Bij de Sint-Colombakerk te Deerlijk is de onderbouw van de achthoekige vieringstoren nog Romaans en werd verhoogd tijdens de Gotische periode met een zandstenen klokkenverdieping. Van de vroegere bouw zijn nog sporen terug te vinden in de zuidelijke transeptvleugel.
Bronnen.
- F. De Smidt in De Romaansche kerkelijke bouwkunst in West-Vlaanderen; Gent 1940. - R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952.
De Sint-Eleutheriuskerk te Esquelmes, in de omgeving van Pecq, is een vrij gaaf voorbeeld van een eenvoudige dorpskerk uit de 11de eeuw. Het volumespel is uiterst eenvoudig; een eenbeukig schip onder scherp tegeldak, met een 16de eeuwse dakruiter, een lager presbyterium met zwakkere dakhelling en een halfronde apsis. In 1851 verlengde men het schip westwaarts in dezelfde stijl. Kleine rechthoekige venstertjes verlichten het zaalkerkje, eenvoudiger kan het niet.
Bronnen :
- R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions "La Nuit des Temps" n° 71, Zodiaque, La Pierre-qui-Vire 1989. - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J-M. Collet 1997.
De vrijstaande toren in het centrum van Dottignies, in de omgeving van Mouscron, is een overgebleven vieringstoren van de in 1913 gesloopte kerk. Sporen duiden nog de hoogte aan van de zadeldaken van het schip, transept en koor. De sterk herstelde galmgaten met vernieuwde deelzuiltjes steken in spitsboognissen, gevat tussen doorlopend lijstwerk, en zijn kenmerkend voor de overgangsstijl naar de Gotiek.
Bronnen :
- R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions "La Nuit des Temps" n° 71, Zodiaque, La Pierre-qui-Vire 1989. - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J-M. Collet 1997.
De Sint-Jan-de-Doperkapel in Chièvres is één van de boeienste voorbeelden van kleinere bedehuizen uit de Romaanse periode in Henegouwen. Deze kapel werd gesticht door Eva van Chièvres ten gunste van de Hospitaalridders van Sint-Jan te Jeruzalem. De eenbeukige kapel is duidelijk het resultaat van twee bouwcampagnes. Het schip dateert uit het midden van de 12de eeuw en wordt verlicht door telkens twee smalle venstertjes in de zijgevels en twee lichtopeningen in de westgevel. Het herbouwde portaal heeft een dubbele omlijsting met regelmatig gehouwen natuursteenblokken terwijl het parament zelf nog heel onregelmatig is gemetseld. Het koor, dat even breed en diep is als het schip, is iets recenter en dateert van de tweede helft van de 12de eeuw. De buitengevels zijn wat meer versierd maar getuigen toch nog van een ver doorgedreven eenvoud. Spaarvelden met dubbele rondbogen, met in de as de bovenlichten, ritmeren de zijgevels, terwijl rondboognissen de drie bovenvensters in de oostgevel benadrukken. De bakstenen top van de eindgevel is een herstelling uit de 17de-18de eeuw. Beschadigd tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kapel nadien door S. Brigode zorgvuldig gerestaureerd. Bescheiden van afmetingen, maar indrukwekkend door haar eenvoud.
Bronnen :
- R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions "La Nuit des Temps" n° 71, Zodiaque, La Pierre-qui-Vire 1989. - Jacqueline Leclercq-Marx in L'Art Roman en Belgique; Editions J-M. Collet 1997.
Het leprozenhuis, Chapelle de la Ladrerie, te Chièvres
Beschrijving.
In de omgeving van Chièvres bevindt zich de kapel van het leprozenhuis gesticht door Eva de Chièvres, in het midden van de 12de eeuw. In het midden van de noordgevel bevindt zich de ingangsdeur, benadrukt door een geprofileerde rondboog met een waterlijst en een onversierd boogveld. De drie bovenlichten in beide langsgevels steunen op een doorlopende waterlijst. Het lagere, veelzijdige koortje telt vijf smalle rondboogvenstertjes. Ze zitten hierbij verdiept in een rondboognis. Het parament is nog onregelmatig. Alleen de hoekblokken en de vensteromlijstingen zijn gemaakt van grotere, rechthoekige gehouwen stenen. Deze kapel werd in 1885 gerestaureerd door architect M. Vincent. In 1930 volgde een nieuwe herstellingsbeurt. In 1944 werd het eveneens beschadigd door een bombardement.
Bronnen :
- R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - Barral i Altet X in Belgique Romane et Grand-Duché de Luxembourg; Editions "La Nuit
De Sint-Pauluskerk te Godveerdegem (Zottegem) was oorspronkelijk eveneens een bescheiden 12de eeuwse zaalkerkje met een plattegrond met verhouding 2/1, waarvan nog een deel aan de westzijde herkenbaar is. Net als in Sint-Goriks-Oudenhove bouwde men later een Gotische middentoren op de plaats van het vroegere koor. Opgetrokken in Lediaanse zandsteen in breuksteenverband zijn de gevels doorbroken door sterk vernieuwde venstertjes. In de noordgevel strekt zich een gedichte lijkdeur. A. Bressers leidde in 1967 de restauratiewerken.
Bronnen : - R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - A. Demey in Eenbeukige Romaanse kerken in Oost-Vlaanderen; Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, n° 5 Gent 1985
In het landelijke dorp Mullem, nabij Oudenaarde, bevindt zich de Sint-Hilariuskerk waarbij op de klokkenverdieping twee gedeelde galmgaten uitsteken en net zoals te Huise gaat het hier over een vierkante klokkentoren die overgaat in een achtkant. Een tweede lijst ter hoogte van de aanzet van de rondboognissen zorgt voor een sterke horizontale geleding.
Bronnen :
- R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - A. Demey in Eenbeukige Romaanse kerken in Oost-Vlaanderen; Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, n° 5 Gent 1985
Van de Romaanse Onze-Lieve-Vrouwekerk te Bevingen bij Neigem (Ninove) rest alleen nog het koor. Dit was oorspronkelijk een eenbeukige kruiskerk met vieringstoren opgetrokken in Lediaanse zandsteen gemengd met ijzerzandsteen en daterend uit de tweede helft van de 12de eeuw als stichting van de heren van Wedergraete. Het schip en de transeptarmen werden gesloopt in het midden van de 17de eeuw. De vormgeving van het koor is heel eenvoudig, met rondboogvenstertjes in de zijgevels en een oculus in de eindgevel. Door de heropbouw van het koor, uitgevoerd in 1932 onder leiding van architect A. Bressers, en de toevoeging van een neoromaanse aanbouw ter vervanging van een beuk van 1732, heeft dit kerkje zijn authenticiteit totaal verloren.
Bronnen :
- R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - A. Demey in Eenbeukige Romaanse kerken in Oost-Vlaanderen; Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, n° 5 Gent 1985
Het schip van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Rozebeke (Zwalm) is nog grotendeels het Romaanse zaalkerkje uit de tweede helft van de 11de eeuw of het begin van de 12de eeuw. Het is opgetrokken in Doornikse kalksteen en ijzerzandsteen in onregelmatig metselverband. In 1613 werd de beuk verhoogd in baksteenmetselwerk, werden de Romaanse rondboogvensters dichtgemetseld en werden grote laatgotische spitsboogvensters geplaatst. Bij de restauratie in 1915-1918 maakte architect F. Van Severen de oorspronkelijke venstertjes vrij. De sporen geven een goed beeld van de vroegere ordonnantie : Tweemaal vijf venstertjes, hoog tegen de dakrand geplaatst en verlichtten alzo het schip. Ongeveer in het midden van de zuidgevel bevond zich de lijkdeur, uitgevend op het kerkhof. De colonetten met knopkapitelen getuigen van een vroeggotische invloed vanuit het Scheldegebied.
Bronnen : - R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - A. Demey in Eenbeukige Romaanse kerken in Oost-Vlaanderen; Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, n° 5 Gent 1985
Van de achtzijdige vieringstoren van de Sint-Petrus en Sint-Martinuskerk te Assenede stamt enkel nog de basis van het einde van de 12de eeuw. De tweede geleding met spitsboogvormige galmgaten is een toevoeging uit de 15de eeuw, verhoogd in de 17de eeuw. De onderste geleding is aan iedere zijde doorbroken door zeer smalle deelvenstertjes. De transeptgevels zijn bovenaan versierd met blindnissen met enkele en dubbele keperbogen. De kerk werd in 1906 hersteld door de Gentse architect H. Geirnaert en na de brand in 1944 opnieuw gerestaureerd door architect A.R. Janssens.
Bronnen : - R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - A. Demey in Eenbeukige Romaanse kerken in Oost-Vlaanderen; Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, n° 5 Gent 1985.
De laatromaanse Sint-Pauluskerk, ten oosten van aalst, bewaardt nog enkel het vlak afgesloten koor, daterend uit de tweede helft van de 13de eeuw. De vensters zijn nog rondboogvormig. Terwijl in het Scheldegebied de nieuwe Gotische stijl reeds een algemene toepassing kende, bleef men in deze streek nog trouw aan de Romaanse vormgeving.
Bronnen : - R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - A. Demey in Eenbeukige Romaanse kerken in Oost-Vlaanderen; Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, n° 5 Gent 1985.
Westrem is een Oost-Vlaams dorpje gelegen ongeveer halverwege tussen Aalst en Gent in de onmiddellijke nabijheid van Wetteren. Het Romaanse zaalkerkje van de Sint-Martinuskerk te Westrem dateert van de 12de eeuw en werd zoals in Landskouter en Sint-Goriks-Oudenhove geleidelijk uitgebreid met een middentoren, van het einde van de 13de eeuw of begin 14de eeuw, een transept, van de 15de en 17de eeuw en een veelzijdig koor van de 16de eeuw. Het schip opgetrokken in tamelijk regelmatige blokken van Lediaanse zandsteen, bezit nog sporen van een dichtgemetselde lijkdeur, of dodendeur en enkele oorspronkelijke bovenlichten. In beide gevels is het middelste venster hermaakt. De vensters steken hoog tegen de dakrand, een steeds terugkerend kenmerk bij de Oostvlaamse zaalkerkjes uit de Romaanse periode.
Bronnen : - R. Lemaire in De Romaanse bouwkunst in de Nederlanden; Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Kunsten n° 6, Brussel 1952. - A. Demey in Eenbeukige Romaanse kerken in Oost-Vlaanderen; Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, n° 5 Gent 1985