Een hele tijd geleden, in februari 2,005, kwam op het blog van LVB het onderwerp evolutie ter sprake, alsook de vraag of "andere theorieën" (zoals "Intelligent Design") in de wetenschapsles moesten onderwezen worden. Daar heb ik toen een commentaar op gepost, die Luc kort daarna als "gastbijdrage" op het blog zelf plaatste. Nu valt mijn oog daar nog eens op terug, en ik moet zeggen, mijn omschrijving van "natuurlijke selectie" van toen lijkt me beter dan mijn tekst op mijn eigen blog (1), toch alweer een jaartje later.
Daarom volgt hier nog eens die tekst terug, als "oldie but goodie". Hier gaan we:
Gelukkig is de evolutietheorie een erg gemakkelijk te begrijpen theorie, zodat iedereen kan te weten komen wat die eigenlijk zegt. Om meteen de conclusie te verklappen: evolutietheorie is niet iets dat je moet "geloven" of "aannemen", omdat evolutietheorie iets is dat je kan weten.
Kijk even mee:
Als je even om je heen kijkt kan je zien dat geen twee individuen van een populatie perfecte copieën zijn van elkaar. ("variatie")
Als je even om je heen kijkt kan je zien dat veel kenmerken van individuen erfelijk zijn. ("erfelijkheid")
Als je even om je heen kijkt kan je zien dat niet alle individuen nakomelingen krijgen. ("selectie")
So far, so good? Dat is fijn, want daarmee is 90% van het werk gedaan! Immers, als de kenmerken van de individuen verschillen, en als ze niet allemaal evenveel nakomelingen krijgen; dan is het toch niet gewaagd te concluderen dat die verschillen in kenmerken een impact (kunnen) hebben op de kans dat een individu nakomelingen heeft, wel? Of zou een blind konijn echt evenveel nakomelingen hebben als een konijn met uitstekende ogen?
Wel, beschouw dan nu een kenmerk waarvan de variatie inderdaad een effect heeft op de kans op nakomelingschap EN dat bovendien erfelijk is. Als het kenmerk op een gunstige manier variëert, dan moet dat leiden tot meer nakomelingen dan wanneer het kenmerk variëert op een ongunstige manier. Immers, konijnen met betere ogen leven langer dan konijnen met slechtere ogen, en omdat konijnen kweken gelijk de konijnen hebben de eersten meer nakomelingen.
En aangezien we een kenmerk beschouwden dat ook nog erfelijk was, hebben in de volgende generatie meer individuen dat gunstig gevariëerde kenmerk; bijvoorbeeld: betere ogen.
En natuurlijk variëren ook in die nieuwe generatie, waarin het gunstige gevariëerde kenmerk meer voorkomt, wéér alle kenmerken - vermits geen twee individuen een perfecte copie zijn - en er zullen wéér enkele van die variaties bijzijn die een gunstige impact hebben, en dus zullen die wéér (als ze erfelijk zijn) meer in de volgende generaties voorkomen...
Enzovoort.
En dat is alles! Variatie, erfelijkheid en selectie, en verder de logische conclusie die daaruit voortvloeit, inclusief het feit dat variatie cumulatief is. Nieuwe gunstige variatie komt niet "zomaar toevallig" terecht bij individuen die al andere gunstige variatie bezitten, maar omdat individuen die die "andere gunstige variatie" niet bezitten er al niet meer bij zijn.
Dat is logisch waterdicht, en toen het principe ("natuurlijke selectie", Darwin, The Origin of Species, 1859, hoofdstuk 4) gepubliceerd werd, was het een echte sensatie.
Omdat het logisch waterdicht is, is het een theorie. Is het ook wat er in de praktijk is gebeurd?
Eerst een vooral kan je je voor jezelf afvragen wat er zoal in de realiteit moet gebeuren opdat het mechanisme zoals beschreven zich niet zou afspelen. Aangezien over alles wat ik hierboven heb geschreven al 150 jaar quasi consensus bestaat, lijkt dit punt me wel het beste punt om kritieken te bedenken. Als het je lukt... ik garandeer onmiddellijke wereldberoemdheid, ja, ik garandeer de Nobelprijs!
Dus: wat zou bij variatie van erfelijke kenmerken die een impact hebben op de kans op nakomelingschap, kunnen verhinderen dat met het verstrijken van de generaties de gunstige variaties meer en meer in de populatie voorkomen?
Wereldberoemdheid, Nobelprijzen... ik neem er geen woord van terug!
Maar desondanks zijn wetenschappers een stelletje kritische en sceptische zuurpruimen, en dus vonden ze theoretische waterdichtheid en onweerlegbaarheid niet goed genoeg. Was het eigenlijk meer dan zomaar een "theorie"?
En ze stelden kritieken op die de vorm hebben van "ALS de theorie waar is, DAN moet noodzakelijk [zus en zo]".
Bijvoorbeeld: ALS de theorie waar is, DAN moet de aarde noodzakelijk veel ouder zijn dan wij (in 1859) denken.
Dat is het "falsificatieprincipe", een veelgebruikt criterium om "wetenschap" te onderscheiden van geloof. Om een betekenisvolle uitspraak te zijn moeten er gevallen zijn waarin we toegeven dat onze theorie fout is. Bijvoorbeeld, als de aarde slechts zesduizend jaar oud is, dan is de evolutietheorie zeker fout, wegens te weinig tijd.
Wel, tot ca. 1920 of zo was dat een probleem voor de theorie, en toen ontdekte men (aan de hand van radioactiviteit) dat de aarde veel ouder was dan altijd gedacht, en de voorspelling (Darwin maakt die in hoofdstuk 9 van The Origin of species) kwam uit.
Nog een voorbeeld. ALS de theorie waar is, DAN moeten er doorheen de tijdperken voorouders van de huidige soorten geleefd hebben, die verschillend waren van hun huidige nakomelingen, EN die meer beginnen te lijken op die huidige nakomelingen naarmate ze in recentere tijdperken leefden.
Merk op dat dit in lijnrechte contradictie is met het boek Genesis, hoofdstuk 1, dat immers verschillende malen zegt dat elke soort zich voortplant "naar zijn soort". Blijkbaar is deze frontale contradictie één van de redenen waarom de creationisten het zo moeilijk hebben met de theorie.
Welnu, met het verloop van de tijd doken ook werkelijk fossielen op (of ze waren er al, maar ze konden, bijvoorbeeld in 1800, nog niet gedateerd worden), die inderdaad verschuivende kenmerken vertoonden, en wel meer op vandaag levende organismen leken, naarmate ze zelf in recentere tijdperken hadden geleefd.
Daarmee heeft de theorie een voorspelling gedaan, en waargemaakt, die zo spectaculair moeilijk is, dat je tot vandaag mensen zich in allerlei bochten ziet wringen om te ontkennen wat ze zelf met hun eigen ogen kunnen gaan zien, bijvoorbeeld, in het Natuurkundig Museum in Brussel
Om deze, en soortgelijke, redenen, is de evolutietheorie een wetenschappelijke theorie, en geen geloof. Het is iets dat je niet hoeft te geloven, omdat het iets is dat je kan weten. Het heeft hetzelfde wetenschappelijk statuut als, zeg, de relativiteitstheorie, of de quantumfysica, of het "Standaardmodel" van de kosmologie: het is naar onze beste pogingen, gebaseerd op waarnemingen (variatie, erfelijkheid en selectie) en logisch nadenken, het beste model dat we hebben om het onderzochte onderwerp te beschrijven.
Vergelijk hoe het scheppingsmodel slechts een geloof is. We bekijken, dus, de reeks evoluerende fossielen die de theorie al had voorspeld, en we concluderen dat God ze heeft gemaakt. En als de reeks fossielen nu eens helemaal anders was geweest, en wel zo dat de evolutietheorie absoluut niet klopt? Wel, dan had ze God ze ook gemaakt. Dus God is iets dat het altijd gedaan heeft. Hoe de feiten er ook uitzien, en dus totaal los van die feiten, God heeft het altijd gedaan. Het model kan nooit gefalsifiëerd worden, want wat je ook meemaakt, God heeft het altijd zo in elkaar gezet.
En dus is het scheppingsmodel een geloof, en geen wetenschap. Terwijl voor de evolutietheorie moet voldaan zijn aan bepaalde feiten, en anders is de theorie gefalsifiëerd. En daarom is de evolutietheorie een wetenschap, en geen geloof.
En daarom mag van mij het scheppingsmodel gerust onderwezen worden in de scholen: maar dan wel in de godsdienstles, en liefst als hoofdstuk tussen een aantal andere hoofdstukken "scheppingsmythes van de mensheid". Dus na de scheppingsmythes van de Noormannen met Odin en Thor, maar voor de scheppingsmyhen van de Azteken met Quetzàcoatl.
En daarom mag het van mij niet onderwezen worden in de biologieles, alsof het model aanspraken kan maken op een wetenschappelijk statuut. Want dat is niet zo.
-----------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten-3.html
Daarom volgt hier nog eens die tekst terug, als "oldie but goodie". Hier gaan we:
Gelukkig is de evolutietheorie een erg gemakkelijk te begrijpen theorie, zodat iedereen kan te weten komen wat die eigenlijk zegt. Om meteen de conclusie te verklappen: evolutietheorie is niet iets dat je moet "geloven" of "aannemen", omdat evolutietheorie iets is dat je kan weten.
Kijk even mee:
Als je even om je heen kijkt kan je zien dat geen twee individuen van een populatie perfecte copieën zijn van elkaar. ("variatie")
Als je even om je heen kijkt kan je zien dat veel kenmerken van individuen erfelijk zijn. ("erfelijkheid")
Als je even om je heen kijkt kan je zien dat niet alle individuen nakomelingen krijgen. ("selectie")
So far, so good? Dat is fijn, want daarmee is 90% van het werk gedaan! Immers, als de kenmerken van de individuen verschillen, en als ze niet allemaal evenveel nakomelingen krijgen; dan is het toch niet gewaagd te concluderen dat die verschillen in kenmerken een impact (kunnen) hebben op de kans dat een individu nakomelingen heeft, wel? Of zou een blind konijn echt evenveel nakomelingen hebben als een konijn met uitstekende ogen?
Wel, beschouw dan nu een kenmerk waarvan de variatie inderdaad een effect heeft op de kans op nakomelingschap EN dat bovendien erfelijk is. Als het kenmerk op een gunstige manier variëert, dan moet dat leiden tot meer nakomelingen dan wanneer het kenmerk variëert op een ongunstige manier. Immers, konijnen met betere ogen leven langer dan konijnen met slechtere ogen, en omdat konijnen kweken gelijk de konijnen hebben de eersten meer nakomelingen.
En aangezien we een kenmerk beschouwden dat ook nog erfelijk was, hebben in de volgende generatie meer individuen dat gunstig gevariëerde kenmerk; bijvoorbeeld: betere ogen.
En natuurlijk variëren ook in die nieuwe generatie, waarin het gunstige gevariëerde kenmerk meer voorkomt, wéér alle kenmerken - vermits geen twee individuen een perfecte copie zijn - en er zullen wéér enkele van die variaties bijzijn die een gunstige impact hebben, en dus zullen die wéér (als ze erfelijk zijn) meer in de volgende generaties voorkomen...
Enzovoort.
En dat is alles! Variatie, erfelijkheid en selectie, en verder de logische conclusie die daaruit voortvloeit, inclusief het feit dat variatie cumulatief is. Nieuwe gunstige variatie komt niet "zomaar toevallig" terecht bij individuen die al andere gunstige variatie bezitten, maar omdat individuen die die "andere gunstige variatie" niet bezitten er al niet meer bij zijn.
Dat is logisch waterdicht, en toen het principe ("natuurlijke selectie", Darwin, The Origin of Species, 1859, hoofdstuk 4) gepubliceerd werd, was het een echte sensatie.
Omdat het logisch waterdicht is, is het een theorie. Is het ook wat er in de praktijk is gebeurd?
Eerst een vooral kan je je voor jezelf afvragen wat er zoal in de realiteit moet gebeuren opdat het mechanisme zoals beschreven zich niet zou afspelen. Aangezien over alles wat ik hierboven heb geschreven al 150 jaar quasi consensus bestaat, lijkt dit punt me wel het beste punt om kritieken te bedenken. Als het je lukt... ik garandeer onmiddellijke wereldberoemdheid, ja, ik garandeer de Nobelprijs!
Dus: wat zou bij variatie van erfelijke kenmerken die een impact hebben op de kans op nakomelingschap, kunnen verhinderen dat met het verstrijken van de generaties de gunstige variaties meer en meer in de populatie voorkomen?
Wereldberoemdheid, Nobelprijzen... ik neem er geen woord van terug!
Maar desondanks zijn wetenschappers een stelletje kritische en sceptische zuurpruimen, en dus vonden ze theoretische waterdichtheid en onweerlegbaarheid niet goed genoeg. Was het eigenlijk meer dan zomaar een "theorie"?
En ze stelden kritieken op die de vorm hebben van "ALS de theorie waar is, DAN moet noodzakelijk [zus en zo]".
Bijvoorbeeld: ALS de theorie waar is, DAN moet de aarde noodzakelijk veel ouder zijn dan wij (in 1859) denken.
Dat is het "falsificatieprincipe", een veelgebruikt criterium om "wetenschap" te onderscheiden van geloof. Om een betekenisvolle uitspraak te zijn moeten er gevallen zijn waarin we toegeven dat onze theorie fout is. Bijvoorbeeld, als de aarde slechts zesduizend jaar oud is, dan is de evolutietheorie zeker fout, wegens te weinig tijd.
Wel, tot ca. 1920 of zo was dat een probleem voor de theorie, en toen ontdekte men (aan de hand van radioactiviteit) dat de aarde veel ouder was dan altijd gedacht, en de voorspelling (Darwin maakt die in hoofdstuk 9 van The Origin of species) kwam uit.
Nog een voorbeeld. ALS de theorie waar is, DAN moeten er doorheen de tijdperken voorouders van de huidige soorten geleefd hebben, die verschillend waren van hun huidige nakomelingen, EN die meer beginnen te lijken op die huidige nakomelingen naarmate ze in recentere tijdperken leefden.
Merk op dat dit in lijnrechte contradictie is met het boek Genesis, hoofdstuk 1, dat immers verschillende malen zegt dat elke soort zich voortplant "naar zijn soort". Blijkbaar is deze frontale contradictie één van de redenen waarom de creationisten het zo moeilijk hebben met de theorie.
Welnu, met het verloop van de tijd doken ook werkelijk fossielen op (of ze waren er al, maar ze konden, bijvoorbeeld in 1800, nog niet gedateerd worden), die inderdaad verschuivende kenmerken vertoonden, en wel meer op vandaag levende organismen leken, naarmate ze zelf in recentere tijdperken hadden geleefd.
Daarmee heeft de theorie een voorspelling gedaan, en waargemaakt, die zo spectaculair moeilijk is, dat je tot vandaag mensen zich in allerlei bochten ziet wringen om te ontkennen wat ze zelf met hun eigen ogen kunnen gaan zien, bijvoorbeeld, in het Natuurkundig Museum in Brussel
Om deze, en soortgelijke, redenen, is de evolutietheorie een wetenschappelijke theorie, en geen geloof. Het is iets dat je niet hoeft te geloven, omdat het iets is dat je kan weten. Het heeft hetzelfde wetenschappelijk statuut als, zeg, de relativiteitstheorie, of de quantumfysica, of het "Standaardmodel" van de kosmologie: het is naar onze beste pogingen, gebaseerd op waarnemingen (variatie, erfelijkheid en selectie) en logisch nadenken, het beste model dat we hebben om het onderzochte onderwerp te beschrijven.
Vergelijk hoe het scheppingsmodel slechts een geloof is. We bekijken, dus, de reeks evoluerende fossielen die de theorie al had voorspeld, en we concluderen dat God ze heeft gemaakt. En als de reeks fossielen nu eens helemaal anders was geweest, en wel zo dat de evolutietheorie absoluut niet klopt? Wel, dan had ze God ze ook gemaakt. Dus God is iets dat het altijd gedaan heeft. Hoe de feiten er ook uitzien, en dus totaal los van die feiten, God heeft het altijd gedaan. Het model kan nooit gefalsifiëerd worden, want wat je ook meemaakt, God heeft het altijd zo in elkaar gezet.
En dus is het scheppingsmodel een geloof, en geen wetenschap. Terwijl voor de evolutietheorie moet voldaan zijn aan bepaalde feiten, en anders is de theorie gefalsifiëerd. En daarom is de evolutietheorie een wetenschap, en geen geloof.
En daarom mag van mij het scheppingsmodel gerust onderwezen worden in de scholen: maar dan wel in de godsdienstles, en liefst als hoofdstuk tussen een aantal andere hoofdstukken "scheppingsmythes van de mensheid". Dus na de scheppingsmythes van de Noormannen met Odin en Thor, maar voor de scheppingsmyhen van de Azteken met Quetzàcoatl.
En daarom mag het van mij niet onderwezen worden in de biologieles, alsof het model aanspraken kan maken op een wetenschappelijk statuut. Want dat is niet zo.
-----------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten-3.html