In 1864 werd een nieuwe school opgericht in de
Hoogstraat. Meester Lauwers gaf er les aan 107 jongens en zijn echtgenote
verzorgde het onderricht van 110 meisjes. Elk hadden ze een eigen klaslokaal en
daarnaast waren in het gebouw ook 2 woonvertrekken voor het onderwijzersgezin.
Met de eeuwwisseling veranderde de wereld van aangezicht.
Ook in Wolvertem kochten de landbouwers machines zodat er steeds meer tijd
vrijkwam voor het onderwijs van hun kinderen. En net toen in 1914 de wereld
zich in een oorlog stortte had men bij ons de leerplicht ingevoerd. Het zou tot
na de oorlog duren eer er wat van het verplichte schoolgaan terecht kwam.
Wanneer in 1964 het schoolgebouw in stilte zijn 100ste
verjaardag viert is de nood aan nieuwe lokalen al zeer groot. En in de jaren
70 zal het er niet op verbeteren. In 1976 worden 3 tot dan afzonderlijke
scholen : Wolvertem, Rossem en Imde, samengevoegd. Tijdens het volgende
schooljaar wil men de schoolin een
gebouw, aan de Hoogstraat, onderbrengen. Maar het schooltje blijkt hopeloos te
klein.
In 1979 wordt een eerste ontwerp opgestart voor de bouw
van een nieuwe school. Na de wisseling van het bestuur in 1983 wordt het
dossier nogmaals onderzocht en er zal een nieuw ontwerp gemaakt worden. Op 21
april 1986 wordt de oude school afgebroken en kan de bouw van de nieuwe
aanvangen. Begin januari 1989
wordt de nieuwe school in gebruik genomen.
Het aantal kleuters en leerlingen steeg gestadig en al
snel barstte de nieuwe school uit haar voegen. Gelukkig kwam de garage Sergoyne
gelegen tussen de Fusieschoolen het
gebouw van de vroegere rijkswacht te koop. De gemeente nam toen de beslissing
om dit gebouwaan te kopen.Verschillende klassen vonden daarin een
onderkomen.Doch de veiligheidsinspectie
der gebouwen benadrukte dat dit gebouw niet aan de gestelde normen voldeed. De
inrichtende macht besloot om een dossier op te starten voor de bouw van een
nieuwe kleuterschool en een nieuwe vleugel voor de lagere school. De kleuters
zouden vanaf 1 september 1996 ondergebracht worden in de pas aangekochte
gebouwen van de vroegere Sancta Mariaschool.Ondertussen werd het dossier ingediendvoor het bekomen van een lening met staatswaarborg. De goedkeuring van
de overheid kwam er in 2002.Op dat
ogenblik telt de school 401 leerlingen. Op 18 september 2003 kan men overgaan
tot de eerste steenlegging. Na de herfstvakantie in 2004 kunnen de klassen van
de lagere school reeds in gebruik genomen worden. Tijdens de maanden november
en december wordt er druk verhuisd van de Stationsstraat naar de Hoogstraat
zodat op maandag 20 december de kleuters reeds hun intrek kunnen nemen in de
nieuwbouw.Ze komen terecht in een
moderne instelling met zin voor traditie, met oog voor de verwezenlijkingen van
deze tijd en met een geschiedenis. Een nieuwe fase in de Fusieschool wordt
ingeleid.
En nu in 2014 vieren we het 150-jarig bestaan van de Gemeentelijke
Fusieschool.
Davidsfonds Wolvertem Op 9.1.1927 startte de afdeling Meise en
Wolvertem samen.Alfons Verellen was de
eerste voorzitter. Later : dokter Van
den Bruel en Frans Tettelin.
Sedert 1947 was de afdeling zelfstandig. In februari 1982 vierde men 55 jaar Davidsfonds en werd het Guldensporencomité opgericht.
Gesticht te Wolvertem op 25 april
1836, onder de bescherming van de Prins van Turn en Taxis, Baron Van der Linden
dHoogvorst die burgemeester was van Wolvertem en Meise. Bij elke geboorte
hoort een steekkaart. De eerste
burgemeester was burgemeester J.B. Van Humbeeck. De
eerste instrumenten werden geschonken door Messire Pangaert d Opdorp. De eerste muziekmeester was meester Ebbelinck uit
Vilvoorde. Er kwam een eerste toelage van 150 frank van het provinciebestuur en
men startte met 21 uitvoerende leden en 10 ere-leden.
In 1841 beschikte men over 3
trombonen, 2 hoorns, 3 trompetten, 2 sleuteltrompetten, 2 klephoorns en een
grote trom. De fanfare trad
voor het eerst op bij een bijzondere gelegenheid in het dorp namelijk de
inhuldiging van de nieuwe gemeenteschool aan de Hoogstraat. Hun fluwelen
vaandel kregen ze van de burgemeester in 1873. Een nieuw reglement bepaalde dat
bij gebeurlijke ontbinding van de fanfare alle instrumenten dienden binnengebracht
op het gemeentehuis om later bij een heroprichting van de fanfare, te worden
gebruikt. De voorzitters volgden
elkaar op met steeds weer nieuwe moed en begeestering. De
bekendste muziekmeester en dirigent was toch meester Louis Meeus uit
Londerzeel. Hij werd vooral geprezen voor zijn processiemarsen. Ontelbare keren heeft de fanfare
deelgenomen aan muziekwedstrijden, stapwedstrijden, festivals met meerdere
behaalde eerste prijzen, medailles, bekers en diplomas. Het Ceciliafeest heeft
telkens plaats de eerste zondag na Driekoningen. Ter dier gelegenheid verzorgt
de fanfare de zondagsmis en nemen de muzikanten plaats vooraan in de kerk.
Op 11 november wordt na de mis hulde gebracht aan onze gesneuvelden bij het
monument aan het gemeentehuis. Volgens een beurtrol spelen de drie fanfares
danhet Vaderlands lied ende Hymne van de Vlaamse Gemeenschap. Van jaar tot jaar wordt het moeilijker
om nog jonge mensen te bewegen lid te worden van de fanfare. Noodgedwongen ging
het bestuur dan steun zoeken bij bevriende fanfares uit de omtrek. Deze hulp
vonden ze bij de Koninklijke fanfare De Vrede uit Bollebeek. Het strekt onze gemeentebesturen tot
eer dat ze sinds het ontstaan van de fanfares telkenjare een aanzienlijke
geldelijke toelage toekenden. Ondertussen wordt er geroeid met de
riemen die men heeft en hebben twee jongere mensen, Frans Cornet als
voorzitter en Staf Heyvaert als dirigent, hun schouders gezet onder
hetmonument de Koninklijke fanfareSint-Cecilia.
De Vrije Vrienden werden opgericht in het jaar
1925.
Zoals in vele gemeenten in die tijd was dat het gevolg van politieke tweestrijd
of concurrentie tussen brouwers.In deze
tijd was het vermaak tussen jongelui beperkt en was het niet moeilijk om
interesse op te wekken bij de jeugd om muziek te beoefenen, alle weken
repetitie bij te wonen en maandelijks een uitstap.Dat betekende ontspanning om aan de
dagelijkse sleur te ontkomen.
In de vooroorlogse en naoorlogse periode bestonden de meeste optredens uit
jubileumconcerten bij maatschappijen in de omliggende gemeentes.Getuigen
daarvan zijn de medailles die aan de kroon van het vaandel hingen.
Na de oorlog werd overgeschakeld naar braderijen en carnavalstoeten en nog
later door het stijgen van het niveau van de uitvoeringen, door samenwerking
met de fanfare LUnion uit Londerzeel.Zo kwamen er concerten in eigen gemeente.Het gevolg daarvan was dat werd opgeklommen
van 4de afdeling naar 1ste afdeling op provinciale
tornooien.Dit was een hoogtepunt in de
geschiedenisvan de vereniging, alsook
de overwinning tot laureaat van de 1ste afdeling in het tornooi van
de stad Brussel, ter gelegenheid van het millenium en een optreden op de Grote
Markt er bovenop, plus een medaille.
De voorzitters waren Van Campenhout Emiel, De Cock Pol, Van Buggenhout G.,
Wermoes (de viezen), Wed. Wermoes - De Cock, De Saeger G.
De dirigenten Nicolas , De Baerdemaeker, Van Regenmoortel, Moens, Ivens, Van
Hoorick Jef Van den Brande
We zagen hem elke vrijdag zijn rondgang doen in het
O.C.M.W.-rusthuis met de communie voor de rusthuisbewoners.Tot zijn dood bleef hij zich inzetten in het
rusthuis.
Geboren in Hekelgem op 12 december 1917.
Priester gewijd in Mechelen door kardinaal Ernest van Roey op 24 juli 1943.
Onderpastoor in Peulis van 24 september 1943 tot 20 februari 1946.
Onderpastoor in Opwijk van 20 februari 1946 tot 11 augustus 1963.
Pastoor in Sint-Vincentius Buizingen van 11 augustus 1963 tot 4 oktober 1975.
Pastoor in Sint-Laurentius Wolvertem van 4 oktober 1975 tot 31 mei 1990.
Aalmoezenier in het Rusthuis Van Hoorick van 31 mei 1990 tot 1 augustus 2012.
In het rusthuis nam hij het initiatief tot het
oprichten ven verzorgen van de rusthuiskrant.Op zijn doodsbrief lezen we van hem : Het ouderpaar Benedikt De Witte
+1929 en Jeanette+1969 nodigden vanuit
het hiernamaals, hun zoon Theo uit, met hen te rusten in de vrede van
God.Een aantal gebeden in zijn
uitvaart werden door hem zelf geschreven.
De bijdrage over de mouttoren in de Stationsstraat
in Wolvertem lokte volgend reacties uit :
Mijn eerste indruk voor de mouttoren op zich is inderdaad zoals
geformuleerd. Maar laat ons realistisch zijn. De afbraak werd
beslist volgens de gangbare procedures. De schepen heeft gelijk : er
waren geen bezwaren toen. Vanaf de zijlijn achteraf, is de verkeerde
tactiek .... maar dat is politiek. Dus niet voor mij.
Wij moeten er nu over waken dat de mouttoren maximaal tot zijn
recht komt. Enkele huizen verder staat het huis Durant, met Art Deco
veranda!
Minimum minimorum geldt voor mij de kaart van de Dorpsraad van weleer
(Wim Pas e.a.). Dat is een goed uitgangspunt. Wat daar op staat,
daar blijft men af en is enkel voor kwaliteitsverbetering vatbaar!!!
En de rest ? De lijst op excel bestaat. Maar waar blijven
onze criteria ? Waar is onze evaluatie ?
Voor de Stationsstraat wil ik er wel aan toevoegen dat wij ons ook de
vraag moe(s)ten stellen of twee brouwerijen in dezelfde straat beschermd
moe(s)ten worden. Daar zitten we in ev. criteria.
In Wolvertem blijven we in de sfeer van
de ontlasting.De inwoners van
Grimbergen en Humbeek bedachten hun met de bijnaam strontstrijkers (1).Ze
staan hiermee niet alleen, want ook die van Hoboken en Viane kregen dezelfde
bijnaam.Dit algemeen Nederlands woord
stond in de oude Van Daele met de uitleg erbij.In oude encyclopedieën staat de beschrijving ook en in het boek van De
Raadt staat het eveneens.De verklaring
hier luidt als volgt : een groep jongeren vond het prettig de opkomende autos
met een groepje af te leiden en ondertussen smeerden de anderen de wagens in
met uitwerpselen.Bij navraag bij
autochtone Wolvertemnaars stelde ik een selectief geheugenverlies vast.Ze weten het niet of ze willen het niet
weten.Er is echter niets om zich over
te schamen.Uiteindelijk vond ik er een
die de bijnaam strontrapers (4)
noemde.Deze zou voortkomen uit mensen
die beroepshalve de paardenvijgen op de straten inzamelden en gebruikten op de
velden of ze verkochten.Maar de zegsman
kwam daar later op terug en keerde terug naar de eerste versie.En die zou volgens de zegsman toegedicht zijn
door de Brusselaars.De boeren gingen
vroeger met paard en kar hun vruchten verkopen op de markt in Brussel.Bij hun terugkeer brachten ze mest mee uit de
hoofdstad.Dat was zeer gegeerd als
bruin goud voor de landbouw.Toen waren
er nog geen riolen in de stad en de mensen kiepten s morgens de nachtemmer
leeg in de beerkar die voorbijkwam.Deze
opruimers maakten er dan ook een handeltje van bij de boeren uit de rand.
Een andere bron geeft ook profijtelijken (3), want de oude Wolvertemnaars waren zeer
terughoudend in het spreken en doen. (volgens H. Van Dievoet)
Jef De Cuyper
Bronnen :
(1) Les sobriquets des communes belges (blason populaire)
van J.Th.De Raadt uitgegeven door Constant Baune 50, Grétrystraat in Brussel in
1903
(2) Brabantsch Sagenboek, De Cock en Teirlinck
(3) Eigen schoon en de Brabander, nov. 1927 Xde
jaargang pag. 178
In Wolvertem :
1. St.-Cecilia : van 1836 en gesteund door Turn en Tassis (Geschiedenis in een
klein blauw boekje van Jacques t Kint van 1 november 1949)
2. De vrije vrienden
Eigen Schoon en de Brabander : 1992/ 4-6/kaft : tekening kerk en gemeentehuis Wolvertem
1992/10-12/kaft : tekening Capelle in de Bosch Wolvertem 1733
2004/2/299 Oude Brabantse geslachten Cleijmans
2004/3/327 Toponomy van Wolvertem I
2004/4/542 Toponomy van Wolvertem II
2005/1/28 Toponomy van Wolvertem III
2005/2/232 Toponomy van Wolvertem IV
2005/3/312 Toponomy van Wolvertem V
2006/1/24 Toponomy van Wolvertem VI
2006/2/268 Toponomy van Wolvertem VII
2008/ 91/2/332 Toponomie van Wolvertem
VIII (Gillisjans Marc)
2006/3/398 Toponomy van Wolvertem
Gillisjans (addenda)
2007/1/131 Het leen en het hof van Slozen
1961/5-7/177 Hermanus De Munck, pastoor van Wolvertem
1963/11-12/467 Het hof en het klooster in Nieuwenrode in de 12de en
13de eeuw onder Wolvertem
en Meise
5 Godshuis Wolvertem In bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n
vinden wij :
Godshuis, eertijds pastorij, afhankelijk van de abdij van Dielegem in Jette is momenteel het adminstratiegebouw
van het OCMW, het rusthuis en De Spil van Meise. Het bevindt zich in de Godshuisstraat. Uit twee duidelijk herkenbare delen bestaand geheel, het ene daterend van
1660 en het andere, dat tegen de achtergevel van het eerste aanleunt, van 1773,
doch gerestaureerd zoals een gevelsteen aantoont Me A° 1903 PRSTNUM/IN STATum
RSTUIT/J.SMITS PAST..Het oudste gedeelte
(fig.394) een tweede verd. Verhoogd dubbelhuis in traditionele bak- en
zandsteenstijl boven de ingangsdeur gedateerd 1660; sommige der zandstenen delen
zijn in voorrestauraties veelvuldig
gebruikte Franse kalksteen.Leien
zadeldak gevat tussen twee trapgevels (acht tr.) en voorzien van een Vlaams
venster met trapgeveltje.Hoge met
profiel afgezette onderbouw van zandsteen.In de voorgevel, kruisvensters met uitspringend middenkalf en een in het
kordon opgenomen wigvormig ontlastingssysteem.Rechth. Deur voorzien van een bovenlicht met tussenstijl.Tweede gebouw erachter afgedekt met schilddak
(leien) met dakkapellen en in twee gevelstenen aan weerszijde van de deur
gedateerd 1773 : IOES BAPTA/VAN DEN DALE/ PRELAET VAN/ DILIGEM 17733 en
CLEMENS STOEFS/PASTOOR/TOT WOLVERTEM /1773.Baksteenbouw op een zandstenen plint.Rechth. Vensters met onderdorpelsvan arduin doch lateien en posten van
gesinterde baksteentjes, verrijkt met hoekstenen van natuursteen.Slanke rondboogdeur ingeschreven in een vlakke
arduinen omlijsting met weinig uitspringende imposten en sleutel, en bekroond
met een druiplijst.In het verlengde,
moderne bijgebouwen.
Rentenierster Anne Marie Van Hoorick was de stichtster van het hedendaagse
rusthuis.Zij stierf op 9 mei 1908 in Brussel
en stelde de toenmalige gemeente Wolvertem aan als erfgenaam.De voorwaarde was echter dat ze een godshuis
moest oprichten waar wezen, ouderlingen en gehandicapten die in armoede leefden
moesten terecht kunnen.Er werd een
bureel der godshuizen opgericht, voorgezeten door de pastoor Finoulst.Pas in 1929 werd het geld gebruikt om een
godshuis op te richten.In 1925 was het
bureel gefusioneerd met de Commissie van Openbare Onderstand.Zij namen de pastorij over in ruil voor de
bouw van een nieuwe pastorij in de Oppemstraat.Het tehuis breidde snel uit en in 1947 verscheen de achterbouw.In 1950 werd een modern gedeelte aan de oude
pastorij aangebouwd.Het was pastoor
Corluy die het initiatief nam.
Het rusthuis werd geleid door de dochters van Maria uit Willebroek.Die leidden eveneens het internaat Kindje
Jezus, Sancta Maria school en de kinderkribbe.De eerste overste werd zuster Leopoldine Staels (1885 1969).Een maal per week kwam een pater uit
Grimbergen de mis lezen.Later kreeg het
rusthuis zijn eerste aalmoezenier Rombouts.Hij kon vanaf 1950 de mis opdragen voor de bewoners en de zusters in de
nieuwe kapel.Nu nog wordt deze functie
waargenomen door ou-pastoor Theo De Witte, ondertussen helaas overleden.
Vanaf 1970 werd het rusthuis bemand met leken.In 1976 werd de COO vervangen door het OCMW, door de fuzie het OCMW van
Meise.
Het nieuwe rusthuis telt 64 bedden voor permanente opvang en 4 voor tijdelijke
opvang.
Ter gelegenheid van
de opening van het nieuwe rusthuis blikken we terug op het rijke verleden van
deze instelling, gelegen in de oude pastorij van Wolvertem. Samen maken we een
reis doorheen de tijd in vier afleveringen. Het rusthuis van Wolvertem, een huis met een ver verleden: Op 9 mei 1908 stierf te Brussel een oude
dame, mejuffrouw Anne Marie Van Horick, op 68-jarige leeftijd. Zij woonde in de
Camuselstraat nr. 55, niet ver van de Dansaertstraat. Deze rentenierster was de
stichtster van het hedendaagse rusthuis.
In haar testament, dat zij vier jaar voor haar dood liet opmaken, stelde ze de
gemeente Wolvertem aan als erfgenaam. Hieraan was echter wel de voorwaarde
verbonden dat de gemeente met dit geld een godshuis moest oprichten voor wezen,
ouderlingen en gehandicapten die in armoede leefden.
Mejuffrouw Van Horick was de dochter van Denis Van Horick, schrijnwerker te
Brussel, en Marie-Josephe Vastenhaeckel. Haar kinderjaren bracht ze door in het
ouderlijke huis op de Kiekenmarkt, dicht bij de Grote Markt van Brussel. Ze
werd geboren op 1 november 1839, 9 jaar na de Belgische onafhankelijkheid. Dit
kind van de jonge Belgische staat maakte de opbouw van de nieuwe natie mee.
België behoorde toen tot de top van de industrielanden. Alleen Engeland ging ons
land vooraf. Stoom, kolen en staal maakten België wereldberoemd. Deze industrie
en de daarmee gepaard gaande welvaart, was echter grotendeels gevestigd in het
zuidelijke landsgedeelte, Wallonië.
In Vlaanderen was de tijd blijven stilstaan. Zoals vanouds bewerkten de Vlaamse
boeren hun land. Zij bewerkten een klein stukje land, dat ze meestal tegen een
hoge prijs van grote grondbezitters, zoals de adel en de burgerij pachtten. Dit
kwam door de bevolkingsstijging die plaatsvond vanaf de achttiende eeuw. Doordat
hun grond klein was en de pachtprijs hoog konden de boeren nauwelijks leven van
hun noeste arbeid. Armoe was alom troef.
Deze situatie troffen we ook in Wolvertem aan. Het grootste deel van de
bevolking was werkzaam in kleine landbouwbedrijfjes, tussen de 51 aren en 2
hectaren groot, waarvan de helft gepacht werd van de plaatselijke
grootgrondbezitters. Deze waren vooral afkomstig uit het Brusselse: de
Pangaerts, eigenaars van het kasteel van Imde, de Schaarbeekse familie tKint,
die op het Impdenhof woonden, de familie Triest, woonachtig op het domein
Leefdaal en de familie de Bassompierre, die te Nerom over een landhuis
beschikten.
Een ruim aandeel van de inwoners van Wolvertem leefden juist boven de
armoedegrens of vielen eronder. De gemeente probeerde de noden te lenigen, o.a.
door tewerkstelling in de aanleg van wegen, maar dit volstond niet.
De gift van juffrouw Anne-Marie Nathalie Van Horick was dus welgekomen. Ze kwam
echter niet uit de lucht vallen. Juffrouw Van Horick was ooit verzorgd samen met
haar nicht, de eveneens ongehuwde juffrouw Vastenhaeckel bij de Zwarte Zusters
van Dendermonde door zuster Margareta. Deze had vroeger ook de pastoor van
Wolvertem, Jaak Smits, verzorgd. De pastoor had haar verteld over de grote
armoede in zijn parochie. Zuster Margareta speelde deze informatie door aan de
nichten Vastenhaeckel-Van Horick. Wanneer juffrouw Van Horick haar testament in
1904 laat opmaken, laat ze het grootste deel van haar goederen na aan de
gemeente Wolvertem. Met dit geld moest een tehuis voor behoeftige wezen,
gehandicapten en ouderen opgericht worden.
Bij haar overlijden kreeg onze arme gemeente een belangrijk steuntje in de rug.
Het geld van de erfenis van juffrouw Van Horick werd gebruikt om de pastorij
van Wolvertem aan te kopen en hier in overeenstemming met haar wil een tehuis
in op te richten.
1. De pastorij van Wolvertem:
Voor het oprichten
van het tehuis ging de voorkeur uit naar een historische locatie, de pastorij
van Wolvertem. Dit gebouw had historische wortels die teruggingen tot de 17e
eeuw.
De pastorij van Wolvertem werd in 1662 gebouwd in vlaamse renaissancestijl door
de abdij van Dielegem, die verantwoordelijk was voor de zielezorg in onze
parochie. Het gebouw bestond uit twee verdiepingen. Onderaan werd een sokkel in
witte zandsteen aangebracht. Hierop kwamen de muren in rode baksteen. De
pastorij werd vergroot in 1773 met de aanbouw van een nieuwe stuk achteraan.
Dit gebeurde door abt Van Den Daele van Dielegem op vraag van de toenmalige pastoor,
Clemens Stoefs. Deze Brusselaar had talloze klachten over zijn verblijf te
Wolvertem en wist de abt uiteindelijk te overreden om de pastorij te vergroten.
Dit valt nu nog te zien in het gebouw. Het eerste gedeelte, met de ingang, is
vooraan gelegen en is hoger dan het tweede stuk. Het tweede stuk is achteraan
gelegen en heeft een lager dak dan het eerste.
In één van de kamers van het nieuwe gedeelte werden prachtige schilderijen
aangebracht. Deze toonden landelijke taferelen, op één ervan werd zelfs de
pastorij op de achtergrond afgebeeld. Wanneer in de jaren 70 het rusthuis werd
gemoderniseerd, zijn de schilderijen in een erbarmelijke staat. Helaas ging er
bij de restauratie een gedeelte van de doeken verloren of werden ze in stukken
gesneden om er kleinere schilderijtjes van te maken.
De pastorij was oorspronkelijk gelegen in het centrum van Wolvertem. Over de
juiste plaats zijn wij niet ingelicht. De beeldenstorm en de oorlogen uit de 16e
eeuw zorgden ervoor dat de kerk, het kerkhof en het huis van de pastoor
gedeeltelijk vernield werden. Dit veranderde in 1660, wanneer de pastoor
verhuisde naar zijn nieuwe pastorij, het huidige rusthuis.
