De oude stad Deventer gezien vanaf de overkant van de IJssel, de Worp
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Lopend door Deventer straten,
volg ik de sporen van de tijd.
Hier willen muren voluit praten.
Een kind geeft antwoord met wat krijt.
De bomen zwaaien naar elkaar.
Een vogel deelt in hun plezier.
De wind blaast driftig in mijn haar
en speelt met nutteloos papier.
Hier woont de ziel van steen en wind.
Hier klopt het hart van vlees en bloed.
Geef mij de stad, geef mij het kind;
die hele menselijke stoet.
Een meisje zingt op hoge tonen,
over geheimen van haar hart.
Een tram moet tandenknarsend komen,
uit zijn afgebroken start.
Ik ruik de stank van rotte vis.
De lucht van pasgeboren brood.
Walmen van dronkenmannenpis;
De geur van leven, geur van dood.
Hier woont de ziel van steen en wind.
Hier klopt het hart van vlees en bloed.
Geef mij de stad, geef mij het kind;
die hele menselijke stoet.
Ook vannacht die oude zoektocht,
in dichte nevel van de drank.
De wijn, het bier; betoverd vocht.
Ik hoor gelach, geschreeuw, gejank.
Ze drinken liefde, drinken lust.
Hun lichamen getart door zweet.
Zijn lijf gestreeld, haar hals gekust.
De hartstocht wordt vannacht bloedheet.
Hier woont de ziel van steen en wind.
Hier klopt het hart van vlees en bloed.
Geef mij de stad, geef mij het kind;
die hele menselijke stoet.
Alfredo
|