Inhoud blog
  • Test
  • BOEK: De Bourgondiërs (Bart Van Loo) 2019
  • BOEK: Sinuhe de Egyptenaar (Mika Waltari) 1945
  • BOEK: Dwaal zacht (Lore Mutsaers) 2019
  • BOSCH: Higgs Strickland 2016
    Zoeken in blog

    Over mijzelf
    Ik ben Eric De Bruyn
    Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
    Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 68 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
    Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
    WEMELDINGEN
    Tijd is ruimte in beweging
    11-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Pope Joan (Sönke Wortmann) (D-UK-I-E, 2009)

    POPE JOAN (Sönke Wortmann) (D-UK-I-E, 2009)

    (149’)

    Johanna wordt geboren op de dag dat Karel de Grote sterft. Zij groeit in de negende eeuw op in een dorpje, ergens in het oosten van Frankenland. Haar vader, een Engelsman die de Saksen is komen kerstenen, is de dorpspriester, weliswaar gehuwd en met drie kinderen. Die man vindt vrouwen die leren lezen en schrijven heiligschennis, maar gewoon door de lessen van haar twee broers af te luisteren leert de intelligente Johanna snel en dankzij een oude visitator en door indruk te maken op de plaatselijke bisschop kan zij samen met haar broer terecht in een naburige kathedraalschool. Alwaar zij opgevangen wordt door de plaatselijke graaf (Gerold) en uitblinkt als leerlinge (tot nijd van haar valse schoolmeester). Die graaf wordt verliefd op haar en het komt tot (niet meer dan) een kus, maar dan moet de graaf tegen de Vikingen gaan vechten en tijdens zijn afwezigheid probeert de (jaloerse) gravin Johanna uit te huwelijken aan de zoon van een smid. Een inval van de Vikingen tijdens de bruiloftsdienst verhindert dit en Johanna komt (verkleed als mannelijke monnik) terecht in het klooster van Fulda. Als zij jaren later koorts heeft en haar ware geslacht dreigt ontdekt te worden, vlucht zij weg, komt terecht bij het gezin van een jongen wiens moeder zij als monnik geholpen heeft om vervolgens naar Rome te trekken. Dankzij haar kennis van geneeskunde wordt zij daar (onder de naam Johannes Anglicus) al snel de vertrouwelinge van de paus (die net op sterven lag) en als die vergiftigd wordt, kiest het volk van Rome haar als de nieuwe paus. Net daarvoor was koning Lotharius met zijn leger in Rome verhaal komen halen in verband met een ruzie met de paus, en dan ontmoet Johanna opnieuw haar Gerold. Zij is van plan met hem weg te vluchten, maar net dan wordt zij tot paus verkozen. Gerolf wordt leider van de pauselijke wacht maar jaloerse rivalen van Johanna vermoorden hem, terwijl Johanna (die zwanger is van Gerold) sterft ten gevolge van een miskraam. Heel dit verhaal is opgetekend door de dochter van die jongen wiens moeder Johanna ooit hielp: zij loopt nu ook rond als een mannelijke geestelijke.

    Tsja, het is me nogal wat, die legende over Pausin Johanna, waar misschien toch wel iets van waar is, gezien het nog steeds bestaande Testiculos habet et bene pendentes-ritueel bij een nieuwe pausverkiezing (of is dat ook een broodje aap-verhaal?). Deze verfilming van de legende door de weinig bekende Duitse regisseur Sönke Wortmann (de oorspronkelijke titel is: Die Päpstin) is een supergeromantiseerd en superbraaf ding met veel haken en ogen dat niet uitstijgt boven het niveau van een weekendfilm op de televisie. Nochtans slaagt hoofdrolspeelster Johanna Wokalek erin een zekere sympathie op te wekken voor haar personage, en dat is volledig haar verdienste.

    Quotering: **½ (10 april 2015 – VRT / Een)

    11-04-2015 om 23:15 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Een scoon spel van Sanct Jooris (anoniem) XVI

    Een scoon spel van Sanct Jooris (anoniem) vóór 1565

    [Teksteditie: P. Leendertz Jr. (ed.), Middelnederlandsche Dramatische Poëzie. Leiden, 1907, pp. 423-435 (tekst), 600-602 (aantekeningen), LVII-LXI (over het handschrift) = Sanct Jooris ed. 1907] [Hummelen 1 F 2]

    Genre

    Een rederijkersspel, meer bepaald een heiligenspel.

    Auteur

    Anoniem.

    Situering / datering

    Dit toneelspel (296 verzen) bleef bewaard in het verzamelhandschrift Brussel, K.B., ms. 16.912-13, fol. 248v-252r. Het handschrift dateert uit het midden van de zestiende eeuw. De tekst werd hoogstwaarschijnlijk gekopieerd in of kort na 1565, maar is wellicht veel ouder [ed. 1907: LVIII-LIX]. Waarschijnlijk is het handschrift afkomstig uit Gent [ed. 1907: LVIII].

    Inhoud

    Sint-Joris verlost in de stad ‘Setena’ in het land ‘Libero’ een prinses die geofferd wordt aan een draak. Deze helsche drake (zie vers 205) is een symbool van de zondigheid en van het ongeloof (vergelijk verzen 147-154). Sint-Joris verslaat de draak en bekeert de prinses tot het christendom. De prinses voert de draak gevankelijk mee naar de stad die zich vervolgens ook bekeert tot het christendom.

    Thematiek

    Stichtelijk.

    Receptie

    Het betreft hier een rederijkersspel (zie het rondeel waarmee de tekst aanvangt en het refrein waarmee de tekst eindigt) dat wellicht gekopieerd werd (en ontstond?) in Gent. Stadsliteratuur. Verband met Gent?

    Profaan / religieus?

    Manifest religieus en stichtelijk.

    Aantekeningen

    Een scoon spel van Sanct Jooris krijgt van Van Mierlo acht regels toebedeeld. Knuvelder besteedt er slechts twee regels aan. Een meesterwerkje kan men dit korte toneelstukje inderdaad niet noemen. Interessant is wel dat de draak met zondigheid en ongeloof wordt geassocieerd.

    Geraadpleegde lectuur

    - J. Van Mierlo, De Middelnederlandsche Letterkunde van omstreeks 1300 tot de Renaissance. Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden – Tweede Deel, N.V. Standaard Boekhandel-Teulings’ Uitgevers-mij. N.V., Antwerpen-Brussel-’s-Hertogenbosch, 1940, p. 238.

    - G.P.M. Knuvelder, Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde. Deel I, L.C.G. Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1970 (5de, geheel herziene druk), p. 383.

    [explicit 27 december 1996 / 6 april 2015]

    06-04-2015 om 14:09 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Een tedere streling (Tessy Bénigne) 1987

    EEN TEDERE STRELING (Tessy Bénigne) 1987

    [Roman, A.W. Bruna & Zoon, Utrecht-Aartselaar, 1987]

    Blijkbaar het vervolg op een eerdere roman, Met zachte hand. ‘Erotiek’ staat er op de cover, maar dat mag gerust harde porno heten. Tessy Bénigne schrijft zogenaamd autobio over haar leven als barmeid en callgirl in Rotterdam en Antwerpen. Praktisch elk hoofdstuk bevat daarbij een seksuele escapade met één van haar klanten of met haar ‘vriend’ Antoine. Bovendien is Tessy ook niet vies van enig lesbisch gedoe. Rode draad doorheen het verhaal (dat voor het overige als los zand aaneenhangt: een klant, een andere klant, een flirtje met een vriendin, weer een andere klant…) zijn haar wraakgevoelens tegenover ene Cebes, de Algerijnse ex-schoonzuster van Tessy die in Met zachte hand Tessy’s partner om een of andere reden heeft laten vermoorden. Helemaal op het einde van de roman slaagt Tessy erin in Spanje die Cebes met een revolver… niet dood te schieten, maar het gezicht in elkaar te kloppen. Waarna zij bij terugkomst ‘haar’ Antoine betrapt met een knappe negerin (die Antoine is overigens een pimp), zodat zij er weer helemaal alleen voorstaat, mét haar dochtertje Ilona.

    Leuk als blikje achter de schermen van het callgirl-wereldje, maar voor het overige is dit een beetje te veel en te duidelijk bedoeld als brutale opgeilerij en daarvoor is de seks dan weer een beetje te klinisch en te weinig geïnspireerd beschreven. De humoristische toetsjes af en toe zouden de sympathie van de lezer moeten wekken voor die arme, door de omstandigheden tot prostitutie gedwongen Tessy, maar zij komt uit haar tekst eerder naar voren als een niet al te kwade, geile teef die het leven liefst van de gemakkelijkste kant neemt: ze doet liever perverse standjes dan de afwas.

    Quotering: **½ [explicit 13 december 1993]

    06-03-2015 om 16:32 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Lara Croft - Tomb Raider (Simon West) (USA, 2001)

    LARA CROFT – TOMB RAIDER (Simon West) (USA, 2001)

    (100’)

    Een film gebaseerd op een computerspelletje: dàt belooft niet veel goeds. En inderdaad: het scenario van deze bijzonder vervelende draak bestaat uit een aaneenrijging van oppervlakkigheden, onwaarschijnlijkheden en blaaskakerijen. Komt daar nog bij dat hoofdrolspeelster Angelina Jolie (die – zoals we uit andere films weten – best wel over het nodige acteertalent beschikt) totaal niet in staat is een overtuigende Lara Croft neer te zetten. De enige reden waarom dat computerspelletje nogal wat succes heeft (had) en waarom ook wij naar deze film gelokt worden (werden), is dat die Lara Croft een fameuze spetter is met een indrukwekkende donderboezem. Maar Angelina Jolie is een spetter zónder donderboezem (ja, wij weten dat dit heel onkies klinkt na wat er in 2013 met die borsten gebeurd is, maar in 2001 was daar natuurlijk nog geen sprake van). En die vlezige botoxlippen (gril van de natuur of niet), daar vallen wij al evenmin voor. Het enige leuke (nou ja, leuke) aan deze film is dat Jon Voight, die in de film de vader van Lara Croft speelt, in het echt ook de vader is van La Jolie. Nee hoor, het is een absoluut onding en een flopperd van jewelste, heel deze Lara Croft – Tomb Raider.

    Quotering: * (27 februari 2015 – opgenomen van Proximus TV)

    01-03-2015 om 20:37 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Loft (Erik Van Looy) (België, 2008)

    LOFT (Erik Van Looy) (België, 2008)

    (118’)

    Erik Van Looys succesvolle opvolger van De Zaak Alzheimer, succes dat zeker voor een groot deel te danken is aan het slimme scenario van Bart De Pauw (die er vier jaar aan werkte en schaafde). Vijf vrienden die met elkaar een stijlvolle loft delen in Antwerpen om daar ongestoord overspel te kunnen plegen met hun vriendinnetjes. Tot op een morgen het lijk van een jonge vrouw op het bed blijkt te liggen. Na veel broeierige spanning, een aantal flashbacks en enkele onverwachte wendingen in het scenario, komen we uiteindelijk te weten hoe de vork aan de steel zat. Vincent (de vlotte architect die komt aanzetten met het plan van de loft = Filip Peeters) is naar bed geweest met respectievelijk de vrouw, de zus, het vriendinnetje en het begeerde vriendinnetje van de anderen en Luc (een introverte braverik wiens vrouw suikerziekte heeft = Bruno Vanden Broecke) heeft dit allemaal heimelijk gefilmd. Die bewuste nacht heeft Vincent zijn vriendinnetje Sarah (Marie Vinck), die hij leerde kennen in Düsseldorf, gedumpt en alleen achtergelaten in de loft. Luc was verliefd op dit vriendinnetje maar werd door haar afgewezen, en uit jaloezie heeft Luc haar een insulinespuit gegeven en een zelfmoordbriefje geschreven. Samen met de drie anderen, Koen (ongelukkig gehuwd met een bazig type = Koen De Graeve), Chris (een nuchtere psychiater, ongelukkig gehuwd met een frigide trut = Koen De Bouw) en diens jongere broer Filip (ongelukkig gehuwd met de dochter van een rijke bouwheer = Matthias Schoenaerts), die aanvankelijk niets weten van die insulinespuit, wil hij nu de moord in Vincents schoenen schuiven. Ze laten het aan (de aan drugs verslaafde) Filip over om het lijk en het decor te ‘prepareren’, maar deze maakt er een bloederige bedoening van door in de arm van het ‘lijk’ te snijden. Achteraf blijkt dat het meisje niét dood was toen dit gebeurde, zodat Filip de eigenlijke moordenaar is. Als Chris Luc ontmaskert, in de loft op een regenachtige avond, gooit deze laatste zich wel van het dakterras naar beneden.

    Loft is een film die doet nadenken over trouw en ontrouw, en ook over mannenvriendschap en dat het allemaal niet zo fraai is wat rond deze morele thema’s getoond wordt, zal duidelijk zijn. In een interview met Rudi Vandendaele in Humo [nr. 3553, 7 oktober 2008, pp. 10-17] legt Bart De Pauw het zelf uit: ‘Een aantal van die gasten is ook oppervlakkig in de liefde: dat vond ik heel belangrijk om de geest van deze tijd weer te geven. Ik merk dat seks meer dan ooit een banaal consumptieartikel is geworden. Ik ben in de jaren tachtig in een heel andere sfeer opgegroeid: aids stak de kop op, en dat had gevolgen, ook in moreel opzicht (…). Nu hebben jongeren fuck buddies, las ik, “bevriende mogendheden” met wie ze occasioneel naar bed gaan zonder dat er van een intieme relatie sprake is, zelfs niet van een relatie tout court. Ik vraag me daar nog steeds bij af: “Doe je dat straffeloos? Kun je ongedwongen seks hebben zonder er méér bij te voelen dan alleen maar je erectie?”’ Treffend in dit verband is ook wat Erik Van Looy verderop in hetzelfde interview zegt: ‘Bovendien kun je het zo gek niet bedenken of het bestààt. Een Engelse journalist interviewde me voor Screen International, het vakblad, en hij was zeer nieuwsgierig waar het verhaal van die loft vandaan kwam. Want zijn vriendin had vijf vriendinnen die binnen een tijdspanne van twee maanden allemaal gingen scheiden. En waarom? Omdat het uitgekomen was dat hun mannen samen een appartement huurden voor overspel. Dat stelde mij gerust: “Loft” kon in het echt gebeuren. Toen ik destijds aan een bekende journaliste van de VRT – ik noem wijselijk geen namen – vertelde waarover “Loft” ging, was haar eerste reactie: “Wat een toeval, zeg! Daarnet liep ik met vier vriendinnen langs een mooi herenhuis in Brussel, en ik zei: “Zou het niet fantastisch zijn mochten we samen dit huis huren om er mannen te ontvangen?”’ Grote God! Zou het Martine Tanghe geweest zijn?

    De film eindigt nochtans niet helemaal donker. Chris (Koen De Bouw), sowieso de sympathiekste van de vijf sloebers, is (een jaar na de gebeurtenissen) verlost van zijn truttige vrouw en ontmoet in een parkeergarage opnieuw An (Veerle Baetens), zijn bedvriendinnetje dat door Vincent was betaald om hem naar de loft te lokken, en het ex-hoertje van de burgemeester. An zoekt opnieuw toenadering, zegt dat ze veranderd is en vraagt Chris om mee een koffie te gaan drinken. Waarop Chris antwoordt: ‘Ik ben ook veranderd, An…’ Iedereen denkt van: goed zo, Chris, laat ze maar oprotten. An loopt dan weg naar haar auto, maar na een tiental seconden voegt Chris eraan toe: ‘Maar koffie drink ik nog altijd…’ Waarna doek. Een geslaagd einde, dat de kijker meedeelt: er gebeurt veel shit in menselijke relaties, maar échte liefde bestaat ook…

    We zijn het er dus over eens dat Loft inhoudelijk en thematisch wel wat te bieden heeft (al komt het verhaal de tweede keer minder overrompelend over dan bij een eerste visie), maar ook de inbreng van Van Looy is niet te onderschatten: hij heeft net als bij De Zaak Alzheimer goed naar zijn Amerikaanse voorbeelden gekeken en Loft is dan ook een erg gestileerde en vooral snelle, dynamische prent geworden, haast on-Vlaams, met al die het tempo opdrijvende cuts die hij bevat. Voeg daar dan nog de overtuigende vertolkingen aan toe, en je hebt een Vlaamse film die mag gezien worden. Ook in het buitenland. En toch is men nu volop bezig aan de verfilming van een Nederlandse versie van Loft en zijn er plannen voor een Amerikaanse versie.

    Quotering: **** (2de visie: 12 augustus 2010 – dvd)

    22-02-2015 om 18:10 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Loft (Antoinette Beumer) (Nederland, 2010)

    LOFT (Antoinette Beumer) (Nederland, 2010)

    (118’)

    De vrij getrouwe Nederlandse remake van Erik Van Looy’s Vlaamse Loft, met hier en daar enkele kleine verschillen. Onder meer wat meer bloot, een andere locatie (Amsterdam in plaats van Antwerpen) en enkele kleine wijzigingen in de dialogen en het scenario. Bijvoorbeeld als de psycholoog op het einde Ann opnieuw ontmoet. In de Vlaamse versie vraagt Ann of hij mee een kop koffie gaat drinken en hij zegt dan ‘ik ben ook veranderd, Ann, maar koffie drink ik nog altijd’. Dat laatste zinnetje is in de Nederlandse versie weggelaten, zodat het einde nu meer open is: zal de psycholoog (Bart in de Nederlandse versie) ingaan op haar uitnodiging of niet?

    Als je de Vlaamse versie al enkele malen hebt bekeken, dan voegt de Hollandse versie daar eigenlijk niets essentieels aan toe. Bovendien hadden wij niet de indruk dat de Nederlandse acteurs – met uitzondering van Fedja van Huêt als Bart – beter presteerden dan de Vlaamse. Integendeel: de helft van de tijd konden wij nauwelijks verstaan wat zij aan tekst afratelden, maar dat kan natuurlijk ook aan ons gelegen hebben. Hugo Bernaers concludeerde in Filmmagie [nr. 612, februari 2011, p. 35]: ‘Wat overblijft is degelijk vakwerk, maar het had iets meer mogen zijn’. Onvermijdelijk werpt dit alles de vraag op: was het nu echt nodig om deze Nederlandse remake op poten te zetten? Als een film goed is, dan is hij goed, waarom het dan allemaal nog eens dunnetjes willen overdoen? Dat Nederlanders een film niet zouden kunnen appreciëren omdat hij zich in Antwerpen afspeelt of omdat de acteurs Zuid-Nederlands praten, is toch absurd?

    Quotering: *** (13 februari 2015 – opgenomen van Proximus TV)

    22-02-2015 om 17:31 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: The Messenger (Oren Moverman) (USA, 2009)

    THE MESSENGER (Oren Moverman) (USA, 2009)

    (108’)

    In deze debuutfilm van de uit Israël afkomstige Oren Moverman ontmoeten we sergeant Will Montgomery (Ben Foster) die in Irak, naar verluidt bij een heldendaad, enkele oorlogswonden heeft opgelopen (onder meer aan zijn been en aan zijn ogen) en die nu de laatste maanden van zijn diensttijd moet functioneren als lid van het casualty notification team: hij moet familieleden van gesneuvelde soldaten gaan informeren dat hun geliefde overleden is. Zijn partner bij deze delicate missies is kapitein Tony Stone (Woody Harrelson). Will heeft een vriendinnetje dat echter kiest om te huwen met iemand anders maar al snel voelt hij zich aangetrokken tot Olivia, jonge weduwe van een gesneuvelde, met zoontje.

    In de eerste helft van de film worden humoristische momenten (vooral te danken aan het no nonsense-optreden van macho-ijzervreter kapitein Stone) en pijnlijke passages (de uiteenlopende reacties van de NOK’s – Next of Kins – wanneer zij het smartelijke nieuws te horen krijgen) met elkaar afgewisseld en lijkt de film vooral te focussen op de trauma’s die een oorlog ook op het thuisfront kan veroorzaken. Naar het einde toe zakken de goede bedoelingen echter als een pudding in elkaar. Olivia is nog niet klaar voor een nieuwe relatie en besluit te verhuizen (maar zij neemt wel Wills adres mee) en wanneer Will het ware verhaal van zijn heldendaad vertelt (tijdens een gevecht met snipers redde hij enkele soldaten, maar toen hij één van hen in veiligheid trachtte te brengen, ontplofte onder die soldaat een bom), barst kapitein Stone in tranen uit.

    Onderhuids broeit er het een en ander in deze film en een aantal dingen blijven onuitgesproken. Er blijven echter wat te veel dingen onuitgesproken om de kijker echt te kunnen overtuigen, met als resultaat: een degelijke prent die aanvankelijk intrigeert, maar niet in staat is tot het einde te boeien.

    Quotering: *** (2de visie: 6 februari 2015 – opgenomen van Proximus TV)

    08-02-2015 om 21:37 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Life of Pi (Ang Lee) (USA-UK-Taiwan, Canada, 2012)

    LIFE OF PI (Ang Lee) (USA-UK-Taiwan-Canada, 2012)

    (127’)

    Ang Lee’s verfilming van de gelijknamige bestseller van Yann Martel maakt vooral indruk door de visueel verbluffende computeranimaties (onder meer van de compleet uit nullen en enen opgetrokken tijger Richard Parker, van een uit de oceaan omhoogspringende bultrug en van een eiland vol stokstaartjes). De diepere thematiek van het verhaal (met als ‘pitch’: jonge schipbreukeling overleeft samen met een Bengaalse tijger een tocht over de oceaan in een reddingssloep) blijft echter even wankel en wazig als in de roman.

    Wel biedt de film (die zich beperkt tot de narratologische essentie van het boek en vooral uit het eerste deel heel wat materiaal weglaat) de gelegenheid om nog eens een poging te wagen Martels bedoelingen te doorgronden. Het valt nu bijvoorbeeld extra op dat er nogal wat nadruk gelegd wordt op het lijden in de wereld (onder meer reeds aangebracht via het gesprek tussen Pi en de priester in het kerkje, helemaal in het begin). Deze rode draad lijkt dan finaal afgewikkeld te worden in de cruciale passage waarin Pi aan de twee Japanners (die de rederij van het gezonken schip vertegenwoordigen) een alternatieve versie van het gebeurde vertelt, waarin verschrikkelijke dingen gebeuren (het been van de matroos dat geamputeerd wordt, de kok die eet van de dode matroos, de kok die de moeder vermoordt en Pi die de kok vermoordt). Pi vraagt dan aan de Japanners welke versie zij verkiezen, die met of die zonder dieren, en de Japanners kiezen voor de versie mét dieren. ‘Zo is het met God nu ook,’ stelt Pi ten slotte. Zonder verdere uitleg. En waarom het schip gezonken is, weet niemand.

    Wat Martel met dit alles bedoelt, blijft in hoge mate raadselachtig en onduidelijk. Sommigen zullen dit zien als een zwakheid van het verhaal, anderen net als een pluspunt. Maar minpunt of pluspunt, de lezer/kijker wordt gedwongen stevig te interpreteren, met alle risico’s vandien. Laten wij dus ook eens proberen. De twee Japanners verkiezen de geromantiseerde versie mét dieren (en vooral dan met de bonding die ontstaat tussen Pi en Richard Parker: zie het laatste beeld van de film, waaruit we kunnen afleiden dat de tijger wel degelijk aan Pi terugdenkt, alvorens in de Mexicaanse jungle te verdwijnen). Maar de reden van de schipbreuk blijft onbekend. En zo is het nu met God ook. Bedoelt Martel dat de mens moeite heeft met het lijden in de wereld (gesymboliseerd door de schipbreuk) en dat hij daarom zijn toevlucht zoekt in een soort geromantiseerde versie van de wereld en de werkelijkheid, de godsdienst dus? En is het dus daarom dat Pi Platel zowel hindoe, christen en moslim is: omdat àlle godsdiensten beantwoorden aan deze menselijke behoefte om de vaak wrede en onbegrijpelijk ruwe realiteit aan te kunnen? In een interviewtje in Humo zegt Suraj Sharma, de Indische acteur die Pi vertolkt: ‘Daarom speelt geloof ook een belangrijke rol in de film en in het boek: omdat mensen niet tevreden kunnen zijn met wie ze zijn, kiezen ze ervoor te geloven in iets anders’. Wat onze (poging tot) interpretatie lijkt te bevestigen.

    Life of Pi zou een verhaal bieden dat je doet geloven in God. Interpreteren wij correct, dan biedt Life of Pi net een verhaal dat je niét doet geloven in God, want God is naar verluidt een verzinsel van de mensen om de wereld en zijn lijden aan te kunnen. Net zoals Pi Platel het verhaal van de tijger verzon om de verschrikkelijke gebeurtenissen in de roeiboot te verhullen. De kwestie is: zou Martel het cynisme en de ironie inderdaad zo ver gedreven hebben? Als we hem ooit ontmoeten, vragen we het hem.

    Quotering: *** (2de visie: januari 2015 – opgenomen van Proximus TV) (explicit 8 februari 2015)

    08-02-2015 om 20:50 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Vita Karoli Magni (Einhard) 830-836

    VITA KAROLI MAGNI (Einhard) 830-836

    [Teksteditie: Patrick De Rynck (vert.), Einhard – Het leven van Karel de Grote. Vertaald en toegelicht. Baskerville-serie, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1999 = Vita Karoli Magni ed. 1999]

    Einhard, de auteur van de negende-eeuwse Vita Karoli Magni, werd geboren rond 770 in de Oost-Frankische Main-streek (in het huidige Duitsland) uit een adellijk geslacht. Hij kreeg zijn opleiding in de abdij van Fulda (in de buurt van Frankfurt), vanwaaruit hij kort na 791 naar de befaamde ‘paleisschool’ van Koning Karel in Aken werd gestuurd, een hofacademie bestaande uit een groep intellectuelen die afkomstig waren uit heel West-Europa. Einhard maakte er al snel carrière, werd een intieme vriend en raadgever van Karel de Grote en volgde Alcuinus op als leider van de paleisschool. Na Karels dood (in 814) bleef Einhard in de gunst staan van Karels zoon en opvolger Lodewijk de Vrome en in deze periode huwde hij met een zekere Imma. In 830 (ongeveer 60 jaar oud) liet hij het hofleven in Aken achter zich en trok hij zich terug in een door hemzelf gesticht klooster in Seligenstadt, waar hij op 14 maart 840 overleed.

    Tussen 830 en 836 schreef Einhard een korte vita of biografie van zijn werkgever Karel de Grote (742-814). Het historische belang van deze tekstbron valt moeilijk te overschatten omdat Einhard schreef als bevoorrechte ooggetuige. Anderzijds dient er toch ook een dubbel voorbehoud gemaakt te worden: aangezien Einhard goed bevriend was met Karel de Grote, zal hij eerder diens positieve en minder diens negatieve kantjes beklemtoond hebben, en bovendien schreef hij zijn tekst pas decennia na de gebeurtenissen (met hier en daar kleine onjuistheden als gevolg).

    De Vita bestaat naast de proloog uit 33 kleine hoofdstukjes die in drie stukken kunnen verdeeld worden. Het eerste deel bevat een vrij droge opsomming van Karels (indrukwekkende) militaire en politieke prestaties. Interessanter is het tweede deel, dat een portret schetst van Karel en informatie geeft over zijn privéleven. We leren hier onder meer dat Karel groot en fors gebouwd was, dat hij een vrij stevige neus had en een wat dikke, eerder korte hals, en dat zijn buik lichtjes naar voren welfde. ‘Zijn stem was weliswaar helder, maar paste minder goed bij zijn fysieke verschijning’ [p. 40, hoofdstuk 22]. Tijdens de maaltijden luisterde Karel naar muziek of liet hij zich teksten voorlezen, onder meer De Stad Gods van Augustinus [p. 41, hoofdstuk 24]. Karel was naar verluidt een begenadigd en zelfs wat babbelziek spreker. Hij leerde Latijn en ook een beetje Grieks, maar slaagde er nooit in goed te leren schrijven (‘hij was er te laat mee begonnen’) [pp. 41-42, hoofdstuk 25]. Het derde en laatste deel van de Vita handelt ten slotte over Karels laatste jaren, dood en testament.

    Ik las de Vita Karoli Magni in de degelijke en vlotte vertaling van Patrick De Rynck, maar naar verluidt schreef Einhard een bijzonder heldere vorm van het Middellatijn, met heel wat invloed van Suetonius’ Keizerlevens. Einhards biografie was in de Middeleeuwen een veelgelezen en –gekopieerde tekst en lag mee aan de basis van het latere geïdealiseerde beeld van Karel de Grote, dat onder meer zijn sporen heeft nagelaten in de Middelnederlandse Karelroman Karel ende Elegast (geschreven rond 1200, kort na de – overigens niet algemeen erkende – heiligverklaring van Karel in 1165). De Vita bevat trouwens een passage die verwijst naar de samenzwering tegen Karel van ene Hartrad (in 785-786), welke later model zou staan voor de samenzwering in Karel ende Elegast: ‘Vroeger al had er in Germanië een andere grote samenzwering tegen hem plaatsgevonden. Sommige aanstichters zijn toen blind gemaakt, anderen bleven ongedeerd, maar allemaal zijn ze verbannen. Niemand van hen werd omgebracht, op slechts drie na. Die verdedigden zich met getrokken zwaard tegen hun arrestatie. Ze hadden zelfs enkele mensen vermoord en werden toen zelf uit de weg geruimd; een andere manier om ze te bedwingen was er niet’ [p. 39, hoofdstuk 20].

    Als historische bron is Einhards Vita Karoli Magni een waardevol en bovendien zeer helder en toegankelijk geschreven document. Speciale literaire of filosofische kwaliteiten dringen zich echter niet onmiddellijk op. De beknopte omvang van het geheel (je leest de tekst op één of twee uurtjes uit) zorgt er wel voor dat het leesplezier nergens bedorven wordt.

    Geraadpleegde lectuur

    - Karl Langosch, Mittellatein und Europa. Führung in die Hauptliteratur des Mittelalters. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt, 1990, pp. 56-59.

    - Elisabeth Frenzel, Stoffe der Weltliteratur. Ein Lexikon dichtungsgeschichtlicher Längsschnitte. Alfred Kröner Verlag, Stuttgart, 1988 (7., verbesserte und erweiterte Auflage), pp. 396-404.

    [explicit 9 juli 2000]

    07-02-2015 om 17:34 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Juan de Flandes en het Mirafloresretabel (Tent. cat.) 2010

    Juan de Flandes en het Mirafloresretabel - Gesignaleerd en opgespoord (Tentoonstellingscatalogus) 2010

    [Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen, 11 september – 7 november 2010, Ludion, s.l., 2010, 96 blz. = Mirafloresretabel 2010]

    Deze bescheiden maar bijzonder boeiende tentoonstellingscatalogus behandelt het Mirafloresretabel dat tussen 1496 en 1499 geschilderd werd door de Vlaamse primitief Juan de Flandes voor het Mirafloresklooster bij Burgos in opdracht van de Spaanse koningin Isabella van Castilië. Het altaarstuk bestond oorspronkelijk uit vijf panelen: een middenpaneel met De doop van Christus (collectie Juan Abelló, Madrid), twee linkerpanelen met bovenaan De geboorte van Johannes de Doper (Cleveland Museum of Art) en onderaan De prediking van Johannes de Doper (Nationaal Museum, Belgrado), en twee rechterpanelen met bovenaan De onthoofding van Johannes de Doper (Musée d’Art et d’Histoire, Genève) en onderaan Het banket van Herodes (Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen).

    Verscheidene auteurs werkten mee aan deze catalogus. Eerst geeft Hans Nieuwdorp een algemene inleiding [pp. 6-13]. Mireille Madou informeert ons uitgebreid over het kartuizerklooster van Miraflores [pp. 15-29]. Koningin Isabella I van Castilië had een speciale band met dit klooster: haar ouders, Juan II en Isabella van Portugal, en haar jong gestorven broer Alfonso lagen er begraven. ‘Koningin Isabella I met haar uitgesproken voorliefde voor de Vlaamse kunst zette de beste kunstenaars aan het werk. Het beeldhouwwerk vertrouwde ze toe aan Gil de Siloë. De glasramen zijn gesigneerd door de Leuvense Nicolaes Rombouts. Voor de schilderijen deed de koningin voornamelijk een beroep op Juan de Flandes, die sinds 20 oktober 1498 haar hofschilder was’ [p. 24]. Uit Madou’s besluit: ‘Het kartuizerklooster van Miraflores, dat ongetwijfeld een van de mooiste monumenten van Spanje is, voert de lijst van het rijke Iberische kunstpatrimonium aan. Het waren de vorsten uit de Trastámaradynastie die de mogelijkheden creëerden om dit meesterwerk te verwezenlijken. Oorspronkelijk opgevat als een vrome stichting voor de franciscanen, bood het klooster uiteindelijk een onderkomen aan de kartuizers. De volgelingen van de heilige Bruno leven er nu nog in de grootste afzondering en behartigen met zorg een erfenis van eeuwen. Dankzij het mecenaat van koning Juan II en van zijn dochter Isabella I de Katholieke werd het kerkgebouw een echte schatkamer met het beste van wat de kunst van de late vijftiende eeuw te bieden had. Bovendien is de dominante Vlaamse aanwezigheid en concentratie inzake beeldhouw- en schilderkunst nooit elders in Castilië geëvenaard’ [p. 29].

    Matthias Weniger overloopt vervolgens de biografie en het werk van Juan de Flandes, die in de archieven van het Mirafloresklooster ‘Juan Flamenco’ wordt genoemd [pp. 30-41]. ‘De composities voor de vijf schilderijen van het Mirafloresretabel steunen op vroeg-Nederlandse werken, met name de Greveradetriptiek van Hans Memling, maar waarschijnlijk ook het Retabel van Johannes de Doper van Rogier van der Weyden’ [p. 32]. Weniger gaat in een apart hoofdstuk ook nader in op de geschiedenis en de iconografie van het Mirafloresretabel [pp. 42-55]. In verband met het middenpaneel vernemen we dat de houding van de handen van de Christusfiguur ooit veranderd werd, maar dat is intussen opnieuw gecorrigeerd. De lendendoek is niet oorspronkelijk: Christus was naakt. Tegenwoordig zien we dus de later toegevoegde lendendoek, en de oorspronkelijke plaatsing van de linkerhand (die vóór het geslacht van Christus hangt) [p. 50]. In verband met De onthoofding van Johannes de Doper vermeldt Weniger wel de twee pauwen op de gekanteelde muur (midden-rechts), maar hij zegt enkel dat het hier een wijdverbreid motief betreft. Over een symbolische betekenis van de pauwen horen we helaas niets, net zo min als over de de bloeiende tak die heel opvallend uit de stenen muur van de poorttoren achter de beul groeit [p. 52]. Naar aanleiding van Het banket van Herodes leren we een interessant motief kennen: Herodias die met een mes naar het hoofd van De Doper steekt, omdat ze na zijn dood nog steeds zijn aanklacht vreest. Achteraan in een deuropening staan twee herauten en de manier waarop Herodes zijn halsketting vasthoudt (deze naar voren trekkend met zijn linkerduim) is naar verluidt ook een traditioneel motief [p. 54].

    Livia Depuydt-Elbaum, Pascale Fraiture en Françoise Rosier (van het KIK) bespreken de technologische studie en restauratie van De prediking van Johannes de Doper en van Het banket van Herodes [pp. 56-83]. Interessant is hier vooral de dendrochronologische analyse, omdat we zeker weten dat het retabel geschilderd werd in 1496-99. De vier zijpanelen bestaan uit negen planken en deze zijn afkomstig van twee Baltische eiken. De meest recente jaarring van Boom I dateert van 1469, de meest recente jaarring van Boom II dateert van 1472. De prediking bestaat uit twee planken, één afkomstig van Boom I (jongste jaarring: 1456) en één van Boom II (jongste jaarring: 1362!). De geboorte bestaat ook uit twee planken, één van Boom I (jongste jaarring: 1444) en één van Boom II (jongste jaarring: 1389!). Die oudere jaarringen worden verklaard ‘door de beperkte breedte van de plank die 18,5 cm meet, terwijl de andere planken van dezelfde boom breder zijn dan 31 cm; het is dus het binnenste gedeelte van de stam dat hier gebruikt werd’. In een ander retabel, het Retabel van de Maagd (Granada/New York) werden ook planken van Boom II aangetroffen en één van deze planken heeft als jongste jaarring 1473. De jongst gemeten jaarring van al deze planken samen is dus 1473. ‘Statistische studies uitgevoerd op eiken afkomstig van het noorden van Polen brachten aan het licht dat “Baltische” eiken tussen negen en zesendertig jaarringen spinthout bevatten. Het minimum van negen jaarringen, equivalent aan negen jaren, kan dus worden opgeteld bij de datum van de meest recent gemeten jaarring om de vroegst mogelijke kapdatum te bepalen, hier 1482 (1473 + 9). Deze datering vormt tevens een terminus post quem voor het vervaardigen van de zijpanelen van het Mirafloresretabel, veertien jaar eerder dan de uit archiefdocumenten bekende datum waarop het schilderwerk werd aangevat (1496)’ [pp. 66-67].

    Wat in dit geval dus allemaal mooi blijkt te kloppen, maar wie aandachtig gevolgd heeft, zal toegeven dat het oppassen geblazen is met dendrochronologische analyses. Stel immers dat alleen een denkbeeldig zijluik van het Mirafloresretabel zou bewaard gebleven zijn dat bestond uit de twee planken van Boom II die nu in De prediking en De geboorte zitten, dan zou de terminus post quem voor dit luik kunnen vastgesteld worden op 1398 (1389 + 9), waardoor men zou kunnen geloven dat dit paneel in het begin van de vijftiende eeuw geschilderd werd. Dat zou dan bijna honderd jaar verkeerd zijn! Dit alles lijkt ons niet onbelangrijk in verband met de auteurs die een vroege datering voorstaan van Jheronimus Bosch’ Tuin der Lusten-triptiek.

    En wat wil het toeval? De auteur van het volgende hoofdstuk is Bernard Vermet, die ons verhaalt hoe – mede dankzij de alertheid van onder meer Susan Urbach en Till-Holger Borchert – het lang verloren gewaande zijluik met De prediking van Johannes de Doper in 2003 teruggevonden werd in het Nationaal Museum van Belgrado [pp. 85-87]. In een laatste hoofdstuk ten slotte stelt Lia Gorter haar Stichting Cultuur Inventarisatie (SCI) voor [pp. 88-91]. Overigens: we zouden ons gelukkig mogen prijzen als we over de functie, de geschiedenis en de technische toestand van Bosch’ schilderijen altijd even veel wisten als het geval is met dit Mirafloresretabel!

    [explicit 5 januari 2015]

    05-01-2015 om 21:37 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: De Mislukkingskunstenaar (Willem Otterspeer) 2013

    DE MISLUKKINGSKUNSTENAAR Willem Frederik Hermans – Biografie, deel I (1921-1952) (Willem Otterspeer) 2013

    [De Bezige Bij, Amsterdam, 2013, 862 blz.]

    Nou moe: 782 bladzijden tekst en dan gaat het nog maar enkel over de periode 1921-1952. Hermans overleed in 1995 dus voor de resterende 43 jaren zullen nog wel enkele boekdelen nodig zijn. Willem Otterspeer (°1950, professor geschiedenis in Leiden) had de beschikking over het volledige (en uitgebreide) Hermans-archief en verwerkt dan ook vaak lange briefcitaten (van Hermans zelf en van anderen die Hermans aanschreven) in zijn tekst. Hij hanteert een redelijk vlotte schrijfstijl, maar soms overdrijft hij toch een beetje met de hoeveelheid materiaal die hij aanbiedt. Van elke prof waar Hermans les van kreeg, krijg je ook nog eens uit de kluiten gewassen bio, de vier snert-detectiveverhalen die Hermans na de oorlog schreef, worden veel te breed naverteld en behandeld, en bijvoorbeeld ook de boeken die Hermans las, worden tot vervelens toe besproken. Dat alles zonder dat het echt veel belangwekkende aarde aan de biografische dijk brengt. Wat ons ook minder vrolijk stemt, is het feit dat Otterspeer voortdurend heen en weer springt in de chronologie, wat voor de niet-Hermans-specialist behoorlijk verwarrend werkt en resulteert in opvallende herhalingen (ettelijke malen krijgen we bijvoorbeeld de Hermans-uitspraak te horen dat hij het lezen van een slechte literaire tekst beschouwt als een persoonlijke belediging). Volgens onze strikt persoonlijke mening die verder niemand bindt, horen biografieën een chronologische structuur te hebben, zodat je letterlijk méé kan leven met de hoofdpersoon in kwestie.

    Natuurlijk leren we de jonge Hermans goed kennen (het zou er nog moeten aan ontbreken), al hebben we anderzijds niet de indruk dat er heel veel nieuws in deze gedeeltelijke biografie staat. Wel staat het hier allemaal nog eens duidelijk bij elkaar: Hermans als de betweterige, arrogante koppigaard die geen blad voor de mond neemt en erin slaagt jan en alleman tegen zich in het harnas te jagen, de nazinderende schok die de zelfmoord van zijn oudere zuster teweegbracht, zijn geborneerdheid tegenover zijn ouders, zijn ambitie om het te maken in de wereld en de vaststelling dat dat niet van een leien dakje loopt, en ook: de moeite die Hermans had om zijn eerste romans gepubliceerd (en verkocht) te krijgen. Wel zit hij tot over zijn oren verwikkeld in de tijdschriftenstrijd van kort na de Tweede Wereldoorlog (Podium, Criterium, De Baanbreker, Libertinage, enz…): in feite toch allemaal redelijk kneuterig (wie taalt er nog naar die tijdschriften), maar Otterspeer besteedt er bijzonder veel aandacht aan.

    In 2013, toen dit boek verscheen, was er een polemiek tussen Max Pam en Otterspeer, omdat de eerste vond dat de tweede maar half werk had gedaan. En si, en la. Nu zijn wij zelf absoluut geen Hermans-kenner, maar de kritiek op de titel (want Hermans was toch één van de meest succesvolle Nederlandse schrijvers van de twintigste eeuw), lijkt ons niet helemaal terecht. Otterspeer laat die titel namelijk niet slaan op de héle schrijverscarrière van Hermans (tot 1995), maar slechts op de periode tot 1952, en dan valt er voor die titel toch wel iets te zeggen (zeker als je weet dat Hermans zelf in die tijd niet zo enthousiast was over wat hij bereikt had). Duidelijk wordt in elk geval dat Hermans in zijn romans en verhalen uit die vroege periode (als dichter lijkt hij ons totaal onbelangrijk) heel wat autobiografie gestopt heeft, en in die zin heeft een biografie als deze zeker haar nut. Maar een wat strengere selectie van het beschikbare materiaal had vast geen kwaad gekund.

    Ten slotte nog enkele kleine dingetjes die ons opvielen tijdens de lectuur. “’Ik behoor tot die soort schrijvers,’ schreef hij in een zin die in de Nederlandse literatuur beklijfde, ‘die altijd hetzelfde boek schrijven’” [p. 17]. Volgens Otterspeer staat in het verhaal Een veelbelovende jongeman één van de belangrijkste zinnen die Hermans schreef: ‘Maar plotseling veranderde hij van voornemen’ [p. 18]. In augustus 1945 bezoekt Hermans de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel. Hij noteert: ‘Ik ben speciaal naar Bosch en Breughel wezen kijken en vond nog een paar andere primitieven, o.a. een Tentation de St. Antoine (de naam van de auteur had ik nog nooit gehoord) die sterk aan Bosch denken deed’ [p. 28]. Een fraai zinnetje van Otterspeer: ‘Want waar geen geschiedenis is, daar heerst de mythe’ [p. 35]. ‘Zijn jeugd en jonge jaren voorzagen hem van vele drijfveren en angst was de belangrijkste. Een andere, de volmaakte pendant ervan, was de agressie om die angst te overwinnen’ [p. 48]. Op het gymnasium tikte leerling Hermans eens de leraar aardrijkskunde op de vingers. Die laatste (ene J. Brummelkamp) schreef hem in 1958: ‘Het is hartverheugend als een leerling zo iets doet, want het bewijst dat hij belangstelling voor de zaak heeft en zelfstandig heeft gewerkt, en onafhankelijk van de leraar. Met die eigenschappen: belangstelling en zelfstandig werken kan men het ver brengen in de wereld’ [p. 148]. In een interview uit 1995: ‘Ik moet bekennen, ik heb wel eens op een nacht gedroomd dat ik met mijn zuster in bed lag en klaar kwam. Maar dat heb ik in werkelijkheid nóóit gedaan’ [p. 187].

    Hermans over Kafka: ‘Zijn personages zijn zonder uitzondering eenzaam, een eenzaamheid die door de omgeving nog wordt geaccentueerd en onhoudbaarder gemaakt (de Gehilfen van de landmeter K. uit Das Schlosz, de soldaat en de veroordeelde van de officier uit de Strafkolonie die hem helpen moeten, maar het niet doen, de impresario en de dames die de hongerkunstenaar ondersteunen moeten enz. enz.) Maar zij klagen nooit, of op zijn hoogst verachten zij; zij zoeken verder, achtervolgd door hun “Gehilfen” die eigenlijk piassen zijn. Alles gaan zij na, geen mogelijkheid laten zij onbeproefd. Dit wekt de indruk van compleetheid waar ik zoëven al op doelde. Zij wachten op de plotselinge ommekeer, maar juist die is fataal. Het is het laatste incident, het slot, maar geen verlossing en ook eigenlijk geen einde, evenmin als er van een begin sprake is’. ‘Als ooit een jong auteur een brief gebruikte om een schrijversprogramma uiteen te zetten, dan gebeurde dat hier’, aldus Otterspeer [p. 366].

    De twee belangrijkste literaire ‘figuren’ van Hermans: het antipathieke romanpersonage en de dubbelganger [p. 376]. Adriaan Morriën over Hermans: ‘Hij heeft veel achter vrouwen aangezeten. Hij was een jongen die een relatie met een meisje alleen aanhield als zij seksueel van hem gediend was’ [p. 412]. Hermans schreef wel eens pornografische poëzie [p. 418]. Hermans over zijn schrijvende tijdgenoten: ‘Niemand schijnt zich ervoor te schamen dingen te zeggen die een ander gezegd heeft, niemand schijnt te willen leven voor de trots datgene wat hij te zeggen heeft op een wijze te zeggen waarop een ander het niet heeft gezegd’ [p. 501, in: Nieuwe romanschrijvers]. Hermans over Céline: ‘De simpele waarheid is, dat wij allen, Céline en schrijver dezes en niemand maar dan ook niemand uitgezonderd, bij tijden wensen koesteren, die met het bestaan van de anderen niet verenigbaar zijn. Ook de oplossing is simpel, wij hebben slechts de keuze: tussen het geweld, dat ons tot macht of slavernij voert, of het verstaan van onszelf en de anderen, wat een matiging van de driften met zich meebrengt, maar tegelijk een grote verrijking van ons innerlijk leven’. Hermans koos naar verluidt voor het eerste [pp. 511-512]. ‘Een goede roman laveerde volgens Hermans tussen karaktertekening en plot’ [p. 530]. In een brief aan Fokke Sierksma (5 maart 1954): ‘Het houden van een dagboek is het enige middel om een oninteressant leven interessant te maken’ [p. 575]. Hermans’ vrouw Emmy, gevraagd wat ze van zijn werk vond: ‘Nou ja, àls ik het lees, dan denk ik soms wel: ik vind je toch maar een griezel, Wim’ [p. 666]. Lol!

    [explicit 4 januari 2015, gelezen tijdens de kerstvakantie]

    04-01-2015 om 20:21 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Het Brabantse landjuweel der rederijkers (1515-1561) (E. van Autenboer) 1981

    HET BRABANTS LANDJUWEEL DER REDERIJKERS (1515-1561) (Dr. E. van Autenboer) 1981

    [Leuvense Studiën en Tekstuitgaven, Nieuwe Reeks – deel 2, Uitgeverij Merlijn, Middelburg, 1981 = Van Autenboer 1981]

    Van Autenboer beschouwt de rederijkerij als volkscultuur. De studie van de rederijkers kan een middel zijn om tot de ‘volksziel’ door te dringen (een vrij betwistbaar standpunt, lijkt ons, aangezien de rederijkerij in de grond een vrij elitaire bedoening was). Zijn methode is erg degelijk, daar zij een toepassing is van het principe ‘ad fontes’. Vermeldenswaard in dit verband is dat hij in het Antwerpse stadsarchief een bundel teruggevonden heeft die heel wat tot nu toe onbekend gebleven gegevens verschaft over het verloop en de organisatie van de landjuwelen in het algemeen en dat van Antwerpen (in 1561) in het bijzonder [pp. 21-22]. Daarnaast heeft hij een hernieuwd bronnenonderzoek in verschillende archieven aan de basis van deze monografie gelegd [p. 22].

    Zijn studie is bedoeld ‘als een poging om het landjuweel der rederijkers, en vooral het laatste feest van de cyclus, te behandelen als een cultuurhistorisch verschijnsel waaraan alle lagen van de bevolking hun medewerking verleenden’ [p. 9]. Het literaire aspect heeft hij onbesproken gelaten.

    Van Autenboers tekst is zeer vlot geschreven en verzamelt alle beschikbare informatie rond verloop, organisatie en achtergrond van het Brabants landjuweel der rederijkers dat zich voltrok tussen 1515 (Mechelen) en 1561 (Antwerpen). Vooral dit laatste landjuweel krijgt dankzij de herontdekte bundel uit het Antwerpse Stadsarchief volop de aandacht, maar om dit gebeuren in zijn juiste context te kunnen begrijpen, gaat de auteur eerst in op de voorgaande landjuwelen (waar we jammer genoeg veel minder over weten). Deze monografie is vooral belangrijk omdat zij ons een correct inzicht verschaft in de termen landjuweel en haagspel.

    Landjuweel

    Aan het landjuweel van 1515-1561 (de enige reeks die we volledig kennen) zijn nog andere landjuwelen van rederijkers voorafgegaan, waar we echter weinig over weten (Leuven 1479, Antwerpen 1496 en wellicht Lier 1500, Leuven 1505, Herentals 1510) [p. 27]. Het begrip ‘landjuweel’ had bij de rederijkers echter een verschillende betekenis in de vijftiende en de zestiende eeuw!

    Zestiende eeuw (na 1510): ‘land’ slaat op het eigen land of gewest, in casu het hertogdom Brabant. Alleen rederijkerskamers uit dit hertogdom mochten deelnemen. Oorspronkelijk werden deze landjuwelen door de schuttersgilden betwist. ‘Juweel’ is afgeleid van het Franse ‘joiel’. Eerst betekende het ‘kostbare prijs’, later werd het voor de wedstrijd zelf gebruikt. Het Brabantse landjuweel bestond in de zestiende eeuw uit een cyclus van zeven wedstrijden. De overwinnaar van de eerste wedstrijd ontving een zilveren schaal en moest de volgende wedstrijd (officieel na drie jaar) inrichten, met als prijs twee zilveren schalen. Enzovoort, tot de zevende wedstrijd, met als prijs zeven zilveren schalen. De hoofdprijs werd niet toegekend aan een spel van sinne, maar wel aan een esbattement [pp. 24-25].

    Vijftiende eeuw: deelnemers uit alle gewesten mochten deelnemen en de hoofdprijs werd toegekend aan een spel van sinne [p. 28].

    Haagspel

    Was een natuurlijke verlenging of een vervanging van het landjuweel, maar minder groots. Alle kamers (ook niet-Brabantse) waren toegelaten, niet alleen steden maar ook dorpen en vrijheden mochten deelnemen, de kamers moesten minder onkosten maken, de winnaar was niet verplicht een volgende wedstrijd te organiseren [pp. 26-27].

    [explicit 6 september 1992]

    03-01-2015 om 17:57 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Volksfeesten en Rederijkers te Mechelen (1400-1600) (E. Van Autenboer) 1962

    VOLKSFEESTEN EN REDERIJKERS TE MECHELEN (1400-1600) (E. Van Autenboer) 1962

    [Secretariaat van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, VIe reeks – Bekroonde Werken – nr. 89, Gent, 1962, 296 blz. = Van Autenboer 1962]

    Deze cultuurhistorische studie bestaat uit twee delen. In het eerste deel gaat het over de feestelijkheden (ommegangen, processies, blijde intredes, feestdagen, de rol van de schuttersgilden en de humanisten) in het vijftiende- en zestiende-eeuwse Mechelen. In het tweede deel worden de Mechelse rederijkerskamers (De Peoene, De Lisbloem en De Boonbloem) behandeld. Jammer genoeg bleven er maar weinig Mechelse gedichten en spelen uit de bestudeerde periode bewaard. Hoewel deze monografie indertijd bekroond werd, maakt zij toch maar een oppervlakkige en in elk geval saaie indruk. Van Autenboer maakte veel gebruik van Mechels archiefmateriaal maar springt daar op een vrij slordige, weinig wetenschappelijke wijze mee om. Bovendien hanteert de auteur een naïeve en oubollige stijl. Op bladzijde 144 lezen we bijvoorbeeld: ‘Eindelijk was de grote dag – 3 augustus – aangebroken. Onder geweldige belangstelling deden de verschillende kamers hun intrede. Wat een festijn voor de ogen!’ Is dit wetenschap? En wat te denken van een formulering als: ‘Onze rederijkers mochten toch ook hun dag of dagen hebben om zich te verzadigen, niet alleen aan de bronnen der dichterlijke inspiratie, maar ook aan het edele vocht, dat de geesten der mensen kan benevelen!’ [p. 236]. Het lijkt Marnix Gijsen wel!

    Van Autenboer beweert dat in de Late Middeleeuwen de factors van de rederijkerskamers toneel schreven dat door iedereen begrepen werd, terwijl in de zeventiende eeuw de beeldspraak van het toneel niet meer door de gewone man bevat kon worden [p. 8] en naar verluidt konden ook de ommegangen, die plastische uitbeeldingen waren van het Oude en Nieuwe Testament, zowel door klerk als ongeletterd ambachtsman begrepen worden [p. 29]. Een uitspraak die zeker niet volledig opgaat als ze zo categorisch gesteld wordt. Van Autenboer concludeert in het laatste hoofdstuk dat in de vijftiende-eeuwse Mechelse volksfeesten de kiemen aanwezig waren waaruit de rederijkerskamers konden groeien [p. 244] en dat deze rederijkerskamers de zuiverste exponenten waren van de burgerlijke beschaving van de zestiende eeuw [p. 246].

    Min of meer interessante weetjes zijn verder nog dat op zaterdag 7 augustus 1546, kort na 10 uur ’s avonds, de bliksem insloeg in de Mechelse Zandpoorttoren (waar het buskruit lag opgestapeld), wat een geweldige explosie tot gevolg had die de stad gedeeltelijk vernietigde [pp. 7 / 57], dat tot in het midden van de zestiende eeuw burgers uit ’s-Hertogenbosch (en dat sinds 1384) elk jaar naar Mechelen kwamen om de ommegang bij te wonen en de relieken van Sint-Rombout te dragen [p. 46] en dat de taal van de Mechelse hofhouding Frans was: de bibliotheek van Margareta van Oostenrijk bevatte geen enkel Middelnederlands werk [p. 92]. In de bijlage worden bovendien een aantal in Mechelen ontstane laatmiddeleeuwse gedichten uitgegeven.

    [explicit 4 januari 2004]

    03-01-2015 om 17:30 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Paths of Glory (Stanley Kubrick) (USA, 1958)

    PATHS OF GLORY (Stanley Kubrick) (USA, 1958)

    (88’)

    We recycleren eerst onze oude fiche: ‘Een anti-oorlogsfilm van Kubrick die bij zijn verschijnen op heel wat weerstand stootte omdat hij beledigend zou zijn voor de Fransen. In Frankrijk zelf was de prent tien jaar lang verboden. Ondanks de sobere, maar erg efficiënte zwartwitverfilming lijkt mij de huidige receptie van deze vroege Kubrick toch een béétje te lijden aan regressieve overschatting: technisch zit het allemaal wel snor, met alert gebruik van subjectieve camera en ellips en zo, maar de verbitterde, pessimistische boodschap (de onmenselijkheid van de mens) wordt hier toch een beetje àl te zwartwit (figuurlijk dan) gebracht. Alle Franse generaals zijn harteloze beesten maar kolonel Dax (Kirk Douglas) is een ware held die zonder een spier te vertrekken tegen de Duitsers oprukt terwijl rondom hem zijn soldaten tot moes gebombardeerd worden. Kubrick wil het er wat té dik opleggen en dat stoort wel degelijk. Te zoeterig is ook het einde, waar al die ruige soldaten plots zitten mee te neuriën met een gevangen Duits blondje, dat even tevoren op een podium nog tot een keiharde striptease leek te zullen worden verplicht. Besluit: vormelijk getuigt deze film van aankomend talent (natuurlijk), maar inhoudelijk valt hij toch wat schraal uit. Quotering: 3’.

    De plot van deze vierde Kubrick-film (overigens naar verluidt gebaseerd op waar gebeurde feiten) is inderdaad erg eenvoudig. 1916, de loopgraven van WOI. De Franse generaal Mireau krijgt van zijn overste, generaal Broulard, het bevel de in Duitse handen zijnde Ant hill te veroveren. Kolonel Dax en zijn mannen moeten de klus klaren, maar het blijkt een onmogelijke zaak en één compagnie is zelfs niet in staat de loopgraven te verlaten. Hierop geeft Mireau het bevel zijn eigen troepen te beschieten, maar de verantwoordelijke kapitein weigert dit zonder schriftelijk bevel. Mireau is woedend en eist dat honderd soldaten van de compagnie gefusilleerd worden. Broulard kan hem wat tot bedaren brengen en uiteindelijk moeten er slechts drie soldaten voor de krijgsraad verschijnen. Dax, die in vredestijd een uitstekende advocaat was, zal hen verdedigen, maar het is een schijnproces en uiteindelijk worden de drie toch neergeschoten, om een voorbeeld te stellen. Dax brengt dan generaal Broulard op de hoogte van het feit dat Mireau zijn eigen troepen wou laten beschieten. Broulard maakt er een zaak van en biedt Dax de post van Mireau aan, omdat hij gelooft dat Dax handelt uit pure ambitie. Als Dax echter weigert omdat hij uit idealisme handelde, maakt de generaal hem belachelijk. De compleet gefrustreerde Dax hoort op het einde hoe de soldaten het Duitse blondje behandelen, wat hem nog depressiever maakt, maar als even later allen zitten mee te neuriën met het Duitse liedje, lijkt er toch nog hoop voor het mensdom te zijn.

    Deze film is dus niet door en door pessimistisch. Het is een anti-militaristische en anti-patriottische prent die zich vooral richt tegen het machtsmisbruik van machthebbers (zie ook de antipathieke en incompetente luitenant die in het begin één van zijn eigen mannen doodt tijdens een verkenningstocht omdat hij panikeert, waarna hij het geval in de doofpot wil stoppen) en op een scherpe manier de sociale tegenstellingen in de maatschappij blootlegt. Dat gebeurt op een vakkundige wijze (al blijft de figuur van kolonel Dax bijzonder oppervlakkig en is het inderdaad allemaal wat zwartwit) en Paths of Glory is dan ook de eerste degelijke, ‘volwassen’ film van Kubrick die indertijd door de kritiek zeer goed ontvangen werd. Merkwaardig is dat we dat einde nu minder zoeterig vonden dan eertijds, we waren zelfs enigszins ontroerd (het ouder worden zeker?). Dat Duitse blondje wordt overigens gespeeld door Susanne Christian (echte naam: Christiane Harlan) die in 1958 Kubricks derde (en definitieve) echtgenote werd.

    Quotering: *** (12 juli 2005 – dvd – bib Brecht) (30 december 2014 – Cinema Zuid)

    31-12-2014 om 22:10 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: An important landscape by Peeter Baltens (Stephen J. Kostyshyn) 1990

    AN IMPORTANT LANDSCAPE BY PEETER BALTENS (Stephen J. Kostyshyn) 1990

    [Galerie Sanct Lucas, Wenen, 1990, 45 blz. = Kostyshyn 1990]

    Blijkbaar is dit boekje een uitgave in eigen beheer van een Weense kunstgalerij naar aanleiding van een paneel van Peeter Baltens, Satan die onkruid zaait (een episode uit de parabel van het onkruid onder de tarwe), dat zich anno 1990 in Zwitsers particulier bezit bevond. In het begeleidende biootje wordt van de auteur (een in 1949 geboren Canadees) voor 1991 de voltooiing van een proefschrift rond de zestiende-eeuwse Antwerpse schilder Peeter Baltens aangekondigd (overigens met als promotor Walter S. Gibson, een bekende Bosch-auteur).

    Het bewuste paneel is een (ook voor ons) interessant werk, vooral wat de iconografie betreft. Slapende figuren verwijzen bijvoorbeeld symbolisch naar de zondigheid en in de Latijnse inscriptie wordt naar de duivel verwezen via de metafoor ‘stÿgium canis’ (= hellehond). Kostyshyn zegt over deze iconografie echter nauwelijks iets. Eerst heeft hij het vooral over de (recente) pedigree van het paneel, waarbij het er blijkbaar in de eerste plaats op aankomt aan te tonen dat het om een originele Baltens gaat (wat er duidelijk op wijst dat Kostyshyn in opdracht van een particuliere bezitter schreef). In het tweede deel van het boekje (vanaf pagina 11) krijgen we een uitgebreide biografie gepresenteerd van Baltens, die duidelijk vooruitloopt op het aangekondigde proefschrift.

    Kostyshyn vermeldt dat van Baltens een zestiental originele schilderijen bewaard bleven, terwijl er een klein twintigtal kan toegeschreven worden aan zijn atelier. Voor meer gegevens wordt echter naar zijn proefschrift verwezen [pp. 7 (noot 25) / 24-25]. Baltens werd geboren in Antwerpen in 1527 en stierf er ook in 1584 [p. 17]. De correcte schrijfwijze van zijn naam is Peeter Baltens (alias) Custodis, ofschoon hij soms de s achteraan zijn naam wegliet [p. 14 (noot 18)]. Peeter Baltens wordt in de kunsthistorische literatuur vaak afgedaan als een epigoon van Pieter Bruegel, maar dit is naar verluidt zeer ten onrechte: hij was een veel betere schilder dan de meesten denken [p. 11]. De Mechelaar Dr. A. Monballieu (die overigens had moeten meewerken aan onze tentoonstelling De Zotte Schilders maar forfait gaf omdat hij te oud was en niet energiek genoeg) publiceerde immers in 1964 een artikel, gebaseerd op Mechels archiefmateriaal, waaruit blijkt dat in 1550-51 Baltens en Bruegel samen werkten aan een altaarstuk voor de kapel van de handschoenmakersgilde in de Sint-Rombouts, waarbij Baltens de binnenpanelen deed en Bruegel slechts de (minder belangrijke) buitenpanelen. Wat de vraag doet rijzen of Bruegel misschien opgeleid werd in het atelier van Baltens, en dan zou niet Baltens maar Bruegel de (getalenteerde) epigoon zijn! Het altaarstuk in kwestie is jammer genoeg niet bewaard gebleven [pp. 13 / 19-20].

    Eén van Baltens’ schilderijen is gedateerd (1581) en we kennen een opdracht uit 1582, maar zijn andere werken werden waarschijnlijk geproduceerd in de jaren zestig en zeventig van de zestiende eeuw [p. 24]. Voor de rest bestaat dit dunne boekje uit een heleboel vrij gedetailleerde informatie rond Peeter Baltens en zijn Antwerpse milieu (hij was trouwens niet alleen schilder maar ook schrijver, rederijker, lid van de Sint-Lucasgilde en uitgever van prenten), waarbij het alleen spijtig is dat de tekst ongelooflijk slecht geredigeerd werd: hij staat van voor naar achter vol storende drukfouten. Het zou wel interessant zijn om dat proefschrift of een handelseditie ervan te pakken te krijgen.

    [explicit 21 april 2003]

    30-12-2014 om 14:02 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Post voor mevrouw Bromley (Stefan Brijs) 2011

    Post voor mevrouw Bromley (Stefan Brijs) 2011

    [Roman. Er werd gebruik gemaakt van de licentie-editie in de reeks Boektoppers: Van In, Wommelgem, 2014, 523 blz.]

    In een interview met Frank Hellemans in een Knack Extra [19 oktober 2011, p. 14] zegt Stefan Brijs, in verband met Erwin Mortiers roman Godenslaap, verschenen in 2009 en ook handelend over de Eerste Wereldoorlog: ‘Erwin Mortier heeft heel weinig verhaal en heel veel taal terwijl ik heel veel verhaal heb en veel minder taal’. Klopt. Een grote taalkunstenaar is Brijs niet en je zal in zijn boek dan ook tevergeefs zoeken naar opvallend fraai geformuleerde zinnen die het aanstrepen waard zijn, maar een verhaal vertellen, dàt kan hij wel.

    We hebben deze turf van meer dan 500 bladzijden op minder dan een week uitgelezen in de herfstvakantie (eind oktober 2014): elke avond (nacht) 100 bladzijden, en dat ging heel vlotjes en zonder veel moeite. Brijs vertelt het verhaal van de Londense jongeman John Patterson en diens ‘zoogbroer’ Martin Bromley. Johns moeder overleed kort na de geboorte en John woont nu bij zijn vader die postbode is. De Eerste Wereldoorlog is uitgebroken en Johns vader moet regelmatig bij de buurtfamilies de militaire overlijdensberichten bezorgen als er weer eens een jongeman gesneuveld is. John zelf wil liever studeren in plaats van te gaan vechten, in tegenstelling tot zijn maatje Martin die zelfs een trucje gebruikt om opgeroepen te kunnen worden voor het leger (hij is twee jaar te jong maar ‘misbruikt’ de naam van zijn twee jaar oudere, reeds een hele tijd overleden broer). John krijgt heel wat kritiek van zijn stadgenoten, maar hij vindt steun bij een andere student, ene William Dunn. Als die echter zelfmoord pleegt en zijn vader omkomt tijdens een zeppelinbombardement op Londen, besluit hij toch maar om onder de wapens te gaan, wellicht mede om indruk te maken op Mary, de zuster van Martin, op wie hij verliefd is maar die uiteindelijk met een ander zal trouwen.

    Hij komt terecht in Frankrijk, dichtbij de Belgische grens, en wordt het hulpje van een luitenant, die ten gevolge van eerdere oorlogservaringen danig getraumatiseerd is. In Frankrijk gaat John op zoek naar de waarheid achter de dood van Martin (zijn vader had namelijk de bewuste doodsbrief voor mevrouw Bromley achtergehouden), terwijl hij via briefwisseling mevrouw Bromley blijft wijsmaken dat Martin nog leeft. Uiteindelijk komt hij erachter dat Martin is terechtgesteld wegens desertie. Op de laatste bladzijden vernemen we dat John zwaar gekwetst in een rolstoel terugkeert in Londen. Hij beseft dat hij mevrouw Bromley alsnog de waarheid zal moeten vertellen.

    ‘Een boek moet je aan het denken zetten. Het moet je kijk op het leven veranderen’, zegt William Dunn op pagina 163. Dat doet Post voor mevrouw Bromley inderdaad tot op zekere hoogte. Als diezelfde William Dunn op pagina 121 stelt: ‘De mensen zijn lemmingen. Ze willen meelopen in de massa. Daar wanen ze zich veilig. Ze hoeven niet na te denken. In een blinde drift met de stroom mee, waarheen die ook leidt’, dan mag dat lemmingen-beeld nogal clichématig klinken, maar tegelijk wijst het in de richting van een diepere thematiek en doet het de lezer nadenken over de moeite die John ondervindt om tegen de waan van de dag (in dit geval: oorlogswaan en dat alles in naam van Het Vaderland) in te gaan. Brijs laat verder ook duidelijk uitkomen dat leugens en bedrog een belangrijk thema vormen in zijn boek: de oorlogspropaganda, de militaire briefjes waarin de gesneuvelde steevast als een held wordt afgeschilderd, het voortdurende vervormen van de (oorlogs)waarheid. John zelf doet daar (met goede bedoelingen) aan mee wanneer hij mevrouw Bromley wenst te sparen, maar als hij zich (eenmaal in Frankrijk) bezighoudt met het schrijven van briefjes aan het liefje van een gesneuvelde kameraad in naam van die kameraad, dan bevindt hij zich op of zelfs over de rand van het moreel aanvaardbare.

    Stefan Brijs heeft heel wat opzoekingswerk verricht voor deze roman en hij slaagt er dan ook in de sfeer in Londen bij het begin van de oorlog en de traumatiserende ervaringen aan het front bevredigend weer te geven. En zoals gezegd: hij is veel meer een vlotte verteller dan een schoonschrijver, maar toegegeven: niet iedereen zit op een schoonschrijver te wachten. Anderzijds is het toch wel zo dat onze lectuur van Post voor mevrouw Bromley uiteindelijk een beetje teleurstelde. Dat had onder meer te maken met het feit dat op het einde de climax van het boek zo’n beetje draait rond die Martin Bromley, uiteindelijk toch niet veel meer dan een wat primitieve, rauwe volksjongen en dat John zich schuldig voelt voor Martins dood omdat hij niet met hem mee is gegaan naar de oorlog [p. 506] kwam ietwat bij de haren getrokken over. Bovendien hebben wij de indruk dat Brijs wat de compositie van zijn roman betreft, niet altijd het onderste uit de kan weet te halen. Zo vermeldt hij in het begin van de roman tot zes maal toe [pp. 9 / 22 / 29 / 72 (2x) / 137] Paradise Lost van Milton, zonder dat daar verder iets noemenswaardigs mee gedaan wordt. John en zijn vader houden weliswaar van oude boeken, maar als die ene titel zes keer vermeld wordt, dan verwacht je als alerte lezer toch dat daar iets mee aan de hand is. Quod non.

    Afgezien van dit alles, past Brijs’ roman natuurlijk perfect in de stroom van herdenkingen naar aanleiding van 100 Jaar Eerste Wereldoorlog (2014-2018). Zou het de komende jaren dan ook niet verfilmd worden, of is men daar al mee bezig?

    Quotering: *** [explicit 25 december 2014]

    25-12-2014 om 23:24 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Crimi Clowns: The Movie (Luk Wyns) (B, 2013)

    CRIMI CLOWNS: THE MOVIE (Luk Wyns) (België, 2013)

    (102')

    Luk Wyns’ filmversie van zijn bekende TV-serie. Een jaar of wat geleden bekeken wij lukraak één van de afleveringen van die TV-serie, en wij konden absoluut niet volgen. Wat wij zagen, was een verzameling geschifte en haast surrealistische beelden vol freakerig gedrag en plat-Antwerpse dialogen. Dit jaar hebben wij de heruitzendingen vanaf aflevering 1 gevolgd, en wat denkt u? Binnen de kortste keren zijn wij absolute fans geworden. Kust naa maaine frak!

    In het geval van Crimi Clowns zijn er maar twee mogelijkheden: ofwel ben je fan, ofwel moet je er totaal niets van hebben. Hoofdpersoon is Ronny Tersago (Luk Wyns), part-time clown Norry en part-time gangster. Zijn zondige daden worden constant gefilmd door zijn zoon Wesley (ongze Wez, gespeeld door Johnny de Mol)) die buitengegooid is op de filmacademie van Amsterdam en nu op eigen houtje als eindwerk een film maakt met als fototoestel vermomde camera’s. Wat als goddelijk gevolg heeft dat talrijke personages voortdurend in de lens kijken en zo interactief met de kijker communiceren zonder dat dat ook maar enigszins stoort. Verdere leden van de familie: Ronnie’s vrouw Rachel (Veerle Dejonghe) met wie hij half in onmin leeft, zijn dochter Amber (Silke Becu) die aan de drugs is en in de ‘seksbusiness’ werkt (tot wanhoop van Ronny) en niet te vergeten: de bomma (Hilde Uitterlinden), met als hobby: waterboarding. Spelen verder nog mee: Manou Kersting als Lou en Chris Willemsen als Mini Mike (collega-clowns en collega-criminelen van Ronny), Frank Aendenboom als Jos den Dief, en Kimberly Klaver als Katia, de vrouw van ‘de Patron’ en na diens dood even het liefje van Ronny.

    Stuk voor stuk spelen deze acteurs en actrices hun rol met veel overtuiging en aplomb en in het zuiverste Antwerps, wat niet weinig bijdraagt aan de hilariteit van het geheel. Bij Johnny de Mol lukt dat Antwerps accent overigens slechts zeer gedeeltelijk, maar dat wordt opgevangen door het feit dat hij enkele jaren in Amsterdam ‘gestudeerd’ heeft. Ons allergrootste respect overigens voor Hollander Manou Kersting die op een perfecte manier Antwerps praat, niet te onderscheiden van het origineel! En voegen we daar meteen aan toe dat Johnny de Mol als Wesley onmisbaar is in het verhaal, want de tussenstukjes waarin hij rechtstreeks tot de kijker spreekt en commentaar levert op de gebeurtenissen, zijn goud waard! Verder ook een speciale vermelding voor Eline De Munck die als striptentbazin en topless duivelin een heet zang- en dansnummertje brengt en daardoor enkele graden in onze achting stijgt.

    In de filmversie (die heel veel echo’s van de TV-serie bevat) onderneemt Lou (die jaloers is op Mini Mike) een mislukte zelfmoordpoging, waarna zijn karakter veranderd is (hij is nu veel moedwilliger dan daarvoor en doet soms totaal geschifte dingen en uitspraken) en hij afwisselend Hollands en Antwerps praat. Verder wordt dochter Amber uit een bordeel opgevist, Katia (de vrouw van de door de Tersago’s vermoorde patron van een restaurant) wordt een tijdje Ronny’s minnaresje maar als zij hem wil verraden, wordt zij door de bomma het huis uitgejaagd, er wordt een succesvolle overval gepleegd op een rijk Hollands echtpaar in Brasschaat wat Ronny in staat stelt zijn schulden af te betalen aan Jos den Dief, Ronny en Rachel maken het weer goed met elkaar en op het einde zit de vierkoppige familie Tersago verkleed als clowns in de auto op weg naar Hilversum omdat het hitje Het leven was zo mooi door dochter Amber op TV zal gebracht worden. Dan gebeurt er echter plots een soort ongeval, maar we weten niet wat er precies aan de hand is, want de film stopt. Materiaal voor de sequel?

    Crimi Clowns: The Movie bevat veel geweld en bloot, maar ofschoon het allemaal nogal grof en brutaal oogt, gaat het nooit over de schreef, het blijft net binnen de grenzen van het aanvaardbare, onder meer ook omdat het geheel grotesk en grappig bedoeld is. Compleet geschift en crazy, oké, maar ook constant vermakelijk. Komt daar nog bij dat de montage, de cameraregie, de mise-en-scène, de bruitage en de soundtrack stuk voor stuk zeer verzorgd en uitermate vakkundig overkomen. De begingeneriek van de serie die hier fungeert als eindgeneriek, is bijvoorbeeld om van te smullen, zowel qua montage als qua muziek (dat heerlijk schmoozy gezongen your mama says it’s true / a fucking clown like you). Naar verluidt is Crimi Clowns zelfs in de VS opgevallen en gaat er een Amerikaanse versie van komen. Kust naa maaine frak (bis)!

    Quotering: **** (12 december 2014 – VTM)

    25-12-2014 om 21:24 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Speelgoed (Hilde Van Malderen) 2014

    SPEELGOED Alarm: een vrouw in het Belgisch topvoetbal (Hilde Van Malderen) 2014

    [Borgerhoff & Lamberigts, Gent, 2014, 182 blz.]

    Hilde Van Malderen, een jonge voetbaljournaliste verbonden aan Het Laatste Nieuws en Sporting Telenet, heeft een boekje geschreven over haar ervaringen in de Belgische voetbalwereld dat bestaat uit drie delen. In het eerste deel draait het vooral rond geldzaken.

    Aston Villa kreeg het afgelopen seizoen (2013-14) 88,8 miljoen euro aan tv-rechten. Manchester City kreeg 118 miljoen. [35]

    Brutosalarissen van meer dan één miljoen euro vind je in België alleen bij Anderlecht, Club Brugge, Genk en Standard. [35] Bij Anderlecht bedroeg de kampioenenpremie in 2013 en 2014 130.000 euro per speler. In 2012 was dat nog 100.000. Bij hun laatste Champions League-winst kregen de spelers van Real Madrid 400.000 euro. Naast het vaste loon en de premies zit bij sommige clubs ook een appartement of een auto in het verloningspakket. Dat zijn dingen die apart onderhandeld worden. [38-39] De gemiddelde Vlaming die voltijds werkt heeft een gemiddeld bruto maandloon van 3.129 euro [40]. De jaarinkomsten (jaarloon, premies plus sponsordeals) van enkele voetballers: Messi 41.000.000, Ronaldo 39.500.000, Neymar 29.000.000, Rooney 24.000.000, Ibrahimovic 23.500.000, Hazard 16.800.000; Ribéry 16.500.000 [41-43].

