oud-leerlinge van Freddy Sartor. Zou het wellicht daardoor komen dat zijn recensie van Marieke, Marieke (de enige recensie die in Filmmagie verscheen) zo welwillend-positief is uitgevallen? Filmmagie publiceerde indertijd ook elke maand een zogenaamde ‘Gewikt’-pagina, waarop alle Vlaamse filmrecensenten via een aantal opgestoken duimpjes hun mening over de nieuwe films van die maand te kennen geven. In het bewuste januarinummer en in het daaropvolgende februarinummer geeft Sartor aan Marieke, Marieke drie opgestoken duimpjes (het maximum is vier). Interessant is dat drie andere recensenten van Filmmagie (Julie Decabooter, Ivo De Kock en Jules Segers) dezelfde film slechts één opgestoken duimpje geven. Evelien van Vessem (van Cinemagie) geeft weliswaar ook drie duimpjes, maar Piet Goethals (van Talkies) en Roel Van Bambost (van AVS) geven twee duimpjes, Jan Temmerman (van De Morgen) geeft één duimpje en Erik Stockman (van Humo) geeft zelfs een naar beneden gedraaid duimpje.

    Men zou zich kunnen afvragen: is die recensie van Freddy Sartor dan eigenlijk niet een heel klein beetje volksverlakkerij & boerenbedrog? De kwestie die hier aangeraakt wordt, werd door Marcel Janssens in zijn boek De schaduwloper (1967) al een keer scherp en raak verwoord. Dat boek concentreert zich weliswaar op literaire kritiek, maar wat hij op de bladzijden 15-16 noteert, is ook perfect van toepassing op andere vormen van kritiek. Janssens schrijft: ‘Bovendien spelen hier wel eens psychologische en sociale mechanismen der literaire buurtschap die de kritiek geen goed doen. Om de vriendschap met de collega’s niet te bederven, schrijft men al te gewillig conventionele galanterieën die het grote voordeel bieden dat ze vriend bij vriend houden, maar ook het nadeel dat ze enkel de waarde hebben van een gezelschapsbabbel in een coterie. In zulk gezelschap heet de kritiek dan muurbloem’.

    Goed gezegd, toch? Als ik een recensie lees van een beroepscriticus (die dus verondersteld wordt zijn vak te kennen en van wanten te weten), dan wil ik horen welke sterke en zwakke punten hij of zij in het boek, de film enz. heeft ontdekt en of hij/zij vindt dat het boek, de film enz. de moeite waard is of niet. Waarna ik nog altijd zelf het boek kan lezen of de film kan bekijken, maar in conventionele galanterieën en gezelschapsbabbels ben ik op dat ogenblik in principe niet geïnteresseerd. Van de andere kant bekeken: als ik recensies schrijf in een krant of een tijdschrift en daarvoor (al dan niet redelijk) betaald word, en mijn vriend die ik reeds ken vanop de schoolbanken, publiceert een dichtbundel, dan is het toch op zijn minst bedenkelijk en eigenlijk ronduit verdacht, wanneer ik die dichtbundel ga bespreken en niets anders dan de loftrompet bovenhaal? In dat geval is mijn recensie toch louter een vriendendienst en in feite bedrieg ik de lezer van mijn recensie die recht heeft op een objectief-neutrale beoordeling van het besprokene. Als het slechts gaat om een signalement van een boek of film, dan is deze gang van zaken misschien nog enigszins goed te praten, maar betreft het een recensie, dan wordt het een spelletje van ons-kent-ons waar alleen de vriendschap, maar nooit de oprecht geïnteresseerde lezer wel bij vaart.

    [explicit 29 juli 2015]

    29-07-2015 om 23:47 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Schoorsteenvagher ende Schoelapper (anoniem) circa 1550

    Schoorsteenvagher ende Schoelapper (anoniem) circa 1550

    [Teksteditie: Herman Meijling (ed.), Esbatementen van de Rode Lelije te Brouwershaven. Drukkerij De Waal, Groningen, 1946, pp. 140-145 = Schoorsteenvagher ende Schoelapper ed. 1946] [Hummelen 1 J 6]

    Auteur

    Een anonieme rederijker.

    Genre

    Het opschrift luidt: ‘Een esbatement van een schoorsteenvagher en een schoelapper’. Het betreft hier dus een esbatement of rederijkersklucht.

    Situering / datering

    Dit spel, waarvan alleen de eerste 95 verzen bewaard bleven, is één van de teksten die aangetroffen werden in een verzamelhandschrift met esbatementen op het stadhuis van Brouwershaven (Zeeland). De codex is afkomstig uit het archief van de plaatselijke rederijkerskamer De Rode Lelije en wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht (nr. 8.K.28). Aanwijzingen voor een datering ontbreken, maar net als de andere stukken uit deze codex moet Schoorsteenvagher ende Schoelapper waarschijnlijk geplaatst worden in het midden van de zestiende eeuw.

    Inhoud

    Een schoorsteenveger klaagt dat hij weinig werk heeft maar dan wordt hij door een waardin en een herbergmeid uitgenodigd om de schoorsteen van de herberg te vegen. Zij betalen hem met drank (bier). De schoorsteenveger is nog aan het verteren, als zijn vriend (een schoenlapper) langskomt en hij nodigt deze uit om mee te drinken. Beide mannen laten verstaan dat hun vrouw het niet zou appreciëren, moest ze weten dat zij in de herberg zitten. Dan breekt de tekst plots af.

    Thematiek

    Niet vast te stellen.

    Receptie

    De bewaarcontext (rederijkerskamer van Brouwershaven) wijst op stadsliteratuur. Verband met Brouwershaven.

    Profaan / religieus?

    Hoogstwaarschijnlijk zuiver profaan.

    Aantekeningen

    Na vers 95 zijn in het handschrift zeven bladen weggesneden. Tekstbezorger Meijling noteert: ‘Prof. De Vooijs wijst er (…) op, dat schoorsteenveger een erotische betekenis heeft gehad, en veronderstelt daarom, dat de rest, wegens de aanstotelijke inhoud, opzettelijk weggesneden en vernietigd is’. We kunnen hieraan toevoegen dat ook het beroep van schoenlapper in de zestiende eeuw in erotische contexten kon fungeren. Jammer dus dat het spel niet bewaard is gebleven, al vormt de vermoedelijke censuur wel een bijkomende aanwijzing voor de erotische dubbelzinnigheden die rond 1500 in verband met het vegen van schoorstenen en het lappen van schoenen gehanteerd werden.

    [explicit 29 juli 2015]

    29-07-2015 om 20:58 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Alit en Lijsbith (anoniem) circa 1550

    Alit en Lijsbith (anoniem) circa 1550

    [Teksteditie: Herman Meijling (ed.), Esbatementen van de Rode Lelije te Brouwershaven. Drukkerij De Waal, Groningen, 1946, pp. 105-139 = Alit en Lijsbith ed. 1946] [Hummelen 1 J 5]

    Auteur

    Een anonieme rederijker.

    Genre

    Het opschrift luidt: ‘Een esbatement van vi personagien’. Het betreft hier dus een esbatement of rederijkersklucht.

    Situering / datering

    Dit spel (665 verzen) is één van de teksten die aangetroffen werden in een verzamelhandschrift met esbatementen op het stadhuis van Brouwershaven (Zeeland). Deze codex is afkomstig uit het archief van de plaatselijke rederijkerskamer De Rode Lelije en wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht (nr. 8.K.28). Meijling is van mening dat het stuk van West-Vlaamse oorsprong kan zijn [ed. 1946: XXII]. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen voor een datering maar net als de andere stukken in deze codex zal Alit en Lijsbith waarschijnlijk te plaatsen zijn in het midden van de zestiende eeuw.

    Inhoud

    De luie wolkamsters Alit en Lijsbith gaan ’s maandags liever drinken in de herberg dan te werken. Zij zijn ook zeer begerig naar een man. De zwervers Duech Niet en Licht Herte komen meedrinken en lokken Goosen Buer naar de herberg om hem te doen huwen met Alit. Uiteindelijk verdwijnen Alit en Goosen Buer (na lang tegenstribbelen van de laatste) naar een slaapkamer in de herberg om het huwelijk te consumeren. Terwijl de waard een priestertoga gaat halen om Goosen Buer verder te bedriegen, sluiten de twee schavuiten Lijsbith op in de kelder en stelen zij de kleren van Goosen en enkele kannen van de waard. Waarna zij het hazenpad kiezen.

    Thematiek

    Behalve entertainment brengt deze klucht ook negatieve zelfdefiniëring vanuit burgerlijk perspectief. Negatieve zelfbeelden zijn hier luie en huwelijksgeile wolkamsters, domme en vrekkige vrijgezellen en bedrieglijke zwervers.

    Receptie

    De thematiek en de bewaarcontext (rederijkerskamer in Brouwershaven) wijzen in de richting van stadsliteratuur. Verband met Brouwershaven.

    Profaan / religieus?

    Deze klucht is zuiver profaan van aard.

    Aantekeningen

    Meijling, de tekstbezorger, noteerde: ‘Euphemistisch gesproken, een meesterwerk is dit spel allerminst. De toneeltjes zijn vrij mat, en te dikwijls moet het komische gezocht worden in platte aardigheden’.

    [explicit 10 september 1996 / 29 juli 2015]

    29-07-2015 om 18:14 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: 100 keer een borstel door je haar halen voor je gaat slapen (Melissa P.) 2003

    100 keer een borstel door je haar halen voor je gaat slapen (Melissa P.) 2003

    [Roman, Vassallucci, Amsterdam, 2004, 157 blz. Vertaald door Patricia Kersbergen. Origineel Italiaans: 100 colpi di spazzola prima di andare a dormire, 2003]

    In Italië anno 2003 zorgde dit erotische romannetje van de 18-jarige Siciliaanse Melissa P. (alias Melissa Panarello) voor een schandaaltje en het boek werd binnen de kortste keren een bestseller. Bij ons liep het allemaal wat minder vaart, ondanks het feit dat de jonge schrijfster met een lief, door lange bruine haren omgeven snoetje en via een listig voorovergebogen houding serieus inkijk gevend op haar prille decolleté in kleur op de achterflap poseert. Zeer voorspelbaar signaleert diezelfde achterflap overigens dat dit boek ‘een gepassioneerd, erotisch verhaal à la Catherine Millet’ is. Een heel wat minder slimme zet van de uitgeverij is dan weer de teleurstellend saaie cover, waarop niets anders te zien is dan de rug van een in een wit hemd gekleed meisje dat met beide handen haar lange paardenstaart vasthoudt.

    100 keer enzovoort… registreert de persoonlijke dagboekontboezemingen van een Siciliaans schoolmeisje tussen 2000 en 2002, van haar veertiende tot haar zestiende jaar. Zoals Jeroen De Preter noteerde: ‘Honderd keer een borstel door je haar halen voor je gaat slapen zou je een zoveelste variant van het Lolita-verhaal kunnen noemen. Met dat verschil dat voor één keer niet de oude bok, wel het groene blaadje spreekt. Een groen blaadje dat zich bovendien niet beperkt tot het eenvoudige werk. Ze martelt en laat zich martelen, ze doet het met vrouwen en ze doet het in grotere gezelschappen. En ze heeft het naar eigen zeggen ook allemaal echt meegemaakt. Tussen haar veertiende en zestiende. Op Sicilië, een eiland waar men nog altijd geen kerk passeert zonder een haastig kruisteken te slaan’.

    Melissa is op zoek naar de ware liefde maar heeft aanvankelijk moeite om die te vinden. Op haar vijftiende wordt ze ontmaagd door een schoolvriendje, Daniele, en dat is geen leuke ervaring. Dan leert ze de iets oudere Roberto kennen die al een relatie heeft en Melissa ertoe overhaalt deel te nemen aan enkele gangbangs met zijn vrienden. Vervolgens ontmoet ze de travestiet Ernesto die ervoor zorgt dat ze tegen betaling twee fornicerende homo’s kan observeren, en via het internet komt ze in contact met de lesbische Letizia en met de getrouwde S&M-liefhebber Fabrizio. Dan gaat ze bijles wiskunde volgen en duikt ze regelmatig in bed met haar knappe jonge bijlesleraar Valerio. Al deze seksuele ervaringen worden door onze Melissa vrijmoedig, maar ook erg koud en afstandelijk beschreven, bovendien in dagboekvorm met heel veel, vaak ook grote ellipsen, zodat oppervlakkigheid troef is en je als lezer nooit echt geïnteresseerd raakt in de wereld van dit Italiaanse delletje, die beheerst wordt door een (de postmoderne jeugd typerend?) gevoel van leegheid en verveling: ‘Maar niets boeit me, alles is leeg en sleets, ijdel, zonder inhoud en smaak’ [p. 80].

    Komt daar nog eens bij dat Melissa van al die seks weinig lijkt te genieten, integendeel, ze voelt zich voortdurend vies en misbruikt: ‘We gaven elkaar een laatste kus. Terwijl ik op de scooter naar huis reed, voelde ik me voor de zoveelste keer door iemand en door mijn slechte instincten gebruikt’ [p. 129]. Dat alles resulteert in een hoop voorspelbaarheid, clichétaal en kunstmatigheid, met passages als: ‘Waar ben je gebleven, Narcissa, die zo veel van zichzelf hield en lachte, en zo veel wilde geven en net zo veel wilde ontvangen? Waar ben je gebleven met je dromen, je hoop, je dwaasheden, je levensvreugde, je doodsvreugde? Waar ben je gebleven, spiegelbeeld, waar kan ik je zoeken, waar kan ik je vinden, hoe kan ik je vasthouden?’ [p. 125].

    Die kunstmatigheid en voorspelbaarheid worden helemaal ten top gedreven wanneer Melissa op het einde dan toch de ware liefde vindt bij ene Claudio en we compleet om de oren geslagen worden met frasen uit stationsromannetjes à la: ‘Ik ging open. Ik liet een straaltje licht gloren door die dichte mist rond mijn ziel’ [p. 142]. Het sprookje dat haar moeder haar vertelt over een koning die meloenen krijgt, ze weggooit en uiteindelijk ontdekt dat ze diamanten bevatten [pp. 130-131], en de brief aan Valerio over haar slipje (de twee strikjes zijn Sensualiteit en Liefde en het kruis van haar slipje is haar Ziel) [pp. 132-134] zijn zó herkenbaar als niet van alle talent gespeende maar tegelijk bijzonder onrijpe brokjes schoolopstel. Om van de doorzichtige, er vingerdik opliggende moraal nog maar te zwijgen: ‘Mijn moeder weet niet dat de meloenen van de koning voor mij de wrede bestialiteiten zijn geweest van onbeschofte mannen die niet in staat zijn om van iemand te houden’ [p. 131].

    In het De Morgen-interview met Jeroen De Preter klaagt Melissa P.: ‘Als mijn boek in de media ter sprake kwam, ging het altijd over het schandaal. Niemand heeft de moeite genomen of de durf gehad om het over de literaire waarde van mijn boek te hebben’. De durf gehad! Wat een eigenwijsje! De literaire waarde van Melissa’s boekje beperkt zich namelijk tot het zinnetje ‘mijn geslacht was gezwollen als nooit tevoren en de Lethe stroomde volop door mijn Geheim’ [p. 87], dat in variantvorm op bladzijde 25 ook al eens voorkwam (‘naar mijn Geheim, naar de plek waar de Lethe al was begonnen te stromen’) en dat overigens veeleer onnozel overkomt dan opwindend of literair. Kortom: we hebben hier te maken met de zoveelste matige epigoon van de op zichzelf al matige Catherine Millet en de vertaalster Patricia Kersbergen is al even matig. Even wat willekeurige foutjes op een rijtje…

    - ‘En bijna altijd bevredig me ik daarbij’ [p. 16]. Hoezo, me ik?

    - ‘Hij kwam me tegemoet lopen en drukte een vlugge, maar prettige kus op mijn mond, die me eraan deed herinneren dat hij naar aardbeien smaakte’ [p. 23]. Die me eraan deed denken, of die me eraan herinnerde moet het zijn (een schoolvoorbeeld van een contaminatie).

    - ‘Hij omhelsde me zachtjes en ik hield mijn armen op zijn plaats’ [p. 141]. Mijn armen op ZIJN plaats!

    En met zulke enormiteiten verdient deze dame dus nog geld ook.

    Geraadpleegde lectuur

    - Jeroen De Preter, “Pornografie heeft ook een poëtische kant”, in: De Morgen/Boeken, 26 mei 2004, pp. 2-5.

    Quotering: ** [explicit 3 oktober 2004]

    28-07-2015 om 21:56 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: War of the Worlds (Steven Spielberg) (USA, 2005)

    WAR OF THE WORLDS (Steven Spielberg) (USA, 2005)

    (116’)

    Deze film is een bewerking van het bekende SF-boek van Herbert George Wells dat wij ooit lazen in de 1ste of 2de kandidatuur Germaanse en waarvan wij ons nog herinneren dat het redelijk langdradig was. Spielberg heeft het verhaal echter aangepast aan de 21ste eeuw en uit een interview van Robin Lynch met Tim Robbins [in Humo, nr. 3383, 5 juli 2005, pp. 140-141] leren we dat Spielberg het beschouwde als een ‘aardig tussendoortje’, omdat hijzelf en Tom Cruise in 2004 toevallig een half jaartje vrij hadden. Op de Index-pagina van Film/tv/dvd [nr. 555, september 2005, pp. 63] wordt Spielbergs prestatie heel correct geëvalueerd in één zinnetje: ‘Spielbergs verbluffend in beeld gezette, af en toe bijzonder angstaanjagende maar toch niet overtuigende H.G. Wellsverfilming over de vijandige bezetting van de aarde’.

    Het is inderdaad ongelooflijk wat ze met die digitale trucages allemaal weten aan te vangen tegenwoordig: die levensechte door de straten stappende driepoten die dan ook nog eens weerspiegeld worden in een autoruit, die aliens die in een kelder over kapotte meubelen kruipen, zinkende boten, een neergestorte boeing, weidse landschappen die kleven van het bloed en bijvoorbeeld ook (ongetwijfeld het meest spookachtige fragment van de film) een compleet in brand staande sneltrein die denderend en sissend een spoorwegovergang passeert. En toch weet de film niet echt te overtuigen. Debet daaraan: het zwakke scenario.

    In het begin leren we de hoofdpersoon (Tom Cruise) kennen als een havenarbeider die met zijn hefkraan zware containers tot op de centimeter nauwkeurig op een truck weet te plaatsen en even later blijkt hij heel veel af te weten van motoren. Je denkt dan: ha, die gaat later in een moeilijk te besturen ruimtetuig tegen aliens moeten vechten en door zijn technische kennis gaat hij de ruimtetuigen van die aliens weten te saboteren. Maar nee, ofschoon zijn chef hem nog smeekt om diezelfde dag nog terug te komen werken en Ray Ferrier (zo heet de rol van Cruise) dit weigert met de vakbondregels als argument, blijkt dat vakkundig omgaan met het plaatsen van containers nergens in de film een functie te hebben en Rays kennis van motoren dient enkel om hem met zijn kinderen in een auto te laten vluchten (alle auto’s zijn namelijk stilgevallen als de driepoten uit de grond komen). Dat soort film dus: spannend, redelijk oppervlakkig en gericht op een kijksessie in gezinsverband.

    Want Ray Ferrier blijkt een nonchalante, nogal egocentrische gescheiden vader te zijn die een weekendje op zijn puberende zoon en kleine dochtertje mag (moet) passen, natuurlijk net wanneer all hell breaks loose, wat hem in staat stelt om met die kinderen een queeste naar Boston te ondernemen (zijn vrouw en haar nieuwe man zitten daar bij haar ouders) en te tonen dat hij toch een goede huisvader kan zijn als het erop aankomt. Het is een beetje een tweeslachtige rol voor Tom Cruise die nooit werkelijk uit de verf komt, net zomin trouwens als het rolletje van Tim Robbins die in het midden van de film een in een kelder gevluchte en uiteindelijk doorslaande verpleger moet uitbeelden. Verder ontpopt dat dochtertje, dat in het begin nog een bijzonder intelligente en vroegrijpe indruk maakte, zich gaandeweg tot een irritant krijsend en hyperventilerend wicht, terwijl die zoon, ook ergens in het midden van de film, om God Weet Welke Reden beslist om er alleen vandoor te gaan, want ‘hij moét het absoluut zien’ als het leger de aliens aanvalt.

    Er zitten trouwens nog meer non sequiturs in het verhaal die de film geen goed doen. Die driepoten werden miljoenen jaren geleden door aliens in de grond verstopt op aarde en nu komen die aliens hen via bliksemstralen bemannen. Hoe wisten die aliens miljoenen jaren geleden dat er ooit mensen op aarde zouden rondlopen? En waarom heeft men (bijvoorbeeld tijdens het graven van metrotunnels) nooit zo’n driepoot ontdekt? Uiteindelijk gaan de aliens tenonder aan een aardse bacterie waar de mens immuun voor is (geworden), maar hoe komt het dan dat op het einde die driepoten beginnen te wankelen als beschonken matrozen terwijl het toch alleen de aliens in die driepoten zijn die aangetast werden? Oké als ze dan zo’n driepoot niet meer weten te besturen en tegen een gebouw laten lopen, maar die driepoten vallen vanzelf omver! Enfin, zoals gezegd: het verhaaltje op zich is nogal flodderig (zoals zo vaak in SF-verhalen, het zijn niet allemaal 2001 A Space Odyssey’s) maar de trucages zijn knap en een aantal sequensen zijn best wel spannend.

    In het interview met Tim Robbins wordt gevraagd of de film een politieke parabel is en of het gaat over de angst voor het onbekende na 9/11. Antwoord van Robbins: ‘Misschien wel. Iedere generatie trekt zijn eigen lessen uit het verhaal en leest er zijn eigen angsten in, denk ik. Toen Wells het boek schreef, was het een waarschuwing tegen de industrialisering en de modernisering. Toen Orson Welles er een hoorspel van maakte in de jaren ’30, haakte het in op de angst voor het fascisme in Europa. En toen het in de jaren vijftig verfilmd werd, zag iedereen er een waarschuwing in voor het Rode Gevaar. Vandaag zijn we weer van wat anders bang. Elk tijdperk kan het boek herinterpreteren: vandaar ook dat het een echte klassieker is’.

    Quotering: *** (27 juli 2015 – opgenomen van Proximus TV)

    Na een tweede visie. In zijn recensie in Film/tv/dvd [nr. 555, september 2005, p. 34] noteerde Michel Sabbe in verband met het verblijf in de kelder: ‘Bovendien recycleert Spielberg hier een beroemde sequentie uit z’n eigen Jurassic Park’. Sabbe doelt hier op de alien-tentakel die voorzichtig de kelder onderzoekt waarin Ray en zijn dochter en de verpleger verborgen zitten, een scène die inderdaad zeer sterk doet denken aan de sequens in Jurassic Park wanneer die twee kleine dinosauriërs in het laboratorium op zoek zijn naar verborgen mensen. Maar Sabbe ziet dat als iets negatiefs, als een soort zelfplagiaat. Ten onrechte! Spielberg verstopte nog andere gelijksoortige knipoogjes, dat wil zeggen: verwijzingen naar zijn vroegere films, in War of the Worlds. Het tweetonige bromgeluid dat de tripods uitstoten, doet heel sterk denken aan de geluiden waarmee de aliens communiceren op het einde van Close Encounters of the Third Kind. En wanneer in een bos de kledingstukken van door laserstralen gedode mensen neerdwarrelen als sneeuw, dan is dit een echo van de asse van verbrande Joden die neerdwarrelt als sneeuw in Schindler’s List. Spielberg heeft deze dingen dus met opzet in zijn film gestopt. Het zijn inside jokes voor de kenners van Spielberg-films. Eigenlijk zou onze waardering hierom met een halfje naar omhoog moeten gaan.

    28-07-2015 om 03:03 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Meer Gheluck ende Heer Profijt (anoniem) circa 1550

    Meer Gheluck ende Heer Profijt (anoniem) circa 1550

    [Teksteditie: Herman Meijling (ed.), Esbatementen van de Rode Lelije te Brouwershaven. Drukkerij De Waal, Groningen, 1946, pp. 76-104 = Meer Gheluck ende Heer Profijt ed. 1946] [Hummelen 1 J 4]

    Auteur

    Een anonieme rederijker.

    Genre

    Een esbatement of rederijkersklucht.

    Situering / datering

    Meer Gheluck ende Heer Profijt (489 verzen) is één van de teksten die aangetroffen werden in een verzamelhandschrift met esbatementen op het stadhuis van Brouwershaven (Zeeland). De codex, afkomstig uit het archief van de plaatselijke rederijkerskamer De Rode Lelije, wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek van Utrecht (nr. 8.K.28). Meijling is van mening dat het stuk een West-Vlaamse oorsprong heeft [ed. 1946: XXII]. Aanwijzingen voor een datering zijn er niet, maar net als de andere stukken uit de codex zal deze klucht hoogstwaarschijnlijk dateren uit het midden van de zestiende eeuw.

    Inhoud

    Meer Gheluck en Heer Profijt zijn twee rondzwervende boeven. Omdat ze geen geld meer hebben, trekken ze naar het gasthuis, waar ze doen of ze een vreemde ziekte hebben. Door deze ziekte moeten ze zogenaamd altijd eten en drinken. De gasthuismeester trapt aanvankelijk in hun list en voorziet hen van spijs en drank. Dan begint hij echter wantrouwig te worden en hij haalt er een dokter bij. Deze gebruikt een trucje (hij zegt dat hij de meest zieke van de twee zal verbranden om met de asse de minst zieke te helpen) zodat Meer Gheluck en Heer Profijt door de mand vallen en hun biezen pakken. Zij willen zich echter wreken. Heer Profijt gaat de dokter melden dat de gasthuismeester overvallen werd en zwaar gewond is. Samen haasten zij zich naar het gasthuis en om sneller te kunnen lopen, geeft de dokter zijn pantoffels en zijn tabbaard in bewaring aan Heer Profijt. Deze moet de kledingstukken dan maar achterna brengen (want hij doet ook nog of hij valt), maar in plaats daarvan gaat hij ze samen met Meer Gheluck verlappen. De medicijnmeester schakelt de baljuw in die de boeven al gauw vangt en op de pijnbank legt. De twee worden door de baljuw handig tegen elkaar uitgespeeld (hij laat hen elkander geselen) zodat ze vlot schuld bekennen. Ten slotte worden ze door de baljuw uit de streek verbannen.

    Thematiek

    Vanuit burgerlijk perspectief wordt hier aan negatieve zelfdefiniëring gedaan. Het negatieve zelfbeeld is heel duidelijk de onbetrouwbare landloper.

    Receptie

    De thematiek en de oorsprong van de tekst (een rederijkerskamer in Brouwershaven) wijzen in de richting van stadsliteratuur. Verband met Brouwershaven.

    Profaan / religieus?

    Deze klucht is zuiver profaan van aard.

    Aantekeningen

    Enige levendigheid valt dit toneelwerkje niet te ontzeggen, al is er hoegenaamd geen sprake van een meesterlijke tekst. Meijling (de tekstbezorger) noteerde: ‘De intrige is aardig gevonden, de uitwerking is vlot en boeiend. Een snelle afwisseling van tonelen en een vlotte dialoog zijn eveneens niet te onderschatten deugden. We vinden hier zowaar iets van karaktertekening. (…) Psychologisch verantwoord is het optreden der twee boeven tegenover elkaar als ze in het nauw zitten en tegelijkertijd hun poging om elkaar bij de geseling wat te sparen, al gunnen ze elkaar wel iets. Neen, zouteloos is dit esbatement zeer zeker niet, en het strenge oordeel van Dr. Meertens mag m.i. vooral voor dit stuk niet geheel gelden. (…) Dit esbatement is zonder twijfel het beste van de verzameling’ [ed. 1946: VI].

    [explicit 20 december 1992 / 26 juli 2015]

    27-07-2015 om 02:47 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Een Crijsman die eens buermans paert steelt (anoniem) voor 1555

    Een Crijsman die eens buermans paert steelt (anoniem) vóór 1555

    [Teksteditie in: Herman Meijling (ed.), Esbatementen van de Rode Lelije te Brouwershaven, Drukkerij De Waal, Groningen, 1946, pp. 55-75 = Een Crijsman die eens buermans paert steelt ed. 1946] [Hummelen 1 J 3]

    Auteur

    Een anonieme rederijker.

    Genre

    Het opschrift luidt: ‘Een Esbatement van vijf personagien van 1 Crijsman die eens buermans paert steelt’. Het betreft dus een ‘esbatement’ of rederijkersklucht. Het woord ‘buerman’ moeten we ongetwijfeld begrijpen als ‘boerman, boer’. ‘Crijsman’ = krijgsman.

    Situering / datering

    Een Crijsman die eens buermans paert steelt (482 verzen) is één van de teksten die aangetroffen werden in een verzamelhandschrift met esbatementen op het stadhuis van Brouwershaven (Zeeland). De codex, afkomstig uit het archief van de plaatselijke rederijkerskamer De Rode Lelije, wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht (nr. 8.K.28). Meijling meent dat het toneelwerkje van Hollandse oorsprong is [ed. 1946: XXII]. De enige aanwijzing voor een datering van het stuk is de vermelding in vers 13 van Carolus Quintus (Karel V) die voor vrede in het land heeft gezorgd, zodat de hoofdpersoon (een huursoldaat) geen werk meer heeft. Dit laat vermoeden dat de tekst dateert van vóór 1555 (het jaar van Karels troonsafstand).

    Inhoud

    Een zonder werk gevallen huursoldaat (genaamd Gheen Gelt Nut, vergelijk vers 86) is op zoek naar geld. Hij gaat dus naar een waard en maakt deze wijs dat hij een paard heeft dat hij wil verkopen. Hij belooft de waard een vergoeding als deze de volgende dag het paard voor hem naar de markt wil brengen. ’s Nachts steelt hij echter het paard van de herbergier. De volgende morgen herkent de verwonderde waard zijn eigen paard en het kost de krijgsman enige moeite om hem ervan te overtuigen dat hij zich vergist. Op de markt ontmoet de waard een paardenkoopman en hij begint te onderhandelen. De paardenkoopman blijft echter afbieden en het is pas wanneer de krijgsman optreedt als ‘makelaar’ en een compromis voorstelt, dat de koopman toehapt. De waard krijgt zijn vergoeding en de krijgsman pakt zijn biezen met het geld. Als de waard weer thuiskomt, krijgt hij van zijn bazige vrouw op zijn donder omdat het paard gestolen is. Het slot van het stuk ontbreekt helaas in de codex.

    Thematiek

    Vanuit burgerlijk perspectief wordt hier aan negatieve zelfdefiniëring gedaan. De negatieve zelfbeelden zijn de bazige vrouw, de dwaze boer die zich laat bedriegen (vergelijk vers 174: Alzoo zal men temet die boeren pollen) en zijn vrouw de broek laat dragen (vergelijk de verzen 367-375) en de onbetrouwbare rondtrekkende huursoldaat.

    Receptie

    De thematiek en de oorsprong van de tekst (rederijkerskamer van Brouwershaven) wijzen in de richting van stadsliteratuur. Verband met Brouwershaven.

    Profaan / religieus?

    Deze klucht is zuiver profaan van aard.

    Aantekeningen

    Hoogstaande literatuur kan men dit niet noemen. Vooral de manier waarop de waard zich vrij plots toch laat overtuigen van het feit dat het niet om zijn eigen paard gaat, komt erg ongeloofwaardig over.

    [explicit 5 december 1992 / 25 juli 2015]

    25-07-2015 om 17:21 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: tCalf van wondere (anoniem) voor 1559

    tCalf van wondere (anoniem) vóór 1559

    [Teksteditie in: Herman Meijling (ed.), Esbatementen van de Rode Lelije te Brouwershaven, Drukkerij De Waal, Groningen, 1946, pp. 25-54 = tCalf van wondere ed. 1946] [Hummelen 1 J 2]

    Auteur

    Een anonieme rederijker.

    Genre

    Het opschrift luidt: ‘Een esbatement van 5 personagien, ghenaemt tCalf van wondere’. Het betreft dus een ‘esbatement’ of rederijkersklucht.

    Situering / datering

    tCalf van wondere (488 verzen) is één van de teksten die aangetroffen werden in een verzamelhandschrift met esbatementen op het stadhuis van Brouwershaven (Zeeland). De codex, die afkomstig was uit het archief van de plaatselijke rederijkerskamer De Rode Lelije, wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht (nr. 8.K.28). Meijling acht een West-Vlaamse oorsprong van het toneelwerkje waarschijnlijk [ed. 1946: XXI]. Uit een aantekening op het einde van de tekst blijkt dat het stuk door de Rode Lelije werd opgevoerd in 1559, wat dus meteen de terminus ante quem vormt voor het ontstaan ervan. De vermelding van Moyses dooren in vers 483 is misschien een aanwijzing dat de klucht werd overgeschreven van de gelijknamige rederijkerskamer van ’s-Hertogenbosch, die het dan weer van elders zou hebben (zie de vermoedelijke West-Vlaamse oorsprong). Of vergiste Meijling zich en is het stuk oorspronkelijk afkomstig uit ’s-Hertogenbosch? Dit blijft onduidelijk.

    Inhoud

    Steven, een boer die veel van drinken houdt, moet van zijn vrouw naar de markt om boter, eieren, karnemelk en een kalfshuid te ruilen voor huishoudelijke benodigdheden. In de stad wordt hij meegelokt door een herbergmeid. In de herberg wordt hij door de waard, de waardin en de meid dronken gevoerd en beroofd van zijn waren. Terwijl hij slaapt, naait de waard hem in het kalfsvel om hem voor de gek te houden. Als Steven zijn roes uitgeslapen heeft en wakker wordt, maken ze hem wijs dat hij veranderd is in een kalf. De waard verkleedt zich als pastoor om het kalf te dopen en te belezen. Als Steven gevraagd wordt hoe hij moet heten, zegt hij: het calf van wondere (het wonderlijke kalf).

    Ondertussen is Truye (de vrouw van Steven) op zoek naar haar man. Als zij hem ziet in het kalfsvel, denkt zij dat hun eigen kalf uit de dood verrezen is en zij koopt het van de waard. Thuis wil het ‘kalf’ echter niet eten van zijn voeder en Truye, die denkt dat het ‘kalf’ ziek is, gaat de slachter halen (ook weer een rol voor de waard). Zo komt de waarheid aan het licht en een woedende Truye jaagt het ‘kalf’ terug de stal in.

    Thematiek

    Vanuit burgerlijk perspectief wordt hier aan negatieve zelfdefiniëring gedaan. De negatieve zelfbeelden zijn: de dwaze boeren en de onbetrouwbare herbergiers (marginalen binnen de stad).

    Receptie

    De thematiek en de oorsprong van de tekst (rederijkerskamer van Brouwershaven) wijzen in de richting van stadsliteratuur en burgermoraal. Verband met Brouwershaven.

    Profaan / religieus?

    tCalf van wondere is manifest zuiver profaan van aard.

    Aantekeningen

    In de secundaire literatuur valt over deze klucht niet veel terug te vinden. Het is dan ook een zeer middelmatig toneelwerkje.

    [explicit 2 december 1992 / 24 juli 2015]

    24-07-2015 om 21:03 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: De Stille Vriend (Gerard Reve) 1984

    De Stille Vriend (Gerard Reve) 1984

    [Roman, heruitgegeven in: Gerard Reve, Verzameld Werk – deel 4, Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam-Antwerpen, 2000, pp. 315-404]

    Het hoofdpersonage, een zekere Speerman, ontmoet in Amsterdam een jongen op de tram die hem herinnert aan een andere jongeman waarmee hij jaren daarvoor een zeer kortstondige seksuele relatie had. Die andere jongeman heette Marcel, werkte in een viswinkel en was weinig van zeggen (vandaar de titel). Na één middagje seks ziet Speerman de jongen nog één keer (hij heeft een gebakken schol gestolen in de winkel en brengt die dan naar Speerman) en daarna nooit meer. Of was die jongen op de tram de ouder geworden Marcel? Op pagina 360 luidt het: ‘Schrijven, jawel, maar wat, en waarover? Was dit alles een verhaal, als hij het ging opschrijven? De ontmoeting met de jongen, in de Stoofsteeg, was niets, zelfs als men die kleurde met de belachlijke dagdromen, avonddromen dus, van een niet meer jong zijnde jongensjager.’ De ironie van Reve’s ironie: het verhaal is niets, maar tegelijk leest de lezer een boek met datzelfde verhaal erin, maar tegelijk is dat verhaal nog altijd: niets!

    Op het einde zit Speerman weer in zijn woning in het buitenland. Er zijn in de buurt soldaten op maneuver: ‘Ach, wat waren het een lieve jongens! Ze hadden niet eens wapens bij zich, en dat was ook niet nodig, want in wie zoude het opkomen, hun kwaad te willen doen?’ [p. 391]. Eén onder hen herinnert Speerman aan een soldaat die hem als jongetje meenam naar de bioskoop én aan Hans, een lieve soldaat met wie hij een relatie had toen hij diende als luitenant in Indonesië. Ten slotte staat hij voor het Maria-beeldje in zijn huis: hij bekent Maria dat dat verhaal over Hansje verzonnen was, toont haar zijn manlijk deel en vraagt Haar om voor hem en voor alle mensen te bidden.

    Altijd maar meer van hetzelfde dus, en dat hetzelfde is bijzonder mager. Wij hebben wel eens horen beweren dat echte grote schrijvers altijd een monolithische thematiek hanteren. Kan zijn, maar Gerard Reve is dan wel een prachtig voorbeeld van de stelling dat schrijvers die een monolithische thematiek hanteren, niet altijd grote schrijvers zijn. Met De Stille Vriend heeft Reve nog maar eens een flutroman geschreven, zo mogelijk nog flutteriger dan De Vierde Man of Wolf. Homo-erotiek en sollen met het katholicisme. Dat hoogdravende, archaïserende stijltje. Een structuur die met haken en ogen aan elkaar hangt. Eindeloos ouwehoeren (onder meer over het slaan en martelen van de aanbedene) en dan plots met een paar zinnetjes er een gewichtige draai aan geven. Ook hier weer, Op pagina 399 streelt Speerman Hansje, ‘waarbij hij met zijn vingertoppen onontkoombaar onder de huid de kontoeren van diens doodshoofd had gevoeld. Op zichzelf was dit laatste niets bijzonders: zelden had Speerman bij een man of een jongen nedergelegen zonder de aftekening van diens doodshoofd te zien of al tastend te voelen.’

    Het weinige, enigszins positieve dat kan vermeld worden, is de sporadische humor, vaak in de vorm van ironie. Op pagina 371 herleest Speerman enkele van zijn notities (geschreven toen hij dronken was) en hij vraagt zich angstig af of hij in ‘zondige hoogmoed’ God niet belasterd of beledigd heeft. Een aantal bladzijden verder staat hij naar die lieve soldaat te kijken en beeldt hij zich in dat God zelf staat mee te kijken en dat diens goddelijk deel ‘eveneens stijf en groot’ wordt [p. 388]. Op pagina 401 signaleert Speerman dat hij wel vaker staat te masturberen vóór een Maria-beeld: ‘Onzedelijk of afkeurenswaardig was dit niet, en kon het ook nooit zijn, zolang het tot Haar eer en glorie strekte en bedoeld was.’ Of nog, als Speerman het heeft over zijn ‘opgeschroefde verbeelding’: ‘In boeken, ja, in een bepaald soort hoogdravende boeken vol fantasterij, daarin kwamen dit soort dingen voor, maar Speerman had altijd op dat soort geschriften met minachting neergezien’ [p. 392].

    In wezen toont een boek als De Stille Vriend Reve’s complete afgang als auteur aan, in elk geval na 1974 (zijn romans uit de jaren zestig en uit het begin van de jaren zeventig hebben we nog niet gelezen) en men kan zich terecht afvragen of een roman als deze ook was uitgegeven, indien de auteur niet Gerard Reve heette. In zijn recensie van het boek in De Nieuwe [jg. 20, nr. 1071, 20 december 1984, pp. 24-25] noteerde Hugo Bousset: ‘(Reve) heeft na 1970 nog één hoogtepunt gekend: zijn “liefdestrilogie”, bestaande uit De taal der liefde (1972), Lieve jongens (1973) en Het lieve leven (1974). In die trilogie krijgt het “revisme” vaste vorm: het aanbieden van de aanbeden knaap aan de vaste relatie, de sadomasochistische rituelen, de Mariaverering en vooral het zelfbevredigend vertellen daarover. Daarna heeft Reve zich in enkele nieuwe romans bezondigd aan autoplagiaat.’ Over De Stille Vriend luidt het, toch nog een beetje té welwillend: ‘Wie het werk (van Reve) op afstand volgt, wordt geconfronteerd met thematische herhaling, steeds dezelfde stilistische tics en een vrij zwakke compositie.’ Die vrij mag hier rustig wegvallen.

    De diagnose die Luc Verhuyck stelde in Boekengids [jg. 63, nr. 1, januari-februari 1985, pp. 11-12], is zeer correct. Hij schrijft: ‘U merkt het al, de structuur van deze roman is bijzonder losjes. Het lijkt wel alsof Reve moeite heeft gehad om een langer verhaal te schrijven, want van de twaalf hoofdstukken hangen de laatste drie nog slechts met haken en ogen aan de rest. (…) Toch is de thematiek (stilaan) afgezaagd en eigenlijk zijn Reves boeken al te voorspelbaar geworden om nog echt te blijven boeien. Er zitten nauwelijks vernieuwende impulsen in, alleen het decor en de homofiele medespeler(s) veranderen. Er zijn weinig auteurs die zo vasthoudend op hetzelfde aambeeld blijven slaan en zo een dergelijk stereotiep oeuvre hebben bij elkaar geschreven. Als men dus telkens Reves nieuwe boek leest, wordt men langzamerhand in slaap gesust. (…) Met De stille vriend bevinden we ons ver van Gerard Kornelis van het Reves De avonden of Werther Nieland. Reve schrijft nu andere boeken, literaire draken eigenlijk, zoals alleen hij die kan blijven publiceren, maar waarbij men zich toch ernstig kan afvragen of ze zichzelf wel zullen overleven.’ Gevatheidsprijs!

    Quotering: * [explicit 23 juli 2015]

    24-07-2015 om 02:54 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Spies & Glistrup (Christoffer Boe) (DK, 2013)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SPIES & GLISTRUP (Christoffer Boe) (Denemarken, 2013)

    (110’)

    Het verhaal (based on real events – and some not so real) van Simon Spies (spreek uit zoals in: werpspies, niet op zijn Engels), eigenaar van een Deens reisbureau die met de hulp van zijn boekhouder Mogens Glistrup in de jaren zestig en zeventig via allerhande half-legale trucjes en achterpoortjes fortuin maakt en belastingen ontduikt, tot de Deense staat achter hen aan gaat en Glistrup een politieke partij opricht met de bedoeling het hele staatssysteem om te vormen. Spies, die zich jarenlang te buiten ging aan hedonistische seks, drugs en alcohol, overlijdt in 1985 en Glistrup komt in de gevangenis terecht.

    Spies & Glistrup probeert via de filmposter en de dvd-cover de aandacht te trekken via het aantrekkelijke billenpaar van een Deense blondine, maar in de film zelf is daar niets van terug te vinden. De wel aanwezige blootscènes zijn lomp en flodderig in beeld gebracht, en ook voor de rest is dit een weinig geslaagde prent. De hoofdpersonen komen bijzonder onnozel en onsympathiek over en hun geschiedenis (blijkbaar grotendeels authentiek dus) wordt op een zeer rommelige, onsamenhangende wijze, met talloze ellipsen en onduidelijkheden, verteld. Na een uurtje heb je het wel gehad en begint het fameus vervelend te worden, heel deze Deense biopic. Afrader.

    Quotering: ** (22 juli 2015 – dvd – bib Brecht)

    23-07-2015 om 22:05 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Jan Goemoete (anoniem) voor 1559

    Jan Goemoete (anoniem) vóór 1559

    [Teksteditie in: Herman Meijling (ed.), Esbatementen van de Rode Lelije te Brouwershaven. Drukkerij De Waal, Groningen, 1946, pp. 1-24 = Jan Goemoete ed. 1946] [Hummelen 1 J 1]

    Auteur

    Een anoniem gebleven rederijker.

    Genre

    Het opschrift van de tekst luidt: ‘Een esbatement van vijf personagien, ghenaemt Jan Goemoete’. Een esbatement of rederijkersklucht dus.

    Situering / datering

    Jan Goemoete is één van de teksten die aangetroffen werden in een verzamelhandschrift met esbatementen op het stadhuis van Brouwershaven (Zeeland). De codex, die afkomstig is uit het archief van de plaatselijke rederijkerskamer De Rode Lelije, wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht (nr. 8.K.28). Meijling acht een West-Vlaamse oorsprong van het toneelwerkje waarschijnlijk [ed. 1946: XXI]. Uit een aantekening op het einde van de tekst blijkt dat het stuk door de Rode Lelije werd opgevoerd in 1559, wat dus meteen de terminus ante quem vormt voor het ontstaan ervan.

    Inhoud

    Jan Goemoete wil zijn vrouw Bate Scorfnuese niet helpen bij het bakken van pannenkoeken en het doen van de was, want dat is allemaal veel te moeilijk en te zwaar voor hem als oudere man. Na wat over en weer geruzie stelt Jan voor dat hij zich zal laten verjongen, dan zal hij weer dynamisch en krachtig zijn. Hij krijgt van Bate geld en daarmee trekt hij naar Meester Proefal, een kwakzalver, die hem instrijkt met een zogenaamde zalf (eigenlijk is het pek) en zegt dat hij enkele uren op zijn bed moet gaan rusten en veel bier drinken, dan zal hij weer jong worden.

    Als Jan thuiskomt, trekt hij de lakens van het bed zodat hij op de veren daaronder kan gaan liggen (hij denkt namelijk dat dat de bedoeling was van de Meester). De veren plakken natuurlijk aan zijn lijf zodat hij eruit ziet als een bepluimde duivel en Bate en de buurvrouw de daver op het lijf jaagt. Meester Proefal moet er weer aan te pas komen om de duivel te bezweren, maar als blijkt wie er onder de pluimen zit, wil Bate haar man meteen aan het wassen zetten, want hij voelt zich nu met die veren zo licht en jong als een pasgeboren kuiken. Er ontstaat weer ruzie maar Meester Proefal kan de twee partijen verzoenen: Jan Goemoete mag zich voortaan Jan Sprinchaen noemen en hij zal de vuile kleren helpen inzepen en wassen. Als dit echter weer blijkt te mislukken, willen Bate en haar vriendin Jan eens flink afrossen, maar deze neemt de benen naar ‘cleuwerskerke in sinte mallegems strate’ [vers 491].

    Thematiek

    Vanuit burgerlijk perspectief wordt hier aan negatieve zelfdefiniëring gedaan. De negatieve zelfbeelden zijn ditmaal: de bazige vrouw, de dwaze pantoffelheld en de bedrieglijke kwakzalver.

    Receptie

    De thematiek en de oorsprong van de tekst (rederijkerskamer in Brouwershaven) wijzen duidelijk in de richting van stadsliteratuur en burgermoraal. Verband met Brouwershaven.

    Profaan / religieus?

    Jan Goemoete is manifest zuiver profaan van karakter.

    Aantekeningen

    Deze klucht is in onze literatuurgeschiedenissen van na de Tweede Wereldoorlog (de codex werd pas kort voor 1943 ontdekt) onzichtbaar. Het is dan ook een werkje met weinig literaire waarde. In zijn inleiding noteert tekstbezorger Herman Mijeling in verband met de hele codex: ‘Literair zijn de stukken niet van veel belang. Het ietwat bitse oordeel van Meertens [die de codex ontdekte, edb]: “Enige kunstwaarde valt ook in het werk van dit gilde niet te bespeuren”, moge (…) in zijn algemeenheid wat te onrechtvaardig zijn uitgevallen, zelfs de promovendus, die een begrijpelijk zwak voor zijn onderwerp gaat koesteren, is niet in staat de gebreken te verdoezelen. Hij zal moeten toegeven, vooral na kennismaking met dat wat zeker door een inwoner van Brouwershaven vervaardigd is, dat in het nest, waarin de koekoek Cats zou worden uitgebroed, verder enkele kwetterende en sjilpende mussen ter wereld kwamen. Met welk beeld overigens noch iets hatelijks ten opzichte van Cats, noch van Brouwershaven bedoeld wordt’ [ed. 1946: I].