De nieuwe pastorij was verder van het centrum gelegen. Misschien om te
ontsnappen aan de plunderende legerbendes ? Ze bevond zich aan de kleine Dries.
De ingang bevond zich niet zoals nu aan de Godshuisstraat, maar wel langs de
rechterkant van het huidige rusthuis, waar nu de Van Horickweg gelegen is. Hier
stroomde de Molenbeek. De pastorij was via een ophaalbrug te bereiken die over
de Molenbeek viel. Op oude postkaarten is te zien dat de pastorij afgesloten
was met een hek.
Wie langs de rechterkant de haag volgt, zal er nog steeds een opening van de
oude ingang aantreffen. Vanuit de opening vertrekt een padje dat vroeger naar
de pastorij leidde.
Hoe werd de oude pastorij nu een rusthuis?
In 1908 ontving de gemeente uit de nalatenschap van juffrouw Van Horick 195.000
fr.Hiermee kon de gemeente een tehuis
bouwen voor arme wezen, gehandicapten en ouderen. Er werd een Bureel der
Godshuizen in het leven geroepen om dit project te realiseren. Het zal 17 jaar
duren voor het bureel een geschikte locatie vindt.
Na onderhandelingen met de gemeente neemt de Commissie van Openbare Onderstand,
de opvolger van het Bureel der Godshuizen, de pastorij over in ruil voor de
bouw van een nieuwe pastorij in de Oppemstraat.
In 1929 ging het tehuis open. Het zou vooral ouderen opvangen en zo was het
rusthuis, in de volksmond gekend als het godshuis, geboren. Het beheer werd
door de COO toevertrouwd aan de zusters Dochters van Maria uit Willebroek.
Hiermee werd een lange traditie van christelijke naastenliefde verder gezet.
Deze ging in Wolvertem terug tot in de duistere Middeleeuwen.
2. Armenzorg: van tafel van de
Heilige Geest tot het Bureel van Weldadigheid:
Armoede is zo oud
als de mensheid zelf. In het oude Rome gaf een rijke burger s morgens aan zijn
cliënten hun brood. De cliënten waren armen die zich aansloten bij een rijke
patriciër om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. In ruil hiervoor
steunden zij hun patroon bij verkiezingen en vergezelden zij hun op straat. De
Tafel van de H. Geest:
De eerste sporen van liefdadigheid te Wolvertem treffen we aan in de
Middeleeuwen. In de Middeleeuwen konden de armen bij de Tafel van de
H. Geest terecht. Zij probeerden de ergste noden van de armen te lenigen door
hun geld te geven of goederen (brood, hout enz.) waarmee zij in hun
levensonderhoud konden voorzien.
De Tafels van de H. Geest werden opgericht in de 13e eeuw. Daarvoor was de
pastoor alleen verantwoordelijk voor de bedelingen aan de armen. Het was een
lekeninstelling waarin de parochianen de zorg voor de minderbedeelden op zich
namen. Zij benoemden iemand uit hun midden om de Tafel te beheren. Hij droeg de
titel van armenmeester.
De Tafel van de H. Geest werd beheerd door één van de parochianen, aangesteld
door zijn medebroeders. Aanvankelijk had de pastoor hierin een sterke inspraak.
Geleidelijk aan verwierf de heer van Wolvertem hierin steeds meer zeggenschap.
In de 17e eeuw koos hij de armenmeester uit een lijst met
kandidaten. De pastoor bleef zich echter bemoeien met de benoeming, tot
ergernis van de heer.
Na zijn aanstelling moest de armenmeester een eed van trouw afleggen voor de
schepenbank, het orgaan dat Wolvertem tijdens het Ancien Regime (periode vóór
de Franse Revolutie, 1789) bestuurde in opdracht van de heer. De armenmeester
werd aangesteld voor de periode van één jaar. De benoeming vond plaats in het
begin van het jaar. Als de armenmeester overleed tijdens zijn ambtstermijn werd
hij onmiddellijk vervangen.
De armenmeesters hadden zeker geen ceremoniële functie. Aan het ambt waren
zware verplichtingen verbonden. Bovendien gebeurde dit op kosteloze basis.
Hij moest vooreerst instaan voor de bedelingen aan de armen. Deze gebeurden in
geld en in nature: brood, vlees, hout en kleren. Daarnaast was hij
verantwoordelijk voor het plaatsen van weeskinderen en ouden van dagen bij
gezinnen. Bovendien zorgde hij ervoor dat zieke armen verpleegd werden. Op het
einde van hun arm leven konden de behoeftigen ook rekenen op een begrafenis die
door de Tafel van de H. Geest werd betaald.
Wolvertem was onder het Ancien Regime een arm dorp. Dit valt af te leiden uit
de zogenaamde haardentellingen. Hierbij werden de haarden (huizen) geteld om
na te gaan wie rijk genoeg was om belastingen te betalen. In 1437 zijn er te
Wolvertem 51 huizen van armen op een totaal van 141. In een huis woonden
minimum twee volwassen personen. Dit levert een bevolking van 282 mensen op.
Hiervan waren er 102 hulpbehoevend of 60 % . Dit mogen wij een groot cijfer
noemen. Voor het hertogdom Brabant was het gemiddelde immers 25 %. Wolvertem
had ook meer armen dan de andere dorpen van de meierij van Merchtem, het
district waartoe Wolvertem samen met Londerzeel, Merchtem en Grimbergen
behoorde.
Tegen het einde van het Ancien Regime is hierin verbetering gekomen, maar ¼ van
de bevolking bleef arm en behoeftig. Dit blijkt uit de volkstelling van 1754.
De oorzaken voor deze armoede waren niet ver te zoeken. Vooreerst waren er de
oorlogen. Brabant was bijvoorbeeld verschillende malen in oorlog met het
aangrenzende graafschap Vlaanderen. Daarnaast schuimden roofridders het
platteland af.
De zware slag kwam er echter na de regering van Karel V. Door godsdienstige
problemen tussen katholieken en protestanten verzeilden onze gewesten in een
burgeroorlog. De grote machten kwamen hun geschillen uitvechten op ons
grondgebied. Wij werden het slagveld van Europa. Aan deze situatie kwam pas een
einde in de achttiende eeuw onder keizerin Maria-Theresia.
Een tweede oorzaak was de sterke bevolkingstoename in de 13e eeuw. In het
Ancien Regime was de grond in handen van edellieden en kerkelijke instellingen.
In Wolvertem was de baron van Imde, heer van Wolvertem, een belangrijke
grondbezitter, samen met de abdijen van Dielegem (Jette), Groot-Bijgaarden en
Grimbergen.
Het grootste deel van de grond waarop de inwoners van Wolvertem werkten was
eigendom van de grootgrondbezitters. Ze mochten de grond bewerken in ruil voor
een jaarlijks te betalen pachtsom.
Deze gronden volstonden niet om de vele monden te voedden. De gronden waren ook
erg versnipperd. Er was dus te weinig grond voor teveel mensen. De boeren
probeerden als dagloner of wever iets bij te verdienen, maar de lonen lagen
niet hoog.
Bovendien was er geen werk voor iedereen. Brabant kampte in deze duistere
tijden met een hoge werkloosheid, zowel in de steden als op het platteland.
De armen waren over heel Wolvertem verspreid. Ze konden echter alleen een
beroep doen op de Tafel van de H. Geest als ze tot de eigen parochie behoorden.
Dit was niet altijd gemakkelijk. De armenmeesters moesten zich behelpen met de
geboorteregisters van de kerk. De burgerlijke stand zal pas in de Franse tijd
worden ingevoerd.
De armen waren weduwen, wezen, gehandicapten, ouden van dagen die niet meer in
hun levensonderhoud konden voorzien, en kleine ambachtslui die met hun ambacht
slechts gedeeltelijk hun brood konden verdienen (schoenmakers, gordelmakers, )
Eenmaal is zelfs de plaatselijke geneesheer, heelmeester Gimijn, behoeftig.
De Tafel van de H. Geest kon slechts de ergste noden lenigen. Daarnaast was er
ook particuliere liefdadigheid, maar hierover bestaan geen cijfers. Er werd
bovendien niets aan de oorzaken van de armoede gedaan. Het betrof hier
aalmoezen waar de armen juist van konden overleven.
De armenmeesters haalden de inkomsten voor de armenzorg uit het patrimonium van
de Tafel van de H. Geest die verschillende gronden te Wolvertem en een hoeve in
eigendom hadden. Deze gronden werden verpacht. Daarnaast kon de Tafel rekenen
op giften van de parochianen en renten die vastgezet werden op gronden. Het
patrimonium van de H. Geest was voor het grootste deel afkomstig uit
schenkingen en erfenissen.
De armenmeester moest van het beheer van de inkomsten rekenschap afleggen bij
de pastoor. Deze laatste wist ook wie geholpen moest worden, gezien het nauwe
contact met zijn kudde. Er vielen echter steeds mensen uit de boot. De Tafel
van de H. Geest had nooit voldoende inkomsten om alle armen te helpen.
Burelen van Weldadigheid De Franse Revolutie schaft de
instellingen van het Ancien Regime af. In 1789 wordt de absolute monarchie met
zijn voorrechten voor adel en geestelijkheid naar de geschiedenisboeken
verwezen. Elke Fransman is vanaf nu gelijk voor de wet.
De andere landen van Europa verklaarden daarop de oorlog aan Frankrijk uit
angst dat de revolutie ook naar hen zou overslagen.
De Fransen versloegen o.l.v. van generaal Napoleon Bonaparte echter de
buitenlandse legers en Europa komt onder Frans bewind. Onze gewesten werden
ingelijfd bij Frankrijk en er volgde ook bij ons een afschaffing van de oude
instellingen, zoals de schepenbank en de Tafel van de H. Geest. In de plaats
hiervan kwam het gemeentebestuur en het Bureel van Weldadigheid.
De Burelen van Weldadigheid namen de taken van de Tafels van de H. Geest over.
Vanaf nu werd armen-en ouderenzorg een aangelegenheid van de Staat.
De burelen werden opgericht door de wet van 7 frimaire van het Jaar V
(republikijnse jaartelling, 27 november 1796).
Hierin stond dat elk gemeentebestuur een Bureel van Weldadigheid moest
oprichten. Dit moest bestaan uit 5 leden. De inkomsten waren afkomstig van de
goederen van de voormalige Tafels van de H. Geest.
De goederen van de Tafels van de H. Geest waren bij de Franse machtsovername
samen met de andere kerkelijke goederen verbeurd verklaard. Ze werden door de Franse
overheid als biens nationals (nationale goederen) verkocht.
De wet van het Jaar V verklaarde dat de goederen van de Tafels niet langer
verbeurd waren en dat het vroegere bezit dat al verkocht was, vervangen diende
te worden door andere nationale goederen.
Daarnaast mochten de Burelen van Weldadigheid ook inkomsten verwerven uit
giften en de heffing van 1/10 op de toegangsprijs van evenementen (zoals bals
of vuurwerk).
De gemeente en de Staat konden hen ook toelagen toestaan.
De opstart van de burelen verliep echter niet zoals verwacht. De overheden op
het platteland, ook te Wolvertem, waren niet onmiddellijk te vinden voor de
afschaffing van de kerk en de armentafels. Ze weigerden om de leden van de
burelen te benoemen. In de plaats hiervan lieten ze de Tafels van de H. Geest
bestaan en in het bezit van hun goederen.
De Fransen reageerden hierop door het toezicht op de Burelen van Weldadigheid
aan de gemeenten te onttrekken en toe te wijzen aan de prefect, hoofd van het
departement (provincie).
De verzoening kwam tot op zekere hoogte tot stand wanneer Napoleon de Franse
republiek omvormde tot een keizerrijk, met hem aan het hoofd. Hij sloot een
concordaat (afspraak tussen de Kerk en de Staat) met de katholieke kerk en liet
haar terug toe in zijn rijk.
Het Bureel van Weldadigheid te Wolvertem werd met een hulpkantoor uitgebreid.
Hierin speelde de pastoor een rol. Het kantoor bestond uit 2 leden en één
notabele die verkozen werd door de 2 andere leden en het hoofd vormde van het
kantoor. De liefdadigheid gebeurde hoofdzakelijk in nature. Dit was nodig in
Wolvertem. In 1808 lag het aantal armen nog steeds hoog. Een vierde van de
bevolking leefde onder de armoedegrens. De gemeente telde 320 armen op zijn
1437 inwoners.
Daarnaast werden de armen verpleegd als ze ziek waren. Deze taak werd
waargenomen door de heer dAllecourt, officier van de Gezondheidsdienst en
woonachtig te Wolvertem. Hij verzorgde de zieken voor een vaste wedde van 30
fr. per jaar.
In 1815 werd Napoleon te Waterloo verslagen. Onze gewesten werden door de grote
mogendheden bij de Verenigde Provinciën, het latere Nederland, gevoegd. Samen
worden ze het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden. De Franstalige en
katholieke elite in onze contreien kon zich echter niet in de politiek van de
Nederlandse koning vinden. Op 1830 scheidden de zuidelijke provincies zich af
en vormen een nieuwe staat, België.
De Burelen bleven bestaan, maar de armoede verdween niet. Zoals aangehaald was
de 19e eeuw geen prettige tijd voor de modale Vlaming. Vooral het
midden van de eeuw was een bijzonder moeilijke periode met de aardappelcrisis
(1845-1855). De aardappelteelt werd in 1845 door de plaag getroffen. Daarop
volgde een reeks misoogsten. De gewone bevolking leefde in grote armoede.
Ook het Bureel van Weldadigheid van Wolvertem werd geconfronteerd met deze
grote armoede. Op een bevolking van 3.300 zielen telde de gemeente gemiddeld
860 armen (25 % van de inwoners). Haar budget volstond meestal niet. Zo had het
bureel het in 1840 erg zwaar om met haar budget van 2.371 fr alle ouden van
dagen en invaliden te helpen. Door spaarzaam om te springen met de bedelingen
en dankzij de giften van een aantal bemiddelde parochianen kon het juist
rondkomen.
Wanneer de aardappelcrisis uitbrak, betekende dit een ramp voor de Wolvertemse
behoeftigen. Het aantal steuntrekkers steeg van 816 naar 1300. Dit was 1/3 van
de bevolking. Het Bureel van Weldadigheid kon ondanks toelagen van de gemeente
en de hogere overheid alleen de ergste nood lenigen.
In 1855 was de crisis afgelopen. Het aantal armen daalde terug. Ook na de
crisis had het Bureel van Weldadigheid evenwel teveel monden te voeden. De
erfenis van juffrouw Van Horick was dus welgekomen in onze arme gemeenschap.
1.
Met de erfenis van een rijke Brusselse wordt de
ouderenzorg in Wolvertem uitgebouwd:
Op 26 september 1908 werd een Bureel der Godshuizen opgericht om met de erfenis
van juffrouw Van Horick uit Brussel een tehuis voor ouderen, wezen en
gehandicapten te realiseren.
Het Bureel werd voorgezeten door de pastoor van Wolvertem, eerwaarde Finoulst.
Ernest De Caerlé trad op als secretaris en ontvanger. Haar leden waren de heren
t Kint, Slachmuylders en Stallaert. Gezien het belang van het Bureel voor de
gemeente woonde de burgemeester, Hendrik van Cauwelaert, ook de zittingen
bij.
Het Bureel richtte zich aanvankelijk op het helpen van ouderen, wezen en
gehandicapten met financiële hulp. Pas in 1929 werd het geld van de erfenis
gebruikt om een godshuis op te richten. De Burelen van Weldadigheid en van de
Godshuizen waren ondertussen gefusioneerd in 1925 tot de Commissie voor
Openbare Onderstand.
Het godshuis was aanvankelijk alleen gevestigd in de oude pastorij. Door de
groei van het tehuis waren echter vernieuwingen nodig. In 1947 verscheen de
achterbouw. Daarnaast werd er in 1950 een modern gedeelte aan de oude pastorij
aangebouwd.
Het feit dat het godshuis opgericht werd in het magnifieke gebouw van de
pastorij is te danken aan de pastoor zelf. Pastoor Corluy, de toenmalige
pastoor, vond de antieke pastorij immers te ver verwijderd van de kerk. Hij
wendde dan ook alle mogelijke pogingen aan om het gemeentebestuur te overhalen
om een pastorij op te richten die dichter tegen de kerk gelegen was.
Het rusthuis werd geleid door de Dochters van Maria uit Willebroek. De keuze
viel op hen, omdat zij al werkzaam waren in de meisjesscholen te Wolvertem. Er
waren vier zusters aanwezig, waarvan één de overste vormde. De eerste overste
van het rusthuis werd zuster Leopoldine Taels (1885-1969). Zij zal overste
blijven tot aan haar dood. De zusters die haar ter zijde stonden, waren in de
periode 1929-1942 de zusters Fransisca Vivys, Florentina De Bondt, Andrea Van
der Straeten, Henriette Seps en Caroline Steenackers.
Zij hadden de zorg over 52 bewoners. Aanvankelijk sliepen mannen en vrouwen in
de oude pastorij. De mannen sliepen hierbij op de zolder. Wanneer de achterbouw
verscheen, konden ze terecht in de achterbouw.
Voor hun zielenheil moesten de zusters en de rusthuisbewoners zich naar de
parochiekerk begeven. Eenmaal per week kwam een pater uit Grimbergen voor de
mis te lezen. Hierin kwam verandering wanneer het rustoord zijn eerste
aalmoezenier, eerwaarde Rombauts, kreeg. Hij kon vanaf 1950 de mis opdragen
voor de bewoners en de zusters in de nieuw aangelegde kapel. Op dit moment
wordt deze functie nog met veel ootmoedigheid waargenomen door Theo De Witte,
oud-pastoor van Wolvertem.
De zusters hadden telkens een goedgevulde dagtaak. Ze begonnen om 4u s morgens
met de was te doen. Tegen 7u begaven ze zich naar de mis, waarna er gegeten
werd. Vervolgens verpleegden de zusters de hulpbehoevenden. Om half twaalf werd
de soep geserveerd. Na het middagmaal volgden een ganse reeks van karweitjes:
afwassen, strijken en boterhammen maken voor het avondmaal.
De zusters hadden geen verlof. Ze hadden slechts recht op 1 retraite per jaar.
Dag en nacht moesten ze paraat staan, vermits er niet in een nachtwacht was voorzien.
In het weekend werden ze afgelost door hun congregatie uit Willebroek.
Ze werden geholpen door een aantal leken, die o.m. poetsten. Daarnaast hielpen
de bewoners zelf. Er was ook een tuinman, Jan Van den Bosch, en een schilder,
Theo Van den Bosch.
In 1969 overleed zuster Leopoldine. In hetzelfde jaar verlaten de zusters het
rusthuis na onenigheid met het bestuur. De laatste ploeg bestond uit de zusters
Petronella, Aloiysioa, Henriette en Jacinte. Zij hadden als lekenpersoneel
Jeannine De Smedt, Betty Schillemans en Marieke de Mars.
Vanaf de jaren 70 werd het rustoord bemand met leken. Zij probeerden het
waardevolle werk van de zusters verder te zetten. In 1976 werd de Commissie
voor Openbare Onderstand vervangen door het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk
Welzijn (OCMW). Door de fusie betrof het hier het OCMW van Wolvertem, Meise en
Oppem. Daarnaast werd er in stilte geijverd voor een nieuw rusthuis.
Dit nieuwe rusthuis komt er nu eindelijk. Het zal 64 kamers hebben, waarvan 60
voor permanente bewoners en 4 voor tijdelijke opvang. Hiermee is het rusthuis
gewapend voor de 21e eeuw. Roald Gillisjans.
De Cultuurraad van Meise lanceerde een niet onaardig
initiatief, dat vroeger reeds in andere vormen opwag maakte.
Op een uitgestippelde route staan panelen, waarop een oude foto, prentkaart of
tekening met een verklarende tekst.Bij de bronnen op de circulaire vinden wij
o.a. blog erfgoedmeise door Jef De Cuyper.Hier had beter gestaan : http://blog.seniorennet.be/erfgoedmeise.Om mijn lezers de kans te geven de teksten te
vergelijken met het blog, geef ik hier de referenties :
De keuze van de gebouwen roept vragen op.Ware het niet beter geweest zich te baseren op de top 21 van de
historische panden in Meise aflevering 128 Gemeentewonderen ?
Dit gebouw krijgt een andere bestemming en is in
handen sedert 2008 van een privé eigenaar, architect Etienne Wijns .Het is een geklasseerd gebouw uit 1896.Het heeft de functie van tramstation gehad
tot in 1976.Je kon er tickets kopen en
de verantwoordelijke woonde er in.Daarna werd het een opslagruimte voor de gemeente.
de gemeente stelde bij de verkoop de eis dat het een publieke ruimte zou
worden.De eigenaar vertaalde dit in :
wijnbar, tentoonstellingsruimte en vergaderruimte.In 2010 legde de dienst Onroerend Erfgoed de
werken aan het gebouw stil, omdat er een geschil ontstond omtrent de betonnen
vloer, die de houten vloer verving.
Op You-tube verscheen onlangs een prachtig filmpje
van de volledige tramlijn L van Brussel tot Londerzeel.Die stopte aan dit tramstation.
Er bestaan nog heel wat oude fotos van de
activiteiten in en rond het tramstation.
De mouterij werd aanvankelijk als coöperatieve
van landbouwers uit de omgeving, opgericht door August Van Doorslaer (°
Londerzeel 29.11.1847 en + Meise 6.5.1939), schepen en erevoorzitter van de fanfare
Concordia, bijgenaamd Kapaf.Naar hem
werd de August Van Doorslaerlaan in Meise genoemd.Hij ligt begraven in een eregraf op het
kerkhof vooraan.
In Berla verschenen twee artikels over deze mouterij en de brouwerij De
Keersmaker van de hand van Jef Van den Brande 96.43.03 en 96.46.31.Hij bezorgde ook twee fotos.
Het gemeentehuis is in neo-traditionele stijl (1875)
Op pag.501 van Geschiedenis van Wolvertem t Kint e.a. staat een oude
postkaart van 1910.
In Histoire de lenvironnement de Bruxelles van Wautersstaat het pag. 249
onder nummer 604.We vinden het verder
nog in het Jan Hammeneckerpad pag.4 met een foto en het dHoogvorstpad nr.19
waar vermeld staat dat tot voor kort er ook het vredegerecht gevestigd was van
het kanton Wolvertem.In de Eddy
Merckxroute staat een kleurfoto nr. 12
284 Retroroute Meise
De Cultuurraad van Meise lanceerde een niet onaardig
initiatief, dat vroeger reeds in andere vormen opwag maakte.
Op een uitgestippelde route staan panelen, waarop een oude foto, prentkaart of
tekening met een verklarende tekst.Bij de bronnen op de circulaire vinden wij
o.a. blog erfgoedmeise door Jef De Cuyper.Hier had beter gestaan : http://blog.seniorennet.be/erfgoedmeise.Om mijn lezers de kans te geven de teksten te
vergelijken met het blog, geef ik hier de referenties :
WolvertemGemeentehuis 100
De keuze van de gebouwen roept vragen op.Ware het niet beter geweest zich te baseren op de top 21 van de
historische panden in Meise aflevering 128 Gemeentewonderen ?
De kerk is ingeplant op een heuvel met omringend een
ommuurd kerkhof, gemarkeerd door 2 arduinen hekpijlers uit XVIII d.
Op pag 777van Bouwen door de eeuwen
heen in Vlaanderen 2n vinden wij een volledige technische beschrijving.Verder, zie lijst in nr.98 van deze reeks
(vorige bijdrage) staat ze onder nr. 7. Histoire des
environs de Bruxelles 5 H.III Meysse, Wolvertem,Londerzeel pag. 249, Wolvertem
Gemeente t Kint pag 704, Jan Hammeneckerpad en boskapelpadVWB 68 op pag.3, d Hoogvorstpad W.G. Meise
18, Edwin Ganzpad W.G.Meise 23, Fietspad VTB-VAB KB 7 en Langs Vlaamse wegen
St. M. en L. 14.
Een monografie is niet in ons bezit.Tekeningen zijn er veel o.a. van Kerremans,
Pas e.a. en fotos in overvloedDe kerk
staat op de schilderij van Julien De Roover Acht kerken Meise en voor zover
ik weet werd er geen medaille gegraveerd.
Voor de artikels die verschenen in het tijdschrift
Berla raadpleegt men best de website.Uittreksels uit mijn Excel bestand kan ik momenteel niet samen brengen.