HERINNERING 1: MIJN RIJZENDE HELD
Mijn vroegste herinnering dateert van mijn vierde levensjaar, ongeveer dan toch. Mijn vader woonde destijds nog thuis, wat toch een van de positievere herinneringen is. Mijn (tweede) geboortebeer zoals ik het noem was en is nog steeds een van de belangrijkste materiële dingen in mijn leven waar ik ongelofelijk veel waarde aan hecht. Mijn echte geboorte beer raakte ik helaas kwijt in het tweede of derde kleuterklasje. Ik zat destijds op de mozaïek school in de zegestraat, te Hasselt (banneux-wijk), wat niet ver van mijn thuis was. Ik woonde namelijk in godsheide, in de zandstraat (deze gespecificeerde plaatsen lijken irrelevant maar zijn voor mij essentieel).
Mijn dag begon toen zoals gewoonlijk, ik werd gewekt door mijn moeder en zij hielp me om mij klaar te maken voor school. Tijdens het ontbijt kwam de gedachte bij me op om mijn beertje mee te nemen naar de school. Ik zei dit tegen mijn ouders, waarop zij me onmiddellijk zeiden dat dit een slecht idee was. Ondanks het protest van mijn moeder en vader, besliste ik toch om hem mee te nemen. Dit deed ik weliswaar stiekem, om toch maar niet ongehoorzaam over te komen. Mijn moeder had dit zichtbaar door, maar deed niets om me tegen te houden. Wat ik achteraf pas begreep. Het was mijn vader die ons die dag naar school bracht. Ik stapte in zijn wagen, een donkerblauwe Ford mondeo van 1995 met een kleine spoiler vanachter op het kofferdeksel. Mijn vader was destijds nogal ijdel als het op zijn wagen neer kwam. Hij had bijvoorbeeld een grote donkerblauwe badhanddoek gelegd op de achterbank, zodat wij niet de zetel zouden besmeuren met onze schoenen. Ook mochten wij niet met onze schoenen tegen de zetel voor ons schoppen, nog met onze handen tegen de ruiten komen. Iets wat ik en mijn zus desondanks deden.
Mijn zus en ik zaten op dezelfde school, maar de school was in twee verdeeld. Het eerste tot en met het derde kleuterklasje was gescheiden van het eerste, tweede en derde leerjaar. Het vierde, vijfde en zesde leerjaar werd ondergebracht onder de mozaïek school in de kiewitstraat. Aangezien mijn zus drie jaar ouder was dan mij, zat zij in het eerste of tweede leerjaar. Dus gescheiden van mij.
Toen wij aankwamen op de school, begon de dag normaal. Mijn juf, juffrouw Ellen was een lieve en zachtaardige vrouw van ongeveer 27 of 30 jaar. Iets wat voor mijn leeftijd oud leek. Ze had lichtbruin haar, had een lief gezicht en brede heupen. Ze kwam ons zoals elke dag halen als we flink in de rij stonden, door op de aangeduide stippen te gaan staan als de bel ging. De kleur van die stippen was voor mijn klas toen geel. De dag begon met juffrouw Ellen die een verhaaltje voorlas, namelijk het verhaal van goudlokje en de drie beren. Wat mij er terug aan herinnerde dat ik mijn geboorte beer bij had. Ik stond abrupt op en liep naar mijn boekentas. Ik haalde hem eruit en ging terug bij de juf zitten, luisterend naar het spannende verhaal met de veiligheid van mijn knuffel. Ik weet niet wat het precies is aan die knuffel dat het me veilig liet voelen, maar ik betrapte mezelf er steeds op dat ik vaak aan de knuffel rook. Geur is nu eenmaal een van de sterkste factoren om een herinnering op te roepen, die me in dit geval me aan thuis deed denken.
Alles wat er na gebeurde tijdens die dag kon en kan ik me niet meer herinneren. Ik herinner me alleen nog het einde van de schooldag. Mijn vader kwam me ophalen, ik begon mijn boekentas te maken en pakte mijn jas. Toen ik richting mijn vader wandelde voelde ik dat er iets ontbrak, ik wist alleen niet wat. Toen ik me de dag probeerde herinneren, kon ik dat niet. Dit was een moment dat ik heel bang was. Ik probeerde te herinneren wat er die dag was gebeurd, waar het was misgegaan. Maar buiten het begin van de dag wist ik niets meer. Zelfs niet meer wat ik had gegeten. Het leek alsof ik de rest niet had meegemaakt, alsof het begin van de dag het einde van de dag was geworden.
Ik raakte volledig in paniek, bijna hysterisch. Toen sloeg het in als een bom, ik wist niet meer waar mijn beertje was. Het gene waar ik zo waar gehecht aan was, het gene waarvan ik me nog nooit had van kunne voorstellen zonder te moeten leven. Ik barstte in tranen uit, ik was zo in de war. Ik rende terug naar de klas, begon hysterisch te zoeken. Wat ik ook deed, hoe hard ik ook zocht, ik vond hem maar niet. Ik rende naar de speelplaats, terwijl mijn vader achter mij aan rende. Ik keek in elke hoek, elke vuilbak. Tot mijn vader voorstelde om bij de verloren voorwerpen te kijken. Daar had ik nog niet aan gedacht, ik kreeg weer hoop. Ik was bijna euforisch, dat ik daar nog niet had gekeken was absurd. Ik rende onmiddellijk naar de verloren voorwerpen, een mand vol met vergeten speelgoed en knuffels. Hoe meer ik er in graaide, hoe meer hoop ik kreeg. Tot ik de bodem bereikte.
Ik was kapot. Mijn wereld viel in duigen, alsof er een direct familielid gestorven was. Ik huilde en huilde, maar niks bleek de pijn te verzachten. Mijn vader kon toen mijn pijn voelen, maar kon alleen maar zeggen dat het waarschijnlijk was dat een andere leerling hem had meegenomen. Ik had zo een verdriet en was zo gefrustreerd. Had ik maar geluisterd naar mama en papa gierde door mijn hoofd. Eenmaal in de auto bleven mijn tranen maar rollen over mijn gezicht, mijn vader probeerde me te sussen maar dat had weinig effect. Hoe kon iemand begrijpen wat ik voelde. Hoeveel hij voor me betekende. Hoe ik uiteen gereten werd door schuld. Ik had moeten luisteren, schreeuwde het in mijn hoofd.
Toen ik thuis aankwam rende ik naar mijn kamer, wat het nog pijnlijker maakte. Ik kroop voor het eerst in bed zonder mijn knuffel. Ik voelde me zo leeg, zo zwak en kwetsbaar. Ik probeerde te slapen maar dat lukte niet. Toen het me uiteindelijk wel lukte, maakte mijn vader mij net wakker. Hij verborg iets achter zijn rug, ik kon niet zien wat. Mijn vader zei ik heb met u zus gepraat, ze is niet zo gehecht aan haar knuffel dus krijg je de hare. Hij haalde de knuffel tevoorschijn en zei Ik weet dat het niet hetzelfde is, maar ze lijken erg op elkaar hè?. Ik keek mijn vader met grote dankbaarheid aan. Niet zozeer voor de knuffelbeer, maar voor de verborgen boodschap. Dat hij er altijd zou zijn voor mij, wat er ook gebeurd. Dat hij me altijd zou laten lachen wanneer ik het niet kon. Dat hij mijn pijn altijd zou proberen te verzachten, omdat hij mijn papa is.
Mijn rijzende held.
|