    Voetbalclubs moeten een bepaald percentage (40%) van het brutoloon van een voetballer in een groepsverzekering storten. Dat wordt niet van hun loon afgetrokken, het is iets extra. Op hun 35ste krijgen voetballers dan dat totale bedrag. Daarop moeten ze nog 16,5% belastingen betalen. [44]

    Voetbalmakerlaars moeten in principe een licentie hebben van de UEFA, maar soms wordt dat omzeild (ze noemen zich bv. raadgever, manager, begeleider). Officieel ligt het percentage dat een makelaar mag verdienen op 7% van het transfergeld. En 5 à 10% van het jaarloon van een speler. Maar daar kan van afgweken worden. [46-47]

    Een vroegere clubmanager zei: ‘La réalité surpasse la fiction’. Duchâtelet van Standard zette een netwerk van clubs op: Standard, Carl Zeiss Jena, Charlton, Alcorcon en Ujpest (H) [52] De mecenassen in het voetbal zijn niet altijd echte mecenassen [59].

    Zes op de tien voetballers die in de Engelse Premier League actief waren, zijn binnen de vijf jaar nadat ze gestopt zijn bankroet (onderzoek uit 2013). Gemiddeld verdienen voetballers in de Premier League 34.000 euro per week. Eén op de drie Engelse voetballers scheiden binnen het jaar na hun voetbalpensioen. [65]

    Gary Speed, bondscoach van Wales, hing zich op in zijn garage in 2011. Robert Enke, doelman van Duitsland, wierp zich voor een trein in 2009. Psychische problemen bij voetballers! [70]

    In het tweede deel gaat het over ego’s, machtsmisbruik en lange tenen.

    People management is ook belangrijk geworden voor een trainer. Ik geloof niet zo in teamspirit. Het enige wat een team bindt, zijn resultaten, anders krijg je chaos. [103]

    De Franse profclub Clermont stelde een vrouwelijke coach aan, Corinne Diacre (ex-aanvoerster van de Franse nationale vrouwenploeg) [106].

    In het derde deel gaat het over seks en overspel in de voetbalwereld. Voetballers zijn wandelende testosteronbommen.

    [explicit 17 september 2014]

    25-12-2014 om 00:14 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: De Dromenwever (Douwe Draaisma) 2013

    DE DROMENWEVER (Douwe Draaisma) 2013

    [Historische Uitgeverij, Groningen, 2013, 221 blz. = Draaisma 2013]

    Een zeer vlot en in een heerlijke no-nonsensestijl geschreven boekje van Douwe Draaisma, professor psychologie aan de Universiteit van Groningen, waarin op een zeer toegankelijke manier en met veel verwijzingen naar ouder en recenter onderzoek een status quaestionis wordt opgemaakt rond wat wij tegenwoordig over dromen weten, of menen te weten.

    ‘Voor verzamelingen van dromen, zoals die in droomjournaals en dagboeken zijn te vinden, geldt weer het spiegelbeeldige bezwaar. Ditmaal zijn de dromen zelf voorhanden, maar ontbreekt het aan analyse en verband.’ [p. 9]

    ‘Van Eeden zal in dit boek, met Freud, de meest geciteerde auteur zijn.’ [p. 10]

    Het eerste hoofdstuk geeft een globaal overzicht van de geschiedenis van het droomonderzoek. ‘Erotische dromen werden rond 1950 nog drie keer zo vaak door mannen gerapporteerd, ze gingen vier keer zo vaak over gemeenschap en zeven keer zo vaak hadden zij in de droom het initiatief genomen. Inmiddels rapporteren vrouwen even vaak erotische dromen als mannen. Van hun tabellen gaat dezelfde fascinatie uit als van een oude wegenkaart, je vouwt hem open en er verschijnt een wereld die er in die vorm niet meer is en je laat mijmeren over wat er is verdwenen en verschenen.’ [p. 34]

    De volgende hoofdstukken nemen verschillende soorten dromen nader onder de loep. Het gaat dan over vliegen en zweven in dromen, over naaktdromen [‘Het ware trauma dat in iedere naaktdroom weer wordt opgevoerd is de onverschilligheid van de anderen. Je hebt iets intiems van jezelf laten zien, iets opgebiecht, je staat daar in alle kwetsbaarheid en nog steeds word je genegeerd. Als je zelfs naakt niet opgemerkt wordt, wanneer dan wel?’ (p. 58)], over examendromen [zijn blijkbaar verbonden met een waaier aan soms tegenstrijdige gevoelens, zoals angst, opluchting, troost, zelfverwijt en bemoediging (pp. 63/71)], over profetische dromen (waaraan Draaisma niet veel geloof lijkt te hechten), over lucide dromen [motivatie, het intense verlangen lucide te dromen is helaas geen voldoende voorwaarde (p. 105), vooral tegen de ochtend – als we stilaan aan het wakker worden zijn – komen ze voor en het helpt om even op te staan en dan terug te gaan slapen], over kleuren in dromen [‘Zelfs de meest filmische beschrijvingen roepen blijkbaar hooguit een visueel halffabricaat op. Maar niet kunnen zeggen welke kleur je visuele voorstelling van die ballon had betekent niet dat je de hele scène in zwart-wit voor je zag. Het is eerder dat op dit soort innerlijke beelden die tweedeling gewoon niet van toepassing is. Zou dat niet de verklaring kunnen zijn waarom we zoveel moeite hebben met de vraag of we dromen in zwart-wit of kleur?’ (p. 128)], over dromen van blinden (wie vóór zijn vijfde blind is, droomt nooit in beelden) en over nachtmerries.

    ‘In de eerste levensjaren was de oogzenuw essentieel om de hersenen te “stemmen”, een poëtische metafoor waarmee hij bedoelde dat het brein net als een muziekinstrument “gaat staan” naar de wijze waarop het wordt bespeeld.’ [p. 131]

    Naar aanleiding van het schilderij De Nachtmerrie van Henry Fuseli (1781): ‘Het monster was een “incubus”, Latijn voor “op iets liggen”, oorspronkelijk een van de demonen die de slaper komen belagen, later de aanduiding voor de droom zelf – preciezer, een droom waarin je het gevoel krijgt geen adem meer te kunnen halen omdat iets of iemand je verstikt. De incubus was een mannelijke demon en had het op vrouwen voorzien, mannen konden bezocht worden door een “succubus”, een vrouwelijke demon die onder lag.’ [p. 150]

    ‘Bij alle zestigers en zeventiger komt de periode van jeugd en vroege volwassenheid vaker en scherpper terug in de herinnering…’ [p. 171]

    Het laatste hoofdstuk handelt over erotische dromen. Mannen hebben elke nacht in totaal zo’n twee uur lang een gedeeltelijke of volledige erectie: ‘In de eerste hypothese is de erectie het gevolg, in de tweede de oorzaak van de erotische droom. Het is niet nodig te kiezen tussen deze twee hypothesen. Ze zijn beide onwaar.’ [p. 174]

    De woestijnvader Johannes Cassianus lijfde de erotische droom zonder omhaal in bij de nachtmerrie [p. 177].

    ‘De victoriaanse arts William Acton leidde een campagne tegen de gevaren van zelfbevrediging. Hij geloofde dat ieder mens bij de geboorte een eindige voorraad seksuele energie en sperma meekreeg en dat die door zelfbevrediging voortijdig uitgeput kon raken. Natte dromen waren dus even gezondheidsbedreigend als masturbatie. Zijn waarschuwing had een andere achtergrond dan die van Cassianus, maar was wonderlijk eensluidend: “Als een man zichzelf overdag heeft toegestaan te verwijlen bij libidineuze onderwerpen, zal hij merken dat zijn geest ’s nachts vervuld is van wellustige dromen”.’ [pp. 177-178]

    ‘Dat de ochtenderectie niets met een volle blaas heeft te maken werd ook bevestigd: de laatste rem-periode is de langste en dat is ook het tijdstip waarop de blaas het volst is. Het is wel waar dat de ochtenderectie de stevigste is, een verschijnsel waarvoor de meeste talen hun gemeenzame aanduidingen hebben (“Morgenlatte”, “morning wood”).” [p. 180]

    ‘De droom lijkt zo ongeveer de enige plek waar genitale opwinding niet iets met seks heeft te maken.’ [p. 183]

    ‘Werkelijke eenzaamheid met een fantasie is zeldzaam. Nergens is dat zichtbaarder dan op pornosites, waar men weliswaar niet de eigen fantasie kan bekijken, maar wel clips uit de categorie waarin die thuishoort. (…) Exclusiviteit zit er in dat je over specifieke personen fantaseert, dat je in dat geval over – zeg – seks met moeder en dochter fantaseert heb je met meer mensen gemeen dan alleen professor Osler.’ [p. 184]

    ‘Fantasieën over seks gaan zelden over de eigen partner, in het rijk van de verbeelding is overspel de regel, bij mannen voor 98 procent, bij vrouwen 80 procent. Zowel mannen als vrouwen fantaseren ook tijdens de seks, ook dan meestal over seks met andere partners en hebben daarom liever het licht uit.’ [p. 185]

    ‘In 1974 werd voor het eerst gerapporteerd dat veel vrouwen erover fantaseren met geweld genomen te worden. Die uitkomst is vele malen gerepliceerd. De precieze positie in de top-5 van favoriete fantasieën varieert, maar afwezig zijn “rape fantasies” nooit. Even zeker is dat vrouwen die fantasie nooit werkelijk hopen mee te maken. Het genot van gedwongen seks blijft beperkt tot de verbeelding.’ [p. 185]

    ‘Inhoudsanalyses hebben laten zien dat erotische dromen vergeleken met seksfantasieën een gevarieerder repertoire hebben, in allerlei opzichten. De meeste mensen hebben een lievelingsfantasie of een handvol roulerende fantasieën. Die blijven niet hun hele leven hetzelfde, ze wisselen, onder meer door werkelijke erotische ervaringen. Maar vaak is er een tijd lang een vast script, met dezelfde personen en handelingen. Bij erotische dromen is deze repetitie afwezig. De dromer belandt tussen volslagen onverwachte personen, in onvoorspelbare omstandigheden. In erotische dromen kunnen personen verschijnen waarover de dromer nooit zou willen fantaseren.’ [p. 189]

    ‘Met de luciditeit verschenen ook de remmingen en schuldgevoelens die Van Eeden zo beklemmend heeft beschreven. In erotische dromen kun je het beste niet al te helder van geest zijn.’ [p. 193]

    In het slothoofdstukje luidt het: ‘Vliegdromen en examendromen, naaktdromen en lucide dromen, nachtmerries en erotische dromen, ze worden allemaal op dat ene weefgetouw gesponnen, maar over de vraag waarom nu juist die dromen ontstaan en wat die dromen voor de dromer betekenen moet ook na een halve eeuw van onderzoek nog veel in het midden worden gelaten. In het droomonderzoek – en in De dromenwever – zijn veel hypothesen en theorieën te vinden die een verklaring bieden ten koste van een raadsel elders.’ [p. 196]

    In een interview met Mark Schaevers [Humo, nr. 3820, 19 november 2013, p. 137] zegt Draaisma het volgende over de functie van de remslaap: ‘Een aantrekkelijke theorie is dat die activiteit van een deel van ons brein leidt tot toevallige ontladingen in onze visuele hersenen. Je kunt het je voorstellen als een soort flipperkast waarbij hier eens een herinnering wordt aangetikt, daar een fantasie of een voorstelling. Al die prikkels worden vanuit de hersenstam naar het voorbrein gestuurd, en dat doet wat het overdag ook al doet: het probeert uit die chaos een soort verhaal te maken. En dat verhaal noemen wij een droom. (…) Vandaar ook de geheime aantrekkingskracht van de droom: je geest staat als het ware in de vrijloop, en je bent onvermijdelijk nieuwsgierig naar wat er uit je eigen brein tevoorschijn komt als de censuur is uitgeschakeld.’

    [explicit 31 augustus 2014]

    24-12-2014 om 22:33 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOEK: Matchfixing (Declan Hill) 2013

    MATCHFIXING Voetbal en de georganiseerde misdaad (Declan Hill) 2013

    [Uitgeverij Carrera, Amsterdam, 2013. Origineel Engels: The fix: soccer and organized game, McClelland & Stewart, s.l., 2013 = Hill 2013]

    ‘Ze hebben geen strikte hiërarchie, noch een duidelijke structuur. Er is geen capo of baas die bevelen uitdeelt aan de rest. Het is gewoon een groepje criminelen dat doet wat het doet: soms spannen ze samen, soms rivaliseren ze met elkaar, maar altijd zijn ze op zoek naar een manier om geld te verdienen door een wedstrijd te arrangeren.’ [13]

    ‘Als niet het hele elftal meedoet, helpt dat in feite de corrupte spelers. Als er zes spelers zijn die de wedstrijd opzettelijk verliezen, maar er zijn er vijf die wanhopig proberen te winnen, dan zijn de toeschouwers minder geneigd te denken dat er sprake is van omkoping, laat staan om uit te dokteren welke spelers de schuldigen zijn.’ [40]

    ‘Bijna iedere gokker kan gokken of een bepaalde club wint of verliest, maar een echt handige omkoper wil zo veel mogelijk geld verdienen. Dat kan door in te zetten op weddenschappen met grotere uitkeringen dan alleen het simpele voorspellen welk elftal wint of verliest. Bijvoorbeeld het voorspellen van het totale aantal doelpunten dat in een wedstrijd gescoord wordt, of wanneer de doelpunten vallen.’ [49-50]

    ‘Ik ontdekte dat als spelers corrupt waren er geen significante toename in het aantal strafschoppen was.’ [58] ‘Corrupte scheidsrechters daarentegen gebruiken wel strafschoppen om de uitslag te beïnvloeden.’ [58] ‘Met andere woorden, eigen doelpunten zijn niet een consistente manier om wedstrijden te arrangeren, zoals het uitdelen van strafschoppen dat wel is voor scheidsrechters.’ [59]

    ‘Onderzoek wijst echter uit dat rode kaarten statistisch gezien geen significant middel zijn dat gebruikt wordt door corrupte spelers of oneerlijke scheidsrechters bij het arrangeren van wedstrijden.’ [59] ‘In wedstrijden die gearrangeerd zijn vallen gemiddeld 20 procent meer doelpunten dan in eerlijke wedstrijden.’ [60] ‘Er is een verschil tussen het moment dat een doelpunt valt tijdens gearrangeerde wedstrijden en tijdens normale wedstrijden. In gearrangeerde wedstrijden loopt het aantal doelpunten op gedurende de eerste tien minuten van een wedstrijd en loopt het af gedurende de laatste tien minuten. (…) In de gearrangeerde wedstrijden was de omkoping lang voor de laatste tien minuten geregeld.’ [61]

    ‘De populairste weddenschap is echter de Aziatische Handicap, wat vergelijkbaar is met de Noord-Amerikaanse puntenverdeling, waarbij de favoriet de wedstrijd moet winnen met een bepaald aantal doelpunten. Dus als ik wed dat een heel sterk team wint van een zwakker team met “twee bal”, dan betekent dit dat het sterke team minstens twee doelpunten meer moet maken dan het andere team: als het sterke team verliest, gelijkspeelt of wint met maar één doelpunt verschil, dan wordt dat gezien als verliezen.’ [77]

    ‘Carmelo Bongiorno, voormalig hoofd van de Italiaanse maffia, is in 1994 veroordeeld in verband met de verdwijning van Stéphane Steinier, een Belgische journalist. Hij en zijn bende ontvoerden Steinier, doodden hem, dompelden zijn lichaam in zoutzuur en ontdeden zich toen van het lichaam door het te begraven onder een van de vele gebouwen die Bongiorno liet bouwen in Wallonië.’ [107] ‘Een Belgische keeper die persoonlijk bevriend was met Pietro Allatta verdween op 23 april 1988. Hij is sindsdien nooit meer gezien en niemand weet zeker wat er is gebeurd.’ [107] ‘… Ye Zheyun, een mysterieuze Chinese zakenman die in het najaar van 2004 in België aankwam. (…) Het België waar Ye Zheyun aankwam had al een kleurrijke geschiedenis als het gaat om het omkopen van wedstrijden en de invloed van de georganiseerde misdaad.’ [107-108] Ye Zheyun en Pietro Allatta werkten samen… [110] Senator Jean-Marie Dedecker… ging onderzoeken, kreeg een aantal waarschuwingen, waardoor hij erg voorzichtig werd. [109]

    ‘Deze bron zei verder, en dat mag gezien worden als een profetische waarschuwing voor de Engelse Premier League en voor alle rijke buitenlandse clubeigenaren met een onbekende achtergrond: ‘Ze [de voetbalclubs] verliezen hun verstand als ze geld ruiken. Als Ye Zheyun slim was geweest, had hij gevraagd of hij 1 miljoen euro mocht investeren. Dan had hij algemeen directeur kunnen worden. Hij had controle kunnen hebben over alle clubs als hij het langzaam had opgebouwd. Dan zou hij alles hebben kunnen doen.’ [110]

    BETFAIR = het Britse internetwedkantoor [111].

    ‘Er zijn in feite twee vragen die een mogelijke omkoper zichzelf moet stellen: heb ik principes en heeft mijn divisie principes?’ [133]

    ‘In zijn autobiografie onthult sir Alex Ferguson, de manager van Manchester United, dat zowel hij als de voorzitter van de club, Martin Edwards, bedreigd werd door een Russisch agent toen Ferguson weigerde om hun sterspits Andrei Kanchelskis te verkopen. Men nam de dreigementen erg serieus en verkocht de speler.’ [138-139]

    ‘De eerste uitdaging is beslissen met wie hij de wedstrijd arrangeert. Er zijn drie mogelijke groepen mensen: de scheidsrechters, de tegenstanders en het bestuur van de tegenstanders.’ [142]

    ‘Zonder vertrouwen kunnen mensen die corrupt willen zijn onmogelijk met elkaar samenwerken. Er wordt dus enorm veel energie gestoken in het instandhouden van dit vertrouwen, zodat toekomstige corrupte deals gesloten kunnen blijven worden.’ [144-145]

    ‘Er is het geval van Marc Piron, de agressieve Belgische politierechercheur die midden in een zaak ervanaf werd gehaald.’ [147]

    Rudnikov, journalist in Kaliningrad: ‘Hij publiceerde een serie artikelen waarin werd beweerd dat een aantal politiemensen en officieren van justitie uit de stad een bordeel runde en grote internationale verschepingen van drugs regelde.’ [148]

    Hoe te werk gaan?

    - Verleiding. Scheidsrechters die zich ‘thuis voelen’ in een bar. [155]

    - Andere omkopers proberen een of andere officiële functie binnen de club te bemachtigen. [155]

    - Bij internationale wedstrijden: spelers en prostituees / toegang tot spelers kopen als makelaar. [155]

    ‘Er zijn twee belangrijke strategieën en vreemd genoeg lijken ze allebei sterk op de twee belangrijkste zakenstrategieën die danseressen in Noord-Amerikaanse stripclubs hanteren.’ [156] Gaan voor het snelle geld en snel direct contact OF een nepinintimiteit creëren. [157]

    Spelers én scheidsrechters worden regelmatig betaald met vrouwen. [166]

    De Europese voetbalbonden, de legale gokbedrijven en de politie zouden het spel moeten beschermen. [189]

    Belangrijke voorwaarde voor goede omkopingszaak: de informatie blijft binnenskamers. [191]

    Aziatische omkopers wedden niet via Betfair, andere Europese gokbedrijven of Europese sportloterijen. Zij wedden op de Aziatische gokmarkt. [192]

    ‘Iedere bookmaker waar ook ter wereld die een grote som geld van een omkoper aanneemt, zal snel in de gaten hebben dat er iets niet klopt. Er zijn zelfs bedrijven die gespecialiseerd zijn in het scannen van de gokmarkt om veranderingen als gevolg van omkoping op te sporen.’ [192]

    Dankzij Internet: ‘Nu kan een omkoper met een simpele muisklik geld inzetten bij meerdere bookmakers overal ter wereld, en als ze met een paar elementaire zaken rekening houden, weet niemand hiervan.’ [193]

    ‘Wat nog belangrijker is, is dat als een omkoper de gokmarkt manipuleert dat echt veel moeilijker is in een kleine competitie, zoals in België’ [193]. Op deze wedstrijden wordt namelijk weinig ingezet = lastig om er veel geld mee te verdienen.

    ‘Ik heb aangetoond dat er bij sommige clubs een cultuur bestaat waarin scheidsrechters vrouwen krijgen aangeboden voor een belangrijke wedstrijd. Er is een heel gemakkelijke, simpele manier om deze cultuur direct te laten ophouden: meer vrouwelijke scheidsrechters.’ [204] ‘Wil je dat de spelers ophouden met het aannemen van steekpenningen? Vertel ze dan over hoe hun status zal veranderen zodra de omkopers de “omkoping afdwingen”: van gewaardeerde vriend naar slaaf.’ [204]

    Het interessantste deel van het boek is natuurlijk deel 3: De wereldbeker.

    Zijdelings eerst even dit citaat: ‘De laatste jaren is het taalgebruik in de sociale wetenschap zo gecompliceerd geworden dat de boeken haast onleesbaar zijn. Dat is niet altijd zo geweest. Mijn overgrootvader doceerde de inmiddels vergeten kunst van de retorica aan de universiteit. Ik heb een aantal van zijn geschriften. Hij probeerde te doceren hoe je complexe ideeën op een gemakkelijke manier kunt overbrengen. De meeste academische geschriften van nu zijn precies het tegenovergestelde. Ze brengen zeer eenvoudige ideeën op de meest complexe manier. In de jaren dertig, toen mijn overgrootvader met pensioen ging, kon een persoon met een laag opleidingsniveau maar een grote honger naar kennis nog steeds bijna elke universitaire publicatie lezen. Zo iemand zou misschien niet ieder detail begrijpen, maar zou in elk geval wel de algemene teneur kunnen vatten. Dat is niet meer zo. Ik daag lezers uit om een artikel uit de sociologie, psychologie of taalkunde te nemen en te proberen zelfs maar de inleiding te begrijpen, terwijl de auteur maar doorgaat over postmodernisme of Foucault of structuralisme’ [p. 210].

    In dit derde deel wordt gesuggereerd dat de finale van het WK 1998 in Frankrijk (Frankrijk-Brazilië) gefixt was (Frankrijk won), net als de wedstrijd Tunesië-Portugal op de Olympische Spelen van 1996 en de wedstrijden Italië-Ghana (2-0), Brazilië-Ghana en Oekraïne-Italië tijdens het WK 2006 in Duitsland. Vooral Ghana, met in de eerste plaats de ex-voetballer en toen (in 2006) hulptrainer Abukari Damba, komt heel slecht uit Hills onderzoek. Hij suggereert ook heel sterk dat de FIFA (geleid door Sepp Blatter) niet echt gemotiveerd is om iets aan die corruptie te doen. En hij eindigt met een bijna sentimentele, maar desondanks toch knap en slim geschreven epiloog, waarin hij betoogt dat (zuiver) voetbal een middel kan zijn om kansarmen in Derde Wereld-landen zoals Ghana aan een beter leven te helpen.

    Er vallen op Hills boek allerlei dingen aan te merken. Hij presenteert hier een heleboel vermoedens, maar het ontbreekt aan keiharde bewijzen. Hij gebruikt iets te vaak formuleringen als ‘voor zover ik kan inschatten is het waar’ [p. 211], ‘ik beweer niet te weten of de wedstrijden ook echt waren gearrangeerd’ [p. 233]. Bovendien maakt zijn tekst helaas op sommige momenten een slechte indruk doordat hij er te veel een thriller van maakt als hij weer eens persoonlijk in contact komt met (gevaarlijke) omkopers. Hij zet zichzelf meer dan goed is voor de objectiviteit van zijn onderzoek in de picture, en bezondigt zich aan pocherig geblaas. Af en toe lijkt het wel of je een filmscenario leest in plaats van een ernstige onderzoeksdocumentaire. En ten derde is er regelmatig sprake van een bijzonder rommelige vertelstructuur, waarbij het van de hak op de tak springen en het goochelen met (vaak wollige) gegevens alleen maar verwarrend werken op de lezer.

    Het neemt niet weg dat Hill ongetwijfeld grotendeels gelijk heeft, wanneer hij op pagina 303 samenvattend besluit: ‘We hebben het [namelijk omkoperij en wedstrijdvervalsing] gezien in Azië. De geloofwaardigheid van complete competities is volledig ingestort door de corruptie. We hebben gezien dat sommige competities in Europa geplaagd worden door stelselmatige corruptie. We hebben gezien dat wedstrijden in Europese toernooien worden omgekocht. We hebben gezien dat omkopers spelers benaderen tijdens de grootste voetbaltoernooien ter wereld’. Hij overdrijft echter een klein beetje: behalve in het geval van die WK-finale in 1998, gaat het nooit over de grote en belangrijke wedstrijden, in de regel zijn het matchen in de marge waarmee gefoefeld wordt. Dat er echter wel degelijk corruptie in het professionele voetbal aanwezig is, staat vast. Men denke slechts aan wat de afgelopen jaren in het nieuws is gekomen (in Italië bijvoorbeeld, en in België de zaak Ye Zheyun). Wat we overigens heel merkwaardig vinden: dat er aan dit boek van Declan Hill zo weinig aandacht is besteed in de media.

    [explicit 17 juli 2014]

    24-12-2014 om 00:00 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/11-29/11 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 28/10-03/11 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 14/08-20/08 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs