Deventer stadsverhalen - Alfredo
Zoeken in blog


Archief
  • Alle berichten

    Foto

    - uit z'n leven gegrepen ('69-'73) -
    De afgelopen jaren ben ik steeds meer verhalen gaan schrijven, ook over mijn "jongensjaren". Deventer had daarin een gróte rol, vanwege de stad, de mensen én de intensiteit van mijn manier van leven daar. Hieronder mijn selectie van zes Deventer-verhalen, beginnend met "Thuis a.d.IJssel" en eindigend met "Deventer-Dordrecht-Deventer". Ik heb bij plaatsing gekozen voor een logische volgorde qua inhoud van de verhalen (en niet de datum van schrijven.) Tenslotte nog enkele andere websites van mij; zie rechterkolom van deze pagina.
    09-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pinguïnpak
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                                              Pinguïn  pak

     

     

     

     



    Het hoe en waarom van “Deventer” is al in diverse verhalen beschreven,dus blijft hier onbeschreven,
     maar mijn eigen kleding toendertijd was alles behálve “onbeschreven” . Een trui draag je toch dagelijks voor minstens een half jaar?  Ja toch? Totdat het zelfs je eigen vrienden te bar wordt en tenslotte zij zélf met iets aankomen…

     

     

    Hoe het mogelijk is weet ik niet, maar ik kreeg in 1973  een officiële uitnodiging in mijn bezit om een trouwerij van één van mijn zussen te bezoeken. Nóg opzienbarender vind ik achteraf, dat ik het óók nog serieus nam, waardoor ik zelfs twee dagen later ineens  in een winkel terecht kwam, waarvan ik tot dan toe niet eens wíst dat zoiets bestónd!

     

     

    Ik stapte namelijk zowaar een “verhuurwinkel” binnen voor allerhande superschone en bijzondere “feestkleding” en vervolgens sprak ik de – voor nu - onnavolgbare, historische woorden; “ik wil een zwart pak met jacket en wit overhemd met das én bijpassende schoenen”.

    Het beruchte pinguïn gedoe dus. Ik had, zonder het te beseffen, de regie op mij genomen van een regelrechte provincieklucht.

     

     

    Binnen een uur passen en meten, was dan tenslotte alles in die winkel geregeld en ik terug naar het kraakpand met een grote tas vol ingehuurde kleding uit een andere wereld.

    Alsof die kleren práten konden, voelde ik die avond ineens een krachtige impuls om die vermomming  opníeuw eens aan te doen én er dan gelijk ook maar mee de straat op te gaan!

    Ik gaf me er geheel aan over  en dus loop ik ineens ‘savonds om half tien  als pinguïn over de Brink in Deventer en dat ik door níemand ook maar énigszins werd herkend, vond ik natuurlijk geheel te begrijpen.

     

     

    Echter, plótseling  stopt er een tegemoet rijdende knalgele auto, en stapt er een man naar buiten die regelrecht naar mij toe loopt. Ik herken de vent nergens van. Geen idéé wie hij was. “Hij is de weg kwijt” bedenk ik, alvast behulpzaam.

     

     

    “Hé Alfredo, gaat het dan nu tóch gebeuren?!

    Goh, dat jíj gaat trouwen, hé.

    Nou jongen, alvast  hartelijk gefeliciteerd!

    Heel goed van je om serieus aan je toekomst te werken.

    Hoe lang kennen jullie elkaar?”

     

     “Ja, dat alles zó snel zou gaan, dat had ik ook niet verwacht” improviseerde ik machteloos, terwijl ik me terstónd een noodlottig verrader voelde van álles waar ik cultureel voor stond.

     

     

    De man zag en hoorde mijn gesputter niet en bleef maar in zijn enthousiasme complimenten en felicitaties uitdelen, wat wel het voordeel had dat ik niet veel terug hoefde te zeggen. Uiteindelijk keerde een vraag tot drie maal toe terug; “Wanneer gaat het gebeuren?”

    “Uh, binnenkort”

    Echt veel meer, kwam er volgens mij niet uit, maar ik herinner me wel, dat ik het Spaans benauwd kreeg, alsof mijn stropdas door de man met beide handen snoeihard werd aangetrokken en er zelfs geen galg meer nodig was om mij om zeep te brengen.

     

     

     

    Het felicitatiegevoel van de nog steeds onbekende man bleef ondanks mijn geschutter geheel in tact.  Het ontbrak er nog maar nét aan, dat hij zichzelf niet uitnodigde voor mijn trouwdag. Ik had toch moeilijk kunnen antwoorden dat ik - ondanks pinguïn pak en zojuist ontvangen felicitaties - voor mijn eigen trouwdag nog geen dátum had geprikt. Dan was deze klucht werkelijk een echt drama geworden; gescheiden, nog vóór je nog getrouwd bent.

     

     

    Luidruchtig vertrok de man weer en ging met z’n auto, al toeterend, de binnenstad uit.

    “Shít, dat ík ooit nog eens als getrouwde man zou worden beschouwd” bedacht ik grimmig. Uit mijn dagelijkse kleding, uiterlijk en gedrag werd nog steeds níet helemaal door iedereen begrepen, dat Alfredo níet van hun partij wenste te zijn.

     

    De pinguïn werd dus in no time weer verruild en schikte ik me weer naar alle ongeschreven wetten en regels van het anarchistische bestaan.

    “Zo, nu ben ik weer safe”, mijmerde ik opgelucht.

     

     

     

     

     

    Alfredo.

     

     

     

     

     

     

     

     


    08-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zoektocht naar een jeugdliefde van dertig jaren terug.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                                       As  years  go  by .

        -   zoektocht naar een korte jeugdliefde van 30 jaren terug -

     

     

     

    Na een Deventerperiode eind jaren zestig, zwierf  ik een tijd in Spanje (generaal Franco) totdat ze me daar op het vliegtuig naar Nederland zetten als ongewenst vreemdeling. Opnieuw werd Deventer mijn thuis, rond 1971.

    Mijn zwarte hond Astra was m'n beste kameraad en gedurende een lange tijd woonden we in een oude van Gend & Loos wagen op een braakliggend terrein naast het arbeidsbureau in het centrum van de stad.

    Ik was voor mijn doen tamelijk gelukkig, ook al bleek gaandeweg dat mijn zoektocht naar rust en vrede  mij niet echt veel opleverde.

     

    Na opnieuw een  serie intensieve jaren in Deventer, begon zelfs míjn leven enigszins tot bedaren te komen en in de nadagen van die periode ontmoette ik op straat een jong blond meisje. Ik zal haar hier Marijke noemen.
    Ze vertelde me, dat ze nog thuis woonde en op school zat. Wat mij betreft had ze evengoed kunnen zeggen dat ze op de maan woonde en hier op aarde even op vakantie was.

    Ze was in alle opzichten "jong"; qua uiterlijk, qua spirit , met levendige en  heldere ogen, blond haar en ze liet duidelijk merken in mij geïnteresseerd te zijn en alleen al om díe reden was ik dat ook in haar.

     

    Dit was voor mij echt een verschijning uit een andere wereld en ze kwam bijna als vanzelf naast me lopen en al wandelend door de stad praatten we over van alles en nog wat; over  vrienden, sex, thuis, drugs, ouders, muziek, god, liefde, enz. enz.

    En even als vanzelf ontmoetten we elkaar in elk volgend weekend op straat - ik had toen zelfs even geen slaapplaats - en we liepen rondjes door de stad al pratende en pratende.

    Zij luisterde veelal en bleef dicht naast me lopen aan mijn rechterzijde als een speelse dolfijn die meezwemt met een bootje dat op reis is over zee.

    Ik was geraakt door haar.

    Maar we hadden geen sex met elkaar.

     

    Voor mij werd ze door die wandelingen de verpersoonlijking van warmte, liefde en leven.

    Maar dáár zweeg ik over.

    Nadat we elkaar zo'n dertig maal op straat hadden ontmoet, verliet ik plotseling Deventer en verdween bijna geheel voor haar en mijn andere vrienden.

    Bijna een jaar later kreeg ik via via een brief van haar waarin ze me vertelde dat ze een ongeluk had gehad met haar brommer die ze voor haar verjaardag had gekregen. En ze vroeg me in die brief of ik haar wilde opzoeken in het ziekenhuis.
    Wel, dat deed ik.

     

     

    In het ziekenhuis had ik geregeld, dat wanneer ik naar haar kamer zou komen, haar vader en broer de gang zouden worden opgestuurd, want haar liefde voor mij was natuurlijk een verboden liefde.

    Dus ik naar binnen en haar vader en broer de gang op.

    Op bezoek bij Marijke.

    We kusten elkaar en praatten over wat er  met haar gebeurd was en ik vertelde iets over waar ik toendertijd zoal verbleef.

    Na een kwartier was mijn bezoektijd om en opnieuw kusten we elkaar  en terwijl ik wegliep naar de deur zei ze: "ik vind het heel leuk, dat je gekomen bent".

    Ik slikte even, draaide mijn hoofd om en zei; "Ja, oké, tot ziens hè" en trad de wijde wereld weer in.

    Inderdaad: "tot ziens" .

    Maar dan wel dertig jaren later.


    Ik verdween uit haar leven in 1972 en ik schreef haar pas weer een brief in het jaar 2000. 

    In het voorjaar zette ik een oproepje van vier regels in de Volkskrant en een paar dagen later belde een vrouw op die zei; "met Marijke".

    "Met Maríjke?!" antwoordde ik.

    "Nee, níet dé Marijke die je zoekt, maar ik kén haar wel. Ik ben familie van haar".

    We praatten enkele minuten en tenslotte belde ik het nummer van de ouders van "mijn" Marijke.

    Haar vader nam de telefoon op, en ja, hij herinnerde zich mij en óók mijn bezoek in het ziekenhuis; "was u niet diegene die haar toendertijd opzocht in het ziekenhuis?"

    "Ja", zei ik, "dat ben ik".

    We spraken af, dat ik haar kon schrijven via haar ouders en zo geschiedde.

    Op een zondagmiddag schreef ik de brief in één keer helemaal uit.

    Hieronder lees je de belangrijkste passages uit die brief van mij aan Marijke,

                                                                            


             "Dag Marijke,    Utrecht , Maart  2000.     

     

     

    Zo veel woorden als deze brief bevat, zo veel goede redenen zijn er te bedenken om niet datgene te doen wat ik nu doe. En zo weinig

    pagina's deze brief bevat, zo weinig goede redenen zijn er

    om het juist wél te doen; jou te schrijven ,in dit geval, als een chirurg die zijn eigen geschiedenis opensnijdt en daadwerke­lijk op zoek gaat naar iemand uit een ver verleden en daar voor het moment "zijn lot aan verbindt".

     

    Alfredo is mijn naam. 

    Ongeveer in 1971 leerde ik je kennen in Deventer

    Het was aan 't einde van mijn Deventer-periode en gaandeweg reisde ik af richting Utrecht en Amsterdam

    Je kwam ook wel eens mijn kant op.

     

    In het korte telef.gesprek dat ik vandaag met je vader had vroeg hij mij of ik die jongen was die jou ooit op­zocht toen je in het ziekenhuis lag. En verdomd,ja, je had me geschreven, dat je je been had gebroken en of ik je wilde bezoeken. Je vader was er toen met je broer. Zij op de gang en ik naar binnen, op bezoek bij Marijke. Dat zoiets na dertig jaar nog boven kan komen.

    Later, toen ik getrouwd was en in Utrecht woonde heb ik je nog eens geschreven via je ouders en je schreef terug, dat je in Groningen stu­deerde (geschiedenis, vertelde je vader) en samenwoonde.

     

    Marijke, als je heel hard blaast tegen het stof over je herinneringen, kun je dan nog iets terughalen?

    Het leest wat makkelijker, zal ik maar zeggen....

     

     

    Hoe kan het, dat jij in mijn herinnering en gevoel bent komen boven­drijven?

    Wel, de laatste jaren schrijf ik geregeld teksten en liedteksten en het laatste half jaar ben ik voor mezelf veel verhalen aan het schrijven uit mijn  Deventer periode. Dat kán nu, omdat het de nostalgie allang voorbij is. Ik laat in het schrijven fictie en werke­lijkheid door elkaar lopen, maar dat deed ik natuurlijk ook in de tijd dat ik je kende. Inherent aan ons bestaan, toch?

     

    Een belangrijke "trigger" waardoor je in mijn herinnering en gevoel boven kwam drijven was een schilderij dat ik zag in het Mauritshuis; "het meisje van Vermeer" (ook wel, "het meisje met de Parel" ).

    Ineens dacht ik; "ah, dat blonde meisje uit Deventer”en stapje voor stapje kwamen mijn herinneringen boven.

    Zelfs je naam en achternaam.

     

    Maar dat ik uiteindelijk uít de verhalen, de fictie en herinneringen stapte op zoek naar de nu levende Marijke kwam mede door het volgende.

     

    Ik woon hier, als single, aan een schitterend klein Utrechts grachtje, net buiten het historische centrum.

    Twee honderd meter bij mij vandaan is een Italiaanse IJswinkel en op een avond kocht ik daar ijs en at het op aan de kade bij de sluizen van de Vecht.

    Aan de overkant zie ik een man lopen, voorovergebogen, op zoek naar sigarettenpeukjes. Nadat hij er vier gevonden heeft gaat hij zitten en bouwt er een eigen peuk van.

    Ineens zie ik het, onmiskenbaar.

    Een oude kennis uit Deventer, waarmee ik ooit in één pand heb gewoond.

    Het blonde meisje aan de Rijn (het leven) en de peukenrapende voormalige huisgenoot (de dood) komen dan ineens heel dicht bij elkaar en daaruit ontstond de impuls én de moed om je bestaan te traceren en je te schrijven.

    You got it?

     

    Jou herinner ik me als een blond meisje, met "ogen helder als de dag", en nog heel "jong" in het leven. (wat mannen nogal eens willen verwarren met mysterieus en sereen, omdat ons dat goed uitkomt).

    En zeker ook zachtaardig, een warme "soul".

    Ik gun je van harte ook hele nare eigenschappen, maar ze zijn me niet bekend.

    Het maakte in ieder geval extra indruk vanwege het contrast tussen onze leefwerelden; het "meisje van Vermeer" dat nog thuiswoonde en op school zat, dat het pad kruist van een ontwortelde en verwilderde (maar"gelukkige") jongen die jaren eerder uit Haarlem (N.H.) was weggelopen om nooit meer terug te keren en dat laatste is ook inderdaad zo gegaan.

     

    Ik was "geraakt", alleen "mijn vroege jeugd haalde me in", waardoor ik

    dat grotendeels verborgen hield.

     

    En wat de jaren erna betreft.

    Vrij snel getrouwd.....................

    ................................................................

     

    Tenslotte nu weer terug naar het waaróm van mijn schrijven, dat tevens de inhoud is.

     

    Ik belde afgelopen zaterdag je ouders (eerst je vader en later nog

    je moeder en dat allemaal achter jouw rug om ...) en je vader reageerde beschermend met de woorden: "waarom heeft u haar nodig?" en ik dacht hardop "nodig, nodig, nee, het is meer vanuit het krankzinnige gevoel, dat als iemand ineens terugkeert in je herinnering je absoluut niet weet of ze in een rolstoel zit of bijv. misschien wel de eigenaar is van het Grand Café waar ik geregeld kom".

    Hij antwoordde met; "oh,op die manier" en gaandeweg hebben we toen nog een paar minuten gepraat.

     

    Zoiets  kan bij mij echt een echt idioot/verpletterende gedachte zijn, dat in dit geval iemand als jij bijv. degene zou kunnen zijn die een Utrechtse galerie heeft waar ik geregeld binnen kom lopen, zónder te beseffen dat jij het bent. Of - de meer sentimentele gedachte, maar niet minder legitiem - dat je ergens drie hoog in een rolstoel leeft.

     

    Dan zet ik liever het mes in het hier en nu waardoor er waarschijnlijk wel verhalen op schrift verloren gaan, maar dat zij zo. Deze brief is bovendien voor mij een vorm van fysieke poëzie, en - belángrijker - ik heb van je vader begrepen, dat het je goed gaat.

     

    Bedankt, dat je dit allemaal hebt willen lezen en ik wil je groeten vanuit de herinnering die door een vraag van je vader werd opgeroepen;

    "Was u diegene die Marijke in het ziekenhuis opzocht na dat ongeluk?"

    Gelukkig kon ik als held "ja" zeggen, maar dat terzijde.

    Jij lag daar op je kamer, terwijl je vader en broer op de gang stonden (want je weet hoe je vader toen over mij dacht) en wij praatten wat met elkaar.

    Na een kwartier was de bezoektijd om en nam ik afscheid van je.

    Terwijl ik wegliep naar de gang zei je; "ik vind het heel leuk, dat je gekomen bent".

     

    Ik draaide mijn hoofd om, slikte even en zei, "ja, oké, tot ziens hè!" en zo liep ik de grote wereld weer in.

     

    Nu wil ik tegen je zeggen; "ik vind het heel leuk, dat je ooit mijn levenspad hebt gekruist".

    Het ga je goed, Marijke.

     

    Alfredo.                                      (einde brief)




    Na een paar weken ontving ik een antwoord van haar en ze vertelde me, dat ze erg verbaasd was ,dat ik haar geschreven had. Maar ze was me niet vergeten; "Ja, ik herinner me jou nog goed en ik was en ben niet iemand om dat zo maar los te laten". En ze beschreef in het kort haar leven na "Deventer" en dat ze nu getrouwd is, werkt en kinderen heeft, enz.  Tenslotte schreef ze, dat als ook ik het een goed idee vond, "we eens ergens zouden kunnen gaan eten".
    Na haar brief  hebben we weinig over en weer geschreven en zelf voelde ik geen enkele haast.

    Voor mij was eigenlijk het schrijven van mijn brief het belangrijkste moment, maar ik realiseerde me heel goed, dat ik iets op gang had gebracht, dat nu op z'n minst twee mensen betrof.

    Uiteindelijk ontmoetten we elkaar in haar woonplaats in Januari 2002.

    Ik had een groot boeket samengesteld met theatrale bloemen en takken, zonder papier en een CD gekocht waarop het meisje van Vermeer stond afgebeeld.

    Enigszins nerveus  stond ik voor de deur van haar woning en belde aan.

    Er werd opengedaan en daar stonden we dan - oog in oog - na dertig jaar.

    Twee schoolgaande kinderen waren op dat moment thuis en dat gaf een prima afleiding voor ons beiden.

    Ik nam plaats aan een tafel in de keuken en zij deed daar het één en ander voor haar pubers.

    Haar dochter vond het maar niks.

    Qua uiterlijk herkenden we elkaar niet en toch werd een verbondenheid tussen ons meer en meer voelbaar.

    En toen we dan eindelijk alleen waren, gebruikte ze die verbondenheid allereerst om me te confronteren met een ranzig sexueel incident tussen ons in het Deventer leven.

    Ik vertelde haar, dat ik het me herinnerde, en dat ik heel goed besefte hoezeer ik haar toen over haar grenzen had geduwd en dat het  terecht was dat ze daar alsnog nu mee kwam.

     

    Ineens zag ik dat ze haar hand op haar borst legde, terwijl ze zei; "nu kan ik het loslaten".

    Twee mensen, die elkaar na dertig jaar qua uiterlijk volstrekt niet meer herkennen, maar na enkele minuten tijd zich met enig  gemak kunnen  bewegen in elkaars emotionele landschap.

     "Nu kan ik het loslaten"...

     

    En bijna als vanzelf kwam de vraag boven, waarom ik na mijn vertrek uit Deventer nauwelijks ooit meer iets van me had laten horen.

    Mijn antwoord was, dat ze me toen  te dierbaar was, om het risico te willen lopen haar in de liefde te verliezen, dus gaf ik mijn liefde voor haar maar mee aan de wind, alsof het herfstbladeren waren. De wonden uit mijn jeugdjaren waren  niet geheeld en dit was mijn manier om die pijn niet extra te voeden.

     

    Opnieuw zag ik haar hand naar haar borst gaan, terwijl ze tevreden zei; "nu is het klaar, ja, nu is het klaar".

     

    Ondanks die dertig jaren je ineens zó vrij te bewegen in het landschap van elkaars emoties, voelde als een overwinning;

    een overwinning op de tijd, die ons meedogenloos alleen maar vooruit duwt naar het einde.

    Een overwinning op de onhandigheden van onze jeugd, waardoor we langs onszelf en elkaar heen leefden.

    Een overwinning op de wonden van thuis die mijn liefde verdrongen en eigenhandig mijn route bepaalden.

    .

    Onze ontmoeting werd een beeldhouwwerk  van warmte en verbondenheid in het NU.

    En de tijd is niet meer bij machte dit nog af te pakken.

    Het is onderdeel van de tijd zélf geworden.

     

    Op mijn verzoek liet ze mij een fotoalbum zien van de periode, waarin dat ik haar gekend had.

    Nauwelijks herkenning. 

    Vreemd gevoel; je herkent elkaar qua uiterlijk niet meer, zélfs niet op jeugdfoto's, maar emotioneel voel je je in enkele minuten weer met elkaar verbonden.

    We bladerden het album door, zonder dat ik íets herkende, totdat ik op de laatste pagina een kleurenfoto zag die ik tot mijn stomme verbazing maar al te goed kende; mijn trouwfoto die ik kennelijk haar ooit had opgestuurd. Absúrde ervaring!

     

    Uiteindelijk gingen we wandelen met haar honden in een mooi, oud stadspark en daar liepen we dan;

    pratend, lachend, zwijgend.

    We waren "thuis-gekomen" bij elkaar en - naar nu is gebleken - om als vrienden niet meer te vertrekken.

     


    Alfredo, december 2002.                     ( naam van jeugdliefde is fictief)

     

     



     

     

     


    07-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Deventer ( een liedtekst)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                                     De oude stad
    Deventer
    gezien vanaf
    de overkant
     van de IJssel,
                              de Worp                                

     

     

    Lopend door Deventer straten,

    volg ik de sporen van de tijd.

    Hier willen muren voluit praten.

    Een kind geeft antwoord met wat krijt.

     

     

    De bomen zwaaien naar elkaar.

    Een vogel deelt in hun plezier.

    De wind blaast driftig in mijn haar

    en speelt met nutteloos papier.

     

     

    Hier woont de ziel van steen en wind.

    Hier klopt het hart van vlees en bloed.

    Geef mij de stad, geef mij het kind;

    die hele menselijke stoet.

     

     

    Een meisje zingt op hoge tonen,

    over geheimen van haar hart.

    Een tram moet tandenknarsend komen,

    uit zijn afgebroken start.

     

     

    Ik ruik de stank van rotte vis.

    De lucht van pasgeboren brood.

    Walmen van dronkenmannenpis;

    De geur van leven, geur van dood.

     

     

    Hier woont de ziel van steen en wind.

    Hier klopt het hart van vlees en bloed.

    Geef mij de stad, geef mij het kind;

    die hele menselijke stoet.

     

     

    Ook vannacht die oude zoektocht,

    in dichte nevel van de drank.

    De wijn, het bier; betoverd vocht.

    Ik hoor gelach, geschreeuw, gejank.

     

     

    Ze drinken liefde, drinken lust.

    Hun lichamen getart door zweet.

    Zijn lijf gestreeld, haar hals gekust.

    De hartstocht wordt vannacht bloedheet.

     

     

    Hier woont de ziel van steen en wind.

    Hier klopt het hart van vlees en bloed.

    Geef mij de stad, geef mij het kind;

    die hele menselijke stoet.

                                                                                         
     Alfredo

     

                                                                                                             


    06-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kastanjeboom
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ik las gisteren = Jan. 2007 het volgende bericht op de officiële Deventer-site;

    Quote;

    Kastanjeboom gerooid.
    Op de hoek van de Singel/Binnensingel stond tot voor kort een mooie, monumentale kastanjeboom. Door een schimmelziekte is het zeer waarschijnlijk dat zo’n oude boom uiteindelijk omvalt, en dat levert gevaar op voor de omgeving. Daarom moest de gemeente de zeker tachtig jaar oude reus helaas kappen.

    Publicatiedatum: 11-8-2006 " einde quote.


    Die kastanjeboom herinner ik me nog heel goed. Vaak liep ik er samen met een vriend, Peter, als we 's avonds onze honden uitlieten vanuit het kraakpand in de Brinkpoortstraat (1971).  Kastanjebomen hebben zo'n theatrale en dominante uitstraling. Bovendien besef ik altijd dat zo'n machtige boom er al veel eerder was dan ik, de kleine wandelaar.
    Groot en sterk zijn ze, én natuurlijk ook altijd ergens verbonden met de kleutermagie van het zoeken naar kastanjes.

    Bij het uitzwaaien van deze Deventer kastanjeboom,die dus in 2006 gekapt is, plaats ik hier mijn liedtekst voor kinderen over een kastanjeboom.(all rights reserved.)




    Kastanjeboom              (liedtekst voor kinderen)


    Hij was de wereld in het groen,
    en stond daar oppermachtig.
    Ja, mijn kastanjeboom van toen;
    zo hoog, zo breed, zo krachtig.


    In het voorjaar kwam het leven
    mij vol met plannen tegemoet;
    werd mij zelfs 'n huis gegeven
    met een dak vol bladergroen.


    Ik woonde er met de eekhoorns,
    met de vogels in hun nesten.
    En keek zelfs neer op de torens.
    Kon er grote mensen pesten.


    Hij gaf schaduw in de hitte.
    Bood een dak voor de regen.
    Op zijn takken mocht ik zitten.
    En een geheim bleef verzwegen.


    Ik telde ooit zijn bladeren
    en kwam tot hónderd miljoen.
    Kon zelfs de hemel naderen,
    als de wolken mee wilden doen.


    Tót een ziektenplaag hem velde.
    en zijn takken nooit meer praatten.
    Geen blad was er nog te tellen.
    Mijn huis zat nu vol met gaten.


    Maar 'k heb een zak vól kastanjes,
    verzameld in de loop der tijd.
    En dankzij al deze kanjers,
    raak ik mijn dromen nooit meer kwijt.



    Alfredo, september 2006. / Jan. 2007


    05-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.a beautiful goodbye
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    P.S. Dit onderstaand verhaal was mijn állereerste verslag toen ik, na mijn bezoek aan Dordrecht, weer thuis was. Het ligt echter in mij dermate gevoelig ,dat ik dit lange verhaal - hoe rommelig soms ook - helemaal wil laten staan zoals het is. Er is wel een veel kortere versie ("Een beautiful goodbye".) zie;

    http://www.verhalenvandordrecht.nl/verhaal.php?nummer=529

    en voor een Engelse versie ("Gimme Shelter")

    http://www.gather.com/viewArticle.jsp?articleId=281474977000715





    Het is vandaag vijf mei 2007 en dit jaar is deze dag een zaterdag.

    Al enkele maanden leef ik wat in een cirkel, want bij elke optie iets te ondernemen overvalt me een gevoel van gekunsteldheid, geforceerdheid en dan laat ik het  maar weer los in de hoop dat de tijd zijn werk wel zal doen.

    Datzelfde overkwam me dus ook bij mijn verlangen om naar Dordrecht af te reizen en er over te schrijven. Het is de stad waarvan ik ruim 35 jaar lang een onuitwisbare indruk in mij meedraag, omdat ik daar ooit in mijn eentje heb gewoond, nadat ik na enkele voorafgaande jaren in Deventer volledig was uitgeraasd en werkelijk elke straatsteen in die binnenstad kon uittekenen. Deventer was namelijk mijn eerste thuishaven, nadat ik als jongen van 19 mijn ouderlijk huis was ontvlucht om niet meer terug te keren, wat ook zo gegaan is.

     

    Dus ook het verlangen om na 36 jaar naar Dordrecht te gaan bleef steken in ambivalentie al kwam er wel een vreemd gevoel van haast bij.


    Deventer had ik eind 2006 bezocht en er uitgebreid over geschreven, dus “Dordrecht” kon voor mij best wel een paar jaar wachten, maar waarom dan toch dat opkomend gevoel van haast?

    Hoe dan ook, toen tenslotte álles ambivalent bleef besloot ik in de vroege uren op deze dag echt op zoek te gaan naar mijn woning anno 1972 in het oude centrum van Dordrecht. Op zoek dus naar mijn huisje  van 1972.

     

                         

    Ik vertrok  rond half drie met de trein, eten en drinken bij me en laat alles maar gebeuren, net zoals bij Deventer. Onderweg zag ik kerktorentjes met  wapperende vlaggen en ik tolereerde de illusie die het bij me opriep. Daar is het tenslotte bevrijdingsdag voor.

     

    Een uur later stond ik dan in de stationshal van Dordrecht en ik besefte dat ik daar ook in ’72 moet hebben gestaan.

    Ik had toentertijd niet veel spullen, maar om het in mijn eentje te moeten verslepen was een heel ander verhaal. Eigenlijk durf ik ze nu niet echt helder te beschrijven, omdat het de schijn zou kunnen wekken dat ik mezelf afval terwijl ik nu juist naar mijzelf op reis was uit een gevoel van diepe verbondenheid.

     

    In 1972 had ik lange tijd verkondigd dat ik Deventer echt verlaten wilde. Ik had tenslotte bijna alle vormen van leven uitgeprobeerd, behalve geweld en harddrugs, voelde me compleet opgebrand, dus bleef er één optie open; vertrekken.

    Ik herinnerde me dat ik in die laatste maanden in Deventer op een boekenmarkt impulsief een oud boekje kocht, alleen vanwege de  titel: "Ik zoek een mens".  Dat wilde ik hebben, legde een gulden neer en vertrok. Het bleek te gaan over een Griekse filosoof die ook op klaarlichte dag met een lantaarn over straat liep, waardoor hem door omstanders gevraagd werd “waaróm!?”

    Zijn antwoord; “ik zoek een mens”.

     

    Die woorden waren voor mij één en al herkenning en geleidelijk aan kwamen mijn jeugdherinneringen boven van die ene mens, die “mensenzoon” uit mijn kindertijd.  Inderdaad, de oude bijbelverhalen waarmee ik opgroeide.

    Ondanks het instituut kerk, met zijn afschuwelijke gebouwen en interieur, was de wereld van de bijbel me ergens wel vertrouwd gebleven en vond ik er als kind wel steun en warmte bij.

    Nu die optie zich ineens weer aan mij voordeed  liet ik me erdoor verleiden en voelde ik zelfs een soort van kalmte in mij opkomen en dat was voor mij voldoende reden om dat gevoel  verder te volgen en uiteindelijk was de vogel-Alfredo- dan ook uit Deventer weggevlogen, de god van zijn kinderjaren achterna.

     

    Ik had toen in ‘72 een treinkaartje naar een stad in het diepe zuiden gekocht en was van plan om via  omwegen  bij elk station van een middelgrote stad uit te stappen en  het centrum te verkennen om te zien of ik daar met mijn schroevendraaier en hamer een woonplek kon forceren.


    De eerste stad die ik aandeed, Gouda,  lukte dat niet en in een koffiebar vroeg ik het  nog maar eens aan een meisje en ze vertelde me dat ze niet wist of er nog een kraakpand leeg stond. Heimelijk had ik gehoopt dat zij mij zélf een slaapplek zou aanbieden, want anders had ik me dit natuurlijk nooit meer herinnerd. Eens een jongen, altijd een jongen.

     

    Ik toen weer terug naar het station de trein in. Mijn hond volgde me  waar en wanneer dan ook  en terwijl zij in de trein heel loyaal deed alsof ze absoluut geen eigenaar had, kon ik zodoende mij een extra treinkaartje voor haar uitsparen.  ”Van wie die zwarte hónd is, in een andere coupé?”    “ Geen idee!”, was mijn antwoord aan de conducteur.

    Heel bijzonder beest, mijn hond.

     


    Mijn volgende halte was toen Dordrecht en vandaag, een 36 jaar later sta ik opnieuw op dit station en wandel op intuïtie naar de binnenstad.

    Dat lukt me aardig en ik vraag uiteindelijk  waar V&D is, want mijn straatje van toen grensde aan de zijkant, waar het damespersoneel op de 1e verdieping hun garderobe had, want dat kon ik zien uit mijn open dakvenster naar de wereld.

    “Ja, V&D, dat is nog even rechtdoor en dan naar links” werd mij vriendelijk uitgelegd. En jawel, ik zie een heel groot pand en dat blijkt het te zijn. “Nu eens kijken aan welke kant mijn straatje ligt” en na twee afslagen zie ik het straatbordje “Tolbrugstraat-Landzijde” en die naam had ik al van internet vernomen, want zo exact wist ik dat niet meer.

     

    Mijn straatje blijkt dus nog helemaal te bestaan en voorzichtig loop ik verder. Aan mijn linkerhand de hoge muren van de V&D en rechts de muurtjes, deuren en ramen met mijn ogen aftastend. Eerst een breed, laag gebouw, dat dienst doet als “poolcentrum”. Geen enkele herkenning.

    Vervolgens zie ik achter een afzetting een leeg terrein en daarná staan er drie kleine huisjes die maar één boodschap verkondigen; “Alfredo,in 1972 waren wij al sloopwoningen en dat zijn we nog stééds!”

     

    Diep onder de indruk, maar welke van de drie was de mijne? Dat laat zich gelukkig niet zo moeilijk te raden, want alleen de middelste heeft een dak met een grote dakkapel waarin één vierkant raam zit. De andere woningen hebben twee dakramen en zijn bovendien hoger gebouwd.

     

    Ineens sta ik oog in oog met mijn Dordtse verleden uit ’72 en mijn ogen blijven gericht op mijn pand. Het is soms even zoeken naar de grenzen, omdat alle drie de panden voor een groot deel door heel lange planken zijn dichtgetimmerd maar hoe hoger ik kijk, des te makkelijker het onderscheid.

    Mijn ogen vinden rust en geluk bij het zien van het grote, vierkante raam van de dakkapel. Dat was mijn grote venster naar de wereld en achter dit venster leefde ik veilig met  hond en  muziek van Cat Stevens.

     

    Ik merk dat ik nu niet echt geneigd ben om via dat vensterraam  alsnog enigszins naar binnen te kunnen kijken. Ik zoek eerder de spiegelingen op in het glas zelf. Die betoveren mij, die verleiden mij, omdat daar beweging is, kleurschakeringen zijn, wolken voorbijtrekken en de zon schijnt.

    Minutenlang blijf ik er staan en geniet  van het geschenk dat me overkomt. Bovenop de dakkapel zit vanaf het begin een spierwitte duif die alleen wat heen en weer schuift, maar verder blijft waar ze is.

    Later komt er de overbekende grijsgroene stadsduif bij, maar ze laat zich niet wegjagen. Ze schuift alleen op en belandt daardoor pal boven mijn vensterraam.

     

    Er passeert een oud stel dat mij naar boven ziet staren. Ze kijken even op en zeggen tegen elkaar; “er zit een witte duif en een grijze, maar méér is er niet te zien” en vervolgen hun weg.

     

    Ook de bewegingen van de duif zie ik terug in de weerspiegelingen op het raam.

    Ik voelde daarachter ooit een veiligheid en via datzelfde vensterraam tastte ik dan weer de hemel en de aarde af. Het huisje was mijn veilige plek, een piepklein eilandje, maar voor mij en de hond goed bewoonbaar.

     

    Nu, in 2007, kijk ik van buitenaf naar dat vierkante raam en is het alsof onze blikken in de weerspiegelingen erop, elkaar kruisen. Toendertijd leefde ik op dat  eilandje en nu kijk ik van buitenaf naar datzelfde eilandje van toen.

     

    Inderdaad, mijn ogen vonden deze dag in 2007 wat mij ooit in Dordrecht werd geschonken; een warme, veilige plek die de jongen Alfredo kon kalmeren en inspireren.

     

    Eén van de leden van de Monty Python, Michael Palin, zei enkele maanden geleden op de BBC; “It’s not the length of time that counts.

    It’s the impression it made, like “that óne summer” you’ll never forget”.

    Die wijsheid gaat voor mij helemaal op wat Dordrecht betreft.

     

     

    In 1972 kwam ik dus uiteindelijk in de binnenstad van Dordt  in  dat oude, kleine huisje, totaal verlaten en aan de voorkant dichtgetimmerd. Het leek me een goede optie, maar tegelijkertijd schrok ik ook terug, omdat het ook wel iets weg had van een ruïne. Hier voelde ik een grens tussen tegencultuur en een zwerversbestaan. Ik liep daarom eerst toch verder door het centrum heen, maar keerde  terug en besloot tenslotte met hamer en schroevendraaier de deur te forceren, althans alleen het ondergedeelte.  Dat deed ik om het anderen moeilijk te maken zo maar naar binnen te kunnen. Je moest dus letterlijk op je knieën en dan kruipend naar binnen en niet iedereen doet je dat zo maar na. Vér voor mijn geboorte heb ik kennelijk ooit een langdurige survivaltraining ondergaan.

     


    Ik schrok opnieuw en nu van wat ik bínnen aantrof. In de achterzijde zat nergens een raam en zelfs een klein gedeelte van een muur was open.

    In een uithoek ontdekte ik een wenteltrap naar boven en de hond en ik gingen dan ook via de trap verder op verkenning uit. Het was helaas niet veel beter. In feite één grote zolder, maar wél één met een echt grote dakkapel op het zuiden en het dak zelf bleek nog geheel in takt. Ik bedacht tevens, dat ik bovendien op één hoog, veiliger en minder opvallend kon wonen en dus besloot ik daar dan uiteindelijk te wonen.

     

    Die eerste dagen in Dordrecht  kocht ik wat spullen, zoals een bezem, een emmer, muurverf en ook een pick-up op batterijen, want gas, elektra en water; dat was nergens te bekennen.

     

    Ik merkte dat er echt een soort blijdschap in me groeide, ook wanneer ik bezig was de begane grond aan te vegen. Ik had zelfs mijn pick-up mee naar beneden genomen om een LP. van Cat Stevens te draaien.

     

    Ineens hoorde ik toen achter mij een klap en ik ontdekte, dat ik met de bezemsteel de pickup had geraakt en de boel op de grond was gedonderd. Dát deed me zeer.  Ik had drie LP.’s – alle drie van Cat Stevens -  maar ik bleef ze grijs draaien want het bleef me altijd even dierbaar.

     

    Inééns hoor ik kloppen op de buitendeur. Iemand riep; “Hallo, ís daar iemand. Hallo, ís daar iemand! Wilt u open doen!? Hallo?!”

    Ik stond als versteend en zie schuin, vanachter een deur, dat de roepende man vervolgens ook probeert naar binnen te kijken omdat hij daarvoor de brievenbus moet gebruiken.

     


    Wát een genade, dat de pickup op de grond was gevallen en er dus geen muziek klonk, en ikzelf én de hond  achter een openstaande kastdeur stonden  en mijn hond zich bovendien totaal koest hield. Dat allerlaatste besef ik nu eigenlijk pas. Wát een geluk. Wat een verslagenheid had ik anders gevoeld als ik op dat moment in beeld was gekomen en ik diezelfde dag nog op straat zou komen te staan. Op stráát, na pas enkele dagen Dordrecht, terwijl ik er juist vertrouwen in begon te krijgen. Het had me gebroken, dat weet ik.

     

    Na tien bange minuten verliet de man de voordeur en ik prijsde me gelukkig en voelde me bevestigd in mijn strategie om de ingang alleen kruipend te kunnen gebruiken en op de begane grond geen sporen van bewoning te tonen, behalve dan dat het een beetje was bijgeveegd. Het bleef tenslotte een lege ruimte.

     

    De dagen erna  bevielen me meer en meer. Ik kon er verder ongestoord wonen en slapen, had een gasvuurtje voor koffie, een oude bank om op te slapen, spulletjes om te kunnen eten, de platen va Cat Stevens en als laatste beschilderde ik de muur aan oostzijde  rood. Toen dat uitgedroogd was verfde ik er met grote, witte letters een citaat op; “Daar waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn”.

     

    Dordrecht werd mijn nieuwe thuis en ik begon ook van de oude binnenstad te houden met zijn mooie oude huizen en gekromde straten, marktplaatsen en zijn haven.

     

    Na een week ging ik zelfs zo ver, dat ik een kroegje in mijn straatje bezocht, puur om eens kennis te maken. Ik stapte naar binnen, bestelde iets aan de bar en bleef daar zitten. Achter mij stond een groepje jongens met een meisje te praten. Ik hoorde haar ineens tegen één van die jongens zeggen;”Ik praat niet met mensen die minder intelligent zijn dan ik”.

    “Oh, dat klinkt niet echt lekker” besloot ik in stilte. Niet vanwege mijn tekort aan intelligentie maar vanwege haar gebrek om sociaal te zijn.

     


    Terwijl de eigenaar het bestelde biertje voor mij neerzette, kreeg ik als eerste kennismaking te horen; “Ik heb mensen zoals jij liever niet in mijn zaak. Deze keer kun je nog wel wat drinken, maar volgende keer niet meer”.

    Ik dronk geschrokken - maar toch met enkele tussenpozen - mijn glas leeg en vertrok.

    Het viel me gaandeweg steeds meer op  dat ik de bevolking als veel harder jegens mij ervoer, dan ik in Deventer gewend was. Of ik nou ergens op een muurtje zat, een winkel binnenstapte,of bij sluitingstijd van de markt links en rechts wat groente en fruit van de grond raapte; meestal voelde ik me verjaagd alsof ik een zwerfhond was. Dat deed me pijn.

     


    Dat viel me ook op toen ik uit mijn geboortestad vertrok - buiten Amsterdam - en in Deventer kwam te wonen. Deventer was “zachter” voor mij.

    Maar in de zeventiger jaren was ook bijna álles politiek en dus riep ook bijna álles conflicten op; je lange haar, je kleding, de spullen die je niet of juist wél kocht. Als je scharreleieren wilde kopen bij een kruidenier kon deze soms woedend worden omdat mijn bestelling toen een politiek

    statement was. Alles leverde in die dagen discussie op.

    Bovendien leefde ik in Dordt alleen, zonder vrienden en dat weegt zwaar, want ook in Deventer kon ik ook wel eens harde botsingen opdoen, maar als lid van een groep vrienden beleefde ik dat toch heel anders.

    Het was bijna een bevestiging dat ik juist góed bezig was.

     


    Hoe dan ook; ik had mijn stad en mijn huisje gevonden en het na een eerste week ingericht en met het citaat op de zoldermuur in gedachten volgde ik verder wat mijn hart me ingaf. Ik kocht een klein bijbeltje en zat er vaak op mijn slaapbank in te lezen. Mijn lieve hond was altijd bij me en sliep ‘snachts altijd tegen mij aan, terwijl ik alle kleren gewoon aanhield. Er was voor mij niets vanzelfsprekender dan dat.

     


    Dat gold niet helemaal voor een meisje dat ik leerde kennen. Ik ontmoette haar  in wat toen een “theehuis” heette en de naam droeg “de blauwe wolk” of zoiets. De meeste  jongeren zaten er op de grond, half apathisch = stoned voor zich uit te staren en Alfredo kon zich daar wel in vinden. Er was ook een nog grote tuin bij, volop zomer, wat wilde ik nog meer. Niets dan alleen vrede en rust.

    Na een paar dagen  leerde ik er wat mensen kennen, waaronder dus ook een meisje van zo’n 17 jaar oud.
    Ze vroeg me of ze met me mee mocht naar mijn huis en dat was o.k. voor mij. Vanaf toen begon ze me vaker te bezoeken en hadden we ook wel eens seks met elkaar, maar toch bleef ons contact voor mij in de marge van mijn leven. Twee weken later zei ze ineens; “Alfredo, ik wil net zoals jij, zwerven door Nederland”.

     


    Op zich vond ik dat wel leuk om te horen, maar daar zat allicht een behoorlijk prijskaartje aan die zij zelf nog niet kende. Rondzwerven is een keihard bestaan en leer je niet in een paar weken en bovendien was het geen doel voor mij. Als ze bij mij alleen maar zou intrekken, zouden haar ouders haar gaan zoeken en allicht vinden en was ik ook gelijk mijn woning kwijt vanwege alle gedoe. Nee, dat was ook geen optie.

    Toch mocht ik haar en ik bedacht dat ik dan met haar  tijdelijk naar Deventer zou kunnen gaan  en dan vanuit Deventer een nieuwe stad zien te vinden.

    Ik zat dus zo te peinzen en zie haar voeten en ik schrik, maar zei niks.

     

    Het doet me denken aan wat ik een maand gelden in Utrecht hoorde toen volwassen vriendinnen hun vrienden bespraken. Eén van hen besloot de omschrijving van haar nieuwe minnaar met; “én, hij draagt de goede schoenen!”.

    Ik was perplex. Zijn we echt zó ver afgegleden dat schoenen meewegen in wie je nieuwe liefde is? Dat kán toch niet.

    Ja, dat kan wel.

    Ook bij Alfredo.


    Zoals ik zei; ik keek peinzend naar de grond, zag haar voeten en ontdekte dat ze, ja, dat ze “sandalen” droeg en dáár durfde ik bij mijn oude vrienden in Deventer niet mee aan te komen. Dat was een rode lijn in onze omgang.

    Het is en blijft waar; de meeste jongeren zijn conservatief.

    Dus deze liefde stierf een zachte dood en soms kwam ik haar weer tegen, maar durfde haar allicht niet te zeggen waarom het opgehouden was tussen ons en dat vond ik echt pijnlijk voor haar. Ik gunde het haar allerminst om genegeerd te worden. Ik kende geen andere manier dan dat. Het deed ook mijzelf pijn.

     

    Maar goed, Dordrecht werd me dus steeds vertrouwder. Ik herinner me dat daar ook de eerste pornokoning van Nederland woonde die altijd in een spierwit kostuum rondliep.

    Na enkele weken kwam er zelfs spontaan een oudere broer van mij bij me langs. Deze broer heeft, net als ik,  nimmer goed in zijn vel gezeten en hij probeerde dat met drank bij te sturen. We weten hoe zoiets eindigt.

    Dat ik een eigen woonruimte had en er zelfs een bijbeltje rondslingerde vond hij wel boeiend en hij vertelde me dat hij ergens intern in therapie was, maar dat hij nu liever twee weken bij mij was. Op zich een nieuwe ervaring omdat ik altijd tot “de kleintjes” had behoord en hij dus  juist één van de grote broers was. Wij gingen samen een matras zoeken in de stad en vonden een luchtbed en hij zou daar dan op slapen.

     

    Die eerste nacht werd ik 4 x wakker omdat hij het ding helemaal opnieuw zat op te blazen. Pas na vijf nachten kon hij er zo’n 6 uur ongestoord op liggen. We hebben daar dagenlang veel tijd aan besteed en het had voor mij ook iets huiselijks, iets dat ik niet vaak in mijn jeugd zo had meegemaakt.

     





    Al deze herinneringen  kwamen vandaag, op deze bevrijdingsdag in 2007 weer bij me boven, al leunend tegen een muur aan de overkant van mijn huisje. Ik kon de wolken volgen die weerspiegeld worden in het grote dakraam van mijn pand.

    Ik begon moe te worden en vraag in een kapperswinkel in de Tolbrugstraat of ik even mag zitten; “natúúrlijk” zegt de man gastvrij. “Wilt u ook koffie, of wilt u liever water, want ik zie dat uw fles is leeg is?”.

    Verrast door deze vriendelijkheid vraag ik hem de fles te vullen en blijf er zo’n tien minuten zitten. Daarna vertrek ik en dank hem voor zijn gastvrijheid. Wat een lieve man. Hij bleek een Marokkaanse man te zijn, wat me toen niet direct was opgevallen.

     

     

    Ik liep de straat uit en ging wandelen door de stad.

    Een stad met schitterende panden,grootse standbeelden , vaarten,

    gebogen straten, intieme marktplaatsen en pleinen. Werkelijk bijna betoverend om te vertoeven. Bijna in één klap terug in de 17e eeuw.

     

    Na een uur kom ik weer in mijn straatje en zie dat een poolbiljartcentrum haar deuren geopend heeft en dat er een vrouw bij de ingang staat.

    Ik spreek haar aan en vertel haar wat over mijn geschiedenis in dit straatje en vraag haar of dit poolcentrum een achteruitgang heeft waardoor ik de achterkant van mijn huisje zou kunnen bekijken. “Nee, dat is er niet. Dat zou u aan de eigenaar moeten vragen, want deze drie pandjes zijn nog steeds eigendom van die elektronica winkel om de hoek. Trouwens, álles wordt over zes weken gesloopt en dan komen er nieuwbouwwoningen”.

     

     

     

    “Alles over zes weken gesloopt” galmt het in mij na, maar ik móest me nu met die eigenaar bezig gaan houden. “Ja, daar zat toen inderdaad de eigenaar ook al”, bevestigde ik, zonder haar te vertellen waarom ik dat nu nog wist.

     

     Ik loop het straatje weer uit, nu om de winkel van de eigenaar te bekijken, maar niet om bij hem naar binnen te gaan en om hulp te vragen. De winkel wordt door mij direct herkend en ik blijf er nog even voor staan en loop dan weer verder.

    Het was tenslotte, in 1972, na drie maanden Dordrecht, de eigenaar in diezelfde winkel, die mij er onaangekondigd hardhandig uitgooide en dan zou ik nu in hetzelfde pand aan iemand om een gunst gaan vragen?

    “Niet doen”, zeg ik hard op.

     

    Er werd namelijk in ’72 hard op mijn deur gebonkt en uiteindelijk kroop ik naar buiten. Stond er een agent op straat, de eigenaar en een personeelslid. Ik moest “oprotten en maar bij de junks gaan wonen”. Zijn werknemer haalde de spullen naar buiten en zette het op straat en terwijl hij daarmee  bezig was ontdekte hij een schroevendraaier en  hamer van mij en na een knipoog van de baas stak hij die twee in zijn zak. De agent keek op afstand  voor zich uit.


    Toen alles eenmaal buiten stond pakte de eigenaar mijn hondenketting en kwam dreigend op mij af en zei; “laat ik je hier nooít meer zien!” en terwijl hij die woorden  bezwerend uitsprak, was het voor mij, alsof het bijna profetische woorden waren, alsof niet alleen hij, maar ook iemand anders tot mij sprak en vanwege die verwondering liet ik verder maar álles zoal het was. Het gaf me een soort van rust, naast de vernedering die ik onderging.


    Ik riep mijn trouwe hond en we vertrokken uit de straat en ik riep de mannen toe;

    “Ja, die spullen kunnen daar mooi blijven. Ik heb ze nu toch niet meer nodig”, wat enige verwarring bij hen opriep en dat was natuurlijk ook de bedoeling. In de avond pikte ik het allemaal op en reisde uiteindelijk weer af naar Deventer.

    Daar was ik weer en sommige vrienden reageerden geïrriteerd, omdat ik al zo lang had verkondigd, dat ik “toch écht eens weg wil ”.

    Het verhaal van de man met de hondenketting was mijn bewijs van overmacht.

     

     

     

     




    Opnieuw dus een stroom van herinneringen op deze 5 mei 2007.

    Intussen was ik wandelend op een plein beland  waar ik onder een bloeiende kastanjeboom op het terras ging zitten. Er komen zo’n drie straten op uit; “de Statenplaats”, “de Tolbrugstraat-Landzijde” en de “Blindelieden Gasthuissteeg”.  Ik zou er bijna blind voor willen worden om in een dergelijke historische, bijna statige omgeving te mogen wonen.  Mijn eigen straatje loopt hier dus ook op uit.

     

    Het plein waar ik nu zat herinnerde ik me niet.

    Ik bestelde wat te drinken en had al een strategische plek ingenomen, want vanuit mijn stoel kon ik van opzij mijn huisje zien en zag ik zelfs nog de weerspiegelingen in het dakraam. Op afstand kon ik mijn ogen nog altijd laten dwalen, zonder dat het anderen zou opvallen en het mij storen kon.

    Na een uur rekende ik af en vertrok. Het werd mijn laatste ronde.

    Ik liep nog éénmaal door mijn straatje, bleef heel even staan, keek naar het raam en liep verder. ”Bedankt dat je me niet vergeten bent” hoorde ik mijzelf zeggen en ik begreep exact wat ik bedoelde.

     

    Twintig meter verderop, bij het poolcentrum, liep ik alsnog naar binnen en vroeg wat voor muziek ze hadden  aanstaan, want er stonden meerdere deuren open vanwege de warmte.

    “Oh, dat zal ik voor u nakijken. Wilt u wat drinken?”

    “Doe maar Spa”

    “Groen, wit, rood of blauw?”

    “Doe maar blauw”

     

    Na een paar minuten kwam ze naar me toe, legde een briefje voor mij op de bar waarop ik kon lezen; “Beautiful Goodbye, van Amanda Marshall”.

     

     

     

     

    Alfredo, 5 mei 2007.                    

     

     

    “Over zes weken wordt alles gesloopt”, galmt het op deze bevrijdingsdag in 2007 in mijn hoofd na.

     

     

    http://www.verhalenvandordrecht.nl/verhaal.php?nummer=529






    Post Scriptum;
     

    E-mail aan mijn dochters. Juni 2007.


     

    Lieve meiden,
    ik ontdek zojuist tussen de reclames op TV 1, dat er cultureel het één en ander te gebeuren staat in Dordrecht in Juni (2007).
    Hieronder een paar citaten uit diverse websites;

     

     

    Quote;
    Dordrecht 26 Juni t/m 1 Juli 2007.
    Het 21e internationale poppenfestival" heeft een programma met voorstellingen door poppenspelers uit diverse landen.

    Zij spelen met marionetten, stokpoppen, objecten of schaduwfiguren, in kleinschalige theaters, op straat en andere onverwachte plekken.

    Zo zijn er een Huiskamerroute en Tuinenroute en is er een voorstelling  tijdens een tocht met fluisterboot "Dordtevaar" door de havens van Dordrecht."

    Het festival begint op 26 juni  met "Lysistrata", een voorstelling gebaseerd op een krachtig thema: vrouwen in oorlogstijd.     

    http://www.poppentheaterfestival.nl/index.php?page=impressiefilm

     

    Zaterdag 30 juni zal het winkelend publiek vermaakt worden met talloze gratis straatoptredens. Om 23.00 uur wordt het straattheater spectaculair afgesloten door het Franse Duo Du Haut. De naam verraadt het al: zij dansen op groote hoogte boven de Wolwevershaven.   

    http://www.poppentheaterfestival.nl/index.php?page=static&id=1

    Einde quote.
     

     


    Het doet mij denken aan optredens van Dogtroep en het Parade gebeuren, maar dan toegespitst op één specifieke theatervorm.

     

    En ineens komen nu in mij Deventer en Dordrecht  toch nog weer even  bij elkaar. Waarom?


    Toen ik in ’72 de straat op was gezet in Dordrecht ben ik direct maar teruggegaan naar mijn oude stek in hartje Deventer.

    Ik loop daar de coffeeshop binnen en ineens stapt  één van de  sterren uit de “scene”  op mij af en zegt; “Je loopt al tijdenlang te verkondigen dat je weg wilt uit Deventer en nu ging je weg en ben je nu al weer terug!?!”

    “Ja, ik ben met mijn eigen hondenketting mijn huis uit geslagen. Daar kan ik toch niks aan doen?!”.

    Discussie gesloten, leven ging wel weer verder.

    De bewuste persoon was toen als kunstenaar een poppenmaker en is dat bij mijn weten ook tot nu toe gebleven.

    Als ik hem in Dordrecht zou ontmoeten en  zou zeggen;”Nou bén ik weg uit Deventer , kom ik jou zelfs híer nog weer tegen”, zou hij er vanwege de herkenning zeker om  lachen.

     

     

     
    Tenslotte is op 1 Juli 2007 de jaarlijkse unieke boekenmarkt,

    in het oude centrum , waar “alleen echte antiquarische boeken kunnen worden gekocht”.
    Sluit  helemaal aan bij de sfeer van de elitaire, historische grachtenpanden

    http://www.dordtseboekenmarkt.nl/


    Jammer vind ik het overigens te moeten ontdekken, dat het sloopwoninkje nog wel een zes tot 10 maanden zal blijven staan. De genoemde "zes weken" gold de sloopvergunning, maar dat is geen sloop-plicht. Dát het binnenkort verdwijnt staat vast, maar toch, ik had liever gehad dat het nu enkel en alleen nog in mijn verhalen  zou bestaan.  Het had mijn kalmte beschermd en versterkt.

    Keep going girls!

    Groet, Alfredo, Juni 2007." 


    Einde e-mail aan mijn dochters. 

     


    03-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deventer Bomenboek ; eerste druk september 2007
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    Ik zal het kort houden.

    Een jaar geleden had ik contact met de Deventer bomenstichting vanwege een oproep op het web om verhalen over bomen in Deventer naar de stichting op te sturen. Men zou dan kijken of het te gebruiken was voor het (allereerste) Deventer bomenboek.

    Zowel "kastanjeboom" als "Deventer/stad" leken me zinnig om op te sturen.

    Vandaag ontving ik het boek via een vriendin. Het blijkt in sept dit jaar 2007 te zijn uitgegeven.



    Mooi, verzorgd boek, waarmee de samenstellers naast bijna lyrische foto's van monumentale bomen de lelijkheid in de stad op hun foto's niet schuwen. Zo wordt hun bomenboek functioneel, omdat het ook storende contrasten laat zien, evenals zinnige combinaties van bouw en bomen in de stad.

    Ik had verwacht dat ze "kastanjeboom" zouden hebben geplukt (vanwege omzagen kastanjeboom eind 2006) maar hun oog viel kennelijk op één van de coupletten uit mijn liedtekst "Deventer/de stad".

    Het is geplaatst op een twee pagina grote foto van het "Worpplantsoen" = het gedeelte van de Worp (Westkant IJssel) dat aan de rivier ligt buiten de dijk. (pag. 64 en 65)

    Dan ook hier maar ter afronding twee anekdotes.


    Er ligt in die uiterwaarden een camping en ik heb daar rond '71 enkele maanden in een vrachtbus op die camping gewoond. Ik had het gekocht voor 250 gulden en na een periode naast het arbeidsbureau te hebben gestaan besloot ik de wagen te laten verslepen naar de camping.

    Maar ja, het is in Nederland niet eeuwig zomer, dus verliet ik mijn huis op wielen en ging terug naar de binnenstad, de auto achterlatend.
    Paar maanden later aan een bar; "ah, ben jij diegene van die vrachtauto. We hebben hem maar laten wegslepen, want de camping ging dicht en er kan niks achterblijven".
    "Ja, hij was van mij en bedankt voor de service".
    "Graag gedaan" reageerde hij enigszins perplex.





    Een half jaar later met een vriend uit de binnenstad een  klein huisje gekraakt vlak naast de rivierdijk.
    Wij vrij snel naar binnen en we verkennen de binnenkant en het viel ons erg mee. Alleen stroom hadden we niet en omdat we beiden nou eenmaal met elektriciteit waren opgegroeid vonden we dat toch echt het minimum.
    Kast opengemaakt en mijn vriend ontdekte waar de stroomdraad liep en dat er een stuk was uitgeknipt. Met krantenpapier in mijn rechterhand, plus een tang en een  stevig stuk ijzerdraad moest het toch kunnen lukken om dit huisje weer bij de tijd te krijgen.
    "Knal".
    Grote stilte.

    De eerste deuren gingen her en der open.
    "We zitten zonder elektra vanwege jullie geklooi. Geen mens kan meer TV kijken". Met enige moeite lukte het ons nog wel om ons ook in dat laatste te kunnen verplaatsen. Het werden tenslotte onze toekomstige buren, maar ik zag het somber voor ons in als start.
    Bovendien moest er eerst nog actie worden ondernomen om de buurt én onszelf weer van stroom te voorzien.

    Godlof, lukte ons dat en de lucht klaarde voor ons al helemáál op toen onze naaste buren kwamen vertellen dat ze wel blij waren met onze onderneming, want dan konden zij - zo hoopten ze - nog weer wat langer in hun eigen huisje blijven wonen, want het waren twee huisjes onder één kap.

    Het was een leuk huisje. Wit van kleur, herinner ik mij.

    Is niet meer.

    Zo hoort het ook.

    Toch?

     

    Alfredo, okt. 2007.

     

     


    02-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het oude pandje in Dordrecht gesloopt - 19 April 2008
    Klik op de afbeelding om de link te volgen





    Een posting van mij op een forum; 19 April 2008.

    Quote;

    "Vorig jaar bezocht ik een heel oud pandje in het hart van Dordrecht, dat in 1971 al een slooppand was en waar Alfredo enige tijd met zijn hond bivakkeerde op de zolder en na korte tijd, onaangekondigd, werd uitgesmeten door politie en eigenaar.

    Het was de eerste keer sinds 35 jr en het maakte zeer diepe indruk op me en bracht veel in mij teweeg.
    Schreef er dus ook een verhaal over;

    Korte versie

    http://www.verhalenvandordrecht.nl/verhaal.php?nummer=529


    en een lange, nooit uitgewerkte versie;
    http://www.bloggen.be/deventerverhalen/ 

    "A beautiful goodbye".
    Ik schreef het op de avond van thuiskomst en heb het nooit meer durven lezen, laat staan herschrijven.

    Wel heb ik er enkele malen - half blind - nog een paar anecdotes onder geschreven. Maar dat was het dan.



    Vanavond,19 April 2008,  óók op een zaterdag,  lees ik op de website "Zindermij"  het volgende bericht;

    Quote;
    Geplaatst
    : za apr 19, 2008 9:06 pm
    Geregistreerd op: 26-5-2007 Berichten: 545 Geslacht: vrouw
    "Ik was vandaag in Dordrecht, winkelen, slenteren, eten (erg lekker en gezellig). De vorige keer dat ik in Dordrecht was, was ik er met Kronkel en liepen we nog even door het straatje dat Alfredo in zijn verhaal "Dordrecht"noemde.
    Het huisje (vervallen pand) stond er toen nog.
    Vandaag kon ik niet laten toch even door het steegje te lopen. Het pand is gesloopt en er ligt al fundering voor iets nieuws."
    Einde citaat.
     
    Einde quote.





    Er komt een migraine opzetten.
    Alfredo leeft !

    In de zaterdagnacht van 19 naar 20 April 2008


    01-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een popsong n.a.v. Dordrecht verhaal
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op een Engelse site schreef ik er het volgende over (Aug. 2008)

    The text below is an artistic version of the story "Visiting one of my hometowns after 36 years Dordrecht, Netherlands".
    A few months later, after my writing, I gave it a new title;"Gimme Shelter".
    Anyhow,

    It is now august 2008 and these days a Dutch popgroup is recording a song called "Black bird" and they told me that it is inspired by my story "Gimme Shelter"(Dordrecht). I once talked with them and they did read my story. Every initiative came from them, except of course my own written story.

    The artistic version is made by a member of the music group, to use it for their new album. The album will be released in sept 2008. Next month.


    The story will be told without music, but interrupted by music. That's completely their very own wish.


    Quote;

    Black Bird,

    a short story inspired by "Gimme Shelter" (alfredo)
    By Mark Courage

    Part 1.

    Only few parts of the walls were covered with different kinds of wallpaper. A long time had already gone by, before the boy took this room on the attic, his hiding place. Emptiness had driven him to seek comfort in painting words on the flaking walls: "Wherever your treasure is, there will be your heart".

    This message he had given himself, to forget his loneliness, to neglect his homesickness, to deny his precious but misfortunate past.
    Outside, on a small branch, a black bird spoke and sang of true beauty, waking the boy every morning with its songs and sermons.
    While months went by, the boy obsessively attempted to seek forgiveness for his destructive tendency.

     

    The room functioned as a cocoon, giving the boy just enough air and sunlight to breathe, to grow into a person... a man…


    music - intermezzo by Dutch popgroup

     

    In his flight, the man threw off the cocoon’s shell, leaving behind the bird and the boy, in search for his treasure. He wandered around restlessly, living his life between sunset and sunrise.

    As his body desired more and more of the filthy substances he poured down his veins, his mind became a sewer, filled with mud, dirt and rats, crawling and littering around in his head.

    The small black bird took care of the naked boy, who was lying on the floor, gasping for breath. He could only move his eyes and the bird fed him, like a mother bird feeding her youngsters, keeping his soul alive.
    (21Eor song)

    2.
    One night, years after the cocoon had burst, the black bird flew restlessly through the attic. The boy opened his eyes and experienced an unusual sensation inside.

    The bird’s panic frightened him, but at the same time he felt a comforting shiver down his spine.

    He discovered he could move again, and gently he got up.
    Slowly he floated to the window, and there, outside, the man broke down on his knees, crying.
    When the boy opened the window, the man looked up, and their eyes met. “I’m Glad you’ve not forgotten me” the boy said, and he jumped out of the window.

    As the rain started to fall heavily, the man left the house, the street, the town, with a black bird on his shoulder, and the boy, his treasure in his arms."

    End Quote and song.


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • agen togel terbaik
  • Preference for soup and god empathy Kevin Durant?The league dare you abandon coach also garage!
  • Kevin Durant vs. lebron James: a battle launched by goddess of beautiful bosom
  • A god of death du!Kevin Durant ignored no defensive play four points
  • lzm

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Selectie uit mijn andere websites
  • Fotoblog van schilderijen en foto's - Alfredo


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs