De Afrekening
Een West-Vlaamse thriller
Leven en lijden van een Westendse clan in de Tweede Wereldoorlog
Inhoud blog
  • Deel 7
  • Deel 6
  • Deel 5
  • Deel 4
  • Historische achtergrond
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    05-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 1 Inleiding en verantwoording

     

    Het boek, waarvan ik hierachter als smaakmaker het eerste deel laat verschijnen, gaat over jonge mensen uit de Westhoek, gefocust op Westende en de wijde omgeving. Ik ben in die streek geboren en heb er mijn jeugd doorgebracht. Ik noem het verhaal “DE AFREKENING” maar dat heeft niets te maken met mijn leeftijd van 82 jaar...Ik ben er 17 jaar mee bezig geweest en nu zet ik er een punt achter vóór het helemaal uit de hand loopt. Mijn vrienden die het tot nu toe lazen vinden het zeer spannend ,maar wegens de omvang kan dit nooit in boekvorm uitgegeven worden. Daarom heb ik maar beslist het via deze weg te verspreiden en voor de leeuwen te gooien...

    Het verhaal zelf loopt over een periode van maart 1938 tot december 1947 – ook al niet niks...- en is opgehangen tegen een historische achtergrond die ik zo waarheidsgetrouw als mogelijk door mijn protagonisten laat beleven.

    Hun tragische avonturen beginnen dus bij de aanloop naar W.O.2 en raken onderling verstrikt door de Duitse bezetting. Ze beleven V-Day op zeer uiteenlopende wijze en ondergaan nadien de nasleep van al de dramatische conflictsituaties waarmee de oorlog hen opzadelde...

    Mijn personages en al hun handelingen zijn totaal verzonnen, ook al hebben een paar dorpsgenoten uit mijn jeugd werkelijk model gestaan voor de karakters van dit verhaal...Maar aangezien ze ondertussen allemaal naar de eeuwige jachtvelden vertrokken zijn, is het risico dat ze mij nog voortijdig wurgen eerder gering...

    Tot daar toe het goede nieuws.

    Maar nu komt het : mijn verhaal beslaat vijftien boekdelen van elk méér dan honderd A4-tjes ! Dus zegge en schrijve ongeveer een duizend zevenhonderd bladzijden in totaal :ik heb ze niet geteld. Voor het leesgemak is elk boekdeel samengesteld uit een kleine twintig hoofdstukken van acht à tien bladen. Dit op papier uitgeven zou pure waanzin betekenen en een bedreiging voor het toch al povere bosbestand van Vlaanderen. Dus niet...

    Gelukkig bestaat er tegenwoordig zoiets als een CD-brander voor het geval een opgepepte boekenwurm het hele plot in één trek mentaal wil verteren : 20 MB ! Maar ten gerieve van de wankelmoedigen onder u met een zwakkere transit snij ik bij deze mijn vetzuchtig geesteskind in hapklare brokken. Het eerste van 1,25 MB werp ik hierbij in de  wolvenkuil, het tweede broertje volgt dan een maandje later, kwestie van uw leeshonger niet te bederven. Voor de dertien àndere brokken zien we nog wel of ik - bij leven en welzijn ,zoals dat heet – het overdonderend succes via hetzelfde gratis kanaal kan beheren. Want je weet maar nooit of Steven Spielberg  morgen niet plots op mijn dorpel om de filmrechten staat te bedelen: wat moet een simpele mens als ik dan met zo’n probleem aanvangen?

    Stoppen met die gratis shit ,natuurlijk!

    En tenslotte nóg iets :ik schrijf zo natuurgetrouw als mogelijk over eenvoudige mensen tijdens de crisisjaren van vorige eeuw. Zatlapperij op straat was dagelijkse kost en op alle kermissen werd nog regelmatig het mes getrokken...Een rauwe tijd ,waarin heel wat ouders niet konden lezen of schrijven ,de radio nauwelijks bestond en men nog kranten bijeenzocht om ze tot A-5 formaat te versnijden voor het schijthuis op de koer...

    Destijds hadden de ‘Schone Vlaamse gezinnen’ – bij de gratie van een domme meneer pastoor en een dokter die ook niet beter wist – tien ‘jong’ nog in leven en vijf vroeg gestorven aan TBC of kinkhoest...Uit pure frustratie voor deze overwoekerende vruchtbaarheid spaarden de ouders – onder het goedkeurend oog van de buren – de roede niet, wat de zaken meestal nog erger maakte...Veel van deze dompelaars moesten iedere dag zwaar travakken om het hoofd boven water te houden ,want op enigerlei financiële steun uit de gemeenschap konden ze toen nauwelijks rekenen...

    Het soort West-Vlaming dat ik in mijn verhaal aan het woord laat, is ondertussen godzijdank uitgestorven. En als ik genadig zeg dat ik hen ‘aan-het-woord-laat’ dan is dat natuurlijk een eufemisme. Want die mensen stonden nooit – en ook nu nog niet – erg bekend voor hun taalvaardigheid. Hun dialect was wat het was: een stort van allerlei buitenlandse verbasteringen, overgoten met gutturale uitwassen en compleet onverstaanbaar voor niet-ingewijden. Omdat die sukkels met zo’n taaltje alle drie woorden over hun eigen tong struikelden, kregen ze het er zélf nogal rap van op hun heupen. En riepen ze in hun wanhoop doorlopend om goddelijke hulp. Begrijpelijk toch ?...Ik hoop het voor u.

    Kom mij dus, beste lezer, niet preuts vertellen dat naar uw smaak en bescheiden mening, mijn ten tonele gevoerde stugge voorvaderen nogal gemakkelijk sakkerden en vloekten, want dat weet ik óók ! Maar wat wil je dat ik daar aan doe ?! Hen de mond snoeren ? Dan zou je nooit iets vernemen over die fameuze schat in de duinen waarmee ik straks van wal steek...Dus kan je maar beter met geduld aanhoren hoe ze hakkelend dit verhaal brengen in hun eigen woorden...Het duurt soms wat langer, maar ik verzeker u :het is het wachten waard...Immers :ze doen tegenwoordig zo veel voor de gehandicapten...En vergeet vooral niet :het ABN was destijds nog niet uitgevonden hé ! Dus een beetje begrip, verdorie !

    Allee,we zijn vertrokken: vooruit met de geit!

     


                                                                                                    DE AFREKENING


                                                                                    Liefde en haat in de Westhoek rond W.O. II

                                                                                                         OVERZICHT

                                                                                                         Boekdeel A1.

         Beslaat de periode van maart 1938 tot juli 1938. Spreekt over de verdwijning van Dis, over een verleidelijke 'Rudolf' en de Spaanse Burgeroorlog

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    05-11-2014, 21:33 geschreven door jaak maes  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 1A
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    AO1 DE SCHAT IN DE DUINEN.

                   Lombardzijde, maart 1938.  

     

         

      " Miljaarde getaarde gevlamde geketste, tegen de muur gekotste en teruggebotste potverdomme!”

      Dis Petré voelde een wilde vreugde in zich opborrelen :eindelijk, EIN-DE-LIJK had hij zijn schat gevonden! Hij wist al jaren dat ze vroeg of laat hier ergens te voorschijn zouden komen...En nu lagen ze daar in het schemerdonker van de val­avond: zes lange bruine roestcylinders, ordelijk naast elkaar,  nauwelijks wat opbollend boven het grijze harde zand van de duinpan.          

        “ Ziede wel, dat ik gelijk had!" dacht hij fier, terwijl hij voorzichtig strelend de rij obussen met de hand wat verder uitgroef. "En verdomme nog wel mortieren kaliber 240 ! Potvermiljaarde nondedju !!"

       Het moet gezegd dat Dis, ondanks zijn eerder bosapig uiterlijk, een braaf godsvrezend man was die met dergelijk gevloek geenszins beoogde zijn Heer de stuipen op het lijf te jagen. Maar hij was nu eenmaal een kind van zijn tijd en in die dagen vervingen zo'n seriële krachttermen bij het gewone volk aan de kust driekwart van de adjectieven. Hun gebalde vorm maakte alle verdere omschrijvingen van hun diepdoorvoelde zieleroersels nodeloos. En meteen gunden ze een ontroerde geest de nodige tijd om voor zijn opwellende gedachten het juiste woord te vinden. Een zoektocht die bij ondervinding toch meestal op niets uitliep. Dàt even terzijde.                        

      Dis vermoedde reeds lang dat in dit diepe langgerekte duindal, dat de dorpelingen "de doorsteek" noemden, één van de zware houwitser­stellingen had gestaan, van waar­uit de Duit­sers tijdens de Grote Oorlog van '14-'18 de Belgi­sche linies aan de overkant van de Ijzermonding hadden be­stookt, vier jaar aan één stuk door.

    Zijn schoonvader had er hem indertijd als eerste op gewezen: " Tijdens de artillerieduels ", oreerde hij tot verve­lens toe, " worden de batterijen alsmaardoor ver­plaatst. Vijf, maximum tien salvo's per stuk...en dan als de weerlicht de paarden aanhaken en wegwezen, vóór die van de overkant de tijd krijgen om terug te schieten !"

       En Bompa Cattrysse zaliger wist er destijds alles van,  van de oorlog: drie jaar in het slijk van de loopgraven, tot hij in '17 "gepakt was door de gas" en - na een eindeloos lijkende hospitalisatie - ontslagen met de graad van adju­dant. Hém mochten ze over kogels, bommen en granaten àlles vragen ! En ook zonder hem iets gevraagd werd, had hij nog jarenlang hijgend en kokhalzend vanuit zijn zetel bij het keukenvenster zijn bloedige wijs­he­den gespuid - of zeg maar gespuwd -, tot hij er in '28 uit­ein­delijk rochelend in was gestikt...

       Toch bleek de man te weten waarover hij sprak: de kust­strook van Lom­bard­sijde stond heel de duur van de oorlog vol zwaar Duits geschut omdat de grond er droog was en de kanonnen er niet in het slijk verdwenen zoals elders langs de overstroomde rechter IJzeroever. Maar ook dààr konden ze zo'n logge vuurmonden in dat mulle zand niet vlug genoeg verplaatsen. Dus hadden ze met het puin van de huizen uit het platgeschoten dorp wegen aang­elegd, kriskras door de duinen, vanaf de stukgereden kasseiwe­gel – de latere Bassevillestraat - tot aan de artille­riestellin­gen, vier à vijfhonderd meter verder de natuur in. En wie aan kanonnen denkt, zegt 'munitie­de­pot'...Als je dus het uiteinde van zo'n weggetje vond, zat je gegarandeerd héél dicht bij één of andere oude geschutstel­ling, mét bijhorende hopen granaten­. En dààr was het om te doen, voor iemand die met oud koper een centje bijverdiende.

       De over­blijfsels van zo'n steenslagpad had Dis Petré  ont­dekt vlak naast zijn barak aan de Bassevillestraat, waar hij met zijn vrouw Marie en hun twee jongens woonde. Van daaruit volgde het weggetje in de richting van het strand de kronkelende bedding van de dichtgeslibde doorsteek tot voorbij de ‘Apenberg’, de hoogste duintop van de streek. Hier en daar lag nog een stukje pad bloot tussen de ondoordringbare vuurdoornstruiken, die sinds mensenheugenis de verzande zeearm hadden overwoe­kerd. ­Maar als de wilde zuidwesterstormen in het voorjaar dagenlang de duindalen uitschuurden en van al het losse stuif­zand zui­ver­den kwamen er grotere stukken aan de oppervlakte. De harde ondergrond gaf dan gedurende korte tijd ook allerlei àndere geheime relieken van de oorlog '14-'18 prijs, een stuk loopgraaf of een ingestorte onderstand...Nadien, bij kalmer weer, geraakten deze gruwelijke souvenirs langzaamaan opnieuw bedolven onder een vers tapijt wit zand, als werden ze stil toegedekt met de mantel der liefde...           

       Deze woeste winden luidden voor een verstokte strandjut­ter als 'den Dis' het oogstfeest in. De zware loden knikkers uit de ont­plof­te kartetsen en granaten, waarmee de vijandelij­ke legers elkaar vier jaar lang hadden uitgemoord, lagen dan met massa's voor 't rapen. En massa's, dat wil zeggen: toch wel een tiental bolletjes per vierkante meter!...Op zo'n dag kon hij soms een hele emmer vol oogsten, méér dan in éénmaal naar huis kon worden gesjouwd. Wees maar gerust dat zoiets aardig wat op­bracht ! Mensen-lief, aan zes frank het kilo, verdiende hij daarmee op één dag méér dan als metselaar op een volledige werkweek!

       Na een eerste razzia op lood, deed hij met zijn twee jongens gewoonlijk nog een toer om 'shrapnels' te rapen :zwaar verroeste stukken staal van duizenden en duizenden opengebarsten obussen. Dat bracht wel veel minder op dan lood, maar daarvan lagen er dan ook tónnen. Rood of geel koper, daarentegen, was heel zeldzaam: af en toe eens een gekartelde reep uit een granaatkraag, of een enkele keer een ontstekingskop.                               

       " Maar", had schoonvader hem ingeprent," met die smeerlapperij ­moet ge nondedju goed oppassen, vent!"... Tjeppe, de ijzer­boer die iedere winter twee à driemaal bij hem de oogst kwam opkopen, was met zo'n spul zijn hand kwijtgespeeld...         

       " En dan mocht hij met z'n zatte botten nog van geluk spreken,of hij was helemaal de pijp uit geweest !”. Dis nam zich voor inderdaad goed op te passen, nu hij eindelijk zijn schat onder ogen had. Het werd toch reeds te donker om nog iets serieus te beginnen...,en morgen was het zaterdag. Dan had hij heel de namiddag de tijd om het zaakje eens op zijn gemak te bekijken...Want ook dàt had zijn schoonvader zaliger hem met horten en stoten hijgend ingeprent:         

       " Hou je poten eraf...als er geen licht genoeg is.... Of als het boven je macht gaat...Maar als g'uw leven beu zijt...prutst dan maar voorts...aan zo’n blindganger..." Na elke korte uitspraak moest Cattrysse met een schuren­de fluitstoot uit zijn verbrande longen verwoed naar lucht happen en was waarschijnlijk daarom zo kort van stof. Zo had Dis hem ook nooit horen vloeken en van huis uit wist hij dat de meeste "gazées" onder deze beperking nog het ergste le­den...              


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    05-11-2014, 21:34 geschreven door jaak maes  
    06-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 1B
     

       Dis' eigen va­der - Bompa Petré, zoals Marie hem nadien altijd had genoemd - was op gebied van bommen en grana­ten geen groot licht geweest. Die had altijd een heilige schrik van dat dui­vels tuig gehad en aanhoudend getracht zijn zoon het "ij­zer s­tro­pen" in de duinen te verbie­den. Tijdens de oorlog had hij in de loopgra­ven van Ramskapel­le ge­diend als chef-brancardier maar was net zo goed bij één van de eerste Duitse Ype­riet-aanvallen besmet geraakt. In '19 was hij in het houten mili­tair noodsa­natorium achter de duin­pol­ders van Westende met zijn mede-patiënt Cat­trysse be­vriend geworden. Niet moeilijk : ze lagen naast elkaar op het zelfde zaaltje. Daar had zijn zoon Dis tijdens het wekelijkse bezoek­uur Marie, het knappe dochtertje van adjudant Cattrysse voor het eerst ontmoet.      

       Toen Adjudant Cat­trysse in '20 uit het sanato­rium werd ont­slagen kreeg hij - als compensatie "Voor Diensten Bewezen Aan Het Vader­land", zoals dat heette - van het Fonds Koning Albert een barak op een voorschoot zandgrond in de Basseville­straat cadeau. Daar kon hij dan in de "warme boezem van zijn gezin voorts liefdevol verzorgd wor­den" hadden ze schijnhei­lig verklaard in een welwillend uit het Frans vertaalde "attesta­tie". Zever in pakstjes, zoals gewoonlijk bij het leger, want veel warme boezem was er in zijn gezin niet te vinden :zijn vrouw was reeds in '18 in de Spaan­se griep geble­ven en van zijn twee kinderen Marie en René moest hij met zijn slecht karakter niet veel liefdevolle zorgen verwachten.

       Toen Dis in '22 rap-rap met Marie trouw­de en als naar gewoonte bij zijn schoonfamilie introk verbeterde de sfeer in de barak er nauwelijks op. Na­ de rasse geboorte van klein Josephtje leek het aanhoudend gekrijs van de zuigeling het nerveus gebas van bompa nog aan te wakkeren en werd het onder­komen al vlug te benauwd. Waarop Marie haar Dis ­aanporde met kunst- en vlieg­werk en "gevonden" bouwmateria­len de woonst met twee hokken uit te breiden. Je moet weten dat "Westende-Bains" vóór de Grote Oorlog een zéér chique badplaats was met een dikke honderd rijkgemeubelde villa's van de "upper-ten". Na vier jaar aanhoudende beschieting door de Britse vloot bleven daarvan geen twee stenen opeen staan maar toch viel er voor de nieuwe dorpsbewoners in deze puinvelden heelwat basisstoffen te "recupereren", zoals dat heette...En Dis was op dàt gebied allesbehalve achterlijk... Drie jaar later, toen ook Leonne­tje  onverhoopt het jonge gezin kwam verrijken,  barstte de barak ver uit de voegen. Nu vond zijn schoon­broer René het welle­tjes en week uit naar een opgelapte ruïne in Nieuw­poort. Om, zogezegd, dichter bij zijn werk te wonen. In feite om eindelijk eens rustig te slapen.

       De opluch­ting na de dood van bompa Cattrysse in '28 was maar van korte duur ge­weest, want toen het jaar daarop de grote krisis uit­brak werd het militair sanatorium om bespa­ringsrede­nen opge­doekt en bompa Petré op zijn beurt aan "hun liefdevol­le zorgen toever­trouwd"...Zeer tegen de zin van Marie, maar Dis hield teveel van zijn vader om hem in een sinister hospi­taal ergens in het Walenland te laten wegteren. Hij dreef - voor ­de eerste én laatste maal als een waar gezinshoofd - zijn wil door :" Pa blijft hier!". Maar nog geen jaar later stikte ook dié sukke­laar in zijn bloedfluimen, net zoals zijn oude vriend Cattrys­se. In dezelfde zetel bij het venster, amper veer­tig. Marie heeft nooit gesnapt waarom de dood van die "last­post" haar man zo had aangegrepen en Dis nam ook niet de moeite om het haar uit te leggen. Maar sindsdien dronk hij meer dan naar gewoonte, als om haar te pesten..                  

     

       Terwijl Dis door het donkere duindal terug naar de barak sjokte, gromde hij nog vergenoegd bij de herinnering aan zijn opstan­dige jonge jaren.

      Thuis vertelde hij voorlopig niets over zijn vondst. Toen hij 's anderen­daags na de middag terug was van zijn werk op de bouwwerf in de nieuwe kazerne naast de Ijzer­monding, groef hij alvast een diepe greppel langs de stapel obussen,  om voorzichtig de omvang van zijn schat te testen.                   

       " Eerst eens goed zien hoeveel er opéén liggen en hoe diep die stapel onder 't zand zit...". Dat viel onverhoopt mee, want onder de bovenste rij van zes, die reeds bloot gewaaid was, staken nog minstens twee lagen: één van zeven stuks en één van acht. Dieper geraakte hij voorlopig niet zonder de greppel te verbreden... Miljaarde, een echt munitie­depot, ij­lings achtergelaten door de wegtrek­kende Duitsers in '18!... Eenentwin­tig zware kanjers van kaliber 240, met elk twee dikke koperkragen : zo'n goudmijn had hij van zijn hele leven nog nooit gezien!...Op de neus van de bovenste zes obussen stak een vervaar­lijke groen-geoxideerde ontstekingskop, maar de vijftien onderliggende waren zo te zien nog ongewapend. Aan de zijkanten van de stapel peuterde hij voorzichtig ­de roestbruine zandkorsten weg om te zien of er soms een valstrik tussen lag - een op scherp gestelde handgranaat misschien - maar hij vond niets verdachts... Veel details kon hij ten ande­re niet onder­scheiden, want de oude granaten zaten stevig aanééngekoekt van de roest. Hij twijfelde nog een tijdje,  maar kon op de duur niet aan de verleiding weerstaan om te pogen die compacte klomp munitie open te breken...                       

      Gemakkelijk ging het niet en hij moest zwaar wrikken met zijn spade om de eerste obussen los te krijgen. Maar toen nam zijn voorzichtige aard weer de bovenhand, want de purper­schemer begon reeds te vallen...Dus stelde hij voor alle zekerheid het loskappen van de koperkragen maar uit tot mor­gen: zo'n delicaat werk kon je beter bij volle daglicht uit­voeren...                                            

       Thuis wou hij zijn vondst niet langer verzwijgen en zijn fier opgeklopte beschrijvingen kruidden het frugale avondeten van hen gevieren, onder de warme gele gloed van de olielamp. Meestal waren ze aan tafel niet veel van zeggen - eten was daarvoor een te belangrijke bezigheid - maar nu voerden de beide jongens het hoogste woord. Op zater­dag kwam dat wel meer voor, want dan was de oudste, Joseph,  terug van Sint-Truiden, om trots verslag uit te brengen over zijn belevenis­sen van de afgelopen week op Saffraanberg, de nieuwe Vlaamse cadetten­school. Daar was hij internist in het derde middelbaar, op kosten van de staat. De studiebeurs voor deze kweekschool van het leger was hem een paar jaar geleden zonder veel moeite toegekend: als kleinzoon van een oorlogsinvalide-adjudant-met-zes-front­stre­pen mocht hij destijds als "prioritair" aan het toelatings­examen deelnemen. En met zijn knappe bol was hij dan ook glanzend geslaagd, zonder problemen. Heel de week ver­bleef hij dus in deze schoolkazerne en kwam enkel zater­dag­avond 'met vergun­ning'...De militaire tucht deed hem geen kwaad - wel in tegendeel - en hij was zo fier als een gieter op zijn cadet­tenuniform. Knappe slanke jongen, een blonderik met de koele grijze ogen van zijn moeder die bij iedere gelegenheid schijn­heilig zuchtte dat "onze Joseph later nog veel malheuren zal doen bij 't vrouwvolk..." Daar­bij sprak hij al vloeiend Frans en voelde zich hier in het dorp een hele me­neer...                    

       Leon, de jongste krawaat, zat nog op de gemeente­school bij  meester Denolf in de voorlaatste klas: een kwikzilver ventje, struis gebouwd met een pikzwarte brosse, helemaal zijn vader...Maar van karakter eerder een doorbijter zoals Marie en voor niets bang. Als je de twee jongens naast elkaar zette zou je nooit denken dat het broertjes waren :zó verschillend. Maar dàt waren zijn vader en moeder tenslotte ook: Dis leek spre­kend op die struise Turkse berentemmer van de cirque, overlaatst, terwijl Marie iets had van dat blonde koorddanseresje. Klein Leonnetje droomde ervan binnen vijftien maanden (en twaalf dagen !) scheepsjongen te worden bij zijn oom op één van de vissersboten in Nieuwpoort en later reder met een eigen sloep. Maar Marie wist heel goed dat de plaatsjes voor jonge gasten op zee maar dun gezaaid waren en remde daarom zijn wilde plan­nen wat af. Ze hadden het wel niet erg breed, maar het magere loon dat hij als manusje aan boord kon verdie­nen zou daar niet veel aan verbeteren. Daarbij, haar Dis had van de heersende werk-loosheid zelden last en bracht nog steeds goed binnen. Als die nog een half jaartje kon voort­metse­len aan de nieuwe kazerne achter de vuurtoren voor de "école D.C.A." - ofte opleidingscentrum voor luchtverdediging -  vóór ze in december uitvroren, zou­den ze geen armoede lijden...En de moestuin beloofde goddank deze lente goed op te brengen. Ja, mits in de herfst wat konijnen te strik­ken in de duinen of wat vis te stropen op het strand, zouden ze de komende winter wel weer zonder kleer­scheuren doorkomen...Tenslotte, zeg: wie tegenwoordig een jaar voor­uit kon kijken mocht echt niet klagen, vond ze.                                                                 

       Neen, meende Marie, als het enigszins mogelijk was kon ze Leon - zij het dan dik tegen zijn goesting - beter eerst nog drie jaar naar de 'Ecole Moyenne' in Nieuwpoort laten gaan, zoals meester Denolf had aangera­den. Want met een diploma van lager middelbaar lag de weg naar het brevet van scheepsme­canicien en zelfs dat van schipper wijd open. Met een beurs van het 'Oorlogsverminktenfonds', wel te ver­staan, want zelf kon Marie die kosten natuurlijk niet meer opbrengen: twee studenten was voor een gezin armoedzaaiers iets van het goede teveel...

       Maar dat was nog toe­komstmuziek :eerst de volgende winter doorkomen...,en dan zien we weeral verder...En hopen dat de vorst in december lang genoeg uit­blijft, zodat Dis kan blijven werken...     

      'Den Dis' be­schreef ondertussen aan tafel in geuren en kleuren zijn vondst en de jongens rekenden opge­won­den voor dat de banden rond de obussen misschien wel tachtig kilo koper zouden kunnen opleveren!       

      "Verdomme, bijna een maandloon !", lachte vader fier. Marie was niet zo uitgelaten als haar 'vent'. En nadien, in bed, bedierf ze de pret met allerlei achterdoch­tige beden­kingen die zijn concentratie verstoorden. Waardoor het nog een stuk langer duurde dan gewoonlijk. En toen zij zich, na zijn "numéro", van hem had afge­keerd, fluisterde ze nuchter over haar schouder: "Ja, ja, Dis, ziet maar heel goed uit uw ogen!"              

      "Ik ben àltijd voorzichtig", hijgde hij tevreden achter haar rug. Ze schokschouderde wat bokkig en, terwijl ze de snottige smurrie met het nachthemd van haar onderbuik veegde, zuchtte ze gela­ten: " Een ongeluk is rap gebeurd..."


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    06-11-2014, 00:00 geschreven door jaak maes  
    07-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 2
     

    Dat zal die duistere schim óók gedacht hebben, toen deze zich de volgende zondagmorgen, in de paarse schemer juist voor zonsopgang over de rij blootgelegde granaten boog. Gisteren namiddag had hij Dis hier zien graven en plots was het duivels plan bij hem opgekomen, waarmee hij definitief een oude rekening hoopte te vereffenen. En de borrels van deze nacht hadden hem de nodige courage gegeven om de laffe twijfel te overwinnen en door te zetten.

    Hij spuwde eens flink in beide handpalmen en draaide de grote gastang vast op de groene ontstekingskop van de eerste obus. Die doorroeste rommel loskrijgen beloofde een aardige karwei te worden en veel tijd hàd hij niet..." Linkse draad of rechtse ,dat weet ge verdomme nooit met die smeerlappen! "... Zich met zijn vuurslag in het donker bijlichtend had hij al ontcijferd dat het een tijdontsteker betrof: " Z.Z." kon hij lezen, voor het Duitse "Zeitzünder". Maar uit de rest van de verroeste letters kon hij noch "Rostock", noch "Lübeck" maken, de twee codewoorden voor rechtse of linkse draad...Dat was één van de vele nuttige trucs die de Duitse krijgsgevangenen hem na de Grote Oorlog hadden bijgebracht toen hij meehielp de Ijzer­vlakte ontmijnen. Een rotwerk, dat echter veel geld opbracht. En destijds in zijn zotte jaren kon hij dit vele geld goed gebruiken bij de wijven... Miljaarde, als hij dààr aan terug­dacht! ...Eerlijk gezegd was er sindsdien nog niet veel veran­derd, moest hij toegeven: bij hem draaide alles nog steeds rond het trakteren van de teven. De poen en de poezen, en de zuip natuurlijk... Zoals nu weer met Marie Cattrysse...Dat hij dié nooit rond zijn vinger had kunnen draaien vrat nog steeds aan zijn eigendunk! En dat die stomme geit verdomme indertijd hals over kop met die kloot van een Dis moest trouwen zat hem na al die jaren nog steeds dwars! Maar enfin ,hopelijk kwam daar binnenkort wel verandering in...     

    Al wringend voelde hij de koperen kop met een knakje meegeven: ha ,dus tóch rechtse draad ! En de tijdontsteking begon te lopen. Nu nog een beetje doordraaien en de klikken tellen: één per uur vertraging... Hij moest den Dis niet vóór elvenhalf verwachten, dat maakte dus nog vier uur minstens...        

    Maar bij het voorzichtig voortwringen aan de kop knerste en tjierpte de droge draad zo schril door de prille morgen dat van klikken tellen niets in huis kwam. Tot overmaat van ramp begonnen als bij afspraak overal in 't rond de kerkklokken te luiden voor de vroegmis. Met een knetterende vloek wierp hij de gastang van zich af en wilde juist met een ferme schop tegen de hoop obussen zijn woede oprisping koelen toen hij in de verte stemmen meende te horen.                       

    Ademloos spitste hij de oren en probeerde tussen het ontluisterend klokkengebeier een menselijk geluid te ze­ven...Uit de duinpan wat verderop tegen de tramlijn vloog de in hun morgendutje gestoorde meeuwenkolonie kwaadkrijsend weg naar het strand :een onmiskenbaar teken dat daar volk liep...En ja hoor, duidelijk nu: twee stemmen... Het leek wel een dronkemanskrakeel. Als ze van de duinen achter de grote baan de Doorsteek volgden recht naar Westende-dorp moesten ze bijna zeker hier voorbij... Verdomme ,ook dàt nog!  

    Alle pezen gespannen, stokstijf, zijn adem beheersend hoorde hij hen duidelijk dichterbij komen...Kom, beter vlug even op de kam tussen het helmgras wegduiken!

    " Miljaarde! Moesten ze me nu hier bij die hoop obussen herkennen, ze zouden me later nogal rap bij m'n pietje stekken, denk ik!" En vlugger dan je van zo'n verlopen vent zou ver­wachten schoot hij vierklauwens de stijle mulle zandhelling op, dook achter een bosje op zijn buik en tuurde in het duister dal vanwaar de stemmen kwamen.

    De eerste roze zonnestralen streelden over de hoogste blonde helmgraskopjes, maar de diepe duinpannen lagen nog vol kille grijze schaduwen. Toch zag hij ze nu vanop zijn uitkijk­post duidelijk aankomen :de garde die samen met een andere vent zijn zware zwarte dienstfiets voortduwde waar bij ze alle vijf stappen stilstonden om hun hoogoplopend meningsverschil meer kracht bij te zetten.

    " G'ebt geen bewijs, zeg ik !"

    " En dàt dan?! Die konijnen komen uit de lucht gevallen ,zeker? Recht in uwen schoofzak! Is dàt een keer geluk hebben, hé!"

    Ze waren nu de obussen tot op een dertig meter genaderd maar hadden slechts oog voor elkaar." Ik heb ze gevonden, zeg ik u! In d'eerste struiken links,als ge van 't strand komt..."            

    Weer stond de garde stil en keek zijn slachtoffer neerbuigend aan: "Luistert vent, ge weet dat ik u niet goed kan verdragen. En zal ik u zeggen waarom ?"

    " Pff! 't Zal weer wat zijn! Altijd de kleintjes die het misdaan hebben, hé! Maar moest ik zo rijk zijn als de brouwer of den baron hier, ge zoudt wel ànders piepen, hé monsieur de gardevil!"

    " Rijk of pover maakt voor mij nie uit vent, en wat gij van de politiek denkt nog minder: voor mijn part moogt gij beweren dat de kiekens in Moskou tanden hebben! " "Moskou, Moskou, daar veeg ik m'n gat aan :ik heb met die moordenaars geen uitstaans !"

    " Tiens, da's nieuw!" monkelde de garde," een mens leert iedere dag wat bij..." Ze sjokten samen weer voort. " En luistert goed vent: Baron Crommelinck heeft hier niets mee te maken, tenzij dat het toevallig zíjne grond was waarop ge ging stropen. Maar de wet is de wet: als de jacht gesloten is mag er niemand wild vangen. En zekers niet zonder permis. En nog minder met stroppen! En dan nog op een vreemde grond, verdom­me ! Dat zijn vier overtredingen op rij, als ik goed kan tellen...Maar dat zou ik allemaal nog door de vingers zien, moest ge niet zo liegen! Ge liegt dat ge scheel ziet, en dàt kan ik niet verdragen! En daarvoor gaat ge mee naar den buro voor een proces...Want moest ge eerlijk geweest zijn ,en gezegd hebben: Garde..." Verbijsterd brak hij af: " Wat is me dàt hier, nondedju!!"              

    Ze lieten beiden als op bevel de fiets opzij vallen en stapten stijf en traag de laatste vijf meter af tot naast de vrijgegraven stapel granaten. "Wat is me dàt hier ,nondedju de nondedju! Die klootzak wilt zeker heel het dorp opblazen?!"

    Boven hen op de duinkam hield de loerder in bange span­ning de adem in: "Oei, dat begint hier fameus te stinken...Met die kapotte tijdontsteking kan dat vuurwerk ieder moment beginnen vlammen: krijg ik verdomme twéé vreemde lijken in m'n nek in plaats van den Dis! En dan nog wel twee waar ik niets aan heb...Kom op vader, de piste in: we scheren ons hier rap weg voor het te laat is !..."

    Het ware anders formidabel ge­weest had hij de flukse hemelvaart van die zwarte bosaap mogen meemaken, of beter nog: de helse knal op een foto kunnen vastleggen. Wat stom dat hij er gisterenavond niet aan gedacht had zijn Kodakbox klaar te leggen...Maar enfin, voor spijt was nu geen tijd !

    Als een krab sloop hij op zijn buik zijwaarts de blinde helling af en zette het in de schaduw van de volgende duinpan op een lopen. Maar amper een minuutje later hield hij brusk de pas in: "Verdomme, m'n gastang! Die ligt daar nog! En met m'n naam erop geverfd in vette rode letters..."

    De garde en de stroper stonden ondertussen de stapel obussen langs alle kanten van op een afstandje te taxeren." Nonde miljaarde nondedju !" vervolgde de champetter zijn overpeinzingen:" Hier zie, verse scharen in het koper: hij heeft al aan die eerste kop zitten prutsen! Die klootzak was zeker z'n leven beu?"

    Zijn maat stapte manmoedig de greppel in maar werd bij zijn schabbernak achteruit gerukt: "Gij niet, hé Charel: met uw pikkels afblijven! Of moet ik er u soms nog een proces bijgeven?"

    Toen leek hem een licht op te gaan en dacht hij de oplossing gevonden te hebben: " Luistert, gij zijt soldaat geweest: ge weet wat een uitdrukkelijken order is, hé? Of moet ik zeggen "eine Befehl" omdat ge't zoudt verstaan? Een bevel dat ge moet executeren op straffe van de dood met de kogel..."             

    "De kogel, nondedju?" De andere proestte het uit:" Champet­ter, ge gaat mij toch niet doodschieten met uw matrak, zeker? Oejoejoej zeg, strak kak ik nog in m'n broek van de schrik!"          

    " De kogel," vervolgde hij onverstoorbaar als stond hij opnieuw in de redoute nummer acht aan de Ijzer. " Ewel, ik geef hier den uitdrukkelijken order dat gij als soldaat de wacht gaat houden bij dezen munitiedepot en niemand gaat laten naderen tot op...laat ons zeggen, twintig meter. Dat zijn de twee kammen links en rechts, die struik gindervoor en daar die rotte plank."

    " Maar champetter, ge zijt gij zeker nog zat? We zijn wij niet meer bij den troep, hé :gij hebt mij niets te comman­deren! En vergeet ge niet dat ik aan de verkeerde kant van de Ijzer zat? Bij de Teutoonse barbaren, hé! Für Kaiser und Vaterland! Ge moet mij dus niet teveel vragen, hé! Ik santinel spelen bij dat tuig terwijl gij er nog rap één gaat pakken in de Lekkerbek zeker?! Dat ziet ge verdammt van hier! Scheisse!" Die guturale manier van spreken dankte hij blijk­baar niet uitsluitend aan zijn overvloedig pintelieren....            

    " Vent, moest ik willen, ik stak u in den amigo, weet ge dat?! Ge zijt nu Belg geworden voor iéts: als ik commandeer moet gij luisteren op straf van boete! Of ik kan u ook rekwi­sioteren...rekwi...siteren voor een hele dag. Of als ge dat niet verstaat: opeisen, in 't Vlaams... Aufheischen in Deutsch, verstehen! Verdoemde Moef! 't Is alleen omdat ik daarvoor eerst een koppel uur moet staan schrijven dat ik het niet doe..."

    Hij begon met de minuut wat van zijn grandeur te verliezen: " Luistert vent, zo kan dat hier niet blijven liggen; dat moet reglementair afgespannen worden of daar komen vodden van. Ik moet gaan bellen naar den buro en volk optrom­melen van de gemeentedienst. En dan de gendarmen van Nieuw­poort en de démineurs van 't leger...En dat allemaal op een zondag morgen! Als ge mij niet helpt zijn de gevolgen voor u en hebt gij de doden op uw geweten. En dan zal ik zorgen dat ge voor jaren de bak in vliegt! Wat is 't? Eier of joeng ?"

    De stroper keek hem wikkend aan: "Na schön...M'n twee Kaninchen zurück én die Prozessen vergeten: dan bleib ik hier op wacht bis die Glocken luiden vorr de hoogmis!" " Eén konijn, en wachten tot nà de mis!" Bij het afbie­den stak de veldwachter zijn handpalm uit gelijk een volleerde paardenkoopman. De stroper klopte af met een kordaat "al-richt" zoals ook Sheriff Taylor in zijn wekelijkse aflevering van 'Ivanovs Cowboyverhalen' steeds zei. Met deze lectuur scherpte hij namelijk zijn kennis van het Vlaams aan...Ze redetwistten nog even wie welk konijn kreeg en duwden dan samen luid sakkerend de zware dienstfiets over de laatste mulle zandrug tot op de bocht van de Bassevillestraat...

    "So zie, jetzt wird's schon gaan was !? Oder moet ge vielleicht bis ins dorp geduwd werden !?" Na nog een paar geschreeuwde lieftalligheden over en weer verdween de veld­wachter zigzaggend achter de hoek. De stroper keek hem monk­elend na: hij had de garde met zijn gebroken Duits koeterwaals weer eens flink op zijn paard gekregen.      

    " Omdat die zatlap op de hoogte is van mijn verleden moet hij potverdomme niet denken mij daarmee te kunnen chanteren, hé!" Sinds hij twintig jaar geleden in de Borinage werd tewerkgesteld had hij perfect Vlaams leren spreken, of liever gezegd: Limburgs. Het Waals dialekt dat hij er van zijn porion had opgestoken was buiten Charleroi niet bruikbaar. Van de Polen en Wit-Russen in zijn shift had hij wél alle - maar dan ook àlle - uit­drukkingen geleerd in verband met de voortplanting en aanverwante handelingen, volzinnen die hem in de bajes heel populair maakten. Maar met zijn Liiimburrugs kon hij na een paar jaar reeds probleemloos voor de dag komen, dank zij zijn Duitse achtergrond. En juist omdat die superpatriot van een garde steeds over die Teutoonse roots struikelde deed de stroper er graag een schepje bovenop als ze het met elkaar aan de stok kregen.

    Terug op zijn "wachtpost" duurde het niet lang voor de stroper gehurkt in de greppel met een takje zat te peuteren in de ongewapende granaatneuzen van de onderste rijen. Eerst kreeg hij enkel roestbruine zandkorsten los maar uiteindelijk begonnen de eerste zwarte kruitschilfers te komen. Het takje was echter te kort om dieper in het granaatlijf te roeren en hij besloot beter gerief te zoeken. Ondertussen vraten de chemicaliën in de verwrongen tijdontsteker langzaam en geruis­loos de beveiligingsdraad door van de opgespannen slagpin...          

    Onderweg naar de vuurdoornstruiken verderop vond hij de gastang, half in het mulle zand verzonken. Waarom deze zo’n eind van de obussen verwijderd lag was hem een raadsel. Maar de verse koperglinsters op de bektanden logen er niet om :hiermee was wel degelijk aan de ontstekingskop gewrongen. Op de steel stond er in rode verf "P.G." geschilderd. De stroper stak de tang achter zijn broeksriem en zocht zich tussen de doornstruiken een stevig recht takje uit van twee voet lang  dat hij op de terugweg met zijn jachtmes mooi fatsoeneerde.       

    Nu kwamen de zwarte kruitschilfers makkelijker los. Hij ving ze in de handpalm op en gooide het goedje zorgvuldig bijeen in zijn schoofzak, bovenop het resterende konijn. En het bleef maar komen! Toen de eerste obus ver leeg leek, begon hij aan de volgende. Een geduldwerkje van lange asem, maar op den duur raakte de zak langzamerhand vol. Zoveel had hij verdomme nog nooit geoogst! Zou dàt even een knal geven,zeg ! Diep verzonken in zijn wonderbare visvangst merkte hij niet eens dat de kerkklok het einde van de hoogmis luidde.           

    Verschrikt sprong hij op: hoorde hij daar geen stemmen? Ja, duidelijk: van tien-negen de garde met zijn werkvolk! Verdomme, als die mannen iets merkten van zijn kruitdiefstal dan grepen de gendarmen hem bij de eerstvolgende "aanslag van het proletariaat" onmiddellijk bij de lurven! Wat nu gedaan? Daar! Vlug schopte hij wat zand tegen de neuzen van de twee leeggepeuterde granaten en schoot dan als een scheve schicht met zijn schoofzak het duin op! Achter de kam liet hij zich vallen en merkte niet eens de verse sporen die zijn geheimzin­nige voorganger er een paar uur geleden had nagelaten...In ademloze spanning spitste hij de oren... Kinderstemmen ?: dat kon onmogelijk de champetter zijn... Loerend door het helmgras zag hij van achter de bocht twee jongens komen aanlopen die hij maar half herkende. Maar de man die toen volgde bleek Zwarten Dis te zijn, de metser van achter den hoek, samen met zijn knap blond wijfje, Marie...

    Die zondagmorgen waren de Petré's na de mis bij hoge uitzonde­ring géén pint gaan drinken in de 'Tramstatie', maar recht naar huis gestapt. Pa verwisselde vlug van kleren, vees zijn vettige werkklak op één oor en gevieren liepen ze vervol­gens 'in kolonne per één' de duinen in. Dis trok de kop, gewa­pend met ijzerzaag en beitels. Joseph droeg de spade als een geschouderd geweer en Leon volgde in zijn zog, luid zingend met de zinken emmer over zijn hoofd. Marie sloot de stoet, op blote voeten, haar zondagse schoenen zuinig in de hand. In het zicht van de blootgelegde bommenstapel drongen de jongens opgewonden voor­uit om hardop de opééngestapelde obussen te tellen en - ondanks de van ver geroepen vermaningen van hun moeder - de groene koperkra­gen gulzig te betasten. Pa liet eerst fier begaan tot het met een schok tot hem doordrong dat "zijn schat" in de nacht of de vroege morgen ongewenst bezoek had gekregen. Hij liet echter niets merken maar joeg toch de jongens uit de greppel.

    Marie vond het nu ook al welletjes en commandeerde haar kinderen mee terug naar huis: ze moest het konijn voor het middag­eten nog klaarmaken. Een uitvlucht als een ander. En Leon had zoals gewoonlijk vergeten de bottines van zijn Jong-Dinaso-uni­form te poetsen. Allee gauw-gauw , voor­uit! Joseph kon nog gemakkelijk een stuk van de hof omspitten ,vond ze bits, alvo­rens hij na het eten weer bij de meisjes in het dorp zou gaan pronken met zijn stijfgestreken kadettenkostuum­tje.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    07-11-2014, 00:00 geschreven door jaak maes  
    08-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 3

    Verborgen op de duintop keek de stroper opgelucht de wegwandelende kloek na: hij had er een hekel aan met vrouwen te moeten discuteren. Die kon je moeilijk als slotargument een peer op hun bakkes verkopen, vond hij. Maar van Dis had hij geen schrik, ook al was die Lamme Goedzak een heel stuk breder van schouder " den uitdrukkelijken order" van de garde gaf onze "santinel" de nodige autoriteit om de sterksten te doen wijken!       

    Maar waar bleef die klootzak van een garde toch zo lang, verdomme ?! Rechtop klopte hij voorzichtig de kilte van het zand uit zijn broekspijpen en, met de handpalm als een klep boven de ogen tegen het lage zonlicht ,tuurde hij naar de kerktoren van Westende-dorp...Tien na tien wees de horloge :die zatlap had al lang terug moeten zijn !...Dus kon hijzelf maar beter zijn "consien de santinel" nakomen en opnieuw de wacht optrekken bij die stomme hoop obussen.     

    Beneden in het duindal lag Dis de strandjutter op zijn knieën ineengekrompen in de greppel, totaal verzwolgen in het nauwkeurig onderzoek van de schade aan zijn schat.

    " Nu !" dacht de stroper en met een paar langgerekte hinkstapsprongen stoof hij de duinhelling af tot vlak tegen die overjarige foetus in de put aan zijn voeten.   

    " Hélaba !!"  

    Als een losschietende veer schrok Dis op en viel ruggelings lijkbleek en naar adem snakkend op de rand van de groeve neer. Een wazig zwart spook torende hoog boven hem uit en porde spottend met de voet in zijn zij.

    " Ewel Petré ,ge hebt van de schrik toch geen attakke gekregen, zeker?...Niet in uw broek kakken hé, kameraad: ge zit hier nog niét in de hel! Of dacht ge soms dat ik den duivel was? Ja, hé! De duivel, waarvoor vuile fascisten lijk gij me reeds een jaar lang uitschelden! " 

    Nu het tot Dis doordrong dat het boeltje niét was ontploft en hij nog steeds tot de levenden behoorde schoot het bloed hem weer naar het hoofd. Op slag herkende hij zijn plaaggeest:Zotte Steiner,de nieuwe schoenlapper en enige militante troskist van het dorp...Een bajesklant die door alle deftige mensen gemeden werd. De pastoor negeerde die vreemde windbuil vol onkristelijke afschuw als"één van de goddeloze bloedhonden uit de Spaanse burgeroorlog" en meester Engel­borghs noemde hem smalend "een analfabete anarchist". Maar het meeste mansvolk beschouwde hem wat meewarig als een genante zielepoot, telkens hij in de kroeg weer eens doorsloeg over de onvolprezen, paradijselijke dictatuur van het proletariaat...         

    De vent porde hem met de schoenneus nu wat pijnlijker in de ribben:" Allee Lazarus, oest ! Opstaan en aftrappen hé! Als de garde u hier bij uw pietje stekt vliegt ge den bak in!" Het pasverworven gezag dat hij uit "den uitdrukkelijken order" van de veldwachter meende te mogen puren deed zijn eigendunk vervaarlijk zwellen. Zoals de kikvors uit het sprookje: op het roekeloze af.

    Zwijgend, haast plechtig en ietwat stijf steunend op zijn schop verrees Dis uit zijn graf. En nog vóór de amateur-schildwacht zijn twééde voorzichtige stap achterwaarts kon zetten had Lazarus hem als een schicht bij de knoop van zijn sjaal gesnapt. Langzaam en dreigend trok hij, manmoedig de stinkende alkooladem trotserend, de als een vishengel doorbui­gende beunhaas tot tegen zijn zwarte stoppelbaard.                   

    "Steiner, ventje, ge hebt weer ‘n hoerenchance hé !"      

    " Hoezo ,een hoerenchance ??" rochelde de rode kop.      

    " Da't zondagmorgen is ,klootzak !"

     De uitpuilende ogen schoten vol vraagtekens.             

    " Ik heb op een zondagmorgen nog nooit een gloeiende zot tot spijs geslagen, en dàt is voor een geval lijk gij een dikke hoerenchance! Maar ge kunt begod zeker zijn dat het niet de goesting is die mankeert! Miljaarde nee !!" En vol afschuw wierp hij de gehangene van zich af. Zittend in het zand trachtte deze ,al piepend naar lucht happend ,verwoed de knoop van zijn sjaal los te trekken.         

    " Tiens ,Steiner ,ge gaat toch óók geen attakke krijgen ,zeker?! En maakt dat ge de piste in zijt vóór dat ik van gedacht verander, rooje tetting !"

    " Godverdomse moordenaar !" hijgde de andere:"dat gaat ge u beklagen,zie !...Daarbij, ik kàn hier niet weg, de garde heeft mij aangesteld als zijn santinel om 't volk hier weg te houden...En gij moet met uw vuil pikkels van die obussen afblijven of heel 't dorp vliegt in de lucht...En dan kunt gij voor de schade opdraaien, zie...De garde kan ieder moment terug zijn met de gendarmes en 't leger,en 't werkvolk om dat af te spannen..."

    " De garde ,de garde! Die stond daarjuist nog te zeiken tegen de zijmuur van de "Lekkerbek", dus zal het nog wel effekes duren vooraleer die hier met het leger binnenmar­cheert. Als ge soms goesting hebt van wachten, zet u dan maar ginder op die duin en loopt niet voor mijn voeten !...En blijft in 't vervolg met uw poten van andermans goed af ,als ge d'er geen verstand van hebt :ge had heel de boel kunnen doen ontploffen!"

    " Maar vent ! Ik ben van mijn leven nog niet omtrent die obussen geweest ," loog hij vlot "laat staan dat ik eraan geprutst zou hebben!"                                

    " Ha zo? En wat doen die nieuwe scharen en voren hier op die kop?" wees hij op de ontsteker, "en die gastang aan uw ceintuur ?!" 

    Steiner kon mooi uitleggen dat hij die tang daar in 't zand had gevonden, veel geloof oogstte hij niet. Zo vitten ze nog een tijdje voort. Maar toen Dis aanstalten maakte om met zijn ijzerzaag de eerste koperkraag van de bovenste granaat aan te vallen trok Steiner zich toch voor alle veiligheid op zijn duintop terug. Hij verwachtte ieder ogenblik dat er iets zou gebeuren ,maar toen na tien minuten Dis met hamer en beitel de eerste doorgezaagde koperband losklopte zakte de spanning :die ongelikte beer scheen zijn werk te kennen.             

    De zon klom hoger en hoger ,beneden sneuvelde de ene koperring na de andere en de alkool in zijn kop maakte zijn oogleden zwaar...Hij schrok plots op toen hij Dis hoorde roepen :"'t Is ver schafttijd...Durft verdomme niet voortdoen terwijl ik gaan eten zijn, hé vent!"          

    Steiner besloot ook maar eens op te stappen :nu zou de garde toch niet meer komen...Het was vér noen en dan kon die met zijn "consien de santenel" de pot op!          

    Tegen twaalven hoorde Marie de kusttram met tweetonig hoorngeschal - "Pain-pon!,pain-pon !" - bij de halte van "de Welkom" piepend stoppen. Naast het luiden van de kerkklok waren de trams de voornaamste tijdaanwijzers die het leven van de dorpelingen buitenshuis regelden: "Ge moogt gaan sjotten tot de tram van vijvenhalf..." of "Ziet dat ge thuis zijt vóór de slag van kwart-van-de-zessen !" Enkel oudere mannen droegen een "knol" aan een kettinkje op hun buik ,omdat ze blijkbaar te doof werden om de trams nog te horen...

    Heel het huis geurde al lekker vettig naar het zondagse konijn-in-ajuinsaus. Marie liep naar de achter­deur en stuur­de Joseph de duinkam op om Pa te roepen voor het eten. Ze zag hem juist de tuin uitlo­pen toen de helmgras­bosjes aan de bovenrand van de zand­heuvel met een schok opsprongen en zij zelf terug de keuken invloog, midden gen­sters glas, twee stoe­len meesleu­rend. Een oorverd­ovende donderslag daverde door het huisje dat kraakte op de grond­vesten. Het pronkservies schoof van het schab en viel in duizend gruzelementen op de tegels, tus­sen de narinkelende resten van het tafelgerief...

    Versuft greep ze naar haar gillen­de oren.           

    " Den Dis !"...Met een dierlijke schreeuw kroop ze recht en vloog als gek naar buiten. Joseph stond al terug op de duinkam ,waarboven een stinkende zwarte wolk uittorende die zacht wegdreef over de barak ,richting "Ons Rustoord" en het dorp...

    " Gottegottegot! Er is zeker iets ergs gebeurd !" dacht ze onnozel en liep met slappe knieën wanke­lend de tuin door en de zandheuvel op. De zwarte rook was weggewaaid en ze zag in paniek een gifgroene nevel uit de duinpan opwervelen ,een drie  honderd meter vooruit. Juist dààr waar haar Dis vanmorgen had gedolven gaapte nu een geweldig gat ...           

    Joseph stond al bij de rand van de trechter verwezen op zijn vader te roepen ,maar Marie besefte instinktief dat het zinloos was. Ze zakte door de kniëen in het zachte zand en hoorde zichzelf wanhopig janken als een jonge hond. Kleine Leon liep haar voorbij ,maar ze zag hem plots niet meer :het daglicht floepte uit.                   

    Toen ze weer bijkwam ,ondersteunden twee buurvrouwen  haar het pad af ,terug naar huis. Het duurde even voor ze haar vriendin Jetje Neuville herkende en Stanse van Berkenout ,maar ze verstond door de stoomfluit in haar oren geen woord van wat ze zegden...Binnen in de keu­ken was het zo te zien een ware ravage ,dus hielpen ze haar buiten neer­zitten op de bank tussen de klimroos en de waterton. Celine van over de deur haalde het konijn van het vuur en veegde voor­zichtig de glas­splinters van het deksel ,om iéts te doen...                     

    Ze had geen benul van tijd. Steeds meer vrouwen uit de straat klitten meewarig om haar heen in opgewonden gekwebbel en riepen om beurten ver­wilderd :" Maar mensen toch!" ,de handpalmen stijf tegen de wangen gedrukt. De mannen toonden minder medeleven en liepen zonder omzien door de tuin recht de duinen in ,naar de krater. Miljaarde ! Zoiets hadden ze nog nooit gezien: een reusachtig zwartgeblakerd gat van zeker tien meter doorsnede en drie à vier meter diep ,met middenin een plas groezelig grond­water. Op de manshoge wal rondom gaapte heel de buurt naar Dreetje Trotsaert, die bene­den met een tak fier in de vijver stond te dreggen...                   

    Na een kwartier kwam de champetter schijnheilig aangere­den, wierp zijn fiets tegen het tuinhek en vroeg dan aan de buurvrouwen nogal overbodig wat hier nondedju aan de hand was...Hij stonk sterk naar bier ,maar uit het koor gekakelde ant­woorden scheen hij toch verbazend vlug te snappen dat hij beter in het dui­n kon gaan kijken. Al verwachtte hij niet ,na zo'n zware klap ,nog veel van zijn vriend de stroper terug te vinden...Enfin ,eigen schuld dikke bult :die klootzak had er maar met zijn poten àf moeten blijven! Nog een geluk dat hij vrijgezel was en ,voor zover de champetter wist, kind noch kraai achterliet...                  

    Op de kam kruiste hij een erbarmelijk krijsende Leon, het rood-opgedrongen snuitje vol tranen en snottebellen." Wel vent, wat is 't? Zijde zo erg verschoten ?"

    "M'n...Paatje...is weg !" schokte de kleine wanhopig tus­sen twee hikbuien door.  

    "Wààr is je Paatje ??...Wat is er gebeurd?...Is het den Dis ,daar ?" vroeg hij ongelovig :"Zeg ,wààr is den Dis verdomme ?" En waar zit verdomme die klootzak van een Steiner, wou hij uitroepen, maar kon zich nog juist in tijd inhouden.    

    De snotter begon nog uitzinniger te schreien en strompelde door tranen verblind stijf en struikelend het duin af naar huis.

    " Mama !...Maaaaaa !!... Moedertje, ons va is weg !" gilde de jongen verbijs­terd,w rong zich wild door de omstaande buurvrouwen en verborg knielend zijn natte snuit in haar schoot.         

    Marie staarde star voor zich uit ,stijf rechtop gezeten, een beeld gelijk.­ Afwezig streelde ze haar jongste kindje over de warme zwarte stoppels op zijn kruin alsof het een poes was...

    Toen de garde boven op het duin met waterogen beurte­lings naar het groepje vrouwen bij de barak en de mannen bij de dampende trechter blikte, leek plots wat licht door zijn benevelde brein te breken:" Wat zegt ge? Den Dis?...Miljaarde, getaarde ,gevlamde ,geketste, tegen de muur gekotste en teruggebotste potverdomme !!"

    Kwestie van even zijn zwaarbenevelde gedachten op een rijtje te zetten...


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    08-11-2014, 00:00 geschreven door jaak maes  
    09-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historische achtergrond
    " Beste lezers, omdat jullie waarschijnlijk niet allemààl de tachtig voorbij bent, en dus de beschreven periode niet aan den lijve hebt beleefd of bewust meegemaakt, vond ik het nodig de naakte historische achtergrond van die dagen zo objectief mogelijk bij te lichten in aparte hoofdstukken, als het ware 'off the record'.  Dit wereldgebeuren beïnvloedde natuurlijk grondig handel en wandel van mijn personages, ook al hadden die er geen flauw benul van hoe op hoog niveau de vork in de steel zat. Zij reageerden - door hun opvoeding ,bij voorbeeld, of hun politiek engagement, of hun ingepompte afkeer voor buitenlanders en andersdenkenden - enkel op wat zij daarvan méénden te weten, hoofdzakelijk 'van-horen-zeggen', via zwaar gekleurde propaganda of dikwijls door klakkeloos invloedrijke figuren na te lopen. Tracht u maar eens in te beelden hoe wereldwijs uzelf zou zijn als halve analfabeet en zonder de huidige nieuwsmedia...
    Gelieve dus de idiote uitspraken en de kapitale misstappen van mijn personages in dit licht te willen zien en te begrijpen."

    jaak

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-11-2014, 00:00 geschreven door jaak maes  
    10-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 4
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    A02BIS DE SPAANSE TIJDBOM.





                                                              Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden door alle legerstaven dikwijls hele divisies zinloos door de vleesmolen gedraaid voor een tijdelijke terreinwinst van nog geen honderd meter. Troepen die tegen deze verkwisting aan het muiten sloegen werden daarvoor zeer zwaar gestraft. Aan het Russisch-Duitse front liepen de zaken in 1917 daarentegen zodanig uit de hand dat hele Tsaristische legerkorpsen er de brui aan gaven en in volle wanorde plunderend terug naar huis trokken. Deze opstand werd door Trotski en Lenin handig uitgebuit, om, na een jarenlange bloedige burgeroorlog tussen "wit" en "rood", in 1922 te eindigen met de machtsgreep van de bolsjevici en de vorming van de USSR.  

    Ook in andere landen, zoals in Duitsland na de nederlaag van '18, trachtten de linksen de dictatuur van het proletariaat gewelddadig in te voeren, maar hun verhoopte "wereldrevolutie" mislukte. Zo ook in Spanje, waar de rijke landadel, gesteund door kerk en leger, met hun "pistoleros" revoltes van de wanhopige landarbeiders in het bloed smoorden, zonder dat het gerecht ooit tussenkwam. De oppermachtige Kerk misbruikte haar monopolie in het onderwijs en de gezondheidszorg door de toegang te filteren tot de scholen, hospitalen en sociale steuninstellingen. In de industiesteden en de mijncentra leidde de uitbuiting van de  arbeidslaven tot langdurige wilde stakingen die, onder leiding van de anarcho-syndicalisten van het C.N.T. (Confederation Nacional del Trabajo) en haar militante anarchistische stoottroepen van de sterke F.A.I. (Federacion Anarquista Ibérica), schoksgewijs meer ontvoogding brachten.         

    Na de woelige verkiezingen van 14 april '31 deed de koning, Alfonso XIII, troonsafstand en werd de Tweede Republiek uitgeroepen. Gematigd links lanceerde voorzichtige hervormingen maar werd door de F.A.I. gedwongen tot de collectivisering van de landbouwgrond en de fabrieken over te gaan. Ze werden daarbij aanvankelijk tegengewerkt door de socialistische vakbond U.G.T.(Union General de Trabajadores) die echter vlug door de kleine communistische partij genoyauteerd werd en moest bijdraaien. Met hun radicaal programma ter beperking van de macht van leger, kerk en landadel veroorzaakten de links-republikeinen echter een economische chaos die leidde tot een inwendige versplintering en een drang naar autonomie in Catalonië, Baskenland en andere rijkere provincies. Ook de boeren, die zagen dat de beloofde grondverdeling door ideologisch gezeur de mist inging, kwamen weer in opstand. In augustus '32 poogde generaal Sanjurjo de chaos te keren met een zoveelste poging tot staatsgreep, maar mislukte.

    Ondertussen begon de rechtse middenstand zich te organiseren in nationalistische militante verenigingen, zoals de Falange van J.A. Primo de Rivera en de CEDA (Confederacion Espanola de Derechas Aotonomas) van Gil Robles. Toen de meermaals opgelapte regering,  tengevolge van de bloedig neergeslagen opstanden, in september '33 tenslotte viel wonnen de rechtsen de verkiezingen van november '33. 

    Het bestuursvacuüm duurde een jaar, tot Generaal Sanjurno en zijn rebellen amnestie kregen en de linkse hervormingen werden teruggeschroefd. Weer braken opstanden uit bij de boeren in het zuiden en de mijnwerkers in Asturië. De verenigde arbeidersmilities in Madrid en Barcelona bestormden de kazernes maar werden na vier dagen verslagen. In Asturië duurde de revolte vier weken voor ze in het bloed gesmoord werd (1.000 doden, waarvan 50% sommair terechtgesteld) door troepen uit Marokko,  aangevoerd door generaal Franco.

    De zware repressie met 30.000 arrestaties radicaliseerde de links-republikeinse (socialistische) organisaties die hun versnipperde krachten samenbundelden met de communisten, maar waarvan de Stalinisten, Troskisten, anarchisten en andere marxistische strekkingen in hun inwendige strijd om de leiding elkaar regelmatig in het haar vlogen. Toch slaagden zij erin, verenigd in een wankel "Frente Popular", de verkiezingen van 16 februari '36 te winnen. Gematigd links vormde de regering maar werd zeer snel meegesleurd door extremisten van de C.N.T. die de boeren aanzetten de gronden van de landadel te bezetten. De fascistische Falange werd buiten de wet gesteld en veel rechtse voormannen vermoord. Alle gevangenen, ook de gemeenrechtelijke, werden vrijgelaten om plaats te ruimen voor de gearresteerde rechtse militanten. De losgeslagen schurken schuimden nu in gewapende bendes het platteland af. Kerken en kloosters werden geplunderd en platgebrand. De beste legerleiders werden gelimogeerd naar ver van Madrid gelegen provincie-garnizoenen. Franco kreeg een pietluttig commandopostje op de Canarische Eilanden. Zo poogde de republikeinse regering de macht van het leger te fnuiken en verloor daardoor juist de controle over deze generaals, zoals ex-stafchef Mola in Baskenland.

    Toen de linkse terreur tegen de Kerk en de landadel uit de hand begon te lopen barstte op 17 juli '36 de rebellie los bij het vreemdelingenlegioen in Marokko en in vele Spaanse garnizoenen. Maar generaal Sanjurjo, die de leiding van de coup op zich moest nemen, stortte met zijn vliegtuig neer. Twee dagen later vloog Franco van Tenerife naar Tetuan in Marokko om de leiding over te nemen, maar ondertussen mislukte de staatsgreep in het moederland. De rebellen van o.a. Madrid en Barcelona werden binnen een paar dagen verslagen door de gewapende arbeidersmilities en massaal gefusilleerd, maar in veel noordelijke steden en rond Gibraltar hielden ze verbeten stand.


                                           

     

     

    ( Wordt vervolgd)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-11-2014, 00:00 geschreven door jaak maes  
    11-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 5
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    A03      DE HECATOMBE.

                                                              




    Dis was inderdaad in rook opgegaan: hoe wanhopig Joseph ook rondkeek, hij vond niets meer...Hij dwaalde verder verwezen door de duinpan en als iemand uit de straat hem al aansprak, scheen hij dat niet te horen.

    De champetter trachtte tevergeefs de kwetterende kijklustigen aan te zetten om naar lichamelijke resten te helpen zoeken,  maar niemand bleek veel goesting te hebben om daar op in te gaan. Waarschijnlijk uit afkeer voor zijn bezopen gedoe of uit angst plots met de bloedige resten van hun buurman geconfronteerd te worden. Vooral door dit laatste walgelijke vooruitzicht trokken de meesten zich wat weifelend terug op de omliggende duinkammen om dààr aan de vervelende aansporingen van hun garde te ontsnappen. En tevens verlost te geraken van de vele meeuwen die vechtlustig door de duinpan scheerden als wilden zij die schreeuwerige rustverstoorders rond de bomtrechter een lesje leren. Tegen drie uur namen twee rijkswachters uit Nieuwpoort de leiding over, snauwden kordaat alle mannen op één lange rij en kamden er nauwkeurig de duinen rondom de krater mee uit.          

    Veel vonden ze niet.

    Een opengereten bottine, met op eerste zicht een paar verkoolde tenen er nog in, zorgde een tijdje voor sensa­tie en verwarring. Iedereen wou en zou zich vergapen aan het verschroeide schoeisel, als kwijlende honden bij een lekkere kluif. En ondertussen ruimden de zotgedraaide meeuwen driftig de laatste hapklare lijkrestjes op...                         

    Tegen valavond moesten de gendarmen toegeven dat de oogst binnen was :enkel een zwart verbrand schoudergewricht hadden ze nog gevonden, op een driehonderd meter van de trechter. Maar verder zoeken had echt geen zin meer. Ze draaiden hun buit in een gazet, en dàt was het dan...

    Toen de onderpastoor Marie moed kwam inspreken dropen ook de buurvrouwen één voor één af. Hij verzekerde haar dat Désiré nog vorige week te biechte was geweest en dat haar brave vent nu zeker al bij den Heer zou zitten... Aan dat mystieke aspekt van de ramp had ze eerlijk gezegd nog geen ogenblik gedacht en ze schoot in een hysterische lach/huilbui bij het visioen van een zwartgeblakerde Dis op een wit wolkje. De geestelijke kon er niet goed mee om en drong niet verder aan maar beloofde morgen terug te komen. Joseph had ondertussen het huis wat opgeruimd en de olielamp aangestoken. De meeste glasscherven had hij pas bijeen geveegd, toen meester Engelborghs van de gemeente-school zijn fiets tegen de deur zette en een mentaal leeggelopen Marie zijn deelneming betuigde. Leon voelde zich gevleid toen 'Meester' hem en Joseph ook vormelijk een hand gaf. Moeder keek zichtbaar verveeld en vroeg zich verwe­zen af wat die hier in Godsnaam verloren had...En uiteindelijk, na wat zalvende volzinnen, kwam de aap uit de mouw : " Ge weet het zeker wel, Maria (waarom noemde hij haar verdomme toch altijd Maria ?) maar de ontploffing is zo gewel­dig geweest, dat Désiré er niets van gemerkt heeft... Een heel schone dood...Triestig voor u en de jongens, natuurlijk, en voor ons allemaal die hem zo goed gekend hebben... en hem erg zullen missen... maar hijzelf heeft er nooit iets van gewe­ten..."                   

    Marie knikte naar de grond: straks moest ze nog blij zijn dat haar Dis op z'n zesendertig zo plots en pijnloos in de lucht was gevlogen "De champetter heeft me daarjuist verteld, dat door die zware klop bijna niks van den Désiré is teruggevonden..."                 

    Haar ogen schoten weer vol en ze keek knipperend naar het plafond. Na een pijnlijke stilte vervolgde hij, knikkend naar Leon:" Jongens, laat ons eens eventjes alleen ". Ze schuifelden beiden naar buiten, als werden ze de klas uitge­stuurd. Onbeholpen nam de meester haar hand, waarin ze een kletsnatte zakdoek verborgen hield. Hij rilde even in lichte afschuw, maar stak dan kordaat van wal: “ Maria, hij moet een schone dienst krijgen,...een echte begrafenis!..Ze verstijfde."Ja, ik weet het wel, uw kop staat daar niet naar... Maar ze zouden de resten, die ze nog gevonden hebben, kunnen verbranden en u enkel een potje asse geven...Maria dat mogen we niet laten gebeuren...Désiré was een goede stoottroeper van mijn afdeling van de D.M.O., de Dinaso Militanten Orde, en hij heeft met z'n vuisten de beweging, het Verdinaso, vele diensten bewezen..."               

    Marie keek verbaasd op van die dure volzinnen. Zeker vanbuiten geleerd...Maar ze begon het te begrijpen: de "Démo" waar Dis het altijd over had, was het knokploegje waarmee meester Engelborghs het vuistwerk deed, telkens als de sjieke heren van het elitaire Verdinaso wat meer 'armslag' nodig hadden. Een soort politieke kuisploeg, bij wijze van spreken...                 

    " Maar wees gerust, Maria, het Verdinaso laat niemand onverzorgd achter, " verklaarde de meester fier. "Als één van ons kameraden een zware tegenslag krijgt, staan we allen samen aan z'n zij om te helpen...Zo doen we dat àltijd in’t Verdinaso!"                          

    " Het Verdinaso, begot," dacht ze verwonderd. Dat stel stijve pintepakkers waar Dis iedere zondag mee optrok, uitge­dost in zijn keurig uniform, om tegen donker wat verfom­faaid en luid van Wilhelmus zingend terug thuis te komen, niet strontzat, maar toch...En bij gelegenheid met een bloedige kap in z'n kop, als de verkiezingen eraan kwamen en hij moest gaan vechten tegen een bende plakkers van de socioos of kalot­ters... Of als in één van de vele vissers­cafés een paar zuip­schuiten het waagden Leider van Severen te beschim­pen...Meester Engelborghs was daar ook altijd bij, wist ze, en den Dis vertelde dikwijls dat die evengoed kon boksen als hij het kon uitleggen. " Verdinaso, begot!"...

    " Wij zullen zorgen voor een schone dienst, " beloofde hij, " en ge moet u daar verder niets van aantrekken, Maria. We zullen wij wel alles regelen...en om het geld moet ge u ook geen zorgen maken...”               

    Geld, overwoog ze plots, ja natuurlijk: begraven kost geld, veel geld ! Daar had ze nog niet eens aan gedacht, aan begraven. Wat wilt ge :Dis was amper koud...bij wijze van spreken dan. Hij had evengoed op dit ogenblik hier konijn kunnen zitten eten, en ze spreken al van begraven ! Terwijl hij juist kwam te zeggen dat er niets te begraven viel ! Teneergedrukt haakte ze af: het ging haar alle­maal veel te vlug en ze kon al lang niet meer deftig volgen. Meester Engelborghs dramde nog wat door, maar ze luisterde nauwelijks. Als de gemeente, of de begrafenisondernemer zouden langs komen, begreep ze, moest Maria die maar naar hem sturen en zeggen dat hij alles ging regelen...Tenandere, morgen vóór school, zou hij de burgemeester en de secretaris nog even aanpak­ken...En een briefje naar Meneer Pastoor sturen, met wat uitleg. Want simpel was het natuurlijk niet, zo'n begrafe­nis zonder stoffelijk overschot...

    De nacht was een hel.  Haar broer René was in 't laat nog langs gekomen, om te helpen bij het opruimen van al dat glas en het afslaan van de ramen met karton en teerpapier. Meer kon hij voorlopig echt niet doen. Enfin, als het huis maar weer dicht was en de wind bui­tenge­sloten. Ondanks al dat werk kreeg ze heel de nacht die kille trek niet van haar rug. De kamer bleef steenkoud en het bed vijandig klam. Na twee uur woelen stond ze op om een jenever­thee te drinken in de keuken en een warme kruik te maken. Maar veel hielp het niet...

    Het maalde steeds maar door haar hoofd dat ze den Dis had moeten tegenhouden, zich sterker had moeten verzetten tegen dat gevaarlijk werk. Voor die paar honderd frank was nu non­dedju hun leven om zeep, stond ze helemaal op haar eigen benen en de jongens zonder vader. En wie weet wat voor rampen er nog boven haar hoofd hingen...Hoe zouden ze in godsnaam aan eten geraken ? Het spaarboekje op de post stelde ook al niet veel voor...Op twee maanden was alles op, drie, als ze het heel zuinig aan boord legde.

    En wàt met de schade bij de buren, hoe zou ze dàt betaa­ld krijgen ? De halve Bassevillestraat zal wel vierklau­wens op haar nek vallen, voor al die gebroken ruiten...

    Zo piekerde ze maar door. Ze zou misschien als kuisvrouw aan de slag kunnen en in 't seizoen in één van de hotelkeu­kens van Nieuwpoort of Westende-Bad gaan helpen. Maar kon ze daar­van de jongens grootbrengen?

    Bij de eerste vale morgenschemer stond ze stijf en uitge­blust op. Na een rappe boterham met opgewarmde koffie wierp ze de keukenramen open voor wat beter zicht en begon aan een grondige schoonmaak van de versleten tegelvloer, van het pomphuis tot aan de voordeur.

    De jongens genoten in hun beddenbak schijnheilig nog wat van deze onverwachte schoolvakantie, stil om niet de aandacht te trekken. Maar tegen achten kwamen ze dan toch geeuwend en rekkend van de scheerzolder afgezakt. Beneden hing er een luguber halfduister. Slechts één ruit in het keukenraam had de ramp overleefd. Er werd weinig gezegd. Marie stuurde hen naar de pomp op de koer voor een vluchtige poedel, waarbij vooral Leon met veel geproest het weinige gebruikte water wilde verdoezelen. Marie zag het niet eens. Ze gaf aan elk twee besmoute roggeboterhammen en een kom lauwe zwarte koffie van gisteren en keerde piekerend terug naar haar "grote kuis" buiten. Joseph moest naar het gemeentehuis opdat ze van daar met de telefoon de cadettenschool zouden verwittigen van het overlijden. En Leon moest de konijnen nog verzorgen, zoals iedere morgen.     

    Marie viel van het schrikken bijna van de keukenstoel waarop ze de twee hele ruitjes boven de voordeur stond te lappen :met een hartverscheurende schreeuw kwam Leon de oude bunker achteraan de moestuin uitgestormd. In dit grauwe blok­haus, een souvenir van de Grote Oorlog, mestte hij zijn acht konijnen vet in zes hokken die hij zelf had getimmerd. " De luiszakken! Een stinkbom! Ze zijn altegaar dood! De moordenaars! Al gestikt! Alleen de Gust is nog wat warm, maar..." Hij hapte naar adem en wierp als een hond het hoofd in de nek in een langgerekt gehuil, de krampachtig gebalde vuisten in razernij opgestoken :" Al de  moeren zijn stijf en koud :de Jenny, Witje, Neuze-neuze en heel haar nest... Allemaal dood :Olga en Frieda...Met een stinkbom, de luiszakken! En Blacky, verdomme! Verdomme, verdomme, verdomme!!"              

    Marie liep naar hem toe en gaf hem een flinke draai om de oren :"Gijse Geus! Is 't nu gedaan!". Maar de kleine kalmeerde nauwelijks en trok haar snikkend mee langs het tuinpad naar de vlierhaag waarachter de ingang van het donker­grijze betonnen gedrocht verdoken lag. Het had er nooit erg fris geroken, in "den abri", maar nu pakte haar een vreemde zure prikkellucht onmiddellijk op de adem. Een snelle blik op de levenloze pelsjes in de duistere koten en ze wist genoeg. Ze greep Leon bij de kraag en trok hen uit de stank terug de frisse buitenlucht in :" Gauw, oeste ! Of moet ge nog een ziekte opdoen! En durft daar niet meer binnen gaan, voor ik het zeg, verstaan!" En met een zachte schop van haar klompen onder zijn broek dreef ze hem weer naar de barak.                  

    " Een stinkbom ",dacht ze, "ik wist niet dat die zo straf in d'ogen kon pikken...Welk zinnig mens gaat zich dààrmee nu amuseren, hé...Ach, t'zal eerder een kwajongen uit de straat zijn die schade opgelopen heeft door die ontploffing en zich zo wil wreken..."               

    In de late namiddag, toen meester Engelborhgs weer langs kwam om poolshoogte te nemen en over de "aanslag" hoorde, vond hij na een korte inspectie de ruimte in de bunker voldoende verlucht. De broertjes mochten met verenigde krachten de hokken buiten slepen en opruimen. Hij troostte kleine Leon met de belofte onder alle leerlingen van de school een "konij­nenaktie" te zullen voeren en zo binnen een paar weken voor nieuwe jongen te zorgen.

    Joseph wilde alle dode dieren in de half volgelopen obuskrater van Dis zwieren maar Leon vreesde dat de geest van vader daar nog rondwaarde en stond op een deftige begrafenis. In de keuken zalfde de meester ondertussen de ergste wonden :niemand van de mensen die hij gesproken had begreep hoe Dis zo'n stom ongeval had kunnen krijgen...Hij was toch specialist op dat gebied, door al die jaren ontmijnen van de IJzer na '14-'18 ! Sommigen opperden zelfs dat er misschien sabotage in het spel zou kunnen zijn... Want op café had Gaspar Soete verteld aan al wie het horen wilde dat hij vlak nà de ontploffing iemand uit de duinpan van de Doorsteek weg had zien vluchten langs de spoordijk van de tram...Had Dis soms vijanden die hem zo haatten dat ze hem naar het leven zouden staan ?

    " Dat weet gij beter dan ik, hé Meester: 't Is met u dat hij iedere zondag mee ging vechten voor de Vlaamse politiek ; mij heeft hij daar nooit veel over verteld. Maar ge kent dat : hij was een beer van een vent en een kwaaie slag is rap gege­ven in zo'n momenten !...Gij zoudt dat kunnen weten, maar ík geloof daar niet in, ik ! Sabotage is iets van oorlog, en daar was hij tegen :Dis was daarvoor veel te braaf...Niet slim, maar braaf zeker!" De meester zag dat hij zo niet ver zou geraken en liet het er voorlopig bij.

     

    Maar Marie keek de volgende morgen raar op toen haar boezemvriendin Jetje op weg naar de kruidenier aan de haag even van haar fiets stapte en na een paar nietszeggende weer­voorspellingen eveneens het woord sabotage liet vallen. Daar werd in het dorp over gekletst, zei ze, en niet alleen door de tetterteven...De gendarmen hadden Gaspar Soete lang onder­vraagd over die vent die hij weg zag lopen langs de tramroute, nà de slag: of dat hij hem herkend had. Maar de Soete kon enkel zeggen dat het te rap was gegaan :hij stond vooraan de tram naast de wattman en ze waren nog geen minuut vertrokken van de halte hier aan de "Welkom" toen ze de schok voelden. Hij dacht dat ze gingen ontsporen en de wattman heeft direct de stroomzwengel op nul gezwierd. De Soete had zijn evenwicht verloren en in die flits zag hij dien tiep uit de bosjes springen en hen voorbij sprinten ! Hij heeft hem niet herkend maar dat moét de saboteur geweest zijn. Want iedereen was het er gloeiend over eens dat den Dis veel te veel ondervinding had met blindgangers om zichzelf domweg in de lucht te blazen. Daar zat méér achter, véél meer...

    " Hé, wat denkt gij ervan, Marie ?" Tijdens een korte stilte keek ze haar vriendin doordringend aan, hengelend naar een aanzet voor een kwartiertje sjouwelen. Maar Marie had nu geen zin in dit soort pingpong­spelletjes :"Och da's toch normaal dat ze tetteren".                

    Ze wilde zich omdraaien toen Jetje haar wanhopig een schot voor de boeg plaatste :" En wat is dat met al die dode konijnen ? Is dat óók normaal, misschien!?"

    Verdomme, de tamtam werkte weer op volle toeren, hé!

    " Och, een stinkbom van een gastje uit de straat :moet ik dààr de gendarmen op los laten ? Denk ge niet dat ik béter te doen heb, Jetje ?"

    " Ja me gat, een stinkbom! En die duizend dode meeuwen tegen de spoordijk, die konden ook niet goed tegen de stank,  zeker ?"

    " Welke dode meeuwen ?" En zo waren ze dan tóch vertrokken voor een gezellig kwartier...

     

    De jongens hadden ondertussen bij hun lugubere speur­tocht in de duinkommen rond de krater eveneens het meeuwenkerkhof ontdekt. Ze konden er tenandere moeilijk naast zien : het bedekte heel het dal. Een erg vreedzame dood hadden de ontelbare zilvergrijze vogels blijkbaar niet gekregen, want ze lagen kriskras dooreen, de vleugels en de bek wijd openg­esperd. Op de spoordijk stonden nog drie-vier mensen uit de straat bijeen, eveneens deze onverklaarbare slachting te bespreken. De jongens hoorden hen voorzichtig een oplossing opperen en weer verwerpen :de ontploffing had de longen doen barsten, zoals bij vis tijdens het stropen met dynamiet, en ze waren allemaal tegelijk dood neergevallen. Maar met duizend bijeen op 200 meter van de bomtrechter?...Onmogelijk ! Neen, iemand of iets had hen vergiftigd :misschien hadden ze een stukje verbrand vlees van den Dis ingeslikt of zo...

    Verontwaardigd mengde Joseph zich in hun discussie :"Al onze konijnen zijn ook dood, en die hebben niks van ons vader opgevreten!" Zo-zo, de konijnen? Ja, dàn wisten de heren het ook niet meer...En diep in gedachten verzonken dropen ze af.

    Na de middag verscheen de garde met twee mannen van de gemeente om de hecatombe op te ruimen. Door hun heen en weer geloop verdwenen eveneens de laatste sporen in het mulle zand van een fiets die door twee mannen was voortgeduwd geworden, in de morgenmist twee dagen geleden...En alsof de champetter met opzet de plaats van de misdaad wilde bezoedelen liet hij de doppers uit gemakzucht alle vogelkrengen de krater inzwie­ren :een paar schoppen zand erover en klaar was Kees.

    Dachten ze...Maar Dré Trotsaert, de snotter die vlak na de ontploffing zo fier als een gieter speels in het dampende grondwater van de bomtrechter had staan dreggen, werd de week daarop ziek. En toen hij in de herfst aan een geheimzinnige kwaal stierf, zijn leeggeteerde lijf vol rode uitslag en gestikt in zijn bloedfluimen, kon niemand nog een verband leggen met "de put van Zwarten Dis"...Tenzij misschien dokter Loenders :die had wel een vaag vermoeden, maar tracht dàt maar eens te bewijzen.

    Alle sporen waren grondig uitgewist.

    Merci champetter...


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    11-11-2014, 00:00 geschreven door jaak maes  
    12-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 6
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    A04BIS  DE SPAANSE BURGEROORLOG BARST LOS.

                                                             



    Na de mislukte staatsgreep in Madrid en de halve overwinning op het platteland begrepen de opstandige generaals dat ze zwaar en gecoördineerd zouden moeten vechten om de regering omver te werpen. Generaal Mola veroverde binnen de week heel noordwest Spanje (uitgenomen een strook langs de golf van Gascogne) maar Franco zat met zijn 40.000 man Moorse troepen en het vreemdelingenlegioen nog steeds in Marokko geblokkeerd. De vloot, die zijn leger naar het moederland had moeten overvaren, was door een muiterij van de matrozen trouw gebleven aan Madrid. Vanaf 28 juli slaagde hij er echter in zijn eerste troepen met Ju 52-transportvliegtuigen van de Duitse Luftwaffe over te vliegen naar de drie zuidelijke provincies rond Gibraltar. Voor de overtocht van de zware wapens zorgde de Italiaanse marine. De republikeinse regering stond machteloos en liet de reactie hoofdzakelijk over aan de gewapende linkse arbeidersmilities. Overal waar deze de bovenhand haalden op het rebellenleger voerden hun honderden plaatselijke anarchistische comité's gewelddadig hun eigen politiek programma door, los van Madrid. Zo "regeerde" in Barcelona sinds 21 juli een verkozen "Generalidad" (autonoom provinciebestuur) die onmiddellijk een "arbeiderscontrole" op alle productiemiddelen voorschreef. Maar eens buiten de voorsteden en in de rest van de provincie Catalonië hadden de lokale anarchistische F.A.I.-collectivisten het voor het zeggen. Tegen de richtlijnen van de Generalidad in hadden zij brutaal alle productiebronnen onteigend en de directies gekeeld. De chaos vierde hoogtij. Kerken en kloosters werden geplunderd of platgebrand en ongeveer 7.000 geestelijken vermoord (15.000 voor de totale duur van de oorlog).

    Na een week van uitspattingen vertrok tot ieders opluchting op 25 juli uit Barcelona een kolonne vrijwilligers met zelfgemaakte pantservrachtwagens naar Huesca om het rebellenleger uit de provincie Aragon te verdrijven, wat wonder boven wonder na drie weken ook lukte. Het was hun eerste en voorlopig laatste overwinning op de rechtsen.

    Want op 14 augustus veroverde Franco de grensstad Badajos en op 2/9 maakte hij op de Taag ten westen van Toledo contact met het rebellenleger van Mola. Franco liet er  massa's gevangen militiesoldaten over de kling jagen. Anderzijds moest Leon Blum, die sinds juni in Frankrijk eveneens een volksfrontregering leidde en de Spaanse republikeinen alle nodige hulp verleende (w.o. een 20-tal vliegtuigen-met-piloot) medio augustus onder politieke druk de grens langs de Pyreneeën sluiten. Nu waren de republikeinen én van Portugal én van Frankrijk afgesneden.

    Ondertussen begonnen in de twee kampen de executiepelotons hun eigen grondgebied te "zuiveren". In terreur en tegenterreur moesten Franco's "fascistische rebellen" (van nu af aan "nationalisten" genoemd) nergens voor de "rode republikeinen" onderdoen... 

    Het buitenland volgde gebiologeerd deze ideologische moordpartijen. Hitler begon aan Franco wapens en munitie te leveren en stuurde wat later het luchtmachtlegioen "Condor" (5.000 man). De Italiaanse dictator Mussolini zag het grootser en zond een paar divisies "vrijwilligers" (75.000 man tijdens de totale duur van de oorlog). En alhoewel Stalin aanvankelijk zeer wantrouwig stond tegenover de niet-communistische Spaanse regering, gaf hij toch de Komintern opdracht "Internationale Brigades" onder communistische leiding op te richten. Vanaf oktober '36 begon hij massaal zware legeruitrusting (400 tanks ,7O00 vliegtuigen, 1.000 kanonnen en een 25.000 mitrailleurs, vanzelfsprekend mét bemanning) naar de republikeinse havens te verschepen, samen met dikke drommen "technische raadgevers" (een eufemisme voor volkscommissarissen...). Hij liet als waarborg voor zijn leveringen 500 ton goud van de Spaanse nationale bank naar Moskou overbrengen. Mexico leverde vooral geweren en munitie. De democratische landen sloten onderling een non-interventieverdrag (in het begin ook door de dictaturen ondertekend) maar Frankrijk bouwde er voldoende achterpoortjes in om steeds de handen vrij te houden. Want toen de republikeinen anderhalf jaar later zwaar in de verdrukking kwamen omdat de Italianen voortdurend de Franse en Russische smokkelschepen kelderden werd de grens weer discreet geopend voor de levering van 'humanitaire' hulp... zoals o.a.Franse jachtvliegtuigen (150 in totaal) en machinegeweren. Foei-foei...

    Dezelfde schijnheilige politiek werd gevoerd ten overstaan van de buitenlandse linkse vrijwilligers. Hun recrutering werd overal - tengevolge van het non-interventie-verdrag - strafbaar gesteld, maar alle plaatselijke K.P.afdelingen zorgden gezwind voor een begeleide treinreis naar Barcelona. Daar werden ze ingelijfd bij de Internationale Brigades (I.B.) onder strenge communistische - zeg maar Russische - leiding en meestal met succes op de voornaamste fronten ingezet. Ze leden dan ook zware verliezen (meer dan 20.000 doden op een totale inzet van 40.000) maar na hun ontbinding op 15 nov.'38 liepen toch nog 10.000 brigadisten mee op het afscheidsdefilé in Barcelona. Bij de I.B. heerste een zeer harde tucht, in tegenstelling tot de rest van het rode "volksleger" dat aanvankelijk samengesteld was uit regionale arbeidersmilities met een waaier van zeer uitgesproken - maar ook totaal tegengestelde - linkse ideologieën. Deze vlogen elkaar regelmatig in het haar en over tactische beslissingen moest doorlopend gestemd worden. Daarbij was het er gebruikelijk na elke mislukte inzet de eigen officieren te fusilleren. En aangezien er bij deze stugge dilettanten aanhoudend wat mis liep, had het volksleger chronisch gebrek aan bevoegd kader. De rest van het oorspronkelijk leger dat niet aan de putsch van Franco had meegedaan was bemand met dienstplichtigen uit de gebieden die het toevallig bezette. En aangezien de bevolking van deze gebieden half-links half-rechts gezind was vertoonden veel eenheden een gebrek aan duidelijke ideologische overtuiging en inzetbereidheid, die nog groeide naargelang Franco steeds meer de bovenhand haalde.


                                        

     

     

     

    (wordt vervolgd)


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    12-11-2014, 00:00 geschreven door jaak maes  
    13-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 7
    Lieve lezer!



    Ik hoop dat wat je tot nu toe als voorsmaakje gelezen hebt, je aanspreekt.
    Indien je de verdere avonturen van onze protagonisten wil meemaken verwijs ik je graag naar de masterblog die je kan vinden op:
    http://blog.seniorennet.be/jaak_maes

    Ik hoop je er snel te mogen verwelkomen!

    jaak

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    13-11-2014, 00:00 geschreven door jaak maes  
    Archief per week
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Categorieën

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs