P.S. Dit onderstaand verhaal was mijn állereerste verslag toen ik, na mijn bezoek aan Dordrecht, weer thuis was. Het ligt echter in mij dermate gevoelig ,dat ik dit lange verhaal - hoe rommelig soms ook - helemaal wil laten staan zoals het is. Er is wel een veel kortere versie ("Een beautiful goodbye".) zie;
http://www.verhalenvandordrecht.nl/verhaal.php?nummer=529
en voor een Engelse versie ("Gimme Shelter")
http://www.gather.com/viewArticle.jsp?articleId=281474977000715
Het is vandaag vijf mei 2007 en dit jaar is deze dag een zaterdag.
Al enkele maanden leef ik wat in een cirkel, want bij elke optie iets te ondernemen overvalt me een gevoel van gekunsteldheid, geforceerdheid en dan laat ik het maar weer los in de hoop dat de tijd zijn werk wel zal doen.
Datzelfde overkwam me dus ook bij mijn verlangen om naar Dordrecht af te reizen en er over te schrijven. Het is de stad waarvan ik ruim 35 jaar lang een onuitwisbare indruk in mij meedraag, omdat ik daar ooit in mijn eentje heb gewoond, nadat ik na enkele voorafgaande jaren in Deventer volledig was uitgeraasd en werkelijk elke straatsteen in die binnenstad kon uittekenen. Deventer was namelijk mijn eerste thuishaven, nadat ik als jongen van 19 mijn ouderlijk huis was ontvlucht om niet meer terug te keren, wat ook zo gegaan is.
Dus ook het verlangen om na 36 jaar naar Dordrecht te gaan bleef steken in ambivalentie al kwam er wel een vreemd gevoel van haast bij.
Deventer had ik eind 2006 bezocht en er uitgebreid over geschreven, dus Dordrecht kon voor mij best wel een paar jaar wachten, maar waarom dan toch dat opkomend gevoel van haast?
Hoe dan ook, toen tenslotte álles ambivalent bleef besloot ik in de vroege uren op deze dag echt op zoek te gaan naar mijn woning anno 1972 in het oude centrum van Dordrecht. Op zoek dus naar mijn huisje van 1972.
Ik vertrok rond half drie met de trein, eten en drinken bij me en laat alles maar gebeuren, net zoals bij Deventer. Onderweg zag ik kerktorentjes met wapperende vlaggen en ik tolereerde de illusie die het bij me opriep. Daar is het tenslotte bevrijdingsdag voor.
Een uur later stond ik dan in de stationshal van Dordrecht en ik besefte dat ik daar ook in 72 moet hebben gestaan.
Ik had toentertijd niet veel spullen, maar om het in mijn eentje te moeten verslepen was een heel ander verhaal. Eigenlijk durf ik ze nu niet echt helder te beschrijven, omdat het de schijn zou kunnen wekken dat ik mezelf afval terwijl ik nu juist naar mijzelf op reis was uit een gevoel van diepe verbondenheid.
In 1972 had ik lange tijd verkondigd dat ik Deventer echt verlaten wilde. Ik had tenslotte bijna alle vormen van leven uitgeprobeerd, behalve geweld en harddrugs, voelde me compleet opgebrand, dus bleef er één optie open; vertrekken.
Ik herinnerde me dat ik in die laatste maanden in Deventer op een boekenmarkt impulsief een oud boekje kocht, alleen vanwege de titel: "Ik zoek een mens". Dat wilde ik hebben, legde een gulden neer en vertrok. Het bleek te gaan over een Griekse filosoof die ook op klaarlichte dag met een lantaarn over straat liep, waardoor hem door omstanders gevraagd werd waaróm!?
Zijn antwoord; ik zoek een mens.
Die woorden waren voor mij één en al herkenning en geleidelijk aan kwamen mijn jeugdherinneringen boven van die ene mens, die mensenzoon uit mijn kindertijd. Inderdaad, de oude bijbelverhalen waarmee ik opgroeide.
Ondanks het instituut kerk, met zijn afschuwelijke gebouwen en interieur, was de wereld van de bijbel me ergens wel vertrouwd gebleven en vond ik er als kind wel steun en warmte bij.
Nu die optie zich ineens weer aan mij voordeed liet ik me erdoor verleiden en voelde ik zelfs een soort van kalmte in mij opkomen en dat was voor mij voldoende reden om dat gevoel verder te volgen en uiteindelijk was de vogel-Alfredo- dan ook uit Deventer weggevlogen, de god van zijn kinderjaren achterna.
Ik had toen in 72 een treinkaartje naar een stad in het diepe zuiden gekocht en was van plan om via omwegen bij elk station van een middelgrote stad uit te stappen en het centrum te verkennen om te zien of ik daar met mijn schroevendraaier en hamer een woonplek kon forceren.
De eerste stad die ik aandeed, Gouda, lukte dat niet en in een koffiebar vroeg ik het nog maar eens aan een meisje en ze vertelde me dat ze niet wist of er nog een kraakpand leeg stond. Heimelijk had ik gehoopt dat zij mij zélf een slaapplek zou aanbieden, want anders had ik me dit natuurlijk nooit meer herinnerd. Eens een jongen, altijd een jongen.
Ik toen weer terug naar het station de trein in. Mijn hond volgde me waar en wanneer dan ook en terwijl zij in de trein heel loyaal deed alsof ze absoluut geen eigenaar had, kon ik zodoende mij een extra treinkaartje voor haar uitsparen. Van wie die zwarte hónd is, in een andere coupé? Geen idee!, was mijn antwoord aan de conducteur.
Heel bijzonder beest, mijn hond.
Mijn volgende halte was toen Dordrecht en vandaag, een 36 jaar later sta ik opnieuw op dit station en wandel op intuïtie naar de binnenstad.
Dat lukt me aardig en ik vraag uiteindelijk waar V&D is, want mijn straatje van toen grensde aan de zijkant, waar het damespersoneel op de 1e verdieping hun garderobe had, want dat kon ik zien uit mijn open dakvenster naar de wereld.
Ja, V&D, dat is nog even rechtdoor en dan naar links werd mij vriendelijk uitgelegd. En jawel, ik zie een heel groot pand en dat blijkt het te zijn. Nu eens kijken aan welke kant mijn straatje ligt en na twee afslagen zie ik het straatbordje Tolbrugstraat-Landzijde en die naam had ik al van internet vernomen, want zo exact wist ik dat niet meer.
Mijn straatje blijkt dus nog helemaal te bestaan en voorzichtig loop ik verder. Aan mijn linkerhand de hoge muren van de V&D en rechts de muurtjes, deuren en ramen met mijn ogen aftastend. Eerst een breed, laag gebouw, dat dienst doet als poolcentrum. Geen enkele herkenning.
Vervolgens zie ik achter een afzetting een leeg terrein en daarná staan er drie kleine huisjes die maar één boodschap verkondigen; Alfredo,in 1972 waren wij al sloopwoningen en dat zijn we nog stééds!
Diep onder de indruk, maar welke van de drie was de mijne? Dat laat zich gelukkig niet zo moeilijk te raden, want alleen de middelste heeft een dak met een grote dakkapel waarin één vierkant raam zit. De andere woningen hebben twee dakramen en zijn bovendien hoger gebouwd.
Ineens sta ik oog in oog met mijn Dordtse verleden uit 72 en mijn ogen blijven gericht op mijn pand. Het is soms even zoeken naar de grenzen, omdat alle drie de panden voor een groot deel door heel lange planken zijn dichtgetimmerd maar hoe hoger ik kijk, des te makkelijker het onderscheid.
Mijn ogen vinden rust en geluk bij het zien van het grote, vierkante raam van de dakkapel. Dat was mijn grote venster naar de wereld en achter dit venster leefde ik veilig met hond en muziek van Cat Stevens.
Ik merk dat ik nu niet echt geneigd ben om via dat vensterraam alsnog enigszins naar binnen te kunnen kijken. Ik zoek eerder de spiegelingen op in het glas zelf. Die betoveren mij, die verleiden mij, omdat daar beweging is, kleurschakeringen zijn, wolken voorbijtrekken en de zon schijnt.
Minutenlang blijf ik er staan en geniet van het geschenk dat me overkomt. Bovenop de dakkapel zit vanaf het begin een spierwitte duif die alleen wat heen en weer schuift, maar verder blijft waar ze is.
Later komt er de overbekende grijsgroene stadsduif bij, maar ze laat zich niet wegjagen. Ze schuift alleen op en belandt daardoor pal boven mijn vensterraam.
Er passeert een oud stel dat mij naar boven ziet staren. Ze kijken even op en zeggen tegen elkaar; er zit een witte duif en een grijze, maar méér is er niet te zien en vervolgen hun weg.
Ook de bewegingen van de duif zie ik terug in de weerspiegelingen op het raam.
Ik voelde daarachter ooit een veiligheid en via datzelfde vensterraam tastte ik dan weer de hemel en de aarde af. Het huisje was mijn veilige plek, een piepklein eilandje, maar voor mij en de hond goed bewoonbaar.
Nu, in 2007, kijk ik van buitenaf naar dat vierkante raam en is het alsof onze blikken in de weerspiegelingen erop, elkaar kruisen. Toendertijd leefde ik op dat eilandje en nu kijk ik van buitenaf naar datzelfde eilandje van toen.
Inderdaad, mijn ogen vonden deze dag in 2007 wat mij ooit in Dordrecht werd geschonken; een warme, veilige plek die de jongen Alfredo kon kalmeren en inspireren.
Eén van de leden van de Monty Python, Michael Palin, zei enkele maanden geleden op de BBC; Its not the length of time that counts.
Its the impression it made, like that óne summer youll never forget.
Die wijsheid gaat voor mij helemaal op wat Dordrecht betreft.
In 1972 kwam ik dus uiteindelijk in de binnenstad van Dordt in dat oude, kleine huisje, totaal verlaten en aan de voorkant dichtgetimmerd. Het leek me een goede optie, maar tegelijkertijd schrok ik ook terug, omdat het ook wel iets weg had van een ruïne. Hier voelde ik een grens tussen tegencultuur en een zwerversbestaan. Ik liep daarom eerst toch verder door het centrum heen, maar keerde terug en besloot tenslotte met hamer en schroevendraaier de deur te forceren, althans alleen het ondergedeelte. Dat deed ik om het anderen moeilijk te maken zo maar naar binnen te kunnen. Je moest dus letterlijk op je knieën en dan kruipend naar binnen en niet iedereen doet je dat zo maar na. Vér voor mijn geboorte heb ik kennelijk ooit een langdurige survivaltraining ondergaan.
Ik schrok opnieuw en nu van wat ik bínnen aantrof. In de achterzijde zat nergens een raam en zelfs een klein gedeelte van een muur was open.
In een uithoek ontdekte ik een wenteltrap naar boven en de hond en ik gingen dan ook via de trap verder op verkenning uit. Het was helaas niet veel beter. In feite één grote zolder, maar wél één met een echt grote dakkapel op het zuiden en het dak zelf bleek nog geheel in takt. Ik bedacht tevens, dat ik bovendien op één hoog, veiliger en minder opvallend kon wonen en dus besloot ik daar dan uiteindelijk te wonen.
Die eerste dagen in Dordrecht kocht ik wat spullen, zoals een bezem, een emmer, muurverf en ook een pick-up op batterijen, want gas, elektra en water; dat was nergens te bekennen.
Ik merkte dat er echt een soort blijdschap in me groeide, ook wanneer ik bezig was de begane grond aan te vegen. Ik had zelfs mijn pick-up mee naar beneden genomen om een LP. van Cat Stevens te draaien.
Ineens hoorde ik toen achter mij een klap en ik ontdekte, dat ik met de bezemsteel de pickup had geraakt en de boel op de grond was gedonderd. Dát deed me zeer. Ik had drie LP.s alle drie van Cat Stevens - maar ik bleef ze grijs draaien want het bleef me altijd even dierbaar.
Inééns hoor ik kloppen op de buitendeur. Iemand riep; Hallo, ís daar iemand. Hallo, ís daar iemand! Wilt u open doen!? Hallo?!
Ik stond als versteend en zie schuin, vanachter een deur, dat de roepende man vervolgens ook probeert naar binnen te kijken omdat hij daarvoor de brievenbus moet gebruiken.
Wát een genade, dat de pickup op de grond was gevallen en er dus geen muziek klonk, en ikzelf én de hond achter een openstaande kastdeur stonden en mijn hond zich bovendien totaal koest hield. Dat allerlaatste besef ik nu eigenlijk pas. Wát een geluk. Wat een verslagenheid had ik anders gevoeld als ik op dat moment in beeld was gekomen en ik diezelfde dag nog op straat zou komen te staan. Op stráát, na pas enkele dagen Dordrecht, terwijl ik er juist vertrouwen in begon te krijgen. Het had me gebroken, dat weet ik.
Na tien bange minuten verliet de man de voordeur en ik prijsde me gelukkig en voelde me bevestigd in mijn strategie om de ingang alleen kruipend te kunnen gebruiken en op de begane grond geen sporen van bewoning te tonen, behalve dan dat het een beetje was bijgeveegd. Het bleef tenslotte een lege ruimte.
De dagen erna bevielen me meer en meer. Ik kon er verder ongestoord wonen en slapen, had een gasvuurtje voor koffie, een oude bank om op te slapen, spulletjes om te kunnen eten, de platen va Cat Stevens en als laatste beschilderde ik de muur aan oostzijde rood. Toen dat uitgedroogd was verfde ik er met grote, witte letters een citaat op; Daar waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
Dordrecht werd mijn nieuwe thuis en ik begon ook van de oude binnenstad te houden met zijn mooie oude huizen en gekromde straten, marktplaatsen en zijn haven.
Na een week ging ik zelfs zo ver, dat ik een kroegje in mijn straatje bezocht, puur om eens kennis te maken. Ik stapte naar binnen, bestelde iets aan de bar en bleef daar zitten. Achter mij stond een groepje jongens met een meisje te praten. Ik hoorde haar ineens tegen één van die jongens zeggen;Ik praat niet met mensen die minder intelligent zijn dan ik.
Oh, dat klinkt niet echt lekker besloot ik in stilte. Niet vanwege mijn tekort aan intelligentie maar vanwege haar gebrek om sociaal te zijn.
Terwijl de eigenaar het bestelde biertje voor mij neerzette, kreeg ik als eerste kennismaking te horen; Ik heb mensen zoals jij liever niet in mijn zaak. Deze keer kun je nog wel wat drinken, maar volgende keer niet meer.
Ik dronk geschrokken - maar toch met enkele tussenpozen - mijn glas leeg en vertrok.
Het viel me gaandeweg steeds meer op dat ik de bevolking als veel harder jegens mij ervoer, dan ik in Deventer gewend was. Of ik nou ergens op een muurtje zat, een winkel binnenstapte,of bij sluitingstijd van de markt links en rechts wat groente en fruit van de grond raapte; meestal voelde ik me verjaagd alsof ik een zwerfhond was. Dat deed me pijn.
Dat viel me ook op toen ik uit mijn geboortestad vertrok - buiten Amsterdam - en in Deventer kwam te wonen. Deventer was zachter voor mij.
Maar in de zeventiger jaren was ook bijna álles politiek en dus riep ook bijna álles conflicten op; je lange haar, je kleding, de spullen die je niet of juist wél kocht. Als je scharreleieren wilde kopen bij een kruidenier kon deze soms woedend worden omdat mijn bestelling toen een politiek
statement was. Alles leverde in die dagen discussie op.
Bovendien leefde ik in Dordt alleen, zonder vrienden en dat weegt zwaar, want ook in Deventer kon ik ook wel eens harde botsingen opdoen, maar als lid van een groep vrienden beleefde ik dat toch heel anders.
Het was bijna een bevestiging dat ik juist góed bezig was.
Hoe dan ook; ik had mijn stad en mijn huisje gevonden en het na een eerste week ingericht en met het citaat op de zoldermuur in gedachten volgde ik verder wat mijn hart me ingaf. Ik kocht een klein bijbeltje en zat er vaak op mijn slaapbank in te lezen. Mijn lieve hond was altijd bij me en sliep snachts altijd tegen mij aan, terwijl ik alle kleren gewoon aanhield. Er was voor mij niets vanzelfsprekender dan dat.
Dat gold niet helemaal voor een meisje dat ik leerde kennen. Ik ontmoette haar in wat toen een theehuis heette en de naam droeg de blauwe wolk of zoiets. De meeste jongeren zaten er op de grond, half apathisch = stoned voor zich uit te staren en Alfredo kon zich daar wel in vinden. Er was ook een nog grote tuin bij, volop zomer, wat wilde ik nog meer. Niets dan alleen vrede en rust.
Na een paar dagen leerde ik er wat mensen kennen, waaronder dus ook een meisje van zon 17 jaar oud. Ze vroeg me of ze met me mee mocht naar mijn huis en dat was o.k. voor mij. Vanaf toen begon ze me vaker te bezoeken en hadden we ook wel eens seks met elkaar, maar toch bleef ons contact voor mij in de marge van mijn leven. Twee weken later zei ze ineens; Alfredo, ik wil net zoals jij, zwerven door Nederland.
Op zich vond ik dat wel leuk om te horen, maar daar zat allicht een behoorlijk prijskaartje aan die zij zelf nog niet kende. Rondzwerven is een keihard bestaan en leer je niet in een paar weken en bovendien was het geen doel voor mij. Als ze bij mij alleen maar zou intrekken, zouden haar ouders haar gaan zoeken en allicht vinden en was ik ook gelijk mijn woning kwijt vanwege alle gedoe. Nee, dat was ook geen optie.
Toch mocht ik haar en ik bedacht dat ik dan met haar tijdelijk naar Deventer zou kunnen gaan en dan vanuit Deventer een nieuwe stad zien te vinden.
Ik zat dus zo te peinzen en zie haar voeten en ik schrik, maar zei niks.
Het doet me denken aan wat ik een maand gelden in Utrecht hoorde toen volwassen vriendinnen hun vrienden bespraken. Eén van hen besloot de omschrijving van haar nieuwe minnaar met; én, hij draagt de goede schoenen!.
Ik was perplex. Zijn we echt zó ver afgegleden dat schoenen meewegen in wie je nieuwe liefde is? Dat kán toch niet.
Ja, dat kan wel.
Ook bij Alfredo.
Zoals ik zei; ik keek peinzend naar de grond, zag haar voeten en ontdekte dat ze, ja, dat ze sandalen droeg en dáár durfde ik bij mijn oude vrienden in Deventer niet mee aan te komen. Dat was een rode lijn in onze omgang.
Het is en blijft waar; de meeste jongeren zijn conservatief.
Dus deze liefde stierf een zachte dood en soms kwam ik haar weer tegen, maar durfde haar allicht niet te zeggen waarom het opgehouden was tussen ons en dat vond ik echt pijnlijk voor haar. Ik gunde het haar allerminst om genegeerd te worden. Ik kende geen andere manier dan dat. Het deed ook mijzelf pijn.
Maar goed, Dordrecht werd me dus steeds vertrouwder. Ik herinner me dat daar ook de eerste pornokoning van Nederland woonde die altijd in een spierwit kostuum rondliep.
Na enkele weken kwam er zelfs spontaan een oudere broer van mij bij me langs. Deze broer heeft, net als ik, nimmer goed in zijn vel gezeten en hij probeerde dat met drank bij te sturen. We weten hoe zoiets eindigt.
Dat ik een eigen woonruimte had en er zelfs een bijbeltje rondslingerde vond hij wel boeiend en hij vertelde me dat hij ergens intern in therapie was, maar dat hij nu liever twee weken bij mij was. Op zich een nieuwe ervaring omdat ik altijd tot de kleintjes had behoord en hij dus juist één van de grote broers was. Wij gingen samen een matras zoeken in de stad en vonden een luchtbed en hij zou daar dan op slapen.
Die eerste nacht werd ik 4 x wakker omdat hij het ding helemaal opnieuw zat op te blazen. Pas na vijf nachten kon hij er zon 6 uur ongestoord op liggen. We hebben daar dagenlang veel tijd aan besteed en het had voor mij ook iets huiselijks, iets dat ik niet vaak in mijn jeugd zo had meegemaakt.
Al deze herinneringen kwamen vandaag, op deze bevrijdingsdag in 2007 weer bij me boven, al leunend tegen een muur aan de overkant van mijn huisje. Ik kon de wolken volgen die weerspiegeld worden in het grote dakraam van mijn pand.
Ik begon moe te worden en vraag in een kapperswinkel in de Tolbrugstraat of ik even mag zitten; natúúrlijk zegt de man gastvrij. Wilt u ook koffie, of wilt u liever water, want ik zie dat uw fles is leeg is?.
Verrast door deze vriendelijkheid vraag ik hem de fles te vullen en blijf er zon tien minuten zitten. Daarna vertrek ik en dank hem voor zijn gastvrijheid. Wat een lieve man. Hij bleek een Marokkaanse man te zijn, wat me toen niet direct was opgevallen.
Ik liep de straat uit en ging wandelen door de stad.
Een stad met schitterende panden,grootse standbeelden , vaarten,
gebogen straten, intieme marktplaatsen en pleinen. Werkelijk bijna betoverend om te vertoeven. Bijna in één klap terug in de 17e eeuw.
Na een uur kom ik weer in mijn straatje en zie dat een poolbiljartcentrum haar deuren geopend heeft en dat er een vrouw bij de ingang staat.
Ik spreek haar aan en vertel haar wat over mijn geschiedenis in dit straatje en vraag haar of dit poolcentrum een achteruitgang heeft waardoor ik de achterkant van mijn huisje zou kunnen bekijken. Nee, dat is er niet. Dat zou u aan de eigenaar moeten vragen, want deze drie pandjes zijn nog steeds eigendom van die elektronica winkel om de hoek. Trouwens, álles wordt over zes weken gesloopt en dan komen er nieuwbouwwoningen.
Alles over zes weken gesloopt galmt het in mij na, maar ik móest me nu met die eigenaar bezig gaan houden. Ja, daar zat toen inderdaad de eigenaar ook al, bevestigde ik, zonder haar te vertellen waarom ik dat nu nog wist.
Ik loop het straatje weer uit, nu om de winkel van de eigenaar te bekijken, maar niet om bij hem naar binnen te gaan en om hulp te vragen. De winkel wordt door mij direct herkend en ik blijf er nog even voor staan en loop dan weer verder.
Het was tenslotte, in 1972, na drie maanden Dordrecht, de eigenaar in diezelfde winkel, die mij er onaangekondigd hardhandig uitgooide en dan zou ik nu in hetzelfde pand aan iemand om een gunst gaan vragen?
Niet doen, zeg ik hard op.
Er werd namelijk in 72 hard op mijn deur gebonkt en uiteindelijk kroop ik naar buiten. Stond er een agent op straat, de eigenaar en een personeelslid. Ik moest oprotten en maar bij de junks gaan wonen. Zijn werknemer haalde de spullen naar buiten en zette het op straat en terwijl hij daarmee bezig was ontdekte hij een schroevendraaier en hamer van mij en na een knipoog van de baas stak hij die twee in zijn zak. De agent keek op afstand voor zich uit.
Toen alles eenmaal buiten stond pakte de eigenaar mijn hondenketting en kwam dreigend op mij af en zei; laat ik je hier nooít meer zien! en terwijl hij die woorden bezwerend uitsprak, was het voor mij, alsof het bijna profetische woorden waren, alsof niet alleen hij, maar ook iemand anders tot mij sprak en vanwege die verwondering liet ik verder maar álles zoal het was. Het gaf me een soort van rust, naast de vernedering die ik onderging.
Ik riep mijn trouwe hond en we vertrokken uit de straat en ik riep de mannen toe;
Ja, die spullen kunnen daar mooi blijven. Ik heb ze nu toch niet meer nodig, wat enige verwarring bij hen opriep en dat was natuurlijk ook de bedoeling. In de avond pikte ik het allemaal op en reisde uiteindelijk weer af naar Deventer.
Daar was ik weer en sommige vrienden reageerden geïrriteerd, omdat ik al zo lang had verkondigd, dat ik toch écht eens weg wil .
Het verhaal van de man met de hondenketting was mijn bewijs van overmacht.
Opnieuw dus een stroom van herinneringen op deze 5 mei 2007.
Intussen was ik wandelend op een plein beland waar ik onder een bloeiende kastanjeboom op het terras ging zitten. Er komen zon drie straten op uit; de Statenplaats, de Tolbrugstraat-Landzijde en de Blindelieden Gasthuissteeg. Ik zou er bijna blind voor willen worden om in een dergelijke historische, bijna statige omgeving te mogen wonen. Mijn eigen straatje loopt hier dus ook op uit.
Het plein waar ik nu zat herinnerde ik me niet.
Ik bestelde wat te drinken en had al een strategische plek ingenomen, want vanuit mijn stoel kon ik van opzij mijn huisje zien en zag ik zelfs nog de weerspiegelingen in het dakraam. Op afstand kon ik mijn ogen nog altijd laten dwalen, zonder dat het anderen zou opvallen en het mij storen kon.
Na een uur rekende ik af en vertrok. Het werd mijn laatste ronde.
Ik liep nog éénmaal door mijn straatje, bleef heel even staan, keek naar het raam en liep verder. Bedankt dat je me niet vergeten bent hoorde ik mijzelf zeggen en ik begreep exact wat ik bedoelde.
Twintig meter verderop, bij het poolcentrum, liep ik alsnog naar binnen en vroeg wat voor muziek ze hadden aanstaan, want er stonden meerdere deuren open vanwege de warmte.
Oh, dat zal ik voor u nakijken. Wilt u wat drinken?
Doe maar Spa
Groen, wit, rood of blauw?
Doe maar blauw
Na een paar minuten kwam ze naar me toe, legde een briefje voor mij op de bar waarop ik kon lezen; Beautiful Goodbye, van Amanda Marshall.
Alfredo, 5 mei 2007.
Over zes weken wordt alles gesloopt, galmt het op deze bevrijdingsdag in 2007 in mijn hoofd na.
http://www.verhalenvandordrecht.nl/verhaal.php?nummer=529
Post Scriptum;
E-mail aan mijn dochters. Juni 2007.
Lieve meiden, ik ontdek zojuist tussen de reclames op TV 1, dat er cultureel het één en ander te gebeuren staat in Dordrecht in Juni (2007). Hieronder een paar citaten uit diverse websites;
Quote; Dordrecht 26 Juni t/m 1 Juli 2007. Het 21e internationale poppenfestival" heeft een programma met voorstellingen door poppenspelers uit diverse landen.
Zij spelen met marionetten, stokpoppen, objecten of schaduwfiguren, in kleinschalige theaters, op straat en andere onverwachte plekken.
Zo zijn er een Huiskamerroute en Tuinenroute en is er een voorstelling tijdens een tocht met fluisterboot "Dordtevaar" door de havens van Dordrecht."
Het festival begint op 26 juni met "Lysistrata", een voorstelling gebaseerd op een krachtig thema: vrouwen in oorlogstijd.
http://www.poppentheaterfestival.nl/index.php?page=impressiefilm
Zaterdag 30 juni zal het winkelend publiek vermaakt worden met talloze gratis straatoptredens. Om 23.00 uur wordt het straattheater spectaculair afgesloten door het Franse Duo Du Haut. De naam verraadt het al: zij dansen op groote hoogte boven de Wolwevershaven.
http://www.poppentheaterfestival.nl/index.php?page=static&id=1
Einde quote.
Het doet mij denken aan optredens van Dogtroep en het Parade gebeuren, maar dan toegespitst op één specifieke theatervorm.
En ineens komen nu in mij Deventer en Dordrecht toch nog weer even bij elkaar. Waarom?
Toen ik in 72 de straat op was gezet in Dordrecht ben ik direct maar teruggegaan naar mijn oude stek in hartje Deventer.
Ik loop daar de coffeeshop binnen en ineens stapt één van de sterren uit de scene op mij af en zegt; Je loopt al tijdenlang te verkondigen dat je weg wilt uit Deventer en nu ging je weg en ben je nu al weer terug!?!
Ja, ik ben met mijn eigen hondenketting mijn huis uit geslagen. Daar kan ik toch niks aan doen?!.
Discussie gesloten, leven ging wel weer verder.
De bewuste persoon was toen als kunstenaar een poppenmaker en is dat bij mijn weten ook tot nu toe gebleven.
Als ik hem in Dordrecht zou ontmoeten en zou zeggen;Nou bén ik weg uit Deventer , kom ik jou zelfs híer nog weer tegen, zou hij er vanwege de herkenning zeker om lachen.
Tenslotte is op 1 Juli 2007 de jaarlijkse unieke boekenmarkt,
in het oude centrum , waar alleen echte antiquarische boeken kunnen worden gekocht. Sluit helemaal aan bij de sfeer van de elitaire, historische grachtenpanden
http://www.dordtseboekenmarkt.nl/
Jammer vind ik het overigens te moeten ontdekken, dat het sloopwoninkje nog wel een zes tot 10 maanden zal blijven staan. De genoemde "zes weken" gold de sloopvergunning, maar dat is geen sloop-plicht. Dát het binnenkort verdwijnt staat vast, maar toch, ik had liever gehad dat het nu enkel en alleen nog in mijn verhalen zou bestaan. Het had mijn kalmte beschermd en versterkt.
Keep going girls!
Groet, Alfredo, Juni 2007."
Einde e-mail aan mijn dochters.
|