    Jacob Cats werd inderdaad geboren in Brouwershaven, een klein havenstadje op Schouwen-Duiveland. Voor ons was Jan Goemoete eigenlijk enkel interessant omwille van de negatieve, want bedrieglijke rol die de kwakzalver erin speelt.

    [explicit 8 november 1992 / 22 juli 2015]

    22-07-2015 om 21:50 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: La Vénus à la Fourrure (Roman Polanski) (F, 2013)

    LA VENUS A LA FOURRURE (Roman Polanski) (Frankrijk, 2013)

    (96’)

    Thomas (Mathieu Amalric) heeft een toneelbewerking gemaakt van de bekende roman van Leopold von Sacher-Masoch en houdt nu audities voor de vrouwelijke hoofdrol. ’s Avonds, als iedereen al weg is en het aan het onweren is, komt Vanda (Emmanuelle Seigner) veel te laat binnenvallen. Aanvankelijk maakt zij de indruk een ordinair, dom en hoerig type te zijn en wil Thomas snel van haar af, maar als zij het toch gedaan krijgt om auditie te mogen doen, blijkt zij plots een pracht van een actrice en raakt Thomas meer en meer in haar ban. Gaandeweg beginnen het toneelstuk en de werkelijkheid met elkaar verweven te raken en ontpopt Vanda zich niet alleen in de gespeelde scènes maar ook daarbuiten tot een onvervalste meesteres. Het eindigt ermee dat zij Thomas zover krijgt de vrouwelijke hoofdrol te vertolken (op hoge hakken en met rode lippenstift) en dat zij hem achterlaat in het theater, vastgebonden aan een fallusachtige pilaar.

    Polanski, die een toneelstuk van David Ives bewerkte en verfilmde (samen met de auteur overigens), heeft in deze film zijn rond wezens van het vrouwelijk geslacht draaiende obsessies en demonen nog eens kunnen loslaten. Masochisme, de meester/slaaf-verhouding tussen man en vrouw, fetisjisme, travestie: het zijn zaken die Polanski blijkbaar wel aanspreken (was het niet in Le Locataire dat hij zelf ook al eens als vrouw verkleed ging?) en in zijn visie is het steeds de man die naar de (het?) pijpen van de vrouw danst. Helaas lopen wijzelf niet zo warm voor dat gedoe rond domineren en slaafje spelen en van fetisjisme voor bont hebben wij ook geen last, zodat de thematiek van deze film niet direct ons kopje thee is.

    Niet dat het hier een totaal mislukte prent betreft, al is het dan ook eerder een op beeld vastgelegd toneelstuk: in het begin travelt de camera het theater binnen, heel de film speelt zich verder af in dat theater met enkel Thomas en Vanda, en op het einde travelt de camera weer naar buiten. De grote troef van deze La Vénus à la Fourrure lijkt ons persoonlijk Polanski’s levenspartner Emmanuelle Seigner. Niet alleen ziet zij er anno 2013 uit als een bijzonder appetijtelijke, lekker vlezige en dus eigenlijk erg on-Franse milf (en natuurlijk is het wachten op het moment dat zij op de scène in sexy lingerie staat te paraderen, waarna zij op het einde nog een helaas wat te zedig in beeld gebracht naaktdansje in Griekse tragedie-stijl mag uitvoeren), maar bovendien toont zij zich hier een zeer getalenteerde actrice die moeiteloos met één vingerknip van het ene stijlregister (turbo-Frans wauwelende, ordinaire slet) naar het andere (Algemeen Beschaafd Frans sprekende edeldame) switcht (op een bepaald moment spreekt zij zelfs Frans met een Duits Marlene Dietrich-accent) en nu eens zeer overtuigend een verleidelijke Venus neerzet, en dan weer een griezelige schikgodin. Mathieu Amalric wordt volledig meegetrokken in deze theatrale wervelwind en men vraagt zich af waarom Polanski de rol van Thomas niet zelf speelde. Wellicht omdat hij dan toch wat te veel in de kaarten van zijn nogal perverse obsessies zou laten kijken?

    Quotering: *** (2de visie: 21 juli 2015 – dvd – bib Wuustwezel)

    22-07-2015 om 20:54 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TOPOI: VRUCHTEN (FRUIT)

    VRUCHTEN (FRUIT)

    [Vergelijk voor de topos ‘vruchten (fruit)’ ook altijd de topoi ‘boom’ en ‘boomgaard’.]

    1 Vruchten (fruit) // liefde & erotiek

    [Falkenburg 1991: over bloemen en vruchten als liefdes- en smaakmetaforen in de religieuze Zuid-Nederlandse dichtkunst rond 1500.]

    Tghevecht van minnen ed. 1964 (1516)

    - 46 (verzen 42-43). Rederijkerslyriek. Want die ghestadelijck mint moet dicwil suchten, / Claghen en karmen der minnen vruchten. Liefdessmart.

    Mars en Venus ed. 1991 (vóór 1517?)

    - 238 (verzen 99-100). Rederijkersspel. Pallas tot Juno over Jupiter: Ghij sijt de weertste bleeven, / Als [lees: al] mach hij wat vruchte elders saijen. Seksueel (vruchten elders zaaien = overspel plegen).

    - 252 (vers 320). Een sinneke zegt: Wildt hem die vruchten van minnen ontsteecken. Seksueel.

    - 256 (verzen 369-370). Een sinneke over Venus: Tis de gheerde / Daer de vruchten des leevens aen gruijen. Seksueel.

    - 268 (verzen 572-573). Mars zegt tot Venus dat zij het overspel wel geheim zullen houden: Men vint so veel secreete plecken / Om saijen jonstighe vruchten heet. Seksueel.

    - 296 (vers 1053). Mercurius tot betrapte Mars: Mueten Venus vruchten van u gheschelt sijn? Venus’ vruchten schillen = seks hebben.

    Stijevoort II ed. 1930 (1524)

    - 193 (refrein 231, verzen 23-24). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Woude natuere venus vruchten ghenieten / malcanderen dan wy ten bedde waert dronghen. Seksueel.

    - 210 (refrein 240, verzen 9-10). Zot rederijkersrefrein. Ende sy dan venus vruchten smaken / Met helzende ermkens met sachter spraken. Seksueel.

    Doesborch II ed. 1940 (1528/30)

    - 22 (refrein 8, verzen 11-13). Amoureus rederijkersrefrein, klacht van een minnaar: Haer sancs geruchten, haer eedel vruchten / in swerelts ghehuchten, auent oft nuchten, / duer die felle fortune sijn mij absent nv. Liefdesgenot.

    - 233 (refrein 129, verzen 33-34). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Lust v fruyt en ghi sijt ten bogaert gerocht, / Ghi souter met uwen cluppel in smijten. Cluppel = fallus. Seksueel.

    Bijns ed. 1886 (vóór 1529) - 87 (refrein 23, strofe e, vers 5). Amoureus rederijkersrefrein, liefdesklacht van vrouw. Wanneer sal ick plucken der vruechden vruchten? Liefdesgenot.

    - 107 (refrein 29, strofe c, vers 8). Amoureus rederijkersrefrein. Vrouw tot man: Geeft mij de vruchten der reynder minnen. Liefdesgenot.

    - 117 (refrein 32, strofe c, vers 14). Amoureus rederijkersrefrein. Meisje tot lief: Wij zelen noch smaken der minnen vruchten. Liefdesgenot.

    - 131 (refrein 36, strofe d, vers 1). Amoureus rederijkersrefrein. Meisje tot lief: Der minnen vruchten ic u mildelijck gaf. Liefdesgenot.

    - 143 (refrein 39, strofe e, vers 15). Amoureus rederijkersrefrein. Ongelukkig verliefd meisje: Aeylaschen! sijn dit der minnen vruchten. Liefdesgenot.

    - 163 (refrein 43, strofe b, verzen 8-9). Amoureus rederijkersrefrein. Ongelukkig verliefd meisje: Tsijn der minnen vruchten: / Nu droeve, nu blijde, nu hoopen, nu duchten. Liefdesgenot en liefdessmart.

    - 256 (refrein 68, strofe e, vers 2). Amoureus rederijkersrefrein. Ongelukkig verliefd meisje: In lieften ete ic zeer bitter vruchten. Liefdessmart.

    - 317 (refrein 93, strofe a, vers 15). Amoureus rederijkersrefrein. Over oprechte geliefden: Hen honghert altijt naer der minnen vruchten vrij. Liefdesgenot.

    sMenschen Sin en Verganckelijcke Schoonheit ed. 1967 (1546)

    - 109 (vers 17). Rederijkersspel. Deerste gaat wandelen in de lente en ziet vrijende koppeltjes: Ende venus fruijt sij dicwijls ooc smaecken. Erotisch.

    - 146 (verzen 535-536). sMenschen Sin tot Verganckelijcke Schoonheit (= allegorisch: de aardse ijdelheden): Venus sûete fruijt, laet mij smaecken sonder getal / In Venus tente. Erotisch.

    Eneas en Dido ed. 1982/83 (1552)

    - 204 (verzen 1436-1437). Rederijkersspel. Jupiter is boos omdat Eneas in Carthago zijn tijd verdoet met Dido: Daer Aeneas nu is maijende / Ongheoorlofde vruchten, rijp en grûene! Erotisch.

    Vanden .X. Esels ed. 1946 (1558)

    - 40 (verzen 18/41). Volksboek. Vermanend refrein gericht tot playboys die pochen over hun veroveringen: Heelt selue tsecreet van Venus vruchten / Hoe dat Venus vruchten ghedeylt, ghenesen zijn. Erotisch.

    Testament Rhetoricael II ed. 1979 (1561)

    - 209 (fol. 271v, verzen 31-32). Amoureus liedje. Maer wien oyndt verwough / vrau venus zware vruchten. Liefdessmart.

    Catechismus der minne ed. 1989 (1564)

    - 22 (verzen 131-133). Een ‘minnecatechismus’. De Ridder zegt: Want een minnaer en can niet ghesmaken de fruyten, / Al siet hy sijn lief teghenwoordich floreren, / So wel, voor dat hijt mach allene contempleren. Liefdesgenot.

    Het Cieraet der Vrouwen ed. 1983 (1566)

    - 23 (verzen 847-850). Artesliteratuur. Naar aanleiding van een recept dat vrouwen seksueel actiever maakt: Light ’t oock aen u, ’t mach den man wel verdrieten, / Mer wilt niet verschieten oft druckelijck leven, / Mer altijt met hem in vruechden vlieten, / Hem latende Venus’ vruchten ghenieten. Seksueel.

    2 Vruchten (fruit) plukken // genieten van liefde & erotiek

    [Bax 1956: 44-45. ‘In het algemeen kan men zeggen dat vruchten in de Nederlandse taal allerlei sexuele betekenissen konden hebben: mamma, mammae capitulum, genitale muliebre met mons Veneris, venter mulieris en nates; misschien ook die van testiculus. Zaadjes konden symbolen zijn van het semen. Vruchten plukken kon hetzelfde betekenen als bloemen plukken.]

    [Vandenbroeck 1989: 164-165. ‘In het algemeen kan men stellen, dat vruchten in de 15de- en 16de-eeuwse Rederijkersliteratuur een veelgebruikt beeld in verband met liefde’s geneugten zijn geweest. (…) Vruchten waren metaforen voor vrouwelijke lichaamsdelen, o.a. in de 16de-eeuwse “Blasons du corps féminin”. (…) In de 15de- en 16de-eeuwse droomboeken staan vruchten soms voor (eventueel zinnelijke) genietingen.’]

    Remedia amoris ed. 1985 (I)

    - 184 (verzen 103-104). Leerdicht van Ovidius. Sed quia delectat Veneris decerpere fructum, / Dicimus adsidue ‘cras quoque fiet idem’ (but because we delight to pluck the blooms of Venus, ever we repeat, ‘Tomorrow it will be the same’).

    Van Altena ed. 1987 (1100-1300)

    - 34-35 (nr. III, strofe 3/5/refrein). Een anoniem Occitaans meileid uit de periode 1100-1300: O zoet verlangen mij aan hem te schenken! / Maar hij’s niet hier. Kom, wie plukt nu mijn vruchten? / Ik ben zo hups, maar slaak vaak droeve zuchten, / daar ik mijn man niet zien kan en niet luchten. / (…) Nobele vrouwen, hundert u uw gade, / pluk van dit lied – als ik – de hete vruchten. / Ik ben zo hups, maar slaak vaak droeve zuchten, / daar ik mijn man niet zien kan en niet luchten. Seksueel.

    Die Rose ed. 1976 (circa 1280)

    - 210 (verzen 12.375-12.376). Allegorische rijmtekst. De oude koppelares leert Suetonfaen dat jonge meisjes al vroeg de liefde moeten bedrijven: Die vrocht van minnen sal si lesen / Alsi in hare joeget sal wesen. Seksueel. Ook in het Franse origineel: Le fruit d’amors, se fame est sage, / Coille en la flor de son aage [Roman de la Rose ed. 1974: 369 (verzen 13.483-13.484)]. Vertaling van Ernst van Altena: Laat ze wijs ’s liefdes vruchten plukken / zolang haar jeugd ’t haar nog doet lukken [Roman van de Roos ed. 1991: 358 (verzen 13.453-13.454)].

    Stijevoort I ed. 1929 (1524)

    - 92 (refrein 48, verzen 9-11). Amoureus rederijkersrefrein. Een venusjanker zegt: O swaer besueren, vol van dolueren / als mij haer opsien mach ghebueren / bin ic pluckende der minnen vruchten. Liefdesgenot.

    Doesborch II ed. 1940 (1528/30)

    - 105 (refrein 55, verzen 21-22). Amoureus rederijkersrefrein. Een venusjanker zegt over nijders: Want ic vrese si souden met willen eeten / ende plucken van haren sueten vruchten. Erotisch.

    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)

    - 204 (refrein 54, strofe c, vers 19). Amoureus rederijkersrefrein. Meisje tot lief: Door zijn comste ic vruchten van minne plucke. Liefdesgenot.

    Antwerps Liedboek I ed. 1983 (1544)

    - 56 (nr. 49, strofe 2, verzen 5-8). Amoureus lied. Een tijtlick fruyt neemt saen de vlucht / Ghepluct ten greonen [lees: groenen] dale, / Men prijst best een volwassen vrucht / Ghelijc een cuyssche smale. Liefdesgenot.

    Catechismus der minne ed. 1989 (1564)

    - 36 (verzen 554-560). Een ‘minnecatechismus’. De Ridder zegt: Wat doet de minnaers, soet int onpluycken, / Ghebruycken, dat sy minnende begheren, / En plucken de vruchten vander liefden struycken, / Twelck is in liefden een solacelijck gheneren? / Maer wat helpt datmen siet schoon appelen oft peren, / Alsmen daer af en mach noch plucken noch proeuen: / Het sien doet verblyden, maer niet prouen, bedroeuen. Liefdesgenot.

    De Verlooren Zoone ed. 1941 (1583)

    - 134 (vers 977). Rederijkersspel. De Verloren Zoon klinkt met een hoer: Om plucken der mellodien fruut. Erotisch.

    Verlaten Kennisse ed. 1992 (XVIB)

    - 109r (verzen 674-675). Rederijkersspel. Verlaten Kennisse zegt tot zondige verleidster: dus Laet ons malcander omhelsen sonder schromen / en vander wellusten bomen soette vruchten plucken. Seksueel.

    Amoreuse Liedekens ed. 1984 (circa 1600)

    - 184 (strofe 11, vers 4). Liederenbundel. Amoureuze klacht: Een ander pluckt haer vruchten. Liefdesgenot.

    3 Bevrucht = zwanger

    [Matt Kavaler 1986: 22. Over fruit in de schilderijen van J. Beuckelaer en P. Aertsen. Fruit had linguïstische associaties met vruchtbaarheid, ‘bevrucht’ was de alledaagse term voor zwanger. ‘Er schijnt in de 16de eeuw een veel letterlijker associatie te hebben bestaan tussen vrucht(en) en vruchtbaarheid dan ons metaforisch gebruik van vandaag suggereert.’]

    Jan van Beverley ed. 1903 (XVIA)

    - 27. Volksboek. So gheschiedet dat sijn huysvrouwe bevrucht wert, ende swaer ghinck van kinde.

    Eneas en Dido ed. 1982/83 (1552)

    - 218 (verzen 1852-1853). Rederijkersspel. Een sinneke over Dido: Swijcht datte! möghelijck datse bevrucht is! / Daer sonder en can men quaelijck jocken en cussen man!

    Vroevrouwen ed. 1987 (circa 1560)

    - 124. Medische artestekst. Item inden eersten als die vroe vrou gehaelt wordt tot een vrou die bevruchts is, soo sal die vroe vrou nemen die bevruchte vrouwe bijder hant ende tasten haer pulst.

    De Bruyne II ed. 1880 (1579-83)

    - 174 (nr. 81, paragraaf 3, strofe 1, vers 15). Siet: een maecht sal ontfangen & bevrucht worden swaer.

    4 Vrucht(en) = kind(eren), nageslacht

    [Wijsheid 3: 13. Maar gelukkig de kinderloze, die haar reinheid bewaart, / En haar sponde zondeloos weet: / Bij de vergelding der zielen oogst zij haar vrucht!]

    Sidrac ed. 1936 (circa 1320)

    - 143 (vraag 211). Artestekst. Die kindere salmen minnen ende niet sottelijc. Die kinder sijn vruchte der liede ende alsulke vruchte salmen minnen.

    Der Leken Spieghel II ed. 1845 (1325-30)

    - 129 (boek II, hoofdstuk 22, verzen 15-20). Leerdicht. Het kindje Jezus vervloekt een ander kind: Die vrucht van dinen zade / Sal cranc sijn, vrooch ende spade, / Ende dine wortelen mede / Sullen sijn zonder vochthede, / Ende dine telghe in dinen daghen / En sullen ghene vruchte draghen. Waarop het kind sterft.

    Die Heimlijchede van mannen ende van vrouwen ed. 1893 (1351)

    - 141 (verzen 695-697). Artestekst. Over de man bij wie de zaadleiders zijn doorgesneden: Ende, ware hi oec met wiven, / Van hem ne mochte niet becliven / Enich saet dat brochte vrucht.

    Tafel van den Kersten Ghelove II ed. 1937 (1404)

    - 267 (Winterstuc, hoofdstuk 36, regels 20-23). Theologisch compendium. Over Joachim en Anna: Dese twee waren twintich iaer sonder vrucht ende loefden Gode: waer dat hi hem een vrucht verliende, si souden den Gode te dienste houden ende overgheven.

    - 267 (Winterstuc, hoofdstuk 36, regels 31-32). Idem: Dijn vrou Anna sel ontfangen een vrucht, die selte noemen Maria.

    - 272 (Winterstuc, hoofdstuk 36, regels 139-140). Omdat Maria gehuwd was met Jozef so wert si behoet, datmense om hoorre vruchte wil niet en steende.

    Tafel van den Kersten Ghelove IIIb ed. 1938 (1404)

    - 464 (Somerstuc, hoofdstuk 37, regels 72-74). Theologisch compendium. Over vier dingen die bij het huwelijk horen: Dat vierde is die eyndende ende slutende saeck, als is een vruchte te winnen ende die inden dienste Gods op te voeden.

    Der vrouwen heimelijcheit ed. 2011 (1405)

    - 72 (verzen 245-249). Artestekst. Ghelijc dat gheen boem vrucht en mach / hebben sonder bloeme, als ic besach, / so ne moghen de vrouwen twaren / gheene vrucht oppenbaren, / sine moeten eerst haere bloemen risen.

    - 122 (verzen 1317-1320). Alte heete wive en moghen niet / winnen, alse men ghescreven siet, / want sperma verdroeghet hem binnen, / so en moghen zi gheene vrucht winnen.

    Der minnen loep I ed. 1845 (1411-12)

    - 75 (boek I, vers 1993). Ars amandi. Koning Priamos over zijn zoon Paris: Dese vrucht waer qualick verloren.

    Der minnen loep II ed. 1846 (1411-12)

    - 9 (boek III, vers 213). Ars amandi. Pasiphaë vrijt elke dag met een stier Tot datsi der vrucht ghenas.

    - 37 (boek III, verzen 999-1001). Over Canace: So langhe speelde si mitten broeder, / Dat si wert eens kints moeder. / Doe si der vruchten was ghenesen…

    - 75 (boek IV, verzen 723-724). David tot Mikal: Du suls sonder vruchte sterven / Ende Gode ghene kinder erven.

    Die Eerste Bliscap van Maria ed. 1978 (1448)

    - 114 (verzen 1452-1455). Myteriespel. Joachim tot God over het feit dat hij geen kinderen heeft: O God, here, aensiet mijn grote scaemte, / Hoe ic inden tempel nu ben vercleent, / Om dat ghi my na der natueren betaemte / Gheen vrucht op erterike en verleent.

    - 115 (verzen 1471-1472). God zegt: Want Anna sijn wijf, alsoet betaemt, / Die sal een salege vrucht voort bringen.

    De Noordnederlandse historiebijbel ed. 1998 (1458)

    - 482 (1 Koningen 1). Bijbelvertaling. Ende altoes als si ten tempel quam, so vastede si ende screyde ende bat God dat Hi haer een vrucht verlenen woude. Vergelijk 1 Samuel 1: 7.

    Die geboorte van Vrou Margriete ed. 1962/63 (1480)

    - 268 (vers 513). Presentspel. Men wenst Margaretha, de dochter van Maria van Bourgondië, veel goeds: en welvaert en gesontheyt / huerder yonger vrucht.

    De Roovere ed. 1955 (vóór 1482)

    - 129 (verzen 1-3). Vroed rederijkersrefrein. Men vindt moeders die haer vruchten verslaen / Men vindt moeders dier haer kinderen ontlijuen / Men vint moederen die haer vruchten ontgaen.

    Robrecht de duuele ed. 1980 (1516)

    - 67-68 (regels 56-59). Prozaroman. Ende so wanneer dese hertoghe met sijnder vrouwen begeerde te sijn, badt hi onsen lieven Heere dat hi hem eenighe vrucht wilde verleenen.

    Der ix quaesten ed. 1980 (1528)

    - C1r. Volksboek. So bekende ada(m) sijn huysvrouwe Euam / en(de) si o(n)tfinck een vruchte en(de) baerde haren sone Caym.

    Eneas en Dido ed. 1982/83 (1552)

    - 189 (vers 1024). Rederijkersspel. Sinneke tot Dido: Ghij slacht den boom noch sonder vrucht.

    5 Vrucht = het Christuskind

    Der Leken Spieghel II ed. 1845 (1325-30)

    - 286 (boek II, hoofdstuk 42, verzen 9-10/18/26). Leerdicht. Over het Ave Maria: Die vrucht uwes lichamen / Is ghebenedijt! Amen! (…) Benedictus fructus ventri tui (…) Die vrucht uwes lichamen is ghebenedijt.

    Hildegaersberch ed. 1981 (circa 1400)

    - 91 (nr. 45, verzen 10-12). Geestelijk gedicht. Maria, vrouwe, hemels lucht, / Ic bevele mi der selver vrucht, / Die ghi droecht sonder mans gherucht.

    Tafel van den Kersten Ghelove II ed. 1937 (1404)

    - 268 (Winterstuc, hoofdstuk 36, regels 40-44). Theologisch compendium. Over Maria: Doe si out was .XIIII. iaer gaf hoer die bisscop vanden tempel oorlof mitten ioncfrouwen thuus te trekken ende inder echtscap te treden, want si alle gebenedyt waren, die vruchte wynnen, om te vorderen ende te haesten totter vrucht, daer alle geslacht souden warden in gebenedijt.

    - 271 (Winterstuc, hoofdstuk 36, regels 110-111). Dat is die vrucht Cristus, die daer gebenediet was.

    - 276 (Winterstuc, hoofsstuk 37, regel 52). Moeder van Johannes de Doper zei tot Maria: Ghebenedijt is die vrucht dijns buucs.

    - 295 (Winterstuc, hoofdstuk 39, regels 140-141). Idem: Gebenedyt bistu onder allen vrouwen ende gebenedyt si die vrucht dijns buucs.

    Tleven ons heren ihesu cristi ed. 1980 (1409)

    - 84 (hoofdstuk XVI). Een Jezus-leven. Sint-Bernard tot Christus: En bistu niet die ghebenedide vrucht haers onbevlecten lichaems?

    Het Handschrift-Jan Phillipsz. ed. 1995 (circa 1473)

    - 53 (nr. 25, regels 9-10). Antifoon. Tot Maria: Ende tone ons na desen ellende jhesum / die ghebenedide vrucht dijns buucs.

    - 55 (nr. 33, regels 7-8). Antifoon. Tot Maria: is ihesus die vrucht vten houe dijns / buucs voortghebrocht.

    Een suverlijc boecxken ed. 1957 (1508)

    - 43 (lied XIV, strofe 3, verzen 5-6). Kerstlied. Gabriël tot Maria: ghi sult in uwen lichame / een edel vrucht ontfaen.

    Stijevoort II ed. 1930 (1524)

    - 14 (refrein 143, verzen 35-36). Vroed rederijkersrefrein, Marialof. Die vrouwen doe vander gracien spraken / mer die vruchten wrochten daer van binnen. Jezus en Johannes de Doper in de buik van hun moeders, Maria en Elisabeth.

    - 14 (refrein 143, vers 42). Mer deen vrucht thoonde der ander danck.

    - 15 (refrein 143, vers 53). Ende ghebenedyt es dyns lichaems vrucht.

    Nieuwpoort: spel van sinne in Gent 1539 ed. 1982 (1539)

    - 220 (verzen 231-235). Rederijkersspel. Onder verwijzing naar Psalm 132: 11 : Daer staet: die heere heift David toe ghezworen / De waerheyt, ende hy, o mensche vercoren, / En zal hem niet bedrieghen (dit es tghevoel) / Vande vrucht zijns buucxs te zetten op zynen stoel, / Twelc de vader beloofde.

    Tielt: spel van sinne in Gent 1539 ed. 1982 (1539)

    - 246 (verzen 78-79). Rederijkersspel. Wt dit zoete fruut spruut / Al dat goet es.

    Bijns ed. 1875 (1548)

    - 98 (boek II, refrein 1, strofe f, verzen 1-2). Vroed rederijkersrefrein. Thoont ons Jezum, ghenadighe moeder vroet. / De vrucht dijns lichaems ghebenedijt.

    Testament Rhetoricael III ed. 1980 (1561)

    - 167 (fol. 413v, verzen 11-15). Vroed rederijkersrefrein. Over Jozef: met maria zyn ghetraude wyf, by hem omtrent / De welcke daer al zwaer was, met een vrucht beglent / in huer voorzien, eer ye beghinnen porden / want christus was de vrucht, die mids huer consent / in een ghedaente des dienlycx wilde menssche worden.

    De Bruyne II ed. 1880 (1579-83)

    - 175 (nr. 81, paragraaf 3, strofe 2, verzen 1-2). Gheboren wt der maget Maryen, / die vruchte haers lyfs.

    6 Vruchten (fruit) = de zondige aardse ijdelheden

    Fabulae ed. 1985 (XIIIb)

    - 121 (nr. 66). Fabelverzameling. The tree is the world, whose fruits are diverse pleasures: foods, drin, beautiful women, and the like.

    De uure van der doot ed. 1944 (circa 1516)

    - 108 (verzen 905-906). Rederijkerslyriek. De zondige ik zegt: Waerom hebbick kettijf ter ondeucht gheneghen, / Dwelck mi rout, tverboden fruyt gheswolghen.

    De const van rhetoriken ed. 1986 (1555)

    - 80. Vroede rederijkersballade. In de wereld vindt de ik elke dag nieuwe tribulaties: Duer tghulsigh inbijt van deerdsche fruut.

    7 Goede en kwade vruchten = deugden en ondeugden

    Sancti Eusebii Hieronymi Epistulae ed. 1991 (circa 400)

    - 92 (brief 22, paragraaf 19). Brief. In verband met de maagdelijke levenswijze: Mijn zaad brengt honderdvoudig vrucht voort. Deugden.

    Tafel vanden Kersten Ghelove IIIa ed. 1938 (1404)

    - 341 (Somerstuc, hoofdstuk 20, regels 332-335). Theologisch compendium. Also sijn nu die luden onder malcanderen vermengt, datmen die gueden uten quaden naulick ondersceiden en can. Mer Cristus seit, datmense van haren vrucht sal kennen, dat sijn hair werken, dairmen een yghelic sal bi mercken. Deugden / ondeugden.

    Van der navolghinge ons Heren Jhesu Cristi ed. 1954 (XVA)

    - 62 (Boek I, hoofdstuk 3, regel 24). Geestelijk prozatraktaat. Ende want men veel meer aendenct te weten dan wel te leven, daer om so dwalen si dicwile ende en brengen bi na gheen of luttel vruchten voert. Deugden.

    - 133 (Boek III, hoofdstuk 23, regel 23). Gebed tot Jezus: Uutstorte dijn gracie van hier boven, ende overstort mijn hert mit hemelscen douwe; ghif mi water der devocien om nat te maken dat aensichte der aerden ende voert te brenghen guede vrucht. Deugden.

    Brugman ed. 1948a (XVc)

    - 249 (Preek 21, regels 18-20). Prekenbundel. Nu mocht yemant vraghe, waer-om dat hem god soe haesten uut te leyden, want hi noch soe veel vruchten hadde moghen doen inden kersten ghelove. Deugdzame daden, deugden.

    Leven van Liedwy ed. 1994 (XVd)

    - 90 (hoofdstuk 33). Heiligenleven. Maer si moeste noch meer vruchten doen met helpeliken ghebeden. Deugden.

    Stijevoort I ed. 1929 (1524)

    - 185 (refrein 95, verzen 9-17). Vroed rederijkersrefrein. Goede werken doen = het zaaien van planten die goede vruchten voortbrengen. Stokregel: Die soe sayt of plant die bringt goij vruchten voort. Deugden.

    Nieuwpoort: spel van sinne in Gent 1539 ed. 1982 (1539)

    - 228 (verzen 434-436). Rederijkersspel. Maer ic hebbe u alleene wtvercoren, / Op dat ghy vrucht voort brijnghen zoudt menighfuldigh, / Troost ons ghevende. Deugden.

    Tielt: spel van sinne in Gent 1539 ed. 1982 (1539)

    - 245 (vers 54-56). Rederijkersspel. Ommers [= steeds] truert, steint, want slevens vruchten vluchten / Van u, ende des rechters iugement vecht / Ieghen u, ach arm, swaet, verblent knecht. Deugdzame werken (die niet zullen helpen bij het Laatste Oordeel: een tegenwerkend personage spreekt).

    - 261 (verzen 407-408). Zo toghen sgheests vruchten voort / Liefde, pays, blijschap. Deugden.

    Antwerpen: spel van sinne in Gent 1539 ed. 1982 (1539)

    - 278 (vers 27). Rederijkersspel. De stervende mens zegt: Nu ic moet gaen mayen mijns levens vruchten. De goede en slechte dingen die men gedaan heeft in zijn leven: deugden en ondeugden.

    Sorgheloos ed. 1977 (1541)

    - 117 (verzen 18-19). Rijmprentenreeks. Vermanende strofe: Maer met u goet doet de armen doch charitaten. / So sullen uut u wasschen die gherechte vruchten. Deugden.

    Bijns ed. 1875 (1548)

    - 131 (boek II, refrein 9, strofe c, verzen 1-2). Vroed rederijkersrefrein. De vrucht der goeder wercken es glorioos, / Seydt ons de wijse man auctentijckelijck.

    Bijns ed. 1902 (XVIA)

    - 350 (nr. 42, strofe C, verzen 6-7). Vroed rederijkersrefrein. Die vruchten, die vuyt weelden strecken, / Dats alle wulpsheyt ende onreyn daet. Ondeugden.

    Vreese des Heeren en Wijsheijt ed. 1968 (circa 1550)

    - 404 (verzen 1116-1117). Rederijkersspel. sHeylichs Geests Kennisse zegt: Den rechten wijnstock Broeders aen hem cleeft / Soo brengdij vruchten voort, schoon en blanckelyc. Deugden.

    Testament Rhetoricael III ed. 1980 (1561)

    - 137 (fol. 395v, verzen 11-12). Vroed rederijkersrefrein. Ghy christene Natien an elcken cant / ghy goddelicke vruchten elck In zyn Iuecht. Voorbeelden van deugdzaamheid en christelijk geloof.

    - 182 (fol. 423v, verzen 19-20). Vroed rederijkersrefrein. Een goet menssche brynght huut goe scat vruchten goet / end een quaet brynght huut qua schat Qua vruchten voort. Deugden / ondeugden.

    Het Leenhof der Ghilden ed. 1950 (1564)

    - 35 (verzen 870-872). Satirische rederijkerslyriek. Quaey vruchten wassen wel diemen niet en plant. / Dus heb ick die cluchtwijs in dichte ghestelt / Om dat meest elck is met zijn selfs gebrec gequelt. Ondeugden.

    Bijns ed. 1875 (1567)

    - 356 (boek III, refrein 39, strofe d, verzen 7-9). Vroed rederijkersrefrein. Wat sal ic seggen, o rechter, als ghi mij vraecht? / Voor duysent en mach ic antwoorden niet eene. / Soect ghij vruchten aen mij, ghij en vinter geene. Deugden.

    De Bruyne II ed. 1880 (1579-83)

    - 139 (nr. 73, strofe 3, vers 9). Vroed rederijkersrefrein (Anna Bijns). De zondaar zegt: Soecty vruchten aen my, ghy en vinter geene. Deugden.

    De Bruyne III ed. 1881 (1579-83)

    - 53 (nr. 100, strofe 1, vers 15). Vroed rederijkersrefrein. De stok: Aen de vruchten salmen den boomgaert kennen. Deugden/ondeugden.

    - 85 (nr. 108, strofe 1, vers 15). Vroed rederijkersrefrein (protestants). De stok: het geloofs wercken syn de warachtige vruchten. Deugden.

    - 86 (nr. 108, strofe 2, verzen 1-3). Idem. Hoe mogen de vruchten, die van den mensche / al gevonden syn, recht blyven staen / teghen sgeloofs vruchten? Deugden.

    - 86 (nr. 108, strofe 3, vers 1). Idem. Noch van de vruchten der godloosen mogen wy spreken. Ondeugden.

    - 91 (nr. 109, strofe 3, verzen 1-5). Vroed rederijkersrefrein. Ick ben eenen rechten wynstock, seyt Christus claer, / & myn vader is den ackerman goedertier; wy syn de ranken, o broeders, voorwaer / als wy in synder liefde wandelen fier / dan brengen wy schoon vruchten overvloedich hier. Deugden.

    - 130 (nr. 119, strofe 2, verzen 2-3). Vroed rederijkersrefrein. Gelyc sant goet land deckt, dat geen vruchten groeyen, / alsoo werdt de siele duer tdryfsant by Godt bevleckt. Deugden.

    - 134 (nr. 120, strofe 2, vers 8). Vroed rederijkersrefrein. De goede christen is als een groene, vruchtbare boom bij het water: der duechden vruchten salmen aen hem aenschouwen. Deugden.

    - 171 (nr. 129, strofe 1, verzen 15-16). Vroed rederijkersrefrein. & dat ik goede vruchten sou laten blycken, / dit ist dat ghy my beveelt te doen, Heere. Deugden.

    - 202 (nr. 136, strofe 2, verzen 7-9). Vroed rederijkersrefrein. De Nineviters haer in sacken wonden, / waer doer Godt hoorde de lamentatien: / twaren vruchten die Godt wel aenstonden. Deugden.

    - 202 (nr. 136, strofe 3, verzen 3-4). Vroed rederijkersrefrein. Volchdy noch den deesem der Phariseen? / Wildy haer vruchten voer penitencie smaken? Ondeugden.

    De Verlooren Zoone ed. 1941 (1583)

    - 152 (verzen 1374-1377). Rederijkersspel. Aansporing tot de toeschouwers: Ende compt, hoort de materie tot u ghevoughen, / Om nerstich te ploughen als aerbeyders wackere / Int helich woordt Gods den vruchtbaren ackere, / Up dat ghy vruchten voortbrinckt zeer overvloedich. Deugden.

    - 212 (verzen 1351-1353). Aansporing tot de toeschouwers: Blyft als vruchtbaer rancke / In Christo Jhesu, den wynstock voor alle dynghen, / Up dat ghy overvloedighe vruchten voort muecht brynghen. Deugden.

    De Ontrouwen Rentmeester ed. 1899 (circa 1587)

    - 89 (vers 273). Rederijkersspel. Tcleyn Getal moet van God de wijngaard (het aardse leven) goed beheren op dat ick hem daervan goede vruchten brenge warachtich. Deugden.

    - 118 (verzen 1129-1130). Tcleyn Getal presenteert zijn vruchten aan God: Dus, Heere, ontfangt doch van uwen wyngaerts vruchten, / Druyfkens, persekens, daykens [dadels?], veyghen overvloedich. Deugden.

    De Dolende Mensche ende de Gratie Gods ed. 1983 (circa 1600)

    - 3 (verzen 25-27). Rederijkersspel. De Mensche zegt: En zijnder gheen vruchten nu hier ontrent / Daer ick mee commen mocht uuter noot, / So moet ick hier, lacen, nu blijven gheschent. Deugden.

    8 Vruchten = negatieve voortbrengselen, gevolgen of ideeën

    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)

    - 52 (refrein 14, strofe b, verzen 11-12). Zot rederijkersrefrein. Klacht van gehuwde man: Had ic de vruchten des houwelijcx wel bedacht, / Ic hads mij gewacht; ten baet nu geen beclach.

    - 99 (refrein 27, strofe a, vers 9). Zot rederijkersrefrein, anti-huwelijk: Die vruchten des houwelijcx wil ic vertellen.

    Bijns ed. 1875 (1548)

    - 169 (boek II, refrein 19, strofe h, verzen 6-7). Vroed rederijkersrefrein. Tot de lutheranen: Wilt toch uus meesters vruchten aenmercken, / En laet zijn valsche leerlinghe varen.

    - 182 (boek II, refrein 24, strofe b, verzen 1-2). Vroed rederijkersrefrein. Luther veroorzaakte een bloedige boerenopstand in Duitsland: Besiet de vruchten, die hier af comen sijn, / Sij sijn seer quaet, moordadich en bloedich.

    Bijns ed. 1875 (1567)

    - 217 (boek III, proloog, regels 4-7). Over twee andere drukken van Anna Bijns: daer zij seer schoon verclaert die vruchten, uut Luthers schole geresen, ende alle andere secten van diverscher conditie.

    - 338 (boek III, refrein 34, strofe e, verzen 11-12). Vroed rederijkersrefrein. Over ketters: O Heere, wilt dees onnutte planten vellen, / Wiens vruchten veel zielen int helsche gepijn bringhen.

    De Bruyne I ed. 1879 (1579-83)

    - 22 (nr. VI, strofe 2, verzen 11-13). Vroed rederijkersrefrein over het huwelijk: Den regel des houwelycx brengt sulcke vruchten, / sorgen & duchten, weemoedicheyt swaer, / twisten, kyven claer; ic en machs niet geluchten.

    Het Prieelken der Gheestelyker Wellusten ed. 1927 (1587)

    - 146. Een zinnespel over de godsdiensttwisten. Eendrachticheyt: Sulken predicanten brengen alte quaden vruchten voort. / Liefde: Rooven, stelen, brant ende moort / Dat zyn die vruchten diemen inde ketters ziet.

    9 Vruchten = positieve voortbrengselen, gevolgen of ideeën

    De Spiritualibus Ascensionibus ed. 1988 (XIVd)

    - 271. Geestelijk traktaat (Latijns proza). Nor is it a small matter in the first ascent to dismiss, deplore, and repent of your previous life and to perform worthy fruits of penitence.

    De Roovere ed. 1955 (vóór 1482)

    - 190 (vers 24). Rederijkerslyriek, lofdicht op Maria. Eén van de omschrijvingen van Maria: Flauherteghen Fruyt Frequenterende Fluere (bloem die de hulpbehoevenden fruit aanbiedt).

    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)

    - 287 (refrein 78, strofe e, vers 15). Vroed rederijkersrefrein. Doedt vruchten der penitentien uut minnen.

    Edingen: spel van sinne in Gent 1539 ed. 1982 (1539)

    - 589 (verzen 348-349). Rederijkersspel. De mens zegt tot de evangelische leraar: Och, wilt my voorts informeren, Leeraer reen, / Dit woort, wat cant my vortghebrijnghen vruchten?

    De Bruyne I ed. 1879 (1579-83)

    - 23 (nr. VI, strofe 3, verzen 1-3). Vroed rederijkersrefrein/ Over het huwelijk: Dat den regel goed is dat wil ic bewysen; / ja niet om volprysen, om datter wt rysen / goede vruchten reyn.

    De Bruyne III ed. 1881 (1579-83)

    - 66 (nr. 103, strofe 2, vers 4). Vroed rederijkersrefrein. Tot Christus: In u belooften syn de vruchten die my versayen [verzadigen].

    - 201 (nr. 136, strofe 1, verzen 15-17). Vroed rederijkersrefrein. Want der genaden wercken, / spruytende wt des geloofs sciencie, / syn werdige vruchten der penitencie.

    - 203 (nr. 136, strofe 4, vers 5). Vroed rederijkersrefrein. Gheeft vande vruchten uwer handen. Geef de opbrengst van uw arbeid aan de armen.

    10 Vruchten // het zalige leven in de hemel (vergelijk 2 Cor. 9: 10)

    Een scone leeringe om salich te sterven ed. 1985 (1500)

    - 45 (regels 276-280). Ars moriendi. De stervende mens ziet onsen Here aen den cruce hanghen, die goede tsinen troeste ende verlossinghe, die quade tot sijnder scanden, opdat hi hem scamen soude dat hi niet verdient en heeft die vrucht der verlossinghen.

    De Evangelische Leeraer ed. 1993 (1532)

    - 72 (verzen 1023-1026). Rederijkersspel. Oock sal hy de sulcke haer zaet vermenichfuldighen, / die den armen altijts ghehuldighen, / ende vermeerderen den was haerlieder vruchten, / so Paulus seght; hier voren en es gheen duchten.

    Tielt: spel van sinne in Gent 1539 ed. 1982 (1539)

    - 263 (verzen 436-439). Rederijkersspel. Zo God tzaet gheift, zal hy ooc dier ghelijcke / De vruchten, zeght Paulus, gheven dueghdelic: / Tzaet es de dueght, de vrucht tleven vruechdelic, / Hebben wy het eene, tdander es verbeyt.

    Bijns ed. 1875 (1548)

    - 132 (boek II, refrein 9, strofe e, verzen 6-8). Vroed rederijkersrefrein. De rechtveerdighe, die hier in tranen saeyen, / Selen, seydt David, vol godlijcker secreten, / Hier boven haer vruchten met vreugchden maeyen. Vergelijk Psalm CXXV.

    Vreese des Heeren en Wijsheijt ed. 1968 (circa 1550)

    - 376 (verzen 297-298). Rederijkersspel. Gerechticheyt (= Christus) tot Ghoetwillich Herte: Ghij selt noch ghenieten mijn bloeijende vruchten, / Inden wygaert Ingaddij v versolaseren.

    De Bruyne III ed. 1881 (1579-83)

    - 203 (nr. 136, strofe 3, vers 12). Vroed rederijkersrefrein. Christus zegt: Volcht my nae, soo vindy werdige vruchten.

    Het Prieelken der Gheestelyker Wellusten ed. 1927 (1587)

    - 139. Een zinnespel. De Bruydegom (Christus) tot de Bruyt (ziel): Om mynent wille moetti pyne ende arbeyt aenveirden / Daernae suldu smaeken de vruchten van mynen loon / Niemant en salder comen in mynen hemel schoon / Dan die tegen die sonden strijden ende crygen victorie.

    11 Vrucht = compliment, vleinaam, eretitel voor man

    Spiegel der Minnen ed. 1913 (circa 1500)

    - 59 (vers 1688). Rederijkersspel. Katherina noemt Dierick: Schoon mannelijck fruyt.

    12 Vrucht = Christus

    De Reis van Jan van Mandeville ed. 1908 (XIVB)

    - Kolom 95 (regels 8-9). Reisverhaal. Jhesus kerstus, die bloem ende vrucht des levens es.

    Gloriant ed. 1976 (circa 1410)

    - 69 (verzen 601-603). Abel spel. O minne, du best een edel cruut, / Du best dat alder soetste fruut, / Dat god op eerde nie wassen dede. Minne // Christus.

    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)

    - 364 (refrein 71, strofe b, vers 12). Vroed rederijkersrefrein. Hebdij eenigen noodt, pluckt van Sijnen vruchten.

    Het Prieelken der Gheestelyker Wellusten ed. 1927 (1587)

    - 112 (strofe 3, verzen 3-4). Religieuze lyriek. Over het kruis: Want daeraen hangt die soete vruchte / Jesus, die mynen gheest verheucht.

    - 113 (strofe 11, vers 3). Vrucht van het kruis = Christus.

    - 113 (strofe 12, vers 1). Idem.

    - 113 (strofe 14, verzen 1-4). Alle boomen schynen drooge / Des winters als zy ydel staen / Sonder dat heylich Cruys hooge / Daer vindi altyt vruchten aen.

    - 138. Een zinnespel. De Bruyt (ziel) tot de Bruydegom (Christus): U vruchten zyn zeer soet in mynder kelen.

    - 157 (strofe 2, verzen 11-12). Religieuze lyriek. Overdinckende die salige vruchten ghepresen / Die souden spruyten uut zyn lyden groot.

    13 Vrucht = compliment, vleinaam, eretitel voor vrouw

    De Roovere ed. 1955 (vóór 1482)

    - 201 (vers 34). Rederijkerslyriek, lofdicht op Maria: leuende fruijt.

    14 Vrucht = invectief

    Mariken van Nieumeghen ed. 1980 (circa 1516)

    - 88 (vers 891). Mirakelspel. Moenen, scheldend over Mariken: Zo heeft ze geluk, die lelijke vrucht.

    15 Abnormaal grote vruchten

    [Wijsheid 10: 7. Over de plek waar Sodoma eens stond: Daar bevindt zich nog altijd als teken der boosheid: / Een altijd dampende woestenij / Met planten, die op verkeerde tijden vruchten dragen.]

    De Bello Judaico ed. 1981 (circa 78)

    - 272-273. Historisch verslag van Flavius Josephus. Over de Dode Zee: Indeed, there are still marks of the fire from heaven and the outlines of five cities to be seen, and ashes still form part of the growing fruits, which have all the appearance of eatable fruit, but when plucked with the hand dissolve into smoke and ashes. To this extent the stories about the land of Sodom are confirmed by the evidence of our eyes.

    Rijmbijbel I ed. 1858 (1271)

    - 87 (hoofdstuk 42, verzen 1922-1926 = Genesis). Berijmde Bijbelbewerking. Aan de Dode Zee, waar eens Sodoma stond: Daer staen bome, horic ghedinken / Die apple draghen scone ende grote / Ende alsi ooc ripen te haerre note / So vint men daer asschen in / Ende anders niet, meer no min.

    De Reis van Jan van Mandeville ed. 1908 (XIVB)

    - Kolom 248 (regels 31-33). Reisverhaal. Over een eiland ergens in het oosten: Ende daer sijn ooc noot bome, die noten draghen also groet als eens mans hooft.

    [explicit 21 juli 2015]

    22-07-2015 om 04:14 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/11-29/11 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 28/10-03/11 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 14/08-20/08 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs