"Maar de jagers van Thule hebben een griezelig goed ingebouwd navigatiesysteem dat intuïtief de taal van de natuur als leidraad gebruikt: de richting van de wolken, de kleurdiepte van de hemel, de soorten vegetatie en hun locatie, de soorten ijs en de rangschikking van de ijskristallen. (...)
De jager gebruikt zijn hele lichaam als navigatiemiddel, waarbij hij op al zijn uiterst gevoelige zintuigen vertrouwt om thuis te komen. De geur van de lucht kan hem bijvoorbeeld vertellen over de weersomstandigheden en hoe dicht bij land hij is, terwijl zijn ogen houvast vinden aan een landschapskenmerk in de verte, of aan een wolk zien of hij boven land of boven water hangt, of zelfs aan de licht- en donkerpatronen van de hemel zien wat voor ijs er in de verte ligt. (...)
De zintuigen van de jager zijn zijn allerbetrouwbaarste gids in een omgeving die bekendstaat om zijn onvoorspelbare weer: sneeuwstormen en mist verbergen vaak alle herkenningspunten die je zou willen terugzoeken op je topografische kaart. Daarom heeft een jager geen behoefte aan een kaart, ook al kan hij die heel goed lezen. En als je hem vraagt er een te tekenen, doet hij dat met het grootste plezier, en nauwkeurig ook. Maar zijn kaart geeft niet alleen de omtrekken van het land, hij staat vol met oriëntatiepunten en ervaringen die hem hebben geholpen om de subtiele landschapskenmerken in zijn onderbewuste op te slaan."
Geciteerd uit: Als de toendra roept./ Kari Herbert. Vianen/Antwerpen, The House of Books, 2006, pp. 222-223.
|