Inhoud blog
  • De Boeren van Olen met verve verslagen door Meense politiek scene
  • De nieuwe voorzitster van het OCMW van Menen en de nieuwe complottheorieën: Is Bossuyt gewonnen of verloren?
  • De strijd tussen de twee socialistische kampen in Menen en de complotten.
  • Reactie op het artikel in Het laatste Nieuws
  • Het Open Dorps (politiek?)
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    De rode voorzitter van Menen
    Voor een democratisch, vriendelijk en flinks socialisme in Menen
    11-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moeten we besparen? Snoeien om te bloeien of snoeien om te bloeden?

    Moeten we besparen? Snoeien om te bloeien of snoeien om te bloeden?

     

    De situatie waarin we ons bevinden, met grote overheidsschulden is niet zo gemakkelijk te begrijpen door niet economen. En door economen blijkbaar nog minder want die hebben niet eens geen mening maar totaal uiteenlopende meningen.

    Wanneer we in de toekomst de grote hoeveelheid oude mensen een waardig pensioen willen bezorgen dienen een paar dingen te worden onder ogen genomen.

    In welke financiële constructie, pensioenplan we ook gaan zitten binnen enkele jaren, hoeveel extra-pensioenzuilen er ook  bij komen en hoe groot de verschillen tussen rijken en armen ook zullen zijn, staat het vast dat een volgende generatie het verzorgen van de oude mensen voor zijn rekening moet nemen. Hoeveel geld men ook opzij zet, via een overheidsinstelling, via een zilver- en goud fonds, via privé sparen in aandelen, immobiele of waardepapieren: het werk en de diensten zullen dienen te worden verricht door de huidige jonge mensen. De energie, de producten, de verzorging zal dan moeten aangereikt worden door  de dan actieve generatie. Net zomin als je je geld in je graf kan meenemen, kan men zijn voedsel, zijn dokters en verzorgers nu invriezen en later voor je laten zorgen.

    Er is een niet-financiële kant (wie betaalt het en hoe) aan het verzorgen van een bevolking met vele oude mensen.  Er is de goederen, de diensten die het verzorgen, voeden, ontspannen, genezen van een grote groep mensen moeten mogelijk maken. En men moet voorzien dat tegen die tijd niet alleen deze goederen en diensten ten behoefte van de bejaarden kunnen betaald worden, maar ook dat ze kunnen worden geleverd worden!  Het is dus een probleem dat planning, jarenlang vooruitzicht en tijdig ingrijpen vereist, zodat geen getto’s ontstaan van verpauperde ouderlingen. Zelfs schatrijke ouderlingen zouden kunnen creperen in miserabele omstandigheden indien er gewoon geen rusthuizen zijn gebouwd om hen op te vangen, geen verplegers,verzorgers en medisch materiaal genoeg om hen te genezen en te laten waardig leven.  Met een koffer vol goud op een eiland zitten met twee palmbomen is even arm als met een briefje van tien Euro, voor wat de levenskwaliteit betreft.

    Indien wij nu, onmiddellijk (de vergrijzing is al bezig) niet de nodige investeringen doen, de nodige opleidingen inrichten maar ons enkel bezig houden met het aanleggen van spaarpotjes via overheid en banken en beurzen staan we binnenkort met evenveel rusthuizen, evenveel verplegend en verzorgend personeel en zullen de ouderen met hun pensioengeld, hun spaargeld en hun aandelen enkel kunnen eten en drinken, maar wonen en verzorgd worden op een aangepaste wijze NIET.

    Daarbij zal in een maatschappij waar evenveel voedsel, transport, ontspanning en andere goederen en diensten moeten worden verricht, maar met minder werkende mensen de prijs van wat wel nog te koop is (omdat het er is) flink stijgen. 

    Wat ik beschreef is een rampscenario.  En we komen er niet uit door te zeggen dat méér (jonge) mensen in de toekomst harder zullen moeten werken, meer mensen langer zullen moeten werken, want dat zorgt nog steeds niet voor het oplossen van het probleem.

    Immers: Indien de jonge generatie langer werkt, dan wil dat niet zeggen dat de productie evenredig toeneemt, en zeker niet dat dit genoeg is om alle diensten en goederen te verstrekken die nodig zijn om de nieuwe maatschappij, waar meer ouderen zijn, welvarend te maken. 

    De illusie van de spaarzaamheid ontkracht.

     

    Mensen denken dat ze door veel te sparen het voor zichzelf wel zullen redden. Zij betrouwen de overheid niet meer, die immers sociale zekerheid als eerst uitkiest om te besparen en het verhogen van belastingen voor de veelverdieners afschrijft als onwenselijk of onhaalbaar (KAPITAALVLUCHT!!!) en gaan oppotten, investeren, sparen en hierdoor de economische productie doen afnemen, de consumptie verminderen en graven hierdoor hun eigen graf. Niet?

    Productiviteitsverhoging om de maatschappij welvarend te houden.

     

    Indien mensen minder werken, minder lang werken, vroeger op pensioen gaan of wanneer de veroudering van de bevolking toeneemt moet er dus meer geproduceerd worden, moeten er meer diensten geleverd worden, moet er een hogere hoeveelheid goederen en diensten worden gerealiseerd door steeds minder (jonge) mensen. 

    In de eerste plaats is er nodig dat de productie van levensnoodzakelijk producten en diensten op peil blijft voor jong en oud binnen een veranderde maatschappij.  Huisvesting, voeding, scholing, ontspanning, communicatie, transport zijn levensnoodzakelijk: ze kunnen niet worden afgeschaft, er kan amper op worden ingeleverd: dit zou misdadig zijn.

    Indien men al overgaat op het laten vallen van bepaalde economische sectoren, indien men al een aantal activiteiten wil laten vallen dan moet het gaan over deze die volmaakt luxe activiteiten zijn: Grote jachtraces, Formule 1 wedstrijden, privé vliegtuigen, privé skioorden, derde- en vierde droom villa’s in binnen-en buitenland, geldverslindende sportactiviteiten, jachthavens, ballonvaren, diepzeeduiken, mega-evenementen die geen enkele dan publicitaire waarde hebben voor hun sponsors.  Reclame maken moet worden beperkt, vermits het vaak een aanzienlijk deel van de kostprijs van producten uitmaakt.  Vervuilende producties moeten worden gestaakt omdat ze systematisch kosten op de volgende generaties leggen. 

    Er zijn vele nutteloze, zelf schadelijke economische sectoren die dienen te worden omgeschakeld naar activiteiten die nuttig en/of noodzakelijk zijn voor het in stand houden van de welvaart van de gemiddelde burgers.  Elitaire en arbeidskrachten opslorpende producties moeten worden gestaakt of verminderd: de werkkracht voor het aanleggen van villa’s moet worden verplaatst naar de aanbouw van seniorenparken of opleidingscentra voor verzorgers en verplegers.

    De productie van luxe- en prestige projecten en producten dient te worden verminderd. Het spreekt vanzelf dat de bouw van en het uitbaten van luxeressorts, clubs, luxewagens en allerlei pronkstukken niet bijdragen tot de welvaart, maar enkel mensen blokkeert in absoluut decadente verspillingeconomieën, die enkel bijdragen aan wat economen “Conspicious consumption” noemen, “opvallende consumptie” dat wil zeggen: pronken en stoefen met rijkdom zonder enig nut moet worden beëindigd.

    Terwijl er een steeds toenemend tekort is in de verzorgingssector, de gezondheidssector, de veiligheidssector gaat het wereldje van de jetset lustig door om haar overdreven rijkdom te laten blijken door volmaakt idiote verspillingen in mode, sport en  immobiele iconen die enkel maar hun macht begeleiden.  We hebben dus geen behoefte aan meer kastelen, rentmeesters en sportevenementen met dure wagens, boten en aanverwante en dienen daar te gaan besparen, liefst afschaffen.

    Maar is het verbieden van luxe economie voldoende om de vergrijzing op te lossen: om te zorgen voor meer producten en diensten terwijl er minder actieve mensen zijn?

     

    Dit zou eens moeten berekend worden.  Geen hond weet hoeveel luxe er wordt geproduceerd voor de happy few en hoeveel volk zij daarvoor opslorpen. Indien we er van uitgaan, veiligheidshalve, dat dit geen oplossing is, dat we daarenboven geen middelen hebben in de huidige wetgeving om deze potverteerders eens met de broeksriem te confronteren moeten we ook de andere pistes bewandelen. Het vaststellen van de grootte van onze vermogens, van het aantal werkkrachten per jaar dat ze voor hun fine fleur uit de broodnoozakelijke economische cyclus sleuren om voor hun decadente verspillingzucht te laten nutteloos bezig zijn, zou ons een inzicht kunnen geven over hoeveel verspilling er is.  Maar dat is voorlopig onmogelijk.

     

    Er zijn andere mogelijkheden.  Onze rechtse partijen spreken over een andere manier van verhogen van de productie:  Activeren. 

     

    Ok: de linkse partijen doen dit ook.  Maar dekt de vlag dezelfde lading?

    Een arbeidskracht méér aannemen in een goed draaiend bedrijf laat de productie niet of nauwelijks toenemen. Het werk van mensen heeft nauwelijks invloed op de productie: onze productie per arbeider (de zogenaamde arbeidsproductiviteit) hangt af van de investering per werknemer.

    Door de immense omringing met knowhow, machines, expertise, hightech, communicatiemiddelen, robotica, elektronica is een arbeider een klein wieltje in het productiesysteem.  Zijn kosten zijn overigens bijna te verwaarlozen in vergelijking met de kosten van de productiemiddelen die zijn arbeidsplaats zo efficiënt maken.  Zonder investering in arbeidsplaatsen, in meer machines, meer knowhow, meer en betere werkmethoden is het activeren van meer werkkrachten totaal nutteloos.  Activeren, meer werk verschaffen heeft enkel invloed indien het gepaard gaat met investeringen om de werkkracht productief te laten zijn.

    Het verhogen van de arbeidsproductiviteit hangt dus niet af van het aantal arbeidsplaatsen, maar van het aantal nuttige arbeidsplaatsen. Het hangt af van de investeringen per arbeidsplaats.

    Je kan, zoals indertijd in de USSR gebeurde, en zoals LDD zotten voorstellen iedereen die werkloos is laten papiertjes oprapen op straat, portier spelen bij luxe hotels, oudjes over straat laten lopen en ze inschakelen bij het planten van bloemen en aanleggen van parkjes.  Dit alles is dan een manier om mensen wijs te maken dat ze nuttig zijn, maar in feite haalt dit niets uit om het probleem van een tekort aan nuttige productie die levensnoodzakelijk is op te lossen. Het is oogverblinding, en ook een manier om te suggereren dat werkloosheid de schuld is van werklozen, en niet van het gebrek aan investeringen in efficiënte werkplaatsen, waarin werknemers productief zijn.

    Om meer productie te realiseren hebben we meer investeringen nodig in noodzakelijke werkplaatsen met een hoog rendement. We dienen goedopgeleide werknemers in een hoogproductief productieproces te kunnen laten bijdragen in een verhoging van de productie. Omdat dit zware investeringen vergt dient men niet de bevolking die werkloos is te activeren, te laten omscholen en solliciteren maar de investeerders te activeren om te zorgen dat er überhaupt werkplaatsen worden geschapen die de arbeidsproductiviteitsverhoging realiseren.

     

    Wie moet de broodnoodzakelijk investeringen in de economie doen?

     

    Enkel door forse investeringen zal men de hoeveelheid noodzakelijke productie bereiken. Zal men de zelfde levensstandaard kunnen handhaven en doen stijgen.

    De overheid kan investeringen doen: zij kan leningen aangaan, geld scheppen, belastingen verhogen om de financiële middelen hiervoor aan te trekken, om bevroren gelden te mobiliseren.

    De privé sector kan men door overheidsmaatregelen dwingen om de gemaakte winsten te investeren, zonder dat ze hiervoor compensaties krijgt, en dat ze investeringen maken die een nuttig effect hebben in het garanderen van de algemene welvaart. Ze kan door een internationale en nationale wetten, op Europees en op Federaal vlak ingrijpen en kapitaalvlucht even strafbaar maken als drugtransport.  Ze kan banken regels opleggen die hen verbieden om risicodragende speculatie te verkiezen boven economisch verantwoorde groei-investeringen.

    De huidige aangekondigde bezuinigingen staan haaks op wat ik hier voorstelde, en wat de meerderheid van economisten als evident zullen inzien, als ze tenminste geen aanhangers zijn van het principe “alles voor ikke, de rest kan stikken”, als het dus geen reclamemakers zijn voor het rijke deel van de bevolking.

    Indien de voorgestelde besparingen doorgaan zullen overigens reacties plaats vinden die ook het kapitaal en het spaargeld van alle burgers gaan decimeren.  Het is ongehoord dat plots men alle lessen van de jaren twintig vergeten is en ons weer recepten voorstelt en medicamenten die de kwaal verergeren, in plaats van ze te genezen.

     

    Mkg,

     

    Eric Feremans

    11-06-2010 om 16:31 geschreven door Eric Feremans  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    07-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom Caroline Gennez, Rudy Kennes en Erik De Bruyn gelijk hebben

    Waarom Caroline Gennez, Rudy Kennes en Erik De Bruyn gelijk hebben. Een economische analyse.

    Vermogenbelasting: de ultieme oplossing.

     

     

    In een van de vorige generaties, toen Frank VDB nog Trotskist was, waren alle linksen het eens over het corrupte van het economische systeem.

    Een ongehoord complot van kapitaalkrachtigen bestuurden heel ons economisch leven, en waren daarenboven ook de echte leiders in de politiek. 

    Onze staat, België, was enkel opgericht om hun onderlinge geschillen op een deftige manier bij te leggen en om scheidsrechter te spelen, hun eigendomsrechten te verdedigen, de orde te handhaven, de concurrerende volkeren te verslaan of af te schrikken via een leger. Dit alles in functie van “de bezittende klasse”.

    Het Charter van Quaregnon dat een humaan socialisme voorstond en dat, zij het steeds minder, de ideologische basis van de socialistische partij vormde had de lijnen uitgetekend waarbij bankiers en grootindustrie de wereld verknechten en dus moesten ontzet worden uit hun eigendommen.  De staat zou een staat van de mensheid worden en niet langer van de bezitters alleen en de banken staatsbanken. Het profitariaat zou worden weggestemd door een constante druk van het gemeenschappelijk front tussen vakbond en de partij.

    Het kapitalisme ging verdwijnen, en wel ineens, zo zegde de vele revolutionair zich noemende studenten en militanten van allerlei groeperingen die toen nog meer dan één man (en één paardenkop) rijk waren.  En Dylan (een commercieel ventje maar dat wist men niet) zong al ter begeleiding “The times they are changing”.  

    De bankiers waren dieven waar je heel je leven voor werkte om een huis, een auto en wat eikenhouten Vlaamse Stijl meubelen mee af te betalen.  Je werkgevers waren slavendrijvers die het deel van de winst dat je toekwam pikten om er hun hoeren, hun sigaren en hun dure automobielen en jachten mee te kopen.  Parasieten beheerden de wereld en werkten niet.  De bevolking wrochte en moest het doen met wat plastieken spullen, een vakantietje aan zee in een huis van de mutualiteit en spaargeld om rond te komen na het pensioen (als de munt niet devalueerde).

     

    Het was voor iedere rechtgeaarde sos duidelijk, en de Volksgazet schreef het, dat de vermogensbezitters ons allen uitbuitten, dat het doel van het socialisme was om meer te doen in medebeheer, zelfbeheer. Dat de overheidsdiensten moesten groeien omdat ze garant stonden voor diensten waar niemand iets aan verdiende, die goedkoop waren en die vast werk verschaften voor mensen die er binnengeraakten. 

    Door de prijzen te beperken via socialistische wetten, door de patroons via stakingen deftige lonen op te leggen, door de winsten te taxeren en te gebruiken voor overheidsinveteringen en werk voor overheidsambtenaren in overheidsbedrijven tastte men de privéprofiteurs’ gebied aan en ging men zachtjesaan overgaan tot een rechtvaardiger, een veiliger, een aangenamer wereld.  Men zette zijn spaargeld op de overheidsbank, de ASLK, om een beter pensioen te hebben.  Men geloofde in een evolutie naar een wereld waar de uitbuiters zouden worden ingeperkt, gekortwiekt en hun overdreven winsten beperkt en afgeroomd door prijscontrole, door belastingen, door collectieve arbeidsovereenkomsten.

    Investeringen door de overheid, overheidsinstellingen gefinancierd door het retourneren van de winsten van de profiteurs en hun uitbuitingsbedrijven zouden groeien en stilletjesaan garandaren dat noodzakelijke instellingen zoals Post, bank, onderwijs, elektriciteitsvoorziening, gas, water en ziekenhuizen niet langer werkten om winst te maken maar om het welzijn te behoeden van eenieder. 

    Men wist toen ook dat de regelmatige crisissen van de privé sector te wijten waren aan het cyclische werken van de vrije markt, die om de zoveel jaar omhoog en dan weer omlaag ging omdat de investeerders (toen nog kapitalisten genoemd) plots ophielden met te investeren. Omdat ze plots wat minder (procentueel!) verdienden.  Omdat ze verkeerde investeringen deden, te veel investeerden in één sector, te weinig koopkracht toelieten.  Om allerlei redenen die maken dat ze niet goed samenwerkten vermits concurrentie niet werkt en ze niet kunnen of willen samenwerken, tenzij om monopolies op te richten natuurlijk.

     

    Men had door dat degenen die de economische (en ook de politieke) macht beheersten geen medelijden hadden. Noch met zieken, noch met werklozen, noch met de sukkelaars in de kolonies of in de arme landen.  Dat men dus moest vechten door staking, door politieke strijd, om stukjes van hun macht en hun geld af te pakken.  Men heeft tot in het begin van de jaren zestig daar echt hard nog voor gevochten, soms letterlijk: aan de mijnen, in de dokken, In de Walen.  Vechten voor onze rechten was geen virtueel gedoe.

    Het invoeren van de veertig uren week, de achturendag, de betaalde vakanties, de dertiende maand en het belasten van vennootschappen, het invoeren van progressieve belastingen werd telkens begeleid door verontwaardigde uitvallen van de investeerders dat nu het land en zijn bewoners naar de afgrond zouden gaan, dat men het kind met het badwater ging weggooien en dat ze met hun geld en goed naar het buitenland gingen vertrekken indien die nonsens door zou gaan. En toen: toen groeide de economie. 

    De toenemende koopkracht veroorzaakte meer kopers.  En uiteindelijk groeiden de investeringen, en al was het winstpercentage gezakt: de koek werd groter, de winsten ook, de welvaart steeg.  Het is dit principe dat ons, en de landen die deze weg opgingen, rijk heeft gemaakt, en ook onze investeerders.  De welvaartsstaat, de steeds groeiende economie die er uit voortvloeide maakte de regio waar wij in leven tot één van de meest welvarende van de wereld.  Vakbonden, socialisme en het inperken van het liberalisme tot een steeds socialere staat maakte een economische groei mogelijk die nooit is geëvenaard in de geschiedenis van de mensheid.

     

    De pogingen van de sociale politieke stromingen, de vakbonden, het sociale middenveld, de ziekenbonden om de lat gelijk te leggen, om de winsten te verdelen, om te zorgen voor herverdeling en een rechtvaardige en democratische verdeling van de vermogens, van de inkomsten, van de macht van het geld heeft op die manier geleid tot een grotere toename van de kloof tussen arm en rijk. De rijken werden rijker, de werkende bevolking ook en de verhouding tussen arm en rijk nam intussen toe.  Maar globaal ging iedereen er op vooruit.

    Net zoals in het vorige systeem, het feodalisme, waarin één kaste alle welvaart concentreerde en de overige standen en klassen hier toe moesten bijdragen maar niet aan participeerden op gelijke wijze en waarbij macht door erfelijkheid, milieu en opleiding voorbehouden was aan de adel en de geestelijkheid blijft een kaste bestaan die enkel door haar afkomst, milieu en bezit floreert zonder te moeten werken en dragen alle andere burgers bij tot hun immens grote welvaart.  Maar zonder dat dit een verkrampt systeem werd, een reactionair systeem dat nooit groeide, waar de economische ontwikkeling nihil was: het was een gouden kalf, de zogenaamde gemengde economie waar staat, arbeid en kapitaal samen voor economische groei, voor verbetering van de levensomstandigheden van de ganse bevolking leidde.  Het werkt beter dan het liberalisme, dan het centralistische communisme, dan dictaturen. De slogan van alle verdedigers van dit systeem luidt :”Tina” het letterwoord afkomstig van de slogan “There Is No Alternative!”.

     

    Alhoewel de mate waarin vakbonden, de overheid en allerlei wetgevingen en sociale mechanisme het oerkapitalisme hadden vervangen door een zogenaamde “overlegeconomie” verschilde fameus tussen de continenten, tussen de verschillende staten op die continenten werd het systeem na de tweede wereldoorlog bijna overal in de wereld het model waar men naar streefde.  Toen de laatste gecentraliseerde economieën, communistische bureaucratische regimes het loodje legden was er inderdaad geen alternatief meer merkbaar op onze planeet.  Het kapitalisme had “gewonnen” en kondigde zich aan als de enige werkbare sociaal/politiek/economische structuur die leidt tot verhoging van de levensstandaard, de gezondheid, de veiligheid van de aardbewoners.

    Dit is natuurlijk een parodie, een rooskleurige voorstelling van de feiten.  Want die landen die niet konden meespelen in deze ontwikkeling, en die men paradoxaal ontwikkelingslanden noemt, bleven buiten de prijzen.  Net als in het feodale of het oer-liberale systeem van de vorige eeuwen werden zij verder enkel gebruikt als onderbetaalde leveranciers van petroleumproducten, grondstoffen, landbouwproducten en goedkope “arbeidskrachten”.  De landen die opgestegen waren uit het uitbuitingskapitalisme pur sang gedragen zich plotseling als de kasteelheren in de middeleeuwen en gaan lopen met de grondstoffen, de landbouwproducten en de arbeid van grote delen van de wereld die niet deelnemen aan de ontwikkeling van de gemengde economieën en hun situatie blijft hopeloos.

    Ook hier vergeet men dat migraties niet worden veroorzaakt door het goede weer hier en het slechte weer in Verweggistan maar door de hopeloosheid van een bestaan in landen waar de levensstandaard nauwelijks het overlevingsniveau overtreft, en vaak niet eens.

    Natuurlijk is de stabiliteit van ons economisch systeem vrij groot: er is amper enig verzet te verwachten van een deel van de bevolking, laat staan van een groot deel van de bevolking, tegen een systeem dat zekerheid, toenemende inkomens, gezondheidszorg, sociale zekerheid en door kernwapens verzekerde militaire overmacht verzekert aan zijn participanten.  Het is zowel voor de bezittende klasse als voor haar werkvee niet aan de orde om ofwel een revolutie ofwel een dictatuur te gaan organiseren. Beide klassen leven op voet van wederzijdse tolerantie naast mekaar maar in vreedzame co-existentie, net zoals haaien hun pilootvisjes niet opeten.

    De theorieën die aan de basis lagen van de overgang van het oerkapitalisme naar de gemengde economie, het marxisme in al zijn vormen en vertakkingen bleken klaarblijkelijk niet te kloppen. Immers voorspelden al die varianten de ondergang van het kapitalisme en dat bestaat niet eens meer in zijn zuivere vorm en daarenboven bleek het huidige systeem bestand tegen allerlei kwalen die Marx had gezien als dodelijk op lange termijn.  Er kwam geen “Verellendiging”, geen instorting, en het woord revolutie is iets dat zelf in studentenkringen op hoongelach wordt onthaald. Marketing, communicatie, organisatie en efficiëntie zijn de slogans waarmee een nieuwe generatie intellectuelen in de maatschappij stapt.  De slechts betaalden hebben nog altijd een kleurentelevisie en toegang tot ontspanning momenten waarbij “brood en spelen” van de Romeinen gepresenteerd aan hun slaven klein bier is.  Er is eerder verveling dan frustratie bij de jeugd en degenen die niet tot de zogenaamde middenklasse behoren en hun frustraties worden politiek gekanaliseerd door ze in onnozele spelletjes rond BHV en andere schijngevechten te “engageren” in “much a do about nothing”. In zwendelvlaaiende partijen en partijtjes, in paranoia spelletjes rond kleine minderheden die zogenaamd ons land gaan overnemen, in godsdienstperikelen rond hoofddoeken en de grote dreiging van de Shania of van het atheïsme, nadat geen hond nog vindt dat katholieken deugnieten zijn.  Men amuseert hen met pseudonationalistische nonsens rond taalperikelen, en in Menen zelf door de strijd tussen de deelgemeenten Lauwe en de kerngemeente aan te wakkeren tot een belangrijke strijd voor het socialisme.

     

    Waar komt onze rijkdom vandaan?

     

    Materiële rijkdom ontstaat wanneer men beschikt over veel goederen en men veel diensten kan betalen.  Die moeten dus eerst geproduceerd worden.

    Men kan dus evengoed stellen dat een land rijk is indien het veel produceert per inwoner. Per werkende inwoner.  Indien dit niet gebeurt, kan men niet rijk zijn als gemiddelde inwoner, men moet dan over de macht beschikken om veel mensen te laten werken voor weinigen, indien men rijk wil worden.

    Er is dus een verband tussen de verrichte productie per inwoner, maar ook in het deel dat je er van terugkrijgt, indien je de rijkdom gaat bekijken van één individu binnen onze maatschappij. Globale rijkdom wil nog niet zeggen individuele rijkdom. De verdeling van de productie bepaalt wie arm is (minder dan 60 procent verdient van de gemiddelde inwoner volgens de Europese Gemeenschap)en wie rijk is of gewoon toekomt.

     

    Onze maatschappij heeft ingezien dat om rijker te worden men moet de productiviteit per inwoner verhogen, en dat dit enkel mogelijk is door mensen te motiveren om meer te produceren en ook, en dat is belangrijk, om ze daar de middelen en de mogelijkheden toe te geven. Wanneer men spreekt over “de economie” dan bedoelt men de som van alle goederen en diensten die er worden geproduceerd door mensen die werken. Het Bbp (Bruto binnenland product) is de som van alle geproduceerde waren en alle geleverde diensten binnen een land, bijvoorbeeld België.

    De mate waarin mensen beschikken over machines, productiemethoden en knowhow om met zo weinig mogelijk mensen zoveel mogelijk te produceren bepaalt uiteindelijk hoeveel er te verdelen valt. Hoeveel er is. Hoeveel men kan consumeren.

    Indien alles wat wordt geproduceerd naar consumptie gaat, zoals in een overlevingseconomie is er geen geld om deze productiviteit op te drijven. Dan blijft men stagneren. Dit is het drama van de ontwikkelingslanden. Die geen manier vinden om uit de infernale cyclus te geraken die hen verdoemd om arm te blijven. Omdat wij een flink stuk van ons werk gebruiken om de opbrengst van dit werk te vergroten, te verbeteren, worden we kwantitatief en kwalitatief welvarender.  We moeten dus investeringen doen en daartegenover staat dat we moeten sparen, want anders kan je die investeringen niet doen.

    Het zorgen voor investeringen, noodzakelijk om onze productie van goederen en diensten te laten omhoog gaan per inwoners gebeurt door twee actoren: De overheid en de privé sector.  De staat en de investeerders.  Het is belangrijk om dit basisprincipe steeds voor ogen te houden indien men het heeft over “de economie”.  

    Onze overheid zorgt ervoor dat een groot aantal diensten worden verricht die we niet willen laten overlaten aan de willekeur van investeerders. Onderwijs, veiligheid, gezondheidszorg, sociale zekerheid, verkeer en communicatie.  De investeringen die men hiervoor doet zijn broodnoodzakelijk omdat ze bijdragen tot het algemeen welzijn van alle burgers, wat garant staat voor hun levensstandaard maar ook voor de productiviteit.

    Hooggeschoolde, gezonde en gemotiveerde mensen dragen meer bij tot de productie dan zij die net genoeg hebben om te overleven en die geen vaardigheden hebben, die moe en ziek zijn, die gemiddeld maar veertig jaar leven.  Het klinkt cynisch maar het is zo: niet uit liefdadigheid of humanisme tolereren de bezitters in onze maatschappij een sterke overheid maar uit noodzaak, uit welbegrepen eigenbelang.  Toen ze dit niet inzagen, toen ze niet begrepen dat ze baat hebben bij dit systeem hebben ze eeuwenlang hun voeten geveegd aan het levensniveau van het werkvolk. En ook nu vegen ze hun gat aan degenen die niet productief zijn, aan gehandicapten, aan ouderen, aan zij die ondergeschoold zijn en gunnen ze nauwelijks een minimaal leefloon om te vermijden dat er rellen ontstaan of onfatsoenlijke getto’s, en dan nog….

    Onze maatschappij draait, sociaaleconomisch, rond productiviteit.  Het is niet zozeer een consumptiemaatschappij (want de consumptie is niet evenredig met de productie voor de meerderheid van onze mensen) maar een productiemaatschappij.

     

    Onze overheid verzorgt bijna de helft van onze economie.  Méér dan veertig procent van onze economie (Bbp) wordt gerealiseerd door de werknemers van onze overheid.  Hierdoor ontstaat een grote stabiliteit: Economische crisissen worden minder hevig indien een flink stuk van de productie blijft doorgaan, een flink deel van de koopkracht behouden blijft bij een terugval van de economishe activiteit in de privé sector.  De overheid zal dan vaak ook bezuinigen, maar niet zo snel als de privésector vermits ze over een enorme macht beschikt om leningen aan te gaan (gedekt door al haar bewoners!) en om belastingen te heffen op sectoren die ook in crisistijd enorme winsten boeken.

    Natuurlijk schilderen de die hard liberalen overheidsdiensten af als nutteloze on-kosten. Als verspilling.  Maar ze zij er als de kippen bij om overheidssteun te vragen, om te eisen dat de opleidingen verbeteren, de overheid zorgt voor goede wegen, grotere veiligheid, meer opleiding enz…  Individuele “investeerders” vergeten dat ook zij pas floreren als het ganse systeem werkt, en dat één link uit de schakel nemen ook voor hen desastreuze gevolgen kan hebben, vooral op de langere termijn.

    Indien, zoals tot dusver in de VS het geval is, de privé bedrijven die hun belangrijke werknemers willen behouden, moeten bijdragen aan de ziekteverzekering van hun werknemers via privéverzekeringen dan betalen zij uiteindelijk méér voor de gezondheidszorg en krijgen er minder gezonde werknemers voor in de plaats.  Stel je voor dat ze zelf via privéfirma’s voor hun veiligheid zouden moeten betalen, en een leger betalen om in Afghanistan te gaan vechten voor het garanderen van hun petroleumtoevoer?  Het zouden “dure affaires” worden.  Er is een negentiende-eeuwse houding tegenover de overheid bij onverstandige bedrijfsleiders in ons land die op een kleuterachtige manier ons economisch systeem en de functie daarin van de overheid voorstelt. 

    De diensten die de overheid verschaft zijn in feite goedkoop: er wordt geen winst op gemaakt die de werkende mensen, noch hun bazen moeten betalen.  Er wordt niet “gescimd”, er worden geen winsten op gemaakt.  Maar wat is winst eigenlijk?

     

    WINST? Voor wie?

     

    Uit wat voorafging weten we dat we twee soorten van productie hebben: goederen en diensten.

    Maar ook dat een deel van die diensten en producten naar investeringen gaat, om voor de toekomst te zorgen voor het voortbestaan of vermeerderen van onze productiviteit.  We kunnen dus niet alles wat we produceren consumeren: we moeten een deel ervan gebruiken om onze welvaart in de toekomst veilig te stellen of om deze zelf te vergroten.  Om te zorgen voor economische groei.

    Zowel de overheid als de privé sector beschikken over vermogens die zij aanwenden om te zorgen dat dit systeem blijft draaien.  Maar hoe zit dat nu met de financiële kant van de zaak, hoe zit dat nu met geld, met sparen, met inkomens, met vermogens? Hoe betaalt men dat alles, en wie betaalt?

     

    Tegenover de stroom van goederen en diensten die mensen die werken produceren staat een geldstroom.  Goederen en diensten worden verkocht tegen een universeel ruilmiddel: GELD!

     

    In een wereld waar speculatie, ingewikkelde bankverrichtingen en beurzen die dolgedraaid zijn, vergeten velen dat geld eigenlijk bedoeld was om goederen en diensten op een handige manier te kunnen verkopen en aankopen.  Dat het een papieren ruilmiddel is, zonder enige concrete inhoud. Het is een fetisj geworden die losstaat van de economische realiteit: productie veroorzaakt welvaart, productie van goederen en diensten.

    Zonder in een oeverloze discussie te vervallen over principes als de arbeidswaardeleer, waarbij alles in uren en in werk wordt uitgedrukt, is het toch wel nuttig om de voeten op de grond te houden: economie draait rond hetgeen gemaakt wordt, rond verrichte prestaties, en niet rond de elektronische boekhouding van hoeveel men daar voor wil betalen in geld.  Productie verhogen creëert welvaart, en de waardebepaling ervan is een spelletje dat zoetjesaan tot verblinding heeft geleid en tot grote misbruiken.

    Door aan goederen een prijskaartje te hangen en hun waarde in geld om te zetten, en dit tevens met diensten te doen werd een handig spelletje de basis van het systeem waarin we leven. Men kon -ongemerkt bijna -  de werkende bevolking pluimen.

    De productie van goederen en diensten gebeurt niet alleen onder de leiding van de  “investeerders”, de verkoop ervan ook. En daar zit hem de kern van ons economisch systeem voor wat de uitbuiting betreft: Men ziet wel wat men produceert, maar over hoeveel het opbrengt en voor wie weet men te weinig. 

     

    Eigendomsrecht, recht op diefstal, het (vrije?) marktmechanisme

    Het recht om iets te bezitten dat men op een rechtvaardige manier heeft verworven is een evident mensenrecht.  Het probleem is dat het verwerven rechtvaardig moet gebeuren.

    Door over grote kapitalen te beschikken heeft de investeerder meteen ook een grote macht in handen.  Niet alleen bepaalt deze wat hij gaat produceren en hoe, maar ook met wie. De investeerder is “werk-gever”. Zijn onderhandelingspositie tegenover een “werk-nemer” is dus nogal goed: ze is doorslaggevend.  Tenzij iemand unieke vaardigheden bezit kan de werkgever dus gaan bepalen hoeveel hij betaalt aan een werknemer, en dat los van hoeveel deze produceert.  Het gaat hier om machtsverhoudingen tout court.  In die zin zijn vakbonden politieke instellingen: zij geven de macht aan een werknemer die deze individueel niet heeft. Als je tenminste politiek definieert als het werken met macht. 

    Door dus de productie, verricht door werknemers, los te koppelen van van hun loon ontstaat een voor de investeerder interessante situatie: hij kan minder betalen dan wat de opbrengst van de werknemers waard is. Hij kan daardoor winst maken. 

    Het moge voor eenieder duidelijk zijn dat hier sprake is van discriminatie. De rechten van twee soorten van burgers zijn immers niet gelijk: die van een werkgever en die van de werknemer. Hier wordt nog steeds geen voldoende aandacht aan besteed, terwijl ongelijke rechten tussen mannen en vrouwen, tussen gehandicapten en validen, tussen autochtonen en allochtonen verontwaardiging oproepen blijken we als gemeenschap de ongelijkheid van rechten tussen werkgevers en werknemers als evident te aanvaarden.

    De winst die een ondernemer puurt uit zijn machtspositie is tweeërlei: enerzijds door minder te betalen dan wat de werknemer in feite presteerde op economisch vlak, anderzijds door producten aan in meerderheid werknemers duurder te verkopen dan de som van geïnvesteerde kosten.  Ook dit wordt als evident beschouwd, terwijl men toch kan stellen dat men hier te maken heeft met een ongeoorloofd gebruik van een machtspositie.  

    Het is een feit dat een einde maken aan het procedé waarbij het loutere bezit, het feit dat men in bepaalde kringen vertoeft die toegang geven tot kapitaal door afkomst, milieu, huwelijk, relaties en netwerking niet zo eenvoudig is.  Het gaat hier om een systeem dat met een zeer complexe wetgeving op het gebied van eigendomsrecht, erfrecht en het recht om te beschikken over grote kapitalen zonder echte controle hierover door de maatschappij niet zomaar kan worden gewijzigd met enkele pennentrekken. Een systeem dat bovendien ingeburgerd is en ook in de geesten van de bezitters en de slachtoffers van deze bezitters als evident wordt aanvaard.  Maar er zijn redenen om daar met veel enthousiasme voor te ijveren.

    Het socialistisch alternatief

    Oude vormen en gedachten?

    De door Marx en zijn adepten instorting van het kapitalisme (het op het bezit van kapitaal rijker zijn van één klasse die verdient en die een klasse uitbuit die werkt) is niet doorgegaan.  De analyse van Marx ging over een maatschappij die niet meer bestaat, en de mechanismen die hij ontwaarde en die onvermijdelijk tot een ondergang zouden leiden, bleken niet zomaar te kloppen. Hij onderschatte de reactie van de werkende mensen, hij heeft de gemengde economie niet zien aankomen, hij heeft niet gezien dat evenwichten mogelijk waren die niet zo gruwelijk waren dan de economen van zijn tijd hadden menen te moeten vereeuwigen.

    De verdienste van de  democratische socialisten was dat ze zich verweerden tegen het liberalisme, en dat ze daarbij tot een ander soort maatschappij kwamen die weliswaar niet zonder grove uitbuiting leefde, maar tevens voor velen een menswaardig bestaan, economische vooruitgang en veiligheid kon realiseren.  Een andere maatschappij dan die van de negentiende-eeuwse puur liberale schande is ontstaan in een deel van de wereld. Kolonialisme in zijn brute vorm, onderdrukking van vrouwen, het niet verlenen van burgerrechten aan de werkende bevolking, de terreur en het uitzichtloze bestaan voor zieken, werklozen en ouderen: het werd grotendeels afgeschaft.

    Maar de gemengde economie, die haar evenwicht vindt in een gelijkmatig optrekken van de welvaart van investeerders en werknemers gaat desondanks haar goed functioneren in de vorige decennia  ook naar de bliksem. En zouden nu de oude rakkers van mei 68 die bleven heulen met een onwrikbaar geloof in de boekskes van Marx, Lenin en Mao dan toch gelijk krijgen? Is het kapitalisme dan zo decadent, draagt het de kiemen van zijn ondergang in zich of is dit een nieuw dipje?

    De comeback van het liberalisme

    Door de groeiende welvaart, het vergroten van de koek, het toenemen van de koopkracht, de immense verrijking van de rijken in een explosief groeiende economie zag men één terugkerend probleem steeds meer over het hoofd, of heeft men het deze keer onderschat. De steeds weerkerende crises van ons economisch systeem werden als achterhaald gezien. Ten onrechte.

    De welvaartsstaat werd economisch voorspeld en onderbouwd door de man die na het verdrag van Versailles, dat de eerste wereldoorlog beëindigde, voorspelde dat het opleggen van gigantische herstelbedragen aan Duistland, om dit land te straffen voor het aanvatten van een wereldoorlog, de oorzaak zou zijn van een tweede wereldoorlog.  Hij bestudeerde de terugkerende economische crises die het kapitalisme had gekend tijdens zijn bestaan en maakte een eenvoudig maar verstandig model over de werking van een gemengde economie en de rol die de overheid moest spelen om te zorgen dat crises zoals die toentertijd voorkwamen en die een instorting van de economie veroorzaakt hadden, niet meer zouden voorkomen. 

    Toen de grote crisis volgde in de jaren dertig, en daarna de tweede wereldoorlog inderdaad plaats vond won zijn theorie aan gezag.  John M. Keynes werd de goeroe van de verlichte kapitalisten en werd door links en rechts gezien als degene die een oplossing bracht die niet meteen een socialistische gewelddadige revolutie zag als een geneesmiddel voor het kapitalisme, maar die een vrije markteconomie, met behoud van een rijke klasse én welvaart voor de werknemers mogelijk zou maken.  

    Ook dit model was veel te eenvoudig, het was een lineair model dat door de bedenker ervan ook niet werd gezien als perfect: het zou nog altijd niet vermijden dat er werkloosheid zou optreden, dat er soms “dipjes” in de economie zouden optreden, inflatie. Maar dit zou beperkt blijven en niet leiden tot de volledige instorting van de economie.  Hij ging in tegen de toenmalige opvattingen dat een overheid moest besparen tijdens een crisis, maar daarentegen moest investeren.  Dat de overheid ook moest ingrijpen bij grote onevenwichten, soms ook aan besparingen doen tijdens overproductie (oververhitting) van de economische groei.  Hij becijferde dat men de toppen moest afvijlen om later de putten te vullen in het economisch groeiproces. 

    Voor de tweede wereldoorlog, in Duitsland onder Hitler, als in Amerika onder Roosevelt werd een grote economische ontwikkeling gerealiseerd in Duitsland en in Amerika, maar het was te laat om een oorlog af te wenden ontstaan uit de frustraties bij de Duitse bevolking en de Nazi partij die er op inspeelde, ondanks een economisch herstel  en die vooral steunde op de ontwikkeling van een oorlogsapparaat.  Maar beide landen steunden op het Keynesiaans model.

    Na de tweede wereldoorlog werd het platte liberalisme definitief geweerd in vele landen en vervangen door allerlei varianten op het economische denkgoed van Keynes, waarbij Marshall plannen en aanverwanten de toon zetten.  Ook ons land koos voor een door een sterke overheid begeleide economie die voor een deel in functie van de rijken, voor een deel aan de werkende bevolking een grotere koek aanbood.  Maar steeds wisten economen dat weliswaar ineenstortingen van het bestel nu niet meer mogelijk waren, maar grote recessies met toenemende werkeloosheid niet waren uit te sluiten. 

    Ik bespaar u een technische analyse van wat er gebeurt tijdens een crisis.  In feite worden economische crisissen veroorzaakt omdat de investeerders staken, of tenminste hun job niet meer voldoende verrichten. Zij beginnen minder te investeren.  De redenen hiervoor zijn divers, soms begrijpelijk, soms heel complex.  Als ik cursussen economie moet geven probeer ik een complexe situatie uit te leggen  aan de hand van het ontstaan van files. Iedereen heeft al eens meegemaakt dat op autowegen plotseling vertragingen ontstaan, zelf stilstand, zonder dat er sprake is van een echte opstopping door een ongeval, wegenwerken of een daadwerkelijke flessenhals.  Het verkeer zet dan weer plots aan, versneld, vertraagd dan weer enz…  Het is dit complexe systeem dat overeenkomt met de cycli in onze economie.  Een kleine vertraging op één plaats (zoals een chauffeur die plots te traag rijdt om een sigaret aan te steken) zet een hele reeks vertragingen in gang, en hierdoor ontstaat een hele reeks opeenvolgende gevolgen die dan leiden tot vertraging, stilstand.  Indien men dan aan blokrijden gaat doen, en een minimum snelheid oplegt verdwijnt de stilstand, en verloopt het verkeer terug vlot.  Hetzelfde gebeurt in de economie wanneer de overheid, die een groot investeerder is, die veel geld kan lenen, die kan taxeren en investeren de economische groei een ritme oplegt door iedereen te verplichten om gas te geven.

    Om te voorkomen dat er een vertraging van de economie (van de productie van goederen en diensten) plaats heeft dient men dus te zorgen dat er geen onverwachte staking van de investeringen plaats vinden. Noch door de overheid noch door de privé sector.  Men moet zorgen dat er geen automobilisten zijn die plots gaan vertragen op de autoweg, en een reactie teweeg brengen bij alle automobilisten die hen achteraan komen.  Men moet de prijzen bewaken, men moet de lonen garanderen, de koopkracht en de investeringen laten doorgaan, de opleiding verzorgen en de research en development.  Maar hoe ga je tegengaan dat investeerders plots oppotten, dat ze plots van het ene wegdek naar het andere zwalpen en daardoor de economie afremmen?

    Door een deel van de essentiële productie in eigen handen te houden vermijdt men plotse manoeuvres.  Door de winsten van privé bedrijven af te nemen, door ook individuen die dreigen massaal te gaan oppotten te belasten en dit geld te gebruiken bij overheidsinvesteringen kan men in zekere mate dit labiele systeem bijsturen. 

    In de voorbije decennia is men dit mechanisme gaan afbouwen.  Een aantal politici (Reagan, Thatcher, Clinton) heeft het voortouw hierin genomen.  De reserves die men moest aanleggen, de taxering die moest zorgen voor een goed evenwicht tussen de macht van privé-investeerders en de inkomsten van de overheid werd doorbroken en daarenboven liet men toe aan banken om met spaargelden constructies op te bouwen die louter speculatief waren en niet meer bijdroegen aan het opbouwen van een grotere productie.

    De overheid verloor haar inkomsten.  De staten die moesten kunnen optreden in crisistijd deden dit bij gebrek aan inkomsten door leningen aan te gaan, in plaats van door de massale hoeveelheid kapitaal uit de privé vermogens af te romen en te zorgen voor de mogelijkheid om in te grijpen. Belastingsverminderingen waren de regel, toename van de belastingen uit steeds sterker wordende privé kapitalen: geen sprake meer van.

    Het onevenwicht tussen kapitaal en overheid is in een steeds meer liberaliserend Europa maar ook in andere landen gaan leiden tot de onmogelijkheid van de overheid om haar taak als investeerder en stabiliserende factor uit te oefenen.

    Het terug rechttrekken van deze gevaarlijke situatie, die daarenboven nog erger is geworden doordat de overheid reeds een fameuze investering deed om de banksector te redden, is de enige oplossing om een crisis te vermijden die wel eens erger zou kunnen worden dan deze uit de jaren dertig.

    De solidariteit tussen privé-investeerders en de werkende bevolking is zoek. De investeerders incasseren op dit ogenblik in ons land 51 procent van alle inkomsten en betalen zeer weinig belastingen.  In Duitsland ligt dit percentage nog hoger, in de VS is het 56 procent en de tien grootste verdieners verdienen er evenveel als tientallen miljoenen Amerikanen.  Als die op de rem gaan staan ontstaat een rampscenario, en dat moeten wij vermijden omdat een wereldoorlog nu anders zal eindigen dan in 1945. Op het einde wou Hitler als “Vergeltung” zijn land en de wereld vernietigen met raketten, maar kon dit niet. Nu kunnen wij en vele anderen dat wel.

     

    Als de socialisten in ons land de vermogensbelasting willen verhogen is dit het enige wat nog mogelijk is om grote schommelingen te vermijden.  Het is al vijf na twaalf. Dat de investeerders dan gaan lopen is een fabel die hilarisch is: we kunnen dat vermijden.  Daarenboven is het zo dat vermogensbelasting in de ons omliggende landen een kapitaalvlucht van minder dan entende van een procent hebben veroorzaakt. 

    De grote leugen dat wij langer moeten werken, harder moeten werken en dat we vooral niet mogen eisen dat zij die onmetelijk rijk zijn geworden ook maar één duit bijdragen is een economische vergissing.  Indien we hun vermogen niet mee inzetten gaan niet alleen de werkende bevolking, maar ook heel hun kapitaal een enorme duik meemaken.  Hun kapitaal zal vernietigd worden.

    Het is de taak van alle politici om dit te bestuderen, om er rekening mee te houden en om elementaire economische kennis om te zetten in een beleid dat een economische ramp countert.

    Wie een vurig aanhanger is van het definitief vermijden van crises zal moeten streven naar een democratischer economie, waar beslissingen over investeringen ook door de betrokkenen, door alle betrokken, worden genomen.  Waar een betere en eerlijker verdeling stap voor stap wordt ingevoerd en men tevens plaats laat voor nieuwe initiatieven en waar men niet de chaos van het kapitalisme vervangt door de rigiditeit en het ondemocratische bestuur van een communistische staatsdictatuur.

    Er zijn duizenden economische systemen denkbaar die een stap in die richting zetten.  Het wordt tijd dat we van het taboe rond het praten over de schatrijkdom van enkelen, zogezegd noodzakelijk voor de welvaart maar in feite verantwoordelijk voor zich herhalend onheil onder de loupe nemen.

    Waarom moeten degenen die niet moeten werken om de helft van alle inkomsten te verwerven, die uit het naakte bezit gemiddeld een inkomen trekken dat 18 maal hoger ligt dan van de gemiddelde werkende mens niet bijdragen aan onze economische welvaart, aan ons economisch herstel, aan het bestrijden van de armoede die 15 procent van onze bevolking treft?  Die vraag stel ik aan alle politici van al die partijen die deze onrechtvaardigheid, deze dwaasheid steunen: dat men vooral niet mag raken aan de rijken.  En ik vraag aan de 95 procent van de bevolking: waarom stem jij op de partijen als NVA, Open VLD, VB en CD&V, MR, en zovele andere “centrum” of rechtse partijen indien ze je belangen niet alleen schaden, maar je toekomst in gevaar brengen door een kleuterachtig inzicht, of helemaal geen inzicht in onze economische situatie?

    Het is ook niet verstandig om te stemmen op partijen die nu juist bezuinigingen voorstellen, het verminderen van belastingen en die ons dus in een vicieuze cirkel doen belanden waar geen einde aan kan komen.

    Wie deze tekst helemaal doorneem is allicht nu moe en heeft ook een boel vragen.

    Het wordt tijd dat velen hierover praten, vooral binnen de socialistische bewegingen en bij alle geledingen in de maatschappij die streven naar de welvaart van de ganse bevolking, niet het behoud van onfatsoenlijke rijkdom door een handvol mensen.

     

    Mkg,

     

    Eric Feremans

    07-06-2010 om 15:40 geschreven door Eric Feremans  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    06-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De schaamte voorbij: Schavuit Landuyt verbrodt Meens Animo initiatief

    De schaamte voorbij: “Onze (?) lijsttrekker en de boeren van Menen” laten een magnifiek initiatief van Animo Menen grandioos floppen.

     

    Brecht had het goed ingericht: een debat met de meeste West-Vlaamse coryfeeën.  Een prachtige debatleider.  En ondanks het weer nog wat volk kunnen optrekken zonder veel middelen.  Animo menen met sexy kledij én een gezellige bar.

    En WEEROM geen enkele Sp.a-er van Menen te bekennen, tenminste: geen burgemeester (of would-be burgemeester), geen voorzitter, geen secretaris, geen van de vele en luidruchtige mandatarissen.

    Wél een ploeg van Groen!, één van PVDA+ en nog wat NVA-ers. 

    Het debat ging over de klassieke thema’s die in deze verkiezingen naar voor komen. En ik ga dit niet allemaal nog eens herkauwen: degenen die er niet waren verdienen dit niet. Maar degenen die hier de tenor zou moeten zijn, de rots in de branding voor het socialisme, de Grote Lijsttrekker waar we allemaal van omvielen en die hier dus een forum kreeg om te glanzen, te blinken bleek een flop.

    Landuyt blonk uit in inschikkelijkheid.  Zelf na de goorste uitspraken van zijn opponenten vond hij wel eens iets geestig waar hij het mee kon eens zijn, en een detailtje waar hij dan wel (maar da’s niet erg) mee verschilde van al die rechtse knuppels.  Hij kneep eens (zacht!) en knuffelde, schonk bereidwillig een spatje uit voor een tjeefse, ging een aftrekker halen (een kroonkurkenwipper heet dat ding in het correct Nederlands) voor een LDD spast en hield het vooral gezellig. 

    Deze figuur is een IDEALE verzoener en het kan bijna niets anders of hij gaat een regering kunnen vormen met om het even wie (als hij maar minister kan worden).  

    Naar de PVDA, die eigenlijk voor haar doen bijzonder redelijk was en eigenlijk zonder meer kon doorgaan als een partijgenoot van de ministrabele haalde hij enkel uit door met een groot air te spreken van “de ouderwetse ideeën”, die deze zouden verkondigen.  Het socialisme van onze minister was immers veel “moderner”: Sossen hadden geen inkorting van de periode voor doppers nodig: onder zijn ministerschap waren er immers al genoeg gesanctioneerd omdat ze niet genoeg naar werk zochten (er was toen ook geen werk voor de meesten, maar daar wordt zedig over gezwegen).  Men moest dus eigenlijk niet ongerust zijn, alles is in orde.

    De bankencrisis, wat haar veroorzaakte, het failliet van ons economisch establishment en haar vrije markt falen: geen woord, geen punt geen letter.  Een beetje katten met Groen! (dat er eigenlijk wat linkser uitkomt dan de SP.a indien de standpunten van de Sp.a door een amateur worden verdedigt, of door een collabo als je dat verkiest) zorgde voor empathie met de veel duidelijker en eerlijker overkomende groene politicus…

    Ik kon één en ander eventjes principieel op de agenda zetten door een vraag te  stellen over de huidige klucht, waarbij een hoop rechtse partijen doen alsof degenen die werken nu moeten gaan zorg dragen dat degenen die niet werken - maar die wel meer dan de helft van de poen scheppen (de investeerders) - Door dus deze gekte flinks aan te klagen oogste ik een groot applaus.  Maar dat kon Renaatje, die nooit gaat tot het gaatje, niet activeren.  Dat niet de werklozen maar de investeerders de oorzaak zijn van de crisis, dat niet degenen die hun werk verliezen dienen te worden geactiveerd maar degenen die de staat arm maken door niet hun belastingen te betalen en door te stoppen met investeren.  Geen probleem voor Landuyt die immers maar een advocaatje is en dus niets snapt van enige vorm van economie. 

     

    Toen hij op een reactie van een reactionair die vond dat de linksen teveel de werkgevers aanvallen (????) sussend stelde dat de partij niet tegen werkgevers is, die immers heel nuttig zijn en daarenboven een risico lopen (???) werd het mij te gortig en verliet ik met nog een militant van de Sp.a  de zaal. 

    Ik ben gekomen om het socialisme te horen verdedigen, niet om het te zien ridiculiseren.

    Het koprot in West-Vlaanderen komt allicht uit de ligging aan de zee te liggen.  Ik ben alleszins bereid om een cursus voor dummies in elementaire sociale economie en sociale economische analyses te geven aan Renaat.  Het is absoluut dringend nodig.

    Ik vind dit alles zeer erg voor de Animo mensen.  Zij doen hun best.  De partijbonzen en de partij bonsjes van Menen werken niet mee. Pek en pluimen voor hen en een dikke proficiat voor Brecht en de jonge kameraden en gezellinnen van de partij!

     

    Mkg,

     

    Eric Feremans

    econoom

     

    06-06-2010 om 02:45 geschreven door Eric Feremans  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)


    Archief per week
  • 28/03-03/04 2011
  • 08/11-14/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs