Hij trekt het raam open en de nazomerse lucht tuimelt kalm zijn kot binnen. Na 2 maanden herexaamloze vakantie is hij thuis in zijn stad, zijn biotoop. Hij voelt de tintelende goesting om terug te beginnen. De student blijft even stil staan, kijkt om zich heen en geniet van het feit dat hij helemaal niets te doen heeft, niets. Rustig neemt hij zijn gsm en legt die voor hem op de lege bureau terwijl hij zijn benen ernaast legt. Geen vijf minuten later onderbreekt de sms-toon een dagdroom met één van zijn lievelingsboodschappen: voordrink bij mij. Hij neemt een paar vertrouwde stellas, blaast het stof van zijn vertrouwde fiets en gaat naar zijn vertrouwde vrienden, hij heeft ze zo gemist. Een heerlijke feest was het waarbij hij zelfs de reusachtige kater kan waarderen om zijn nostalgisch karakter. Hij draait zich nog wat om, een paar uur snoozen, de dag gaat in een waas voorbij.
Een paar dagen later beslist hij om wat lesjes mee te pikken, goed bezig zegt de student bij zichzelf. Bij valavond komt hij een collega tegen en beslist om een ommetje te maken omdat de gesprekken steeds zo aangenaam zijn. Het gesprek valt voor een rood licht even stil. De collega staart in het rode en zegt Ja volgende week zitten de lessen erop. De student is verbijsterd. Hij zou kunnen zweren dat het semester een week geleden begon. Misschien twee Hoogstens drie! Ben je zeker? vraagt hij. Terwijl hij de zin uitspreekt hoeft hij het antwoord van de ander niet meer te horen. Hij beseft dat hij in de ontkenningsfase zit want zijn collega student is van het soort dat nooit fout is over dat soort dingen, over weinig dingen in feite. Het soort dat geldt als het orakel van Leuven. De volgende vraag danst reeds in zijn hoofd. Hij weet dat hij er spijt van gaat krijgen en het kleinste beetje stress wervelt door zijn maag. Tegen beter weten in rolt de vraag over zijn tong: Hoe ver sta jij met de leerstof? Die nacht begon de blok.