Zoeken in blog

Foto
Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)
  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
    Archief per maand
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 08-2008
  • 03-2008
  • 01-2008
  • 03-2007
  • 01-2007
  • 10-2006
  • 06-2003
  • 02-2003
  • 09-2002
  • 07-2002
  • 06-2002
  • 12-1998
  • 10-1998
  • 09-1998
  • 04-1998
    Catherine Vuylsteke
    Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
    04-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oostende, waar illegalen thuis zijn


    Wat is er aan de hand in de Koningin der Badsteden? Oostende wordt overspoeld door illegalen, en met hen door criminaliteit, zo zeggen steeds meer burgers. Is dat populistische praat, of klopt het gevoel? De Morgen trok naar de kust, sprak met toegestroomde vluchtelingen, burgers, maatschappelijk werkers en lokale politici. 'De transitmigranten verdienen een humane behandeling. Het zijn mensen voor het illegalen zijn.'

    Op een boogscheut van het luxueuze Hotel du Parc zijn ze in het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) elke werkdag welkom voor koffie, een bord spaghetti of een douche: de illegale transitmigranten. Jonge mannen, die dromen van een leven aan de andere kant van de koude zee.

    "Het enige verschil tussen daar en hier, tussen het Algiers van mijn jeugd en dit oord, is een sprankeltje hoop. Denk maar niet dat we ooit met honger naar bed gingen. Maar het perspectief op een beter leven ontbrak. En dus sloegen we de waarschuwingen in de wind van zij die ons voorgingen. We vertrokken, ons zou het lukken." Halim (29) lacht bitter. Vijf jaar geleden verliet deze kleermakerszoon Algerije. Hij nam het vliegtuig naar Griekenland, waagde zijn kans in het Italiaanse Ancona en later in Milaan, om maanden later aan te kloppen bij de familie in Montpellier. "Dat we in Frankrijk altijd welkom waren, zeiden ze, als ze jaarlijks op familiebezoek kwamen. Maar toen ik aan de telefoon vertelde dat ik in de stad was, waren mijn neef en zijn familie helemaal niet blij. Je bent vast op weg naar je neef in Groot-Brittannië, zeiden ze, je kunt een paar nachten bij ons logeren. Toen ze hoorden dat ik wilde proberen om in Zuid-Frankrijk een stabiel bestaan op te bouwen, werkten ze me zo gauw mogelijk de deur uit."

    Halim arriveerde in België, vroeg vruchteloos politiek asiel aan, en eindigde een jaar geleden in Oostende. Eindigen, zo voelt het, zegt hij. Negen keer probeerde hij de zee over te komen, even veel keren werd hij door de politie onderschept. De ene nacht slaapt hij bij een vriendinnetje, op andere momenten is een bank in het park het enige beschikbare ledikant. "Tussen januari en april bracht ik mijn tijd in het gesloten centrum voor illegalen in Merksplas door. Het was er best oké. We sportten, keken televisie en praatten over de levens die we toch nooit zouden hebben. Op een dag kwam de sociaal assistente vertellen dat ik kon vertrekken. Ze was erg verbaasd toen ze hoorde dat ik helemaal niet weg wilde. Maar waar had ik naartoe gemoeten? Er was geen plan, geen doel, geen toekomst. En zo is het nog steeds. Geef me een kans om naar huis terug te keren en daar een deftig leven te leiden, en ik vertrek morgen. Wat zegt u? Dat de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) programma's heeft van begeleide terugkeer, waarbij mensen op allerlei manieren geholpen worden in hun geboorteland? Dat wist ik niet. Ik ga me informeren, via het internet. En nadenken ook, misschien is dit een nieuw begin."

    Halim steekt nog een sigaret op, hij haalt een flesje sinaasappelsap en schudt handen met enkele lotgenoten. "Die jongen daar", wijst hij, "is net aangekomen uit Marokko. Hij is zestien. Wil absoluut naar Groot-Brittannië. Ik garandeerde hem dat hij het hier beter kon hebben dan daar. Opvang, studies, kansen, minstens tot hij achttien is. Maar hij is vastbesloten. De Britse droom zit meestal diep."

    Het is niet de eerste jongen die in het CAW opduikt, volgens directrice Tine Wyns worden ze talrijker. Jonger ook. "Sommigen verwijten ons dat we een aantrekkingsfactor zijn", schampert ze. "Maar kunt u mij vertellen wie zijn geboorteland zal verlaten louter om bij ons een douche te nemen of een kom soep te drinken? Ik ben blij dat er de voorbije weken media-aandacht is geweest voor het jongetje van negen dat onder illegale transitmigranten werd ontdekt. Wat er precies moet gebeuren, weet ik ook niet, maar deze transitmigranten verdienen een humane behandeling. Het zijn mensen voor het illegalen zijn."

    Dweilen met de kraan open

    Hoofdcommissaris van de Oostendse politie Philip Caestecker is veel minder opgetogen over de artikels en reportages die hij her en der las en hoorde. "Sommigen beweren dat we niets doen, terwijl mijn team van 340 agenten alles in het werk stelt om de situatie onder controle te houden. In 2010 verrichtten we onder de gemiddeld 400 transitmigranten in de stad meer dan 1.700 arrestaties. Als ik de cijfers extrapoleer, komen we dit jaar boven de 2.000 uit. Vijfennegentig procent van die arrestanten moeten we uiteindelijk laten gaan, nadat we zo'n vier à vijf uur administratief werk met ze hadden. De Dienst Vreemdelingenzaken geeft hen dan een bevel om het grondgebied te verlaten. Een ware klucht, het gros van die mensen heeft al herhaaldelijk zo'n document gekregen. Het wordt in de dichtstbij zijnde vuilnisbak gegooid en klaar is kees. Weet u, we hebben het gevoel dat we dweilen met de kraan open. In minder dan 1,5 procent van de gevallen leidt een arrestatie tot repatriëring naar het land van herkomst, omdat we geen bilaterale akkoorden hebben voor terugleiding. Sommige mensen heb ik al zeven keer aangehouden. Dan weet ik het ook niet meer."

    Caestecker stelt dat de kern van het probleem niet de illegaliteit is, maar de consequenties ervan. "Waar het om gaat, is de overlast, de criminaliteit die vaak voortvloeit uit behoeftigheid. Zo stellen we een gigantische stijging vast van het aantal inbraken in auto's: van 362 gevallen in 2008 naar 696 in 2010, bijna een verdubbeling. Vaak is dat het werk van illegalen. Van de 33 daders die we dit jaar op heterdaad hebben betrapt, waren 90 procent mensen zonder papieren. Ook komen veel kleine winkeldiefstallen voor en worden leegstaande tweede verblijven gekraakt door illegalen. Vorig jaar alleen al ontruimden we 95 dergelijke panden. Bovendien neemt het onveiligheidsgevoel toe. En dan gaat het om emoties die door sommige media gretig worden gevoed. Op jaarbasis zijn er hooguit enkele gevallen van agressie waarbij illegalen betrokken zijn."

    Maar hoe zou het komen dat Oostende zoveel last heeft en Zeebrugge niet? Volksvertegenwoordiger Jean-Marie Dedecker (LDD) gelooft dat het probleem ligt in "het feit dat deze stad een politiek voert van aantrekking. Sinds de jungle van Sengatte in Noord-Frankrijk is opgedoekt, komt iedereen naar Oostende, omdat je hier wordt geholpen en elders niet. Nochtans is het simpel: als je je wagen fout parkeert, wordt hij gesleept. Illegalen horen hier niet te zijn, dus moeten ze ook worden uitgewezen. Aangezien dat niet gebeurt, arriveren er steeds meer mensen. Dat is misschien een hard standpunt, maar er is een groeiend maatschappelijk draagvlak voor. Zeebrugge heeft het goed opgelost, er werden rigide maatregelen genomen. In 2003 werd het zogenaamde Witte Huis afgebroken, een van de bouwvallige panden in de buurt van de haven waar illegalen zich ophielden. Er volgden nog een aantal vergelijkbare afbraken en het probleem is daarmee inderdaad opgelost."

    Hoofdcommissaris Caestecker ziet het anders. "Zeebrugge is een dorp met een haven, meer niet, terwijl Oostende een combinatie is van een aantal locaties: een behoorlijke stad, een haven, een spoorwegbundel en een van de grootste parken van het land, het als 'Bosje' bekende Maria Hendrikapark. Er zijn hier veel meer uitwijkmogelijkheden voor illegalen, dat is gewoon een feit."

    Nergens plaats

    Een groepje jongemannen sjokt van het station richting Maria Hendrikapark. Ze komen uit Rafah, in de Palestijnse gebieden, zeggen ze. "Het plan", legt een van hen uit, "is naar Groot-Brittannië door te reizen. Maar we weten nog niet precies hoe het moet, we zijn net aangekomen." Van waar? Jamar (35) wuift afwerend met zijn hand. Deze vader van twee kinderen is al anderhalf jaar op weg. "Ik doe het voor hen, geloof me. Wat moet er van mijn zoon en dochter worden in hun geboorteland? Geen deftig onderwijs, geen werk, geen toekomst. Ach, met Gods hulp komen we er." De man zucht en ritst zijn leren jekker dicht. Fijne motregen gaat over in een plensbui. De mannen gaan schuilen in een van de vissersbeschuttingen aan de oever van de vijver. "Bid dat het ons lukt", zegt Jamar nog.

    Vlakbij passeert een bejaard paar, ze laten naar dagelijkse routine de hond uit. "We hebben de jongste tijd steeds meer schrik", zegt de vrouw enigszins verontschuldigend. "Vroeger zag het hier zwart van de wandelaars en de toeristen. Maar ze hebben geen zin om tussen de illegalen te zitten, die hier in de struiken de nacht doorbrengen." Haar man schudt zuchtend het hoofd. "Er zijn veel sukkelaars bij, jonge mensen van wie je je afvraagt wat hen naar hier heeft gebracht. Ik heb met hen te doen. Was er maar een oplossing voor de problemen in hun eigen land. Alleen zou het fijn zijn als ze de resten van de voedselpakketten die sommige burgers hier uitdelen, netjes in de vuilbakken deponeerden. Laatst zagen we er grote ratten mee aan de haal gaan. Niet bepaald aangenaam."

    Onder de transitmigranten in Oostende werden dit jaar al 245 minderjarigen aangetroffen, van wie er negen jonger waren dan vijftien. Daar waar de politie in het geval van volwassenen zonder papieren de Dienst Vreemdelingenzaken contacteert, wordt bij minderjarigen de Dienst Voogdij van het ministerie van Justitie ingelicht. "En dit verhaal is analoog aan het vorige", stelt hoofdcommissaris Caestecker. "In de meeste gevallen krijgen we van de Dienst Voogdij een fax doorgestuurd, met daarop de datum voor een afspraak in Brussel. De meeste jongeren gaan er niet eens heen."

    Overigens is deze strategie relatief nieuw. Twee jaar geleden stuurde de dienst nog een auto of busje om de minderjarigen op te halen en over te brengen naar Brussel. Daar had dan een identificatiegesprek plaats en vervolgens werd een voogd aangesteld. De eerste weken of maanden werden de jongeren ondergebracht in het oriëntatiecentrum van Steenokkerzeel of van Neder-Over-Heembeek, in afwachting van een definitieve toewijzing.

    De veranderde aanpak heeft alles te maken met de opvangcrisis en met de recente toevloed van niet-begeleide minderjarigen naar ons land. Waren er in 2010 2.510 aanmeldingen, in de eerste zes maanden van dit jaar bleken het er al 1.596, tegenover 1.058 in diezelfde periode van vorig jaar. Hoe dat komt? Volgens waarnemers staat België bekend om zijn goede opvang. Het is met andere woorden het slachtoffer geworden van zijn eigen succes. Hoe verklaar je anders dat ons land vorig jaar vlot vier zoveel minderjarige nieuwkomers had als Nederland?

    "Het feit dat de minderjarigen nu gevraagd wordt zich zelf bij ons aan te melden, zien we als een soort van test", zegt Philippe Pede, attaché van de Dienst Voogdij. "Wie echt wil blijven in ons land, daagt doorgaans wel op."

    Deze vorm van selectie is niet de enige. Het valt op dat alle betrokken instanties steeds meer hindernissen opwerpen om zich niet over de jongeren te hoeven ontfermen. Zo besliste Fedasil vanaf deze lente om alleen nog onderdak te regelen voor diegenen die asiel aanvragen, behalve als ze jonger zijn dan 14.

    Precies daarom is het zo cruciaal om via de Dienst Voogdij een voogd te krijgen. Hij of zij treedt immers op als rechtspersoon en kan zich bijvoorbeeld tot de arbeidsrechtbank wenden om in kortgeding toch een opvangplaats voor de jongere af te dwingen. Alleen, het is met de voogden als met de rest: het zijn magere jaren. Van de 1.596 nieuwkomers bleken zo'n 200 toch meerderjarig, en van de 1.390 overigen kregen er slechts 734 een voogd. De jongsten, de meisjes, de meest kwetsbaren. Of tenminste, zij in de eerste plaats. De overheid ziet het probleem wel in: enkele weken geleden nog lanceerde justitieminister Stefaan De Clerck een oproep voor meer vrijwillige voogden. Ook wil hij dat de betrokken diensten hun acties beter coördineren.

    "Als er te weinig zijn, dan begrijp ik niet waarom ik vorige week niet meteen voogd mocht worden van de vier minderjarigen die hier opdoken", reageert sp.a-parlementariër John Crombez. "Ik kreeg te horen dat er pas in december weer een vijfdaagse cursus voogdij wordt ingericht. Voor die tijd gebeuren er geen nieuwe aanstellingen."

    Of de oproep van de minister nu tot een vervroegde inrichting van de opleiding zal leiden, is nog onduidelijk. Waarnemers menen evenwel dat een cursus en een strikte regeling noodzakelijk zijn. Op de schouders van voogden rust immers een zware verantwoordelijkheid.

    "Het systeem staat in alle opzichten onder grote druk", meent Mike De Preetere, die zelf al jaren voogd is. "Er is nergens plaats, de wachtlijsten zijn hopeloos lang. En dus wordt er overal getrokken en gewrongen. Om een logement te regelen moet het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg oordelen dat een jongeren zich bevindt in een 'problematische opvoedingssituatie'. Vroeger gebeurde dat automatisch. Nu krijg ik steeds vaker te horen dat pakweg een veertienjarige Afghaanse jongen zonder dak boven zijn hoofd zich niet in een problematische opvangsituatie bevindt en dus niet zal worden geholpen. Dan kun je alleen hopen dat je die beslissing in beroep ongedaan kunt laten maken, wat vaak wel lukt. Alleen verstrijken er ondertussen weer dagen, soms zelfs weken. Wat doe je ondertussen?"

    Een ander punt dat De Preetere hekelt, is de discrepantie tussen de verschillende afdelingen van deze overheidsinstelling. "Je bent verplicht om een beroep te doen op de afdeling in je eigen woonplaats. Maar we stellen vast dat het comité van Brugge anders oordeelt dan dat van Kortrijk, Leuven of Antwerpen. Het is een soort van Russische roulette of je al dan niet wordt bijgestaan."

    Beter luisteren

    Hoe moet het nu verder? Sommigen pleiten voor repatriëring van niet-begeleide minderjarigen, anderen willen gesloten centra. Die maatregelen druisen evenwel in tegen de Conventie van de Rechten van het Kind en zijn dus geen optie.

    Philippe Pede: "Ik denk dat we beter moeten luisteren naar de jongere zelf. Wat wil hij, waarom is hij hier? En dan zul je zien dat de verhalen sterk uiteenlopen, van oorlogsrelazen over familiaal geweld tot armoede. Sommigen zijn door de familie gestuurd, anderen zelf vertrokken."

    De erkende politieke vluchtelingen kunnen sowieso blijven, maar de opvangcrisis heeft ook op hun traject een grote invloed. Anno 2011 moeten ze meteen na hun positieve beslissing het centrum verlaten en alleen gaan wonen. En zo krijg je vijftienjarigen die op zichzelf aangewezen zijn, geen studio vinden of van het plaatselijke OCMW geen leefloon krijgen wegens minderjarig. "Als voogd hoop je altijd dat de jongere asiel krijgt", meent Mike De Preetere, "en ook dat er niet al te lang in onzekerheid moet worden geleefd over het vonnis. Maar je moet nu ook duimen dat de asielbeslissing niet veel eerder dan bij de achttiende verjaardag valt. Wat moet zo'n kind immers alleen op een kamer?"

    "Met jongeren die geen asiel zoeken en hier dus om andere redenen zijn, kunnen we misschien opteren voor een contract", vindt Pede. "Ze volgen hier een opleiding, maar keren vanaf hun achttiende terug naar huis. Bovendien moeten we, in Europees verband, beter samenwerken met de overheden van de landen van herkomst, zodat kan worden geijverd voor beter onderwijs en meer jobkansen daar, en zodat ze niet hoeven te komen. Dat is de fundamentele opdracht."

    04-08-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    25-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'t Stad is niet van Assaad


    Drie jaar geleden kwam Assaad Idrissi met een uitnodiging van de ULB op zak in België aan. Hij vroeg prompt politiek asiel aan, en kreeg dat enkele maanden later. Maar daarmee waren zijn problemen niet ten einde. 'In Marokko kon ik als homo niet bestaan, hier niet als Marokkaan. Waar vind ik mijn plek?' De ontdekking van Vlaanderen door Assaad Idrissi.

    Station Antwerpen-Centraal, maandagavond, een vol perron. Vier Marokkaanse meisjes schelden een bejaarde dame uit. Ze doen dat in het Darija, maar de teneur is duidelijk. Een wat gezette Noord-Afrikaan komt tussenbeide. "Salaam waleikum. Mag ik vragen: wat heeft die vrouw jullie misdaan? Ken je haar?" De tieners kijken vreemd op. "Gaat je niks aan." De man laat zich niet afschepen. "Stel dat het jouw moeder overkwam, wat zou je er dan van vinden", vraagt hij. "Waag het niet over mijn moeder te spreken", zegt het meisje. "Jouw moeder, de mijne, deze dame: ze belangen ons allemaal aan. Welke maatschappij creëren we als we niet respectvol met elkaar kunnen omgaan?" De meisjes zeggen niets meer.

    Assaad Idrissi (29) lacht. "Het gebeurt al te vaak", zegt hij. "En ik ben er niet achter gekomen waarom ze dit doen. Ze hadden er geen verklaring voor. Noem het een negatieve vorm van zich manifesteren, een poging om de verveling te verdrijven, weet ik veel." Assaad zegt dat hij het niet kan laten om bij dit soort situaties tussenbeide te komen. Of het nu gaat om verwensingen aan het adres van bejaarden, heibel onder hangjongeren of homofoob geweld. "Het is onze taak als burgers om te bemiddelen, verklaringen te zoeken, te communiceren", zegt hij.

    Zelf voelde de man zich de voorbije jaren niet erg welkom in Vlaanderen. "Ik had nooit verwacht dat mensen ook in het Europa van de mensenrechten in die mate kunnen worden versmald tot één verwerpelijk etiket: ongewenste vreemdeling. In zeker opzicht heb ik in Antwerpen hetzelfde gevoel als in Marokko vroeger: er is geen plaats voor mij, ik kan niet bestaan. In mijn geboorteland niet als homo, hier niet als buitenlander."

    JE PLAATS VERDIENEN

    Op 1 september is het drie jaar geleden dat Assaad in België arriveerde, met een uitnodiging om aan de ULB een opleiding van een maand te volgen. Twee weken na aankomst vroeg hij politiek asiel aan. "De situatie in Casablanca was onhoudbaar geworden. Ik had een baan als pedagogisch medewerker bij een aidspreventieorganisatie en hield me bezig met het verstrekken van condooms en het organiseren van praatclubs voor homo's en mannelijke sekswerkers. Herhaaldelijk kreeg ik last met de politie, die mijn activiteiten beschouwde als aanzetten tot ontucht. Er kwam een gerechtelijk onderzoek, het proces lag in het verschiet. Van de directrice van mijn organisatie kreeg ik te horen dat ze niets voor me kon doen, het was te riskant. Homoseksualiteit is in Marokko nog altijd illegaal. 'Wat had je gedacht, Assaad', zei ze. 'Waan je je in Zwitserland misschien?' Toen wist ik het wel."

    Zonder iemand van zijn plannen op de hoogte te brengen, besloot Assaad van de studiekans gebruik te maken om zijn land te ontvluchten. "Ik dacht aan mijn moeder en vroeg me af hoe zij het nieuws zou verwerken. Ik ben haar enige zoon. Ze heeft mijn seksuele geaardheid altijd aanvaard, van bij ons eerste gesprek erover, toen ik dertien, veertien was. 'Mijn liefde verlies je nooit', zei ze. 'Homo of niet, je blijft mijn kind.' Het deed me verdriet dat ik zomaar was vertrokken, maar het kon niet anders. En achteraf begreep mijn moeder het wel. Ze is me een jaar later zelfs komen opzoeken tijdens haar vakantie."

    Na zijn opleiding kwam Assaad gedurende vier maanden in een asielzoekerscentrum in Alsemberg terecht. "Het was een heel vreemde ervaring. Ik betwijfel of de modale burger zich daarvan bewust is, maar je bent er niet in België. Weg rechten en democratie. De heersende cultuur is vergelijkbaar met die van mijn thuisland: conservatief, traditioneel, autoritair. De enigen die zich niet afwendden toen ze hoorden dat ik homo was, waren de begeleiders."

    Van Alsemberg verhuisde Assaad naar een 'lokaal opvanginitiatief' in Rijkevorsel. Hij noemt het een aangename plek, en houdt met tal van maatschappelijk werkers daar nog altijd contact. "In Alsemberg had ik al de eerste module Nederlands afgewerkt en nu ging ik een intensieve taalcursus volgen in Turnhout. Het frustreerde me dat ik de mensen niet begreep en dat zo veel dingen daardoor verloren gingen. Bovendien wilde ik zo snel mogelijk een plaats verdienen in mijn nieuwe natie, en dat was alleen mogelijk met een grondige kennis van het Nederlands. Ik zette alles op alles en haalde de beste resultaten van de klas."

    'MAROKKAAN'

    Toen Assaad in april 2009 politiek asiel kreeg, moest hij een eigen flat zoeken. Aanvankelijk wilde hij naar Brussel, maar de drang om in het Nederlands te leven deed hem voor Antwerpen opteren. Hij schrijft zich in aan de avondschool, koopt van zijn eerste leefloon een digitale Van Dale en gaat op zoek naar een baan. Vanaf december kan hij aan de slag als logistiek medewerker in het Jan Palfijnziekenhuis.

    "Via de artikel 60-tewerkstelling, die je voor een jaar aan een eerste job helpt. Ik mocht eten rondbrengen, het materieel helpen onderhouden, dat soort dingen. De taken waren niet te vergelijken met het echt sociale werk dat ik in Casablanca deed, maar het was best oké. De patiënten waren blij met de aandacht, en wat voor mij telde was dat ik niet langer met een uitgestoken hand leefde. Wie werkt, is iemand. Punt. Ik vond dat ik iets terug moest doen voor het land dat me een tweede kans gaf een nieuw leven waarin ik me niet meer hoef te schamen. Ik gaf me op voor de speelpleinwerking, ik meldde me als vrijwilliger bij het Roze Huis en schreef me in voor sensibilisering onder Arabischtaligen inzake gezondheidsthema's. Ik hoef nog niet over de Belgische nationaliteit te beschikken om een burgerverantwoordelijkheid te hebben."

    Assaad timmert zijn dagen dicht met werken, avondschool en vrijwilligerswerk, maar helemaal goed gaat het niet. "Elke dag weer waren er opmerkingen. In winkels, op straat, in het ziekenhuis. Waar kom je vandaan, vragen ze, en je beseft dat je een slechte beurt zult maken met je antwoord. Marokkaan, het etiket voor de nietsnut. Soms krijg je te horen dat je een uitzondering bent. Op de meeste dagen kon ik er om lachen, soms helemaal niet. Neem de dokter in het ziekenhuis, en het verhaal van de inbraak in de villa tijdens een koffiepauze. 'Wedden dat het twee Marokkanen waren', zei de man: 'Je zult zien.' Ik dwong mezelf om te zwijgen."

    "Hoe komt het dat stereotypen in deze stad zo bon ton klinken? Waarom kleeft er een smet aan iedereen die niet van 't stad komt? Ik ben er nog steeds niet achter. Misschien, dacht ik, wordt het anders als ik volstrekt accentloos Nederlands praat. Maar dat duurt erg lang, de zes modules die ik in drie jaar tijd afwerkte ten spijt. Ik betrapte mezelf erop dat ik steeds vaker aan verhuizen dacht. Naar Brussel, de stad die van iedereen is. Maar vertrekken voelde als een nederlaag en dus besloot ik het nog één keer te proberen, met een opleiding."

    WIJ ZEGGEN WAT U DENKT

    "Tijdens de laatste maanden in het ziekenhuis overlegde ik met de VDAB over mijn toekomst. Hier een diploma maatschappelijk werker halen, dat was mijn droom. Mijn jarenlange ervaring als maatschappelijk werker in Marokko zou ik perfect kunnen aanwenden bij allochtone jongeren hier. Ik weet hoe ze denken, hun cultuur is tot op zekere hoogte de mijne. En toch mocht het niet. Ze zeiden dat het geen knelpuntberoep was en daarmee was de kous af."

    Assaad zucht. "Fundamenteel is mijn missie heel eenvoudig: anderen proberen een beetje gelukkig te maken, dat geeft me een goed gevoel. De erg hartelijke contacten met bejaarden in het ziekenhuis motiveerden me om me in te schrijven voor de verzorgingsopleiding."

    Assaad krijgt te horen dat hij de eerste Marokkaanse man is die zich voor een dergelijke cursus inschrijft, hier en daar wordt gefluisterd dat niet alle klanten daarmee opgezet zullen zijn. Hij probeert zich er niets van aan te trekken, en de eerste maanden van theoretische vakken verlopen vlekkeloos. In de paasvakantie gaat hij voor het eerst op stage in de Mechelse thuiszorg. "Al na dag twee vertelde de verantwoordelijke dat ze klachten had gekregen. Een bejaarde die ik die ochtend had bezocht, wenste niet langer geholpen te worden door een Marokkaan. Onze soort kwam zijn huis niet in. Ik wist aanvankelijk niet wat ik moest zeggen en dacht aan de onaangename ontmoeting met de man. Hij droeg me klussen op die niet tot het takenpakket behoren en bovendien mocht ik niet in de kamer komen waar hij zich bevond. Ik hoop dat je het begrijpt, zei de verantwoordelijke, de klant is koning."

    "Het was de eerste keer dat ik hulpbehoevenden als klanten zag, voor mij gaat het om de menselijke interactie. Haar woorden kwetsten me, maar ik hield mezelf voor dat zieke, bejaarde mensen vergeven moeten worden. De wereld is erg veranderd sinds zij jong waren."

    Toen de volgende dag iets vergelijkbaars gebeurde, kreeg Assaad het moeilijk. "Een dame liet me met tegenzin binnen en zei dat ik niet in de buurt van de kasten mocht komen. Ze volgde al mijn handelingen met argusogen. Ik voelde me ontzettend vernederd."

    Assaad sleepte zich door de rest van de stage. Hij voelt zich moe en leeg. "Het leek wel alsof al mijn moeite voor niets was. Er viel schijnbaar nooit aan te ontkomen. Luttele weken later hadden we examen. Ik beloofde mezelf dat ik er niet voor zou studeren. Wie niet slaagt, gaat eruit. Dat moest dan maar, vond ik. En toen kwamen de resultaten: ik had 71 procent en hoorde verder te studeren."

    Begin juni begon een nieuwe stageperiode, Assaad gaat een maand lang werken in een bejaardentehuis in Deurne. "Elke dag om half vier opstaan om om zeven uur te beginnen werken. Lastig, maar dat deerde me niet. Een paar maanden eerder was ik naar Brussel verhuisd, ik hield het niet langer uit in Antwerpen. Dat pendelen en lang onderweg zijn was de consequentie van mijn keuze. De bewoners van het tehuis waren ronduit geweldig. Ze genoten ontzettend van de aandacht, van het praatje of grapje dat ik met ze maakte. Dat gaf me moed, ik voelde me nuttig, gewaardeerd. Bovendien vulden de verplegers mijn stagerapport dag na dag met lovende woorden. Kijk: 'Gemotiveerde kracht, vriendelijk en behulpzaam, ziet werk', staat hier. En dit: 'Altijd bereid om bij te springen, goede collega.'"

    Moed der wanhoop

    Op 27 juni raakte Assaad tijdens de koffiepauze verwikkeld in een gesprek met drie collega's. "Het begon met het verhaal over een vrouw met een hoofddoek die tijdens het weekend haar wagen parkeerde op een gehandicaptenplaats. Als het aan mijn collega had gelegen, dan had ze die vreemdeling flink mores geleerd, maar haar dochter hield haar tegen. Even later begon een andere collega over plaatsgebrek in het basisonderwijs: 'Dat is allemaal jullie schuld. Buitenlanders kweken als konijnen.' Een collega beaamde: 'Profiteren van de sociale zekerheid, daar zijn jullie goed in. Waarom ben jij eigenlijk naar hier gekomen en niet naar China? Ach, ik weet het wel, daar hadden ze je immers niets gegeven.' Ik ben opgestaan en heb gezegd dat ik stage was komen doen in de sociale sector, niet bij het Vlaams Belang."

    "Ik zocht het diensthoofd op. Die reageerde koeltjes. Hij zei dat hij al tien jaar met deze mensen werkte en nooit problemen had gehad. Maar als ik wou, kon ik een overplaatsing krijgen. Ik werd aangevallen en moest zelf vertrekken. Lijkt dat logisch? Ik ben weggegaan, in een klimaat van haat kan ik niet werken. Aan het einde van de middag kreeg ik de directeur van de opleiding te spreken. Hij vond mijn reactie overdreven. 'De mentaliteit is wat ze is en jij zult die niet veranderen', argumenteerde hij."

    Op vrijdagmiddag ontving de arbeidsconsulente hem op haar kantoor. Hij laat haar de in keurig Nederlands gestelde brief zien die hij daags ervoor had opgesteld. "Ik ging er met de moed der wanhoop naartoe, het vooruitzicht op schorsing, op werk noch opleiding, stemde me erg triest. Moest ik dan toch weer vertrekken? En waarheen dan? In welk land ben ik welkom?"

    De ontmoeting verliep anders dan verwacht. De consulente luisterde begripvol naar het relaas van Assaad en toonde zich verbolgen. "Zij heeft me over de streep getrokken. Ze zei dat ik mijn toekomst niet mocht laten verpesten door de dwaasheid van anderen. Ik ben teruggekeerd, voor de laatste stagedagen. Blij met de steun van sommigen, ongerust over hoe het nu verder moet. Waarom moet ik altijd in de eerste plaats een buitenlander zijn? Gaat het ooit voorbij? Word ik in de ogen van anderen ooit een mens?"


    25-07-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:AFRIKA
    25-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd

    Het Marokkaanse referendum over een nieuwe grondwet op 1 juli zorgt ook onder de 300.000 Marokkanen in België voor beroering. Debat is uit den boze. Googel de naam van democratiseringsactivist Radouane el-Baroudi en je botst op een videofilmpje met als titel 'Bericht aan de verrader'. En hij is niet de enige verdediger van de 'Jeugd van 20 Februari' in België die wordt beschimpt.


    Nadia Oussehmine (30) heeft sinds het begin van de Arabische lente een Engelstalige blog over het geboorteland van haar ouders. "Ik had het gevoel dat er weinig aandacht was voor Marokko. De revoluties in Tunesië, Egypte en later Libië en Syrië werden opgemerkt, maar het leek alsof Marokko onder de radar bleef. Nochtans: het feit dat 300.000 mensen eensgezind op straat kwamen om fundamentele hervormingen te eisen, was absoluut historisch. Voor het eerst was de angst verdwenen, de angst die al regeert van tijdens de 'jaren van lood', zoals de dictatuur wordt genoemd van de in 1999 overleden koning Hassan II, de vader van de huidige vorst Mohammed VI."

    Via haar blogs kwam Nadia in contact met andere democratiseringsactivisten die de Jeugd van 20 februari, zoals de nieuwe oppositiebeweging in Marokko wordt genoemd, vanuit België via onder meer Facebook en Twitter wilden ondersteunen. "Toegegeven, ik voel me meer Belgisch dan Marokkaans. Noem het de invloed van de katholieke scholen in Wachtebeke en Zelzate, waar ik studeerde. Dat we kritisch moesten zijn, leerde ik daar, en dat je de dingen in vraag moet stellen om een eigen, onafhankelijke mening te vormen. Maar in het vaderland van mijn ouders, waar we jaarlijks op vakantie gingen, was dat allesbehalve een geschikte attitude."

    "Mijn betrokkenheid is evenwel gebleven. Terwijl de meeste overzeese Marokkanen in Casablanca of Agadir beschouwd worden als apolitieke melkkoeien die zo snel mogelijk van hun geld ontdaan moeten worden en die zich alleen interesseren voor oppervlakkige vakanties aan het strand, in de medina of in de discotheek, wil ik proberen bruggen te slaan tussen de jongeren daar, die vechten voor een democratische toekomst, en de allochtonen hier. Maar dat wordt ons niet in dank afgenomen. Een poging tot debat eindigt prompt in een scheldpartij met zogenaamde 'amicals', spreekbuizen van het regime die ook hier talrijk aanwezig zijn."

    Verketterd

    Bij Radouane el-Baroudi (31) was het zijn vader die hem een politiek geweten schopte. In tegenstelling tot de meeste Marokkanen die hier in de jaren zestig als zogenaamde gastarbeiders kwamen werken, was Mohammed el-Baroudi een politieke balling, een medestander van de in 1965 'verdwenen' linkse activist Mehdi Ben Barka. "Ik was 15 toen ik er voor het naar Marokko kon gaan, met in mijn hoofd kleurrijke verhalen van mijn vader over het platteland rond Casablanca, de graanschuur van het land."

    "Ik was geschokt door wat ik zag. Het landschap was er een van wanhoop, misère en grootschalige stadsvlucht. Toen ik er hem bij mijn terugkeer mee confronteerde, haalde hij de schouders op. 'Ik heb je mijn Marokko gegeven, zoals ik het me herinner. Jij zult het jouwe moeten opbouwen', zei hij. En dat heb ik ook geprobeerd. Ik nam me voor om de modale burgers te leren kennen, de dorpelingen die het gros van de bevolking uitmaken. Hun situatie is nauwelijks verbeterd: de misère, de corruptie, de slechte gezondheidszorg en de onderontwikkeling zijn gebleven. Jongeren hebben geen perspectieven, vandaar hun roep om verandering. Alleen voor de toeristen werd het beter. Die kregen nagelnieuwe tolwegen en resorts."

    Net als zijn vader neemt Radouane geen blad voor de mond, zelfs als dat betekent dat hij door de allochtone gemeenschap wordt verketterd. Googel zijn naam en je botst op een videofilmpje met als titel 'Bericht aan de verrader', met vermelding van zijn volledig adres, zijn telefoonnummer en zelfs zijn werkgever. "Er is volstrekt geen cultuur van debat en overleg. Als je stelt dat de zogenaamd fantastische nieuwe grondwet oude wijn in nieuwe zakken is, dan loopt het gesprek uit de hand. Bij de bakker, de kapper... Elke dag maak ik dat mee, maar dat moet dan maar. Zwijgen is medeplichtig zijn. Waar is je respect, zeggen ze dan, voor de koning als 'voorganger der gelovigen'. Je wordt verondersteld als goede moslim de rangen te sluiten, uit een soort van misplaatst patriottisme."

    Radouane verdedigt zich nu met zijn camera. 'Ik heb alle Franstalige politici en artiesten van Marokkaanse afkomst benaderd met de vraag of ze hun mening willen geven over de Arabische lente en de Marokkaanse beweging van 20 februari. Slechts een handvol was bereid tot een interview. De rest is bang, neemt geen risico, wil altijd aan de juiste kant staan."

    Repressief

    Een van de mensen die reageerden, was ex- Ecolo-parlementslid en psycholoog Fouad Lahssaini (51), die 30 jaar geleden in België kwam studeren. "Ik herinner me nog de inschrijving aan de ULB, en het citaat van de negentiende-eeuwse wiskundige Henri Poincaré in het eerste artikel van het statuut van de universiteit. 'Het denken moet zich nooit onderwerpen (...), anders houdt het op te bestaan.' Ik kon haast niet geloven wat ik las, zo haaks stond deze gedachte op alles wat me was geleerd. In een cultuur van angst en van geweld zijn we in Marokko opgegroeid, en die is hierheen geëxporteerd. Als je wilt begrijpen wat er aan de hand is met die kleine groep jonge, criminele Marokkanen, die het voor iedereen, ons voorop, verziekt, moet je evengoed daar naar terug. Intimidatie in plaats van debat."

    "Ik denk dat de meeste Belgen zich er niet bewust van zijn in welke mate het Marokkaanse regime repressief is gebleven, hoe modern M VI zich ook voordoet. Die onderdrukking repliceert zich ook in de gemeenschap hier. Er zijn tal van organisaties wiens enige taak erin bestaat op te treden als spreekbuis van de overheid en dus van de koning. Elke verkozene, of het nu om een gemeenteraadslid dan wel om een parlementslid gaat, wordt ontboden op de ambassade, om hem of haar voor te houden dat de eerste loyauteit die aan de eigen afkomst is. Dat verklaart waarom de meesten hun mond houden en waarom zij die niet zwijgen zo vijandig worden bejegend. Aanstaande zondag maken we een video waarin we gewone mensen aan het woord laten over de noodzaak van een boycot van het referendum en waarom een tekst die eenzijdig wordt samengesteld en dan gauw gauw aan een stemming wordt onderworpen, niet democratisch genoemd kan worden. Benieuwd hoeveel rabiate aanvallen dat weer genereert."

    25-06-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    19-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'

    De Bahreinse versie van de Arabische Lente was bepaald geen succesverhaal: vier maanden later zitten honderden mensen vast, 2.000 anderen verloren hun job en de dokters die de gewonde demonstranten verzorgden, staan terecht. Jaffar al-Hasabi (39) maakte de revolte van nabij mee. Sterker nog, hij was een van de gevangenen die op 23 februari werden vrijgelaten om de betogers gunstig te stemmen.

    Jaffar al-Hasabi ziet er getekend uit. De vele martelingen en het 23 dagen lang uit zijn slaap gehouden worden, hebben hun tol geëist. Maar hij mag van geluk spreken, deze vader van vijf kon nog net op tijd ontkomen. Twee dagen nadat hij op 12 maart van dit jaar naar Londen vertrok, marcheerden de Saoedische soldaten Bahrein binnen. Om de orde te herstellen en de soennitische koning Hamad bin Isa al-Khalifa te beschermen tegen de gramschap van zijn voor driekwart uit sjiieten bestaande volk.

    In de weken die volgden, klopten politie en veiligheidsdiensten overuren. Vijfhonderd mensen werden aangehouden. Vorige zondag nog werd een 20-jarige studente tot één jaar celstraf veroordeeld voor het scanderen van een antiregeringsgedicht op het onderhand van zijn monument ontdane en herdoopte Parelplein. Volgens haar advocaten werd ze in de gevangenis zwaar gemarteld.

    Idem dito voor de 48 chirurgen, dokters en verplegers van het Salamaniyahospitaal in Manama, die zich dezer dagen in het beklaagdenbankje bevinden omdat ze de kogelwonden van de betogers hebben verzorgd. Ze worden ervan beschuldigd "wapens te hebben gestockeerd", wat de Britse journalist en ooggetuige Robert Fisk vorige week nog afdeed als "een hoop leugens". Zijn krant, The Independent, wordt nu door de Bahreinse overheid aangeklaagd wegens smaad.

    Jaffar al-Hasabi is niet verwonderd over de huidige stand van zaken. Zestien jaar geleden maakte hij al kennis met de ijzeren hand van het regime.

    "Toen ik in 1991 mijn opleiding als informaticus had afgerond, besefte ik dat het als sjiiet erg moeilijk zou worden om een job te vinden. Alleen als je veel beter bent dan de soennitische kandidaten maak je een kans en sowieso zijn instanties als leger en politie voor ons uitgesloten. Ik wilde die hele vernederende selectie niet doormaken en besloot me in Koeweit te vestigen. Twee jaar later keerde ik naar Bahrein terug en opende een winkel voor herstelling van computers.

    "Met een aantal vrienden van de universiteit begon ik een gratis krant, die via de sjiitische moskeeën werd bedeeld. Daarin eisten we dat de uit 1975 daterende opschorting van de grondwet en van het parlement werden opgeheven en dat de uitzonderingswetten die systematische mensenrechtenschendingen mogelijk maakten, werden afgeschaft. Ook wilden we dat er een einde kwam aan de structurele achterstelling van de sjiitische meerderheid inzake jobs, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg."

    Erg lang zingen Al-Hasabi en zijn vrienden het evenwel niet uit. Op 10 januari 1995 wordt de computertechnicus gearresteerd en drie dagen lang gemarteld. "In dat opzicht is het regime erg inventief. Ze hangen je ondersteboven aan haken aan het plafond, ranselen je voetzolen af, dreigen met moord en verkrachting opdat je een valse bekentenis zou ondertekenen. Altijd willen ze dat je toegeeft dat je een een Iraans agent bent."

    Om onduidelijke redenen wordt Al-Hasabi halverwege januari 1995 vrijgelaten, waarop zijn familie hem meteen naar Qatar laat ontkomen. Aan het einde van dat jaar reist hij naar Londen, waar hij politiek asiel aanvraagt en een opleiding management aanvat. "Het waren goede jaren, ik heb twee studies afgemaakt, ben getrouwd, vader geworden. En gelukkig was mijn familie bemiddeld genoeg om me in Londen te komen opzoeken."

    Ondertussen blijft Al-Hasabi politiek actief. Hij voegt zich bij de Bahrain Freedom Movement en maakt plannen om zo gauw de situatie het toelaat naar zijn land terug te keren. "De eerste keer was in 2005, toen mijn vader op sterven lag en sindsdien ging ik elke zomervakantie met de familie."

    In het decennium sinds zijn vertrek naar Groot-Brittannië veranderde er in de kleine Golfstaat behoorlijk wat. Bij zijn aantreden in 1999 belooft de nieuwe koning dat hij de democratie in ere zal herstellen, wat drie jaar later uitmondt in de bekrachting van een nieuwe grondwet en van een nieuw parlement. Bovendien stellen mensenrechtenorganisaties vast dat de schendingen waarmee arrestaties decennialang gepaard gingen, drastisch afnemen. Of tenminste, tot in 2007, als straatprotesten van de sjiitische meerderheid opnieuw uitmonden in massale arrestaties en martelingen in detentie.

    "Het punt was dat de koning zijn beloftes over een beter leven voor de modale burger niet inloste. De frustratie groeide en de mensen kwamen op straat. Zo bijvoorbeeld wilden en willen ze nog steeds dat er een einde komt aan de zogenaamde politieke naturalisaties. De soennitische elite voelt zich bedreigd door het demografische overwicht van de sjiitische bevolking en probeert dat bij te sturen door soennitische buitenlanders de Bahreinse nationaliteit aan te bieden."

    Het Bahreinse Centrum voor Mensenrechten vlooide de kwestie in 2002 al uit en concludeerde dat de Bahreinse nationaliteit eerst werd verstrekt aan de leden van een aantal Saoedische clans, te beginnen met de Al-Dawasers in Dammam. Terwijl de sjiieten jaren moeten wachten op sociale huisvesting in eigen land, getuigen tal van leden van deze clan dat ze meteen een huisje kregen aangeboden, dat ze dan veelal als vakantiewoonst voor de kinderen inrichtten. In ruil voor die gunsten worden de nieuwe Bahreini's opgetrommeld voor verkiezingen, waarbij ze de regeringskandidaten moeten steunen.

    De jongste jaren is de naturalisatie sterk opgevoerd en maakten vele duizenden (soennitische) Pakistanen, Jemenieten en Syriërs er gebruik van. "Dat is het antwoord van de overheid op het zogenaamde herstel van de democratie. Een andere handigheidje is de ongelijke vertegenwoordiging in het parlement. Heeft een sjiitische wijk met 40.000 inwoners één zetel, dan krijgen soennitische buurten met 20.000 mensen al twee zetels."

    Voor Hasabi gaat het in de zomer van 2010 andermaal mis. Als hij op 15 augustus in Bahrein aankomt, wordt hij meteen gearresteerd. "Ze zeiden dat ze me tijdens elk familiebezoek in de gaten hadden gehouden en nu over voldoende bewijsmateriaal beschikten om me in staat van beschuldiging te stellen. Ik werd via een achterdeur afgevoerd en vervolgens 23 dagen lang gemarteld.

    "Op 28 oktober verschenen ikzelf en 22 politieke medestanders voor het eerst voor de rechter. Onze advocaat had ons één ding op het hart gedrukt: dat we voor de aanwezige internationale pers zouden vertellen wat ze ons hadden aangedaan. Nu moet je dapper zijn, zei hij. In de wetenschap dat je als vergelding weer wordt gemarteld, moet je toch de waarheid vertellen. Alleen zo maken we een kans. Dat hebben we ook gedaan. Onze lotgevallen werden door BBC, CNN, en tal van andere media belicht en aldus kwamen de Bahreini's erachter.

    "De verontwaardiging was gigantisch, ik ben ervan overtuigd dat dit een van de aanleidingen was voor de revolte die op 14 februari begon en die na een week uitmondde in onze vrijlating als zoenoffer aan de betogers."

    Daags nadien haast Al-Hasabi zich naar het Parelplein om zich bij de manifestanten te voegen. "Het voelde geweldig, de angst was weg en even hadden we hoop dat er fundamentele verandering zou komen, dat de koning bereid zou zijn tot democratisering en een heuse dialoog met het volk.

    "Ondertussen zeiden onze medestanders in Londen aan de telefoon dat het er slecht uitzag. Ze drongen er op aan dat ik meteen zou vertrekken. Dat kon ik niet. Altijd weer stelde ik het afscheid uit. Tot mijn familie me ertoe verplichtte. Op 12 maart heb ik het vliegtuig genomen, twee dagen voor de Saoedi's binnenvielen.

    "Het was op het nippertje. Al diegenen die in februari waren vrijgelaten, zitten ondertussen weer vast, naast honderden anderen. Minstens vier mensen zijn al in detentie overleden.

    "U vraagt of ik nog hoop heb? Is er een alternatief? Ik maak me sterk dat er licht moet zijn aan het einde van de tunnel. De vrijheidsdromen van duizenden mensen zijn tijdelijk aan diggelen geslagen maar je kunt de geest niet terug in de fles krijgen. Dit is een tijdelijke tegenslag. U zult zien, we zullen winnen. Inshallah."

    19-06-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    16-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
    De Iraaks-Nederlandse regisseur Mohamed al-Daradji (33) beleeft drukke tijden. Zijn film Son of Babylon komt volgende week uit en afgelopen weekend presenteerde hij in Brussel Iraq: War, Love, God and Madness, een documentaire over het draaien van zijn eerste film, Ahlaam. Dat debuut kwam er niet zonder slag of stoot: filmen in Bagdad bleek waanzinnig moeilijk en gevaarlijk.


    'Denk aan de duizenden mensen die naar je zullen luisteren', zo hield mijn vader me als kind voor. Dat was een aantrekkelijke gedachte ja. Ik heb het er bij de projectie van mijn film Ahlaam in Bagdad in 2007 nog over gehad", zo vertelt regisseur Mohamed al-Daradji, die in Brussel te gast is op het Millenium Documentary Film Festival. "Vader, ik heb een boodschap", zei ik, "niet van religie, maar van hoop en liefde. Duizenden mensen zullen er naar komen kijken, je zult zien."

    "De vertoning voor 1.500 mensen had noodgedwongen plaats in een theaterzaal. Het geluid was vreselijk en over de projector wil ik het niet eens hebben. Maar de mensen huilden van ontroering toen ze mijn verhaal zagen over Ahlaam en twee andere patiënten van een psychiatrische instelling die twee dagen na de VS-invasie in maart 2003 werd gebombardeerd. Toen wist ik dat ik in Irak moest blijven filmen."

    Eenvoudig was het evenwel niet, zo mag blijken uit Iraq: War, Love, God and Madness, de documentaire die al-Daradji in 2010 maakte over het draaien van Ahlaam. Zijn in Bagdad achtergebleven ouders vonden het een vreselijk gevaarlijk plan. Er viel niet aan een camera te komen en een actrice vinden voor de rol van Ahlaam was al even onmogelijk. De jonge vrouw die uiteindelijk toestemde, stelde haar eisen: zowel haar echtgenoot als haar anderhalf jaar oude zoontje zouden permanent aanwezig zijn op de set en manlief moest ook de rol krijgen van haar verkrachter. In een contract moest ik beloven dat alles zou worden gefilmd op de vooraf afgesproken manier, zo niet zou ik een schadevergoeding van 2 miljoen dollar betalen. Stel je voor, ik had een filmbudget van amper 10.000 euro."

    Bom op binnenkoer

    Het filmen zelf is gevaarlijk: voortdurend wordt de crew tegengehouden aan checkpoints de ene keer zegt de crew dat ze voor Al Jazeera werken, op andere momenten beweren ze dat ze filmstudenten zijn die aan een liefdesverhaal werken. "Een gewoon mens liep al voortdurend gevaar, maar voor ons gold dat dubbel. 'Film waar je wilt', zei mijn moeder, 'maar niet in dit godvergeten land.' Ik probeerde er haar van te overtuigen dat het allemaal best meeviel, maar veel indruk maakte dat niet. 'Luister jongen', zei ze, 'we kunnen niet nog meer tragedies hebben.' Luttele maanden eerder hadden we ons 10-jarige neefje verloren, toen er een bom op de binnenkoer viel. En tal van vrienden en bekenden waren onderhand gestorven.

    "Het is aan haar dat ik dacht toen we op 16 december 2004 in de val liepen. We waren aan het filmen in de Haifa-straat, die door de Amerikanen de dodenweg werd genoemd omdat het er zo onveilig was. In die tijd ging het nog niet om losgeld. Doorgaans werden de slachtoffers meegenomen, gemarteld, vermoord en dan in de Tigris gegooid. Ons kantoor was vlak bij de rivier, we hadden de politie er al veel lijken zien uit vissen.

    "Het was een Al Qaidagroep die ons ontvoerde. Ze blinddoekten ons, namen ons mee naar een onbekend oord en ranselden ons af. Een van de crewleden kreeg een kogel in het been. De mishandelingen hielden enige uren aan, ik had het gevoel dat we een ding waren geworden, om op te schoppen, om zich aan te vergrijpen. Het is moeilijk om te beschrijven. Je verkeert in een toestand van shock. Er is geen tijd om na te denken, je reageert, zoekt een uitweg, probeert psychisch overeind te blijven."

    Het liep goed en niet goed af. De vier gijzelaars werden meegenomen naar de oever van de Tigris, waar de oudere make-upartiest de anderen de opdracht gaf hun laatste gebed te doen. In de verte weerklonken politiesirenes, die dichterbij leken te komen. De mannen baden snikkend, wachtend op de kogel. Die er niet kwam.

    "Wellicht waren het de sirenes die hen deden vluchten. We krabbelden recht, ontdeden elkaar van de blinddoek en probeerden vruchteloos een auto tegen te houden. We zagen er verschrikkelijk uit, met onze bebloede, blote bovenlijven en gescheurde broeken. Uiteindelijk was een taxichauffeur bereid om ons naar het dichtstbijzijnde hospitaal te brengen, waar de kogelwonde van onze collega werd verzorgd. Even later kwam een van de dokters aan wie ik het verhaal had gedaan, met een groep gewapende mannen terug. 'Die moet u hebben', zei hij. Ik kon mijn oren niet geloven. Andermaal werden we geblinddoekt en afgevoerd, nu naar een grote grafkelder op een begraafplaats.

    "Het probleem was dat we geen idee hadden wie deze mannen waren. Moesten we zeggen dat we soennieten waren, of sjiieten, voor of tegen Saddam Hoessein? Op die manier proberen gijzelaars immers hun overlevingskansen te vergroten, alleen wisten we dit keer niet voor wie we ons moesten uitgeven. Halverwege de nacht hebben die mannen ons aan de Amerikanen overgedragen, ze zeiden dat we filmpjes voor Al Qaida maakten. Gelukkig heb ik toen kunnen bewijzen dat ik de Nederlandse nationaliteit had, waarop de ambassade werd ingeschakeld. Dat paspoort heeft me gered."

    Nederland? "Ja, ach, het is een lang verhaal. Over hoe ik gepassioneerd raakte door theater, film en literatuur en hoe de ijzeren hand van de dictator de keel van mijn lievelingsneef en beste vriend dichtkneep omdat hij zogenaamd een opposant was. Toen wist ik dat ik het land uit moest. In 1995, op mijn achttiende, vluchtte ik naar Nederland, waar ik politiek asiel kreeg en ging studeren.

    "Ik had in Europa films kunnen maken en iedereen die me hoorde zeggen dat ik meteen na het behalen van mijn diploma in 2003 naar Bagdad wilde om te filmen, verklaarde me gek. Vier maanden na de VS-invasie kwam ik er aan, met het scenario voor Ahlaam in mijn hoofd.

    "Het was een waar gebeurd verhaal, ik zag het in Groot-Brittannië op de tv. Een waanzinnig meisje in een witte jurk, ze sprak een onbestaande taal. Die nacht heb ik van haar gedroomd. Wie is de ware krankzinnige, vroeg ik me de volgende dag af, het regime van Saddam Hoessein, dat ons tot onvrijheid veroordeelde, de Amerikanen die dood en vernieling zaaiden, de milities die onschuldigen vermoordden? Of mensen als Ahlaam, gekken die door het bombardement gedwongen werden op straat rond te zwerven? Ik moest absoluut in Irak filmen, om met mijn volk datgene te delen wat Europa me had gegeven: inzicht in cultuur, een onwrikbaar geloof in mensenrechten. Het was ook nodig om het beeld tegen te spreken dat de internationale media van Irak schetsten in hun nieuwsjournaals. Toegegeven, de confrontatie was bikkelhard: ik herkende de stad waarin ik was opgegroeid nog nauwelijks. De straten waren verlaten, veel gebouwen vernield. En het leek wel alsof de menselijkheid was vermoord."

    In 2006 werd zijn debuutfilm internationaal gunstig onthaald en twee jaar later keert al-Daradji terug voor een nieuwe film, Son of Babylon, die volgende week in de Belgische bioscopen te zien is. "Ik had mijn les geleerd: zonder afdoende veiligheidsmaatregelen viel er niet te werken, zeker niet nu we het verhaal over een moeder en haar zoon die in de Iraans-Iraakse oorlog sneuvelt, in zeven steden zouden filmen. Er was een gigantische organisatie voor nodig maar uiteindelijk kreeg ik het voor mekaar dat het ministerie van Defensie voor onze veiligheid in zou staan. Dat was in 2004 onmogelijk: je had toen niet eens een Iraakse regering of troepenmacht."

    Eén miljoen vermisten

    Aan de film is ook een hele campagne gekoppeld, omtrent de zoektocht naar de maar liefst één miljoen Iraakse burgers die vermist zijn. Door het regime van Saddam Hoessein of door de oorlog die volgde.

    "Het wordt een kolossaal werk om de identiteit te achterhalen van de slachtoffers in de meer dan 300 massagraven die ondertussen zijn ontdekt. Maar ik maak me sterk dat we in september het akkoord zullen kunnen tekenen met de regering, waarmee het project echt kan starten."

    Ondertussen legt al-Daradji de laatste hand aan een documentaire over 32 weeskinderen. Is het nu makkelijker werken in Irak? "Ja, in zeker opzicht wel, al is niemand ooit echt veilig. Vorig jaar raakte mijn schoonbroer vermist, toen ik vorige maand in Irak was, werden er op één dag 22 mensen vermoord en tussen mijn huis en mijn kantoor passeer ik 25 checkpoints. Daardoor leef je anders. Je plant niet vooruit, er is alleen vandaag en hooguit morgen. Om mezelf moed in te spreken, lees ik over de heropbouw van Europa na WO II. Dat is ook niet in één keer gegaan, er was tijd nodig om tot dit fantastische resultaat te komen."

    16-06-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    12-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
    Een jaar geleden arriveerde Abdelhak in België. Moederziel alleen. Met weinig centen en veel plannen, dapper en gedreven. Noem het een succesverhaal in de marge. Overdag sleutelt de Algerijnse tiener in een opleiding automechanica aan zijn toekomst, zijn avonden en nachten spendeert hij in een Brusselse hotelkamer. Het verhaal van een vlucht, en wat daarna kwam.

    Abdelhak heeft op het eerste gezicht veel weg van een modale Brusselse tiener, al logenstraffen zijn verblijfplaats en zijn levensverhaal dat enigszins. De jongen spreekt accentloos Frans en brengt de helft van de weekdagen door op de schoolbanken van Sint-Gillis. Meer nog, hij is de beste leerling van de opleiding automechanica. "Moeilijk is dat niet", zegt hij met een mengeling van bescheidenheid en gêne. "Het gros van de anderen daagt vaker niet dan wel op. Ze hebben geen doel in hun leven, denk ik. Daarin verschillen we misschien nog het meest."

    De rest van de week werkt Abdelhak in een Molenbeekse garage, als jongste hulpje dat volgens de baas snel bijleert.

    's Avonds zit de jongen op zijn kamer, skypend op zijn nieuwe computer, met oma, oom of andere verwanten aan de andere kant van de lijn. "Ik mis hen, meer dan ik me had kunnen voorstellen. Sommige dingen zijn niet te voorzien. Ach, ze zijn blij dat ik hier aan een toekomst timmer, hoe wankel die constructie op sommige dagen ook lijkt. Zal ik kunnen blijven, krijg ik papieren? De gedachte aan mijn achttiende verjaardag, op 11 september van dit jaar, houdt me niet zelden uit mijn slaap. Hoe red ik me in de illegaliteit, kan ik mijn adem inhouden tot aan de volgende regularisatie? Ik beloof mezelf dat het lukt, ik ben niet voor niets zover gekomen. Maar gesteld dat het kon, zou ik het dan opnieuw doen? De vraag maalt vaker dan me lief is door mijn hoofd. Wie zal het zeggen, geen dag keert ooit terug."

    Het verhaal van Abdelhak is een hedendaagse variant op Huckleberry Finn. Net zoals Mark Twains hoofdpersonage 125 jaar eerder ging de Algerijnse jongen op zoek naar vrijheid en kansen, met zijn oma van moederskant als enige confidente. "Ik had het mijn in Algiers achtergebleven moeder graag willen vertellen. Soms huilt ze aan de telefoon en vraagt ze waarom ik ben vertrokken zonder afscheid te nemen. Ik was bang, zie je, dat ze me zou tegenhouden, dat het allemaal veel moeilijker zou worden.

    "Mijn besluit was al lang genomen. Al op mijn veertiende droomde ik met mijn vrienden Walid en Mohammed van een nieuw leven aan de andere kant van de Middellandse Zee. We becijferden hoe lang we moesten sparen voor een enkeltje naar de overkant en fantaseerden over de leuke en vooral lucratieve baantjes die hier op ons zouden wachten.

    "Het was onze eerste en laatste gedachte, elke dag weer. Er werden plannen gesmeed, pogingen ondernomen. Walid en Mohammed zijn in januari van vorig jaar helemaal naar de Marokkaanse grens gereisd. Een bustocht van haast een dag lang, naar een plek die op slechts vier uur varen ligt van de Spaanse kust. De zee bleek te wild, het plan te riskant. Teleurgesteld keerden ze naar Algiers terug. We hebben elkaar toen beloofd dat we ons niet uit het veld lieten slaan."

    Oord zonder zuurstof

    Abdelhak is een tiener als zovele, in zijn geboorteland misschien nog het meest. Zijn meningen zijn niet uitzonderlijk, ze worden gedeeld door de helft van zijn mannelijke leeftijdsgenoten. Onlangs nog verklaarden die in een opiniepeiling dat ze 'waarschijnlijk' of 'zeker' zouden proberen te ontkomen naar Europa. Ze gaven geen oorlogen of andere menselijke drama's op als beweegreden maar definieerden hun geboortegrond als een somber oord zonder zuurstof, als een doodlopende straat waar alleen ouden en zwakken achterblijven.

    Abdelhak groeide als oudste van de drie zonen van een stadsambtenaar op in een middenklassewijk van de Algerijnse hoofdstad. Hij hield van Franse animatiefilmpjes en genoot van de verhalen van zijn oom van moederskant, die jaren geleden zijn plannen voor de overkant onthulde. De man woont nu in Marseille, waar Abdelhak hem vorige zomer opzocht.

    "Ik weet niet of ik mijn jeugd gelukkig moet noemen. Het viel wel mee, alleen boterde het niet tussen mijn ouders. Vader bleef vaak zomaar een week of langer weg en deed bij zijn terugkeer alsof er geen vuiltje aan de lucht was. Mijn moeder pikte dat niet vaders escapades eindigden doorgaans in slaande ruzie."

    Precies een jaar geleden liet Abdelhak zijn land en zijn oude leven achter. "Het idee om met het vliegtuig te vertrekken kwam van mijn neef, onze meest bemiddelde verwant. Van kindsbeen af ging hij jaarlijks met zijn ouders op vakantie naar Egypte, Tunesië of zelfs Europa. Hij leende me zijn paspoort en kocht een vliegtuigticket naar Istanbul, een bestemming waar Algerijnen visumloos heen kunnen. Ik vond het aanvankelijk een vreemd plan maar hoorde toen dat het een nieuwe manier was om naar Europa te komen.

    "De dag voor mijn vertrek was ik erg zenuwachtig. Zou de douanebeambte wantrouwig worden bij het zien van de foto van mijn neef? Waar vond ik het geld voor onderweg en zou mijn moeder geen argwaan krijgen? Met een minimum aan spullen ben ik die middag naar oma vertrokken. Dat deed ik wel vaker, ze had een leuk huis en ik was de lieveling van haar nog ongehuwde, jongste zoon.

    "Grootmoeder was in de keuken. Ik begroette haar en ging aan tafel zitten. We praatten over koetjes en kalfjes en toen vroeg ik zo nonchalant mogelijk of ze me wat geld kon lenen, 200 euro. Oma draaide zich om en keek me onderzoekend aan. Het was niet voor het eerst dat ik haar om een lening vroeg maar ze leek aan te voelen dat dit verzoek anders was.

    "Toen ze bleef aandringen, vertelde ik haar over mijn plannen. Ik liet haar beloven dat ze niemand van mijn nakende vertrek op de hoogte zou brengen en kreeg 500 euro van haar. 'Wees voorzichtig, mijn kind, zei ze, en herinner je waar je vandaan komt. We zullen er altijd voor je zijn.'"

    180 euro per persoon

    Na een slapeloze nacht neemt Abdelhak de volgende ochtend de bus naar de luchthaven. Hij passeert vlot de douane en krijgt een wee gevoel in zijn buik als het vliegtuig opstijgt. Enige uren eerder is Walid naar Istanbul vertrokken, hij wacht hem bij aankomst al op. Samen bellen ze naar een verre kennis van Abdelhaks neef, die zich als smokkelaar in de stad heeft gevestigd.

    "Hij zei dat we de bus moesten nemen naar het district Beyazit, waar hij ons opwachtte en naar een hotel bracht. We betaalden vijf euro per nacht voor een bed in een keet waar tientallen mensen een onderkomen hadden gevonden. Ze waren net als wij op weg naar Europa. Afghanen, Syriërs, Irakezen en mensen uit Pakistan of India. Sommigen logeerden al maanden op dat adres, hun verhalen over bijtende politiehonden en norse grensbewakers boezemden ons angst in.

    "We probeerden kalm te blijven maar deden geen oog dicht. We zouden het niet hebben toegegeven maar diep in ons hart hadden Walid en ik spijt van ons onbezonnen vertrek.

    "De volgende ochtend kwam onze landgenoot terug. Hij zei dat hij ons voor 180 euro per persoon naar een plek in de buurt van Izmir zou brengen, vanwaar we de Griekse grens zouden oversteken. Een gunsttarief, zo bleek. Anderen betaalden een veelvoud van dat bedrag. De man trof de nodige voorbereidingen en liet op de avond van de derde dag weten dat we 's anderendaags zouden vertrekken.

    "In alle vroegte namen we de bus naar Izmir, waar we werden opgewacht door twee Koerden. Ze namen ons mee naar een schuiloord aan zee, waar al meer dan twintig anderen bivakkeerden. We wachtten er zes uur, tot de nacht viel en een Koerdische man kwam aangereden met een tractor en een oplegger. Naast elkaar gingen we in de laadbak liggen. Hij legde er een zeil boven en bracht ons naar een klein bos, waar we ons moesten verbergen. Voor ons lag een open veld, met in het midden een paar bomen. Bij de volgende struiken was de Griekse grens, zei de begeleider terwijl hij naar een donkere plek in de verte wees. Hij droeg ons op ons te verspreiden. De grensbewakers hadden honden, goede nachtkijkers, en wellicht niet veel mededogen met lieden als wij.

    "Op dat moment wenste ik dat ik nooit was geboren. Ik voelde een verlammende angst. Flarden van mijn oude leven flitsten door mijn hoofd. Mijn moeder, mijn lieve, lieve moeder. Zou ze er ooit achterkomen dat haar zoon in een niemandsland vol honden terecht was gekomen? Zouden ze ons opsluiten, mishandelen, laten verdwijnen? Als een dwaas voelde ik me, een roekeloze jongen die blindelings andermans dromen had nagejaagd. Ik besloot me op mijn reisgenoten te concentreren. Hun lot zou ook het mijne zijn. De meesten waren volwassen mannen maar er zaten ook kinderen tussen, een familie compleet met grootouders en een Marokkaanse zwangere vrouw. Dat gaf me een gevoel van veiligheid. Toen de begeleider een teken gaf, zetten we het op een lopen. Ik probeerde zover mogelijk uit de buurt van de zoeklichten te blijven. De honden blaften dreigend. Achteraf hoorde ik dat ze twee mensen hadden gegrepen."

    Water tot aan de heupen

    Daarna kwam het gezelschap bij de Evrosrivier waar tientallen mensen verdronken in de periode dat Abdelhak de overtocht waagde. "We vonden een doorwaadbare plaats, het water reikte niet hoger dan mijn heupen. Daarna zijn we naar het westen blijven lopen, tot we in het midden van de nacht bij een dorp kwamen. In een tuin zijn we naast elkaar gaan liggen. Moe, bang en toch hoopvol."

    De volgende ochtend vond de eigenaar van het plantsoen hen. Hij belde de politie, die de vluchtelingen overbracht naar een detentiecentrum. "Er was veel volk en we voelden ons onzeker over de toekomst maar tegelijk viel het verblijf best mee. We kregen een bed met schone lakens, drie maaltijden per dag en warme douches. Na zeven dagen arriveerde een overheidsbusje, dat iedereen naar Athene bracht. Het stond ons vrij, zeiden ze, om asiel aan te vragen. En voor het overige moesten we het maar zien te redden.

    "In de Griekse hoofdstad heb ik voor het eerst naar mijn moeder gebeld. Ze huilde. Oma had haar twee dagen na mijn vertrek ingelicht. Ze zei dat ze blij was dat ik nog leefde, maar vroeg zich af wanneer we elkaar zouden terugzien.

    "De sfeer in Athene was erg slecht. De alomtegenwoordige politieagenten hadden veel weg van roofdieren. Zonder veel omhaal arresteerden ze grote groepen mensen. Mij is het niet overkomen, maar ik voelde me bang en opgejaagd. Ik belde een andere kennis van mijn neef, die in Athene woonde. We mochten de nacht bij hem doorbrengen en sliepen de volgende zes dagen in een verlaten pand in de buurt. Voor 50 euro bezorgde die man me een vervalst Frans document, een laisser-passer waarmee ik het vliegtuig naar Parijs kon nemen. Zodra je aan boord bent, zo droeg hij me op, verscheur je alle papieren en doe je alsof je geen woord Frans spreekt.

    "Ik deed wat hij vroeg, zelfs toen er in Parijs agenten met honden klaarstonden. Ze namen me mee, die eerste nacht bracht ik door in een cel op de luchthaven Charles de Gaulle. Vandaar ging het naar een gesloten centrum en luttele dagen later verscheen ik voor de rechter, die me gelastte het Franse grondgebied te verlaten. Zonder meer. Ik werd vrijgelaten en vertrok met de tgv naar mijn oom in Marseille.

    "Het weerzien was fijn maar ik wilde er niet blijven. Studeren was moeilijk, een baan vinden nog hachelijker. Londen was mijn einddoel, van die stad had ik jaren gedroomd. Mijn oom haalde zijn schouders op. Hij verzekerde me dat het er lang niet zo goed was als ik dacht. Maar ik moest het zelf weten, zei hij, en hij kocht een tgv-biljet naar Brussel, vanwaar ik naar Oostende kon voor de oversteek."

    Hotel Galia, in de Marollen

    "Ik heb Groot-Brittannië niet gehaald. Misschien is het beter zo. Bij mijn aankomst in de Belgische hoofdstad belde ik naar een neef van een vriend, die nabij Antwerpen woonde. Het zoveelste telefoonnummer, ja, zonder een lijst van contacten lukt het immers niet. De man nodigde me bij hem thuis uit en praatte me het plan uit het hoofd. Je wilt kansen, studeren, iemand worden? Daarvoor is er geen betere plek dan deze, benadrukte hij. Tot je achttiende verjaardag zal de Belgische overheid zich over je ontfermen. Daar is ze toe verplicht, in het kader van de Conventie van de Rechten van het Kind. Je bent een niet-begeleide minderjarige, ze moeten je helpen, je zult zien. Zijn woorden klonken overtuigend, ik besloot het erop te wagen. En tot op heden heb ik daar geen spijt van."

    Tegen de zomer van 2010 werd Abdelhak door Fedasil ingeschreven als een van de nieuwe bewoners van een vierpersoonskamer op de hoogste verdieping van Hotel Galia, in de Brusselse Marollen. De jongen deelt de ruimte met douche en kitchenette met twee Noord-Afrikaanse jongens en een Ghanees.

    "Het is niet altijd simpel, je kiest je kamergenoten niet. Een tijd geleden was er een Koerdische jongen, die al onze waardevolle spullen heeft gestolen en dan met de noorderzon is vertrokken. Wat doe je dan?

    "Ik hoop dat er gauw een einde komt aan mijn hotelverblijf. Japanse en Duitse toeristen horen feestvieren, geen centimeter privacy hebben, een kamer delen met jongens die soms nauwelijks hun bed uitkomen, het valt niet mee. Ach, ik wil niet klagen, de weg was lang maar ik heb het gevoel dat mijn toekomst stilaan vorm krijgt. Ik heb in het afgelopen jaar ontzettend veel geleerd, niet alleen over automechanica. Een onafhankelijk, zelfstandig iemand ben ik geworden. Iemand die inkopen doet, kookt, opruimt, wast en de wekker zet voor de school of de stage van de volgende dag. Bijwijlen valt het me zwaar, ik mis mijn moeder, haar liefdevolle zorgen, het lekkere eten. Maar meestal ben ik trots op mezelf. En sinds kort krijg ik begeleiding van de vzw Minor-Ndako, die me ook helpt met het zoeken naar een studio. Niet simpel. Veel eigenaren willen niet verhuren aan minderjarigen, andere blijken uiteindelijk niet te goeder trouw. Ik hou vol, het moet lukken. Ik kijk ontzettend uit naar een eigen plek, een oord waar ik echt kan thuiskomen, na wat onderhand een eeuwigheid lijkt."

    12-06-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:AFRIKA
    11-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.QATAR - de slaven van koning voetbal

    Met de infrastructuurwerken, de bouw en renovatie van 12 stadions en de constructie van 7.000 nieuwe hotelkamers voor het WK voetbal 2022 in Qatar is maar liefst 100 miljard dollar gemoeid. Een miljoen extra arbeiders worden aangetrokken. Maar intussen laten de werk- en leefomstandigheden van de bouwvakkers die nu al aan de slag zijn, erg te wensen over.

    Voor de argeloze bezoeker is Qatar een impressionante cluster van innovatieve hoogbouw, bedacht door gerenommeerde architecten. Het verhaal dat achter die façade van moderniteit schuilgaat, is evenwel van een heel andere orde. De honderdduizenden arbeiders die er shoppingcomplex na flatgebouw laten verrijzen, worden zonder meer uitgebuit, zo blijkt uit Hidden faces of the Gulf miracle, een rapport van de Internationale Vakbondsconfederatie ITUC.

    Dat er gigantische problemen zijn met de Nepalese, Indiase, Pakistaanse, Bengaalse, Sri Lankaanse en Filippijnse arbeiders die in de Golfstaten werken, is genoegzaam bekend. In 2006 al publiceerde Human Rights Watch (HRW) een vernietigend rapport waarin de lange werkdagen, de gevaarlijke arbeid, het geringe loon, de onterende levensomstandigheden en het volstrekte gebrek aan arbeidsrechten aan de kaak werden gesteld. Sindsdien, zo schrijven de ITUC-onderzoekers, is er enige beterschap, zij het geen fundamentele ommekeer. Zowel Qatar als Dubai hebben nieuwe wetten goedgekeurd die een betere bescherming van de arbeiders moeten garanderen, maar de naleving ervan is ondermaats en tal van knelpunten blijven bestaan.

    Zuid-Indiase werknemers worden in de hele Golf onder het 'kafala'-systeem in dienst genomen, wat er op neerkomt dat ze een 'sponsor' moeten hebben, die zich voor hen garant stelt. Deze werkwijze zet de deur open voor misbruik, oordeelt ITUC. De sponsors houden de paspoorten van werknemers in, niet zelden romen ze delen van het op zich al niet royale loon af en vaak is er sprake van een 'dubbel contract'. Voor vertrek tekenen de bouwvakkers een contract voor zo'n 500 dollar, terwijl hen in de Golf een andere contract wacht, wat hen nog zo'n 300 dollar laat verdienen.

    Van de afschaffing van dit kafala-systeem wil de overheid in Qatar niet horen. Wel werden maatregelen genomen tegen de laattijdige of niet correcte betaling van de lonen, een van de meest voorkomende klachten onder de werknemers. In theorie moeten werkgevers nu via elektronische bankrekeningen de lonen storten, in een systeem dat makkelijk door de overheid kan worden gemonitord. Maar in de praktijk blijven veel bouwvakkers klagen over achterstallig loon.

    Een ander probleem betreft de zogenaamde leefkampen waar de arbeiders in worden ondergebracht. Deze onderkomens huisvesten niet zelden tien mannen per kamer, met rudimentair sanitair en zonder airco. Qatar heeft zich er nu toe verbonden om een zogenaamde 'Workers City' te bouwen, met acceptabele accomodatie voor 53.000 arbeiders. Ook werd een aantal van de meest bouwvallige onderkomens die in het rapport van HRW waren beschreven, ondertussen door betere accomodatie vervangen.

    Het grootste probleem is evenwel dat de migranten in Qatar hun rechten op geen enkele manier kunnen afdwingen. Vakbonden zijn verboden, het afsluiten van cao's is onmogelijk en elke poging om de werkers te organiseren, heeft verregaande gevolgen. In januari was er nog een staking van 3.000 werknemers van Arabtec, die eisten dat hun maandloon van 175 dollar werd verhoogd. De 70 vermeende Bengaalse 'protestleiders' werden gearresteerd en zouden worden gedeporteerd. Politiecommissaris kolonel al-Mur zei in een kranteninterview dat "mensen die maatschappelijke chaos creëren, niet kunnen worden getolereerd. Hun aanwezigheid is gevaarlijk."

    "Qatar is het rijkste land van de wereld, met 88.000 dollar per capita. En toch mag een Nepalese bouwvakker al blij zijn als hij 400 dollar per maand verdient", aldus ITUC-woordvoerder Tim Noonan. "Staken mag deze werknemer niet, probeert hij zijn achterstallige loon te krijgen, dan riskeert hij veel problemen. Dat is onaanvaardbaar. Deze arbeiders, die met beloftes van goede lonen en prima omstandigheden hierheen worden gelokt, maken het mogelijk dat het WK Voetbal hier in 2022 plaatsvindt. In de komende jaren heeft men nog 1 miljoen arbeidskrachten extra nodig. Om evenzeer te worden uitgebuit? Wellicht wel. FIFA moet hierover een duidelijk standpunt innemen. Zijn arbeidersrechten voor hen een punt of niet? En ook bij de overheid willen we de druk opvoeren. Wat de verbeteringen die er de voorbije jaren kwamen, zijn eigenlijk niet fundamenteel".


    11-06-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    07-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts

    De Britse onderzoeker Frank Dikötter schreef met Mao's massamoord een opzienbarend boek over een van de meest doodgezwegen catastrofes van de twintigste eeuw. 'Het punt met de Grote Sprong Voorwaarts (1958-'61) is dat de scheiding tussen beulen en slachtoffers erg vaag is. De helden zijn dood, alleen wie stal, loog of bedroog heeft het overleefd. Dat is een van de redenen voor de oorverdovende stilte.'

    Dertig miljoen doden. Dat is het droevige statistiekje dat vasthangt aan de Grote Sprong Voorwaarts, de campagne waarmee Mao Zedong de Chinese staalproductie boven de Britse uit wou stuwen. De aan de University of Hongkong verbonden onderzoeker Frank Dikötter deed vier jaar lang onderzoek in de pas geopende provinciale archieven en concludeerde dat het reële dodental nog de helft hoger lag minstens 45 miljoen Chinezen kwamen om. De Grote Sprong Voorwaarts is bovendien geen louter verhaal van dwaze staaloventjes, verplichte collectivisering of ongewilde hongersnood. De campagne ging gepaard met een ongeziene orgie van geweld, zo schrijft Dikötter. Drie miljoen mensen werden doodgeslagen, levend begraven, in vijvers gegooid, met kokend water overgoten. Hun misdrijf? Het stelen van een appel, een paar woorden van kritiek of het opdelven van enige graankorrels. Acht à negen miljoen burgers kwamen in kampen en gevangenissen terecht, waar een derde omkwam. Nog eens één tot 3 miljoen mensen pleegden zelfmoord. Het was geen zaak van één dictator, dixit Dikötter, het land was vol lokale potentaten die elk hun superieuren wijs probeerden te maken dat hun prestaties fantastisch waren. En de enige manier waarop de burger het hoofd kon bieden aan de catastrofe, was door te stelen, te liegen, te bedriegen, te manipuleren.

    Eind jaren vijftig wilde Mao de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië overklassen inzake staalproductie. Tegelijk moest China de tweede grootste textielexporteur ter wereld worden, zelfs als dat betekende dat in 1958 14 miljoen rollen stof tegen dumpingprijzen werden verkocht op de internationale markt terwijl de Chinese boeren geen winterjassen hadden. Wat wilde Mao eigenlijk bewijzen en in welke mate duidt dat op een minderwaardigheidscomplex?

    "Mao's streefdoel was eenvoudig: hij wilde zijn rechtmatige plaats opeisen als dé grote voorman van het socialisme, een positie die Stalin hem niet had gegund. Nochtans, vond Mao, was het China en niet de Sovjet-Unie dat het hoofd had geboden aan de Amerikanen tijdens de Koreaanse oorlog (1950-'53, red.) en dat een kwart van de mensheid tot socialistische ontwikkeling had gebracht. Na Stalins dood in 1953 zag Mao zijn kans schoon, maar Chroetsjov gooide roet in het eten en kwam met de destalinisering. Aan hem had Mao nog een grotere hekel al was het maar omdat hij hem zonder de minste egards behandelde.

    "Had Mao een minderwaardigheidscomplex? Ik geloof het niet, al was het een erg complex figuur. Hij wordt vaak geportretteerd als een groot revolutionair, een visionair denker, dat soort dingen. Ik vind dat hij vooral ontzettend heeft geblunderd, dat zijn carrière een opstapeling is van rampen en flaters. Hij zag de wereld in termen van complotten en contrarevolutionaire acties en was, zoals alle leiders in dictatoriale systemen, ontzettend paranoïde. Het goede aan werken met archieven, zoals ik voor dit boek vier jaar lang heb gedaan, is dat je een ongekuiste versie krijgt. Uit de notulen van geheime meetings bijvoorbeeld blijkt dat Mao vaak in ontzettende razernij ontstak en de andere leiders ervan beschuldigde dat ze hem hadden verraden. Hij was ontzettend zelfingenomen en voortdurend bezig met zijn rol in de geschiedenis. Dat was van veel groter belang dan het welzijn van het volk."

    Hoe hebt u het voor elkaar gekregen om de provinciale archieven te bestuderen?

    "Ik zat al vijftien jaar met mijn neus in Chinese overheidsarchieven, zij het voor onderzoek over de precommunistische periode. Dat was heel bewust. Ik geloof die Rode Gardisten, dat Volksdagblad en die officiële geschiedschrijving niet, dat zijn geen bruikbare bronnen en dus hoefde het voor mij niet tenzij de archieven werden vrijgegeven. Dat gebeurde in de drie, vier jaar voor de Olympische Spelen van 2008, voor de periode tot en met de Grote Sprong Voorwaarts. Ik besefte dat dat een gouden kans was.

    "In het licht van mijn hallucinante bevindingen heb ik me vaak afgevraagd wat de Chinese overheid motiveerde tot het openstellen. Ik denk dat ze niet echt beseften wat daar wachtte, het waren vaak dossiers over 'collectivisering' en 'vorderingen in de planeconomie', dat klinkt niet meteen politiek bedreigend. Bovendien was er in die periode een soort van goodwill China zou met de Spelen zijn plaats als wereldmacht innemen en dat declassificeren leek erbij te horen. Toen duidelijk werd wat boven water kwam, werden overigens maatregelen genomen. Een groot deel van de door mij bestudeerde bronnen is ondertussen weer ontoegankelijk.

    "Daarom vind ik het erg belangrijk dat mijn boek in Hongkong in het Chinees wordt vertaald door de uitgeverij van Bao Pu, die in 2009 ook de geheime memoires van de in 1989 afgezette partijsecretaris Zhao Ziyang publiceerde. Het zal in China niet kunnen verschijnen maar ik wed dat het geen week duurt voor het daar stiekem kan worden gedownload. Op zich ben ik daar uiteraard tegen want het is diefstal, maar er is ook het fundamentele recht op informatie, en dat primeert in dit geval. Dus heb ik geen bezwaar."

    Vijfenveertig miljoen doden in vier jaar tijd, ten gevolge van hongersnood en grootschalig overheidsgeweld. Dat is onwaarschijnlijk veel en toch heb ik niet het gevoel dat dit de hedendaagse Chinese maatschappij bezighoudt. Een Chinese schrijfster legde uit dat Chinezen pragmatische mensen zijn die weinig aan introspectie doen en redeneren dat gedane zaken geen keer maken. Ligt daar de verklaring?

    "Ik zie wat u bedoelt, maar ik geloof het niet. De belangrijkste reden voor de stilte is het geldende autoritaire systeem, dat wars is van debat. De Grote Sprong Voorwaarts is door de overheid ge-greywashed. 'We weten dat het niet goed was, laten wij erover zwijgen', zoiets. De enige manier om dat tegen te gaan, bestaat erin de feiten onder de aandacht te brengen.

    "Het is sowieso onvoorstelbaar dat er voor deze massamoord niet één gedenkteken of museum bestaat in China. In een andere situatie, als er vrijheid en vertrouwen zouden zijn, zouden mensen er wel over praten, daar ben ik van overtuigd. En dat zal in de toekomst ook gebeuren.

    "De stilte heeft ook te maken met het feit dat het gros van de slachtoffers boeren waren, de meest gemarginaliseerde bevolkingsgroep die nooit om een mening wordt gevraagd. De stedelingen hebben er zich min of meer doorgeslagen, maar hoe? En ook dat verklaart het stilzwijgen: ze overleefden door te stelen, te bedriegen, te liegen, te manipuleren of op andere manieren de staat en de medeburgers te slim af te zijn. Dat is de 'grijze zone' waar Primo Levi naar verwijst in zijn Holocaust-essays The Drowned and the Saved (1986). De helden zijn dood, wie deelde met zijn naaste, haalde het niet. De man die het eten van zijn kind stal, kon de Grote Sprong Voorwaarts overleven, net zoals diegene die aan de haal ging met de winterjas van de buurman. Aan dat overleven kleeft schaamte, veel meer dan aan de Culturele Revolutie, waar de scheiding tussen beul en slachtoffer duidelijk is."

    Autoritaire context of niet, grote rampen genereren een bepaalde mate van trauma, dat zich niet laat verdringen. Hoe hebben de Chinese burgers dat verwerkt?

    "Dat weet ik eigenlijk niet. Er zijn geen studies ter zake. Ik denk dat veel mensen hun leed hebben verwerkt door zich als gekken te concentreren op de toekomst van hun kinderen. Dengs Opendeurpolitiek is eigenlijk niets meer dan een toelating aan de bevolking om zelf uit het zwarte gat te klauteren dat de voorgaande campagnes hebben gecreëerd. Is dat een gigantische verdienste? Ik geloof het niet, het heeft iets pervers dat een man als visionair leider wordt ingehaald, louter omdat hij de waanzin van zijn voorganger niet voortzet."

    De enige man die in de zomer van 1959 openlijk durfde te stellen dat de catastrofe manmade was en niet het gevolg van natuurrampen, zoals Mao beweerde, was Defensieminister Peng Dehuai. Hij bekocht zijn moed met de dood. Eén enkele held, dat kan toch niet?

    "Binnen de top was Peng inderdaad de enige. President Liu Shaoqi was de eerste om de Grote Sprong Voorwaarts aan te moedigen, premier Zhou Enlai putte zich zoals altijd uit in Mao naar de mond praten, en Deng Xiaoping hield zich afzijdig. Pas in de zomer van 1962, toen president Liu in zijn eigen geboortestreek de schaal van de destructie had gezien, sprak hij zich tegen de campagne uit. Precies om critici als Liu de mond te snoeren en zijn plaats in de geschiedenis veilig te stellen ontketende Mao vier jaar later het geweld van de Culturele Revolutie. Liu stierf toen in de cel aan een onbehandelde leverkanker.

    "Er was maar één leider Peng, maar op alle niveaus van het partij-apparaat kwamen er zogenaamde 'kleine Peng Dehuai's' voor, mensen die deden wat ze konden om de wantoestanden te verhelpen. Na Pengs val in het najaar van 1959 is dan ook een gigantische campagne gelanceerd om al die 'kleine Pengs' weg te zuiveren. Dat soort kwesties vind je vreemd genoeg ook terug in de archieven. Ik herinner me een man in een district in Sichuan, die het vertikte om 'het aantal abnormale doden te beperken tot 2 procent' in zijn rapporten. Hij schetste in zijn dossier een correct beeld, met veel hogere cijfers, en werd weggezuiverd."

    Je zou niet verwachten dat daar sporen van terug te vinden zijn in de officiële archieven.

    "Klopt, maar er zijn verschillende redenen voor. Ten eerste bestaan van al die rapporten meerdere, soms zelfs honderden kopieën. Met andere woorden, ook als je het uit je eigen provincie- of districtsarchief laat verdwijnen, is het niet uitgewist. Bovendien is het laten verdwijnen van stukken niet zonder risico. De partij zuivert voortdurend zichzelf, en dat wisten de partijkaders erg goed. Niemand was veilig en dan denk je twee keer na voor je zoiets doet.

    "Dat betekent niet dat het nooit is gebeurd. Ik had één dossier opgevraagd over de 'abnormale sterfte' in een district in Hubei, en toen kreeg ik een papiertje waarop stond dat het al sinds de Culturele Revolutie zoek was. Maar ik wed dat als de Centrale Archieven open zouden worden gesteld, wat tot dusver niet is gebeurd, het daar wel te vinden zou zijn. Die bronnen bevatten nog een schat aan onbekend materiaal."

    Veel modale Chinezen menen dat de huidige corruptie en het wijdverspreide wanbestuur een rechtstreeks gevolg zijn van de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie omdat de deugdzaamheid toen voorgoed de geest gaf. Hoe ziet u dat?

    "De Grote Sprong Voorwaarts was inderdaad doorslaggevend in de erosie van het maatschappelijke weefsel. Als studenten tijdens de Culturele Revolutie in staat waren om hun leraren te slaan, terwijl de respectvolle relatie tussen meester en leerling juist een hoeksteen is van de duizenden jaren oude Chinese mens- en maatschappijvisie, dan is de basis daarvoor gelegd bij het grootschalige geweld van de Grote Sprong Voorwaarts. Wie overleefde? De sjacheraars, de bedriegers, niet de deugdzamen. Aan de ene kant is de huidige Chinese maatschappij helemaal anders, we zijn een halve eeuw later, maar het politiek-maatschappelijke kader is hetzelfde."

    Bij het lezen van tal van passages moest ik denken aan de lotgevallen van opposanten zoals die in hedendaagse Chinese mensenrechtenrapporten worden beschreven. Is er fundamenteel veel veranderd?

    "Nee. Nu hebben we met melamine vergiftigd melkpoeder, toen voegden mensen zaagsel of water toe aan de goederen die ze verplicht aan de staat moesten leveren. De vervalsing der statistieken die toen begon, duurt nog steeds voort en tot op heden is er geen aansprakelijkheid of transparantie. En kijk naar de ecologische destructie: in de Grote Sprong Voorwaarts was die gigantisch, nu zien we hetzelfde in de zogenaamde zucht naar ontwikkeling. Idem dito voor de blinde geldingsdrang. In 1958 wilde China de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië voorbijsteken, diezelfde koortsachtigheid zien we nu als het gaat om de profilering van China als wereldmacht. Je zou kunnen zeggen dat de schaal van destructie verschilt, maar eigenlijk ben ik daar niet zo zeker van. Alleen is het eerste slachtoffer nu de natuur en niet de mens, maar tussen die twee bestaat natuurlijk een nauwe correlatie."

    U hebt het in uw boek over gruwelplekken in bepaalde districten overdreven zeloten hun vermeende oogsten dermate dat ze na de vordering van de staat ongeveer niets meer overhielden en één op vijf of zelfs één op vier burgers stierven. De sterfte was niet uniform gespreid, het kwam er volgens u op neer dat bepaalde dorpen gewoon van de kaart werden geveegd, terwijl het in andere nog meeviel. Hebt u er enig idee van wat er van die zogenaamde gruwelplekken is geworden?

    "Niet echt, dat is een interessant onderwerp voor een nieuwe studie. Ik weet het wel van een paar plaatsen, in Henan bijvoorbeeld. Neem het oord waar één op drie mensen eind jaren vijftig overleed. In 1973 stierven daar nog eens 230.000 mensen toen een tijdens de Grote Sprong Voorwaarts aangelegde, krakkemikkige dam op de Huairivier het begaf. Uit recent onderzoek blijkt dat 90 procent van de bevolking daar nu nog onder de armoedegrens zit, wat voor China aberrant is. Het bloedschandaal, waarbij 1 miljoen straatarme boeren aids kregen nadat ze hun bloed hadden verkocht, speelde zich eveneens in diezelfde regio af. De ene ramp heeft zich met andere woorden op de andere gestapeld en de misère is gebleven. Dat heeft volgens mij te maken met een bepaalde politieke cultuur en met lokale politieke dynastieën en klieken die de macht in handen hebben behouden."

    Bent u optimistisch over de toekomst?

    "Neen, ik ben ervan overtuigd dat China een Tunesiëscenario wacht, geheel onvoorspelbaar, één gebeurtenis die voor een omwenteling zorgt. En kijk naar de bijzonder repressieve reactie van Peking op de Arabische Lente de honderden advocaten en activisten van de burgerrechtenbeweging die de voorbije maanden zijn gearresteerd bijvoorbeeld - en je weet dat de leiders er net zo over denken. Hun dagen zijn geteld, ze leven op geleende tijd en dat weten ze opperbest."

    07-06-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    12-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel

    Vergelijkende satellietbeelden tonen aan dat de Noord-Koreaanse strafkampen in de voorbije tien jaar verdubbeld zijn in oppervlakte, zo berichtte Amnesty International deze week. Momenteel worden er 200.000 mensen vastgehouden. Drie mensen slechts slaagden er ooit in de kampen te ontvluchten. Shin Dong-hyuk was een van hen.

    De verhalen van de ongeveer 17.000 Noord-Koreaanse burgers die in de voorbije jaren hun geboorteland zijn ontvlucht, hebben altijd een hoog horrorgehalte. Ze gaan over een hongersnood die in de laatste paar jaar van de 20ste eeuw 10 procent van de 24 miljoen inwoners wegmaaide, en over de onwaarschijnlijke aspecten van een leven in een al even geïsoleerd als gruwelijk totalitair systeem.

    Zo mogelijk nog erger zijn de zeldzame relazen van mensen als Shin Dong-hyuk. De onderhand 29-jarige man werd geboren in de gevangenisgoelag van Noord-Korea, een uitgebreid netwerk van detentiecentra waarin volgens Amnesty niet minder dan 200.000 mannen, vrouwen en kinderen worden vastgehouden, afgebeuld en niet zelden gemarteld.

    Amnesty International vestigde deze week de aandacht op beelden van Google Earth. Een vergelijking met een satellietbeeld uit 2001 laat zien hoe de kampen in de voorbije tien jaar aanzienlijk in omvang zijn toegenomen. Zo is Kamp 15 bij Yodok ongeveer in oppervlakte verdubbeld. Een door Amnesty geciteerde ex-bewoner sprak over geregelde executies en zei: "Eerlijk gezegd vinden we het wel mooi, want als je een lijk ophaalt en begraaft, krijg je een extra kom voedsel."

    SLECHTS DRIE ONTSNAPTEN

    "Noord-Koreanen hebben meerdere woorden voor 'gevangenis', zoals de Inuit die voor 'sneeuw' hebben", schrijft LA Times-correspondente Barbara Demick in haar bekroonde Hand in hand in het donker, over zes Noord-Koreaanse vluchtelingen in Seoel in Zuid-Korea. Vervolgens legt ze uit dat Jibkyulso plekken zijn waar iemand naartoe wordt gestuurd voor het begaan van een lichte overtreding, zoals wegblijven van het werk. Iets ernstiger vergrijpen doen mensen in Rodong Danryeondae belanden, maar de beruchtste plekken zijn zonder meer de Kwanliso, de gigantische strafkolonies in de noordelijke bergen.

    "Kim Il-sung stak de Sovjetgoelag naar de kroon door kort nadat hij in 1948 aan de macht was gekomen kampen op te richten waarin hij iedereen wegborg die zijn gezag zou kunnen ondermijnen", aldus Demick. "Rivaliserende politici, nakomelingen van landheren of van Japanse collaborateurs, christelijke geestelijken. Maar evengoed iemand die werd betrapt op het lezen van een buitenlandse krant of een man die, nadat hij te veel had gedronken, een grapje maakte over de (geringe) lengte van Kim Jong-il. Het beledigen van het leiderschap is overigens het zwaarste van de misdrijven tegen de staat."

    Shin Dong-hyuk zag in november 1982 in Kwanliso 14 het levenslicht en geldt als een van de drie enige Noord-Koreanen die er in slaagden te ontsnappen uit deze zogenaamde 'zone van totale controle'. In dergelijke zones verblijven de gedetineerden doorgaans tot ze hun laatste levensadem uitblazen. Ze zijn voorgoed uit de maatschappij verbannen. Aangezien ze een status hebben die dichter bij die van beesten aanleunt dan van mensen, wordt zelfs geen moeite gedaan om hen of hun nakomelingen te indoctrineren. Bijgevolg had Shin voor zijn ontsnapping nu zes jaar geleden nog nooit van de officiële Juche-ideologie gehoord, en ook de naam van de leiders deed nauwelijks een belletje rinkelen.

    BELONINGSHUWELIJK

    Het verhaal van Shin begint eigenlijk in 1965, als zijn vader Kyong-sop, de voorlaatste van twaalf kinderen, net negentien is geworden. Hij ligt nog te slapen als een hele batterij veiligheidsagenten bij het ouderlijk huis aankomt en het meubilair van de familie begint op te laden. De onbegrijpende verwanten worden zelf in een vrachtwagen gestouwd, die na een hele dag rijden in het noorden van het land aankomt, voor de poorten van Kwanliso 14. Kyong-sop is 'schuldig door associatie': hij is de broer van twee jongemannen die tijdens de Koreaanse Oorlog (1950-1953) aan vijandelijke zijde hebben gevochten en die vervolgens naar het zuiden vluchtten. En voor die misdaad zullen alle achtergeblevenen met hun tot drie generaties ver besmette bloed nu boeten.

    Kyong-sop wordt van de rest van de familie gescheiden en in een mechanica-afdeling tewerkgesteld. Hij doet er zo goed zijn best dat hij na enige jaren in aanmerking komt voor een 'beloningshuwelijk'. Hij krijgt een vrouw toegewezen, met wie hij vijf dagen mag doorbrengen en die hij later op feestdagen mag bezoeken. Uit die verbintenis met medegevangene Chong Hye-kyong worden twee kinderen geboren, twee jongens die elkaar slechts een keer of vier te zien krijgen.

    Shin Dong-hyuk is het jongste kind. De eerste twaalf jaar van zijn leven woont hij samen met zijn moeder, maar hij herinnert zich die tijd als bijzonder liefdeloos. "Elke ochtend vertrok ze om vijf uur naar het veld om te werken", schrijft hij in zijn in 2008 verschenen memoires. "Haar shift zat er 's avonds pas om negen uur op. Dan volgden twee uur van zogenaamde studiesessies, bijeenkomsten waarop de gevangenen elkaars 'luiheid' en misdaden moesten onthullen en bestraffen. Moeder bracht elke dag 900 gram maismeel voor zichzelf mee, en 400 gram voor mij, alsook drie stukken kimchi (traditionele Koreaanse ingelegde kool) en een bakje met steenkool."

    "Sinds ik in augustus 2006 in Zuid-Korea aankwam, zag ik moeders die hun zonen en dochters vertroetelden. Iets dergelijks was er in mijn jeugd niet. Vrouwen als mijn moeder werden door de bewakers voortdurend geslagen en dus werkten ze hun frustratie af op hun kinderen. Als ik huilde, kreeg ik klappen."

    DODELIJKE GRAANKORRELS

    "Toen ik een jaar of zeven was, werd ik naar school gestuurd. In de vijf jaar die volgden, leerde ik samen met 400 andere kinderen lezen, schrijven en rekenen. Het was een verschrikkelijke plek, maar niemand verzette zich tegen de leraren, die met je konden doen wat ze wilden. Ik herinner me een voorval van toen ik negen was. De leraar doorzocht onze zakken en vond bij een meisje enige korrels tarwe. Ze moest vooraan in de klas knielen en werd een uur lang op haar hoofd geslagen. Ze bloedde niet maar er verschenen vreemde bulten op haar kop. Uiteindelijk verloor ze het bewustzijn en viel om. Een paar medeleerlingen droegen haar naar huis. De volgende dag hoorden we dat ze was gestorven.

    "Toen ik twaalf was, werd ik bij moeder weggehaald. Voortaan zou ik helpen bij het oogsten, onkruid wieden en het ronddragen van mest. Ik heb mijn moeder daarna nog maar één keer gezien.

    "De ergste herinneringen aan Kwanliso 14 zijn die aan de zeven maanden die ik doorbracht in een ondergrondse foltercel in de lente, zomer en herfst van 1996. Op een ochtend stonden agenten me op te wachten, ik was veertien. Ze zeiden dat mijn moeder en broer waren opgepakt tijdens een poging om het kamp te ontvluchten en wilden van mij horen wie er verder nog bij het complot betrokken was. Ik wist nergens van, maar dat geloofden ze niet.

    "Aan handen en voeten werd ik aan het plafond vastgemaakt. Een van de agenten stookte een vuurtje onder mijn romp. Ik zwaaide met alle macht om van de roosterende vlammen weg te blijven, maar toen maakten ze een haak vast in mijn lies zodat ik me niet meer kon verroeren. Ik verloor het bewustzijn en werd wakker in cel nummer zeven. Mijn lichaam was met brandwonden bedekt, die algauw begonnen te stinken. Ik dacht dat ik doodging. Toen kwamen ze me halen en gooiden me in de cel van een knokige oude man, die al meer dan twintig jaar in het kamp zat. Hij heeft me verzorgd en gaf me zelfs een deel van zijn rantsoen. 'Je bent jong,' zei hij, 'je moet overleven.' Langzamerhand werd ik beter. Die man, die ik later nooit meer terugzag, redde mijn leven. Sterker nog, in mijn hele jeugd was hij de enige die om me gaf.

    "Eind november haalden de agenten me uit de cel. Ik werd naar het executieterrein gebracht, waar ik moest knielen naast mijn vader. Ik had er geen idee van dat hij net als ik maandenlang gevangen had gezeten. Het volk stroomde toe. De gedetineerden moesten naar de terechtstellingen komen kijken, zo was het altijd al.

    "We zagen dat de bewakers twee gestaltes naar een klaar hangende strop sleepten. Toen ze dichterbij kwamen, herkende ik mijn moeder en mijn broer. Hij was ellendig mager en zwak, zij gezwollen en zwaar gehavend. Eerst hingen ze moeder op, daarna werd mijn broer met een kogel afgemaakt. Vader en ik moesten op de eerste rij toekijken. Ik zag de tranen over zijn gezicht stromen, zijn blik bleef op de grond gericht. Zelf kon ik me er evenmin toe brengen om dit vreselijke schouwspel te aanschouwen.

    "Daarna werd ik aangesteld als hersteller van naaimachines in een groot textielbedrijf, waar zo'n 2.000 vrouwelijke gedetineerden werkten. De mooisten onder hen mochten het kantoor van de opzichters schoonmaken, een werkje dat vaak ook inhield dat ze werden verkracht. Een van de meisjes werd op die manier zwanger. We probeerden dat voor de bewaking verborgen te houden, maar haar gezwollen buik verraadde haar. We zagen haar nooit meer terug.

    "Op een dag liet ik een naaimachine vallen. Ik was oververmoeid en die dingen waren best zwaar. De straf liet niet op zich wachten: de opzichters namen me mee en hakten mijn middelvinger af."

    BOUWBRIGADE

    "In 2000 werd ik bij een bouwbrigade ingedeeld, bij een groep van dertien- tot zestienjarigen die werkten aan een krachtcentrale. Er gebeurden veel ongelukken, haast dagelijks stierven er mensen. Toen een cementen muur instortte, werden acht tieners onder het puin bedolven. We hoorden ze eerst nog roepen maar moesten doorwerken.

    "Halverwege 2004 leerde ik een nieuwe jongen kennen. Park was ongeveer even oud als ik, maar hij was pas recentelijk gearresteerd na een poging om naar China te vluchten. Hij vertelde me over de wereld buiten het kamp en over tal van onvermoed wonderlijke dingen. Dat we samen konden proberen te ontkomen, opperde hij. Aanvankelijk was ik wantrouwig, maar hoe langer ik erover dacht, hoe aanlokkelijker zijn voorstel leek.

    "Op een ochtend in januari 2005 gingen we samen brandhout zoeken. We liepen zover we konden, tot we bij een hoge omheining kwamen. Ik keek om me heen en duwde een van de draden omhoog. Een verschrikkelijke pijn schoot door mijn voet, alsof er een mes in werd geplant. Ik haastte me naar de andere kant. Toen ik omkeek, zag ik Park levenloos aan de omheining hangen.

    "Ik haastte me weg en kwam na enige tijd bij een klein, vergrendeld huis. Het slot openbreken was een makkie. Ik propte het eten dat er lag in mijn mond en in mijn zakken en vertrok met de zak rijst die ik in de keuken vond. 's Anderendaags verkocht ik die aan een vrouw, en met dat geld wist ik twintig dagen later de wachters om te kopen bij de bevroren Tumen-rivier, die de grens met China vormt."

    Een jaar lang werkte Shin als houthakker in een afgelegen oord in Noord-China. Met de hulp van een andere Koreaan wist hij uiteindelijk te ontkomen naar het Zuid-Koreaanse consulaat in Shanghai, waar hij zich zes maanden schuilhield. In augustus 2006 kon hij naar Seoel vertrekken.

    12-05-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:OOST-AZIE
    08-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
    Vijf dagen na de 'verdwijning' van China's beroemdste levende burger, de kunstenaar Ai Weiwei (54), laat de overheid weten dat er 'een onderzoek loopt naar zijn economische misdaden'. Ai, die momenteel tien ton handgeschilderde meloenpitten exposeert in de Londense Tate Modern, leek lang ongenaakbaar. 'Ik vrees toch dat dit onomkeerbaar is', zegt zijn goede vriend, de Belgische kunstkenner en zakenman Frank Uytterhaegen.

    China's meest recht-voor-de-raapse kunstenaar, Ai Weiwei, dacht zondag naar Hongkong en Taiwan af te reizen maar de overheid stak daar een stokje voor. Vijf dagen later heeft zijn vrouw nog steeds geen idee van zijn verblijfplaats, laat staan dat ze hem de medicijnen kon brengen die hij dagelijks moet innemen. Ze hoorde alleen dat zijn 'economische misdaden' worden onderzocht. Zo gaat dat de jongste jaren wel vaker als Peking politieke opposanten wil aanpakken.

    Ai was al jaren een luis in de pels van China's leiders, maar hij leek met het onmogelijke weg te kunnen komen. Als zoon van een van de bekendste Chinese dichters en als nationale kunstpaus had hij een ongekende uitstraling. Hij exposeerde en cureerde tentoonstellingen in de hele wereld, van de Venetiaanse Biënnale (1999) over de Kasselse Documenta (2007) tot Bozar (2009) en de Londense Tate Modern. In dat opzicht gebruikte Peking hem als bewijs van een gemoderniseerd, pluralistisch en tolerant China. Zelf had hij daar weinig illusies over. Tot aan zijn verdwijning gaf de man gemiddeld vijf interviews per dag en daarin herhaalde hij dat China "veel was veranderd maar niet op fundamentele terreinen als vrijheid en democratie".

    Momenteel mag hij als kunstenaar bekend zijn, aanvankelijk gold Ai bovenal als rebel. Na een kort intermezzo aan de Pekingse filmschool en enige New Yorkse jaren keerde hij in 1993 naar het sterfbed van zijn vader in China terug. Hij stichtte in Peking verschillende avant-gardecollectieven en hield spraakmakende performances. De ene keer liet hij een 2.000 jaar oude vaas stukvallen, bij een andere stunt werden antieke artefacten overschilderd met het label van Coca-Cola. Zijn internationale doorbraak kwam er in 2000 met de tentoonstelling Fuck Off, die hij ter gelegenheid van de eerste Shanghaise Biënnale cureerde. Die expo bevatte erg extreme werken, waaronder een filmpje waarin mensen gebrandmerkt worden als varkens en een video over een artiest die een ongeboren foetus oppeuzelt als betrof het een gebakken kip.

    Vogelneststadion

    In de aanloop naar de Olympische Spelen van 2008 werkte Ai samen met het architectenbureau Herzog & de Meuron aan het bekende Vogelneststadion. Geruime tijd voor de aanvang ervan distantieerde hij zich en haalde andere beroemde medewerkers filmmakers Zhang Yimou en Steven Spielberg bijvoorbeeld door de mangel. "Officieel was het de bedoeling om China's openheid te vieren, maar het kwam neer op zelfbejubeling van het regime. Daar wil ik geen deel van uitmaken", zei hij.

    Ai had het nochtans kunnen weten. Dat in een autoritair systeem als het Chinese alles politiek is, ondervond hij als kind al, toen zijn eerst zo gevierde vader Ai Qing in ongenade viel en in een uithoek van het land toiletten mocht schoonmaken. Hoewel Deng Xiaoping hem in 1979 eerherstel verleende, beweren goede vrienden van Ai dat hij zijn vaders lijden nooit vergaf en dat het hem achterliet met een enorme gevoeligheid voor onrecht. Aan dat laatste ontbreekt het in het zich transformerende, gepolariseerde China niet, wat wellicht verklaart waarom Ais recente oeuvre zich laat lezen als een bloemlezing van reacties op sociaaleconomische en politieke wantoestanden, waarbij niet zelden wordt ingezoomd op het repressieapparaat. In januari 2009 zei Ai dat hij zich voortaan alleen nog met politiek zou inlaten, maar eigenlijk begon het enige maanden eerder, bij de aardbeving in Sichuan in mei 2008. Meer dan 70.000 mensen vonden toen de dood omdat hun slecht geconstrueerde gebouwen instortten. De overheid weigerde de namen bekend te maken van de slachtoffers, waaronder ook duizenden kinderen. Ai was dermate verontwaardigd dat hijzelf een project financierde waarin vrijwilligers met camera's in Sichuan gingen filmen en slachtofferlijsten opstelden. De vorderingen van het werk werden bijgehouden op zijn veelgelezen blog, die later door de censoren werd verwijderd.

    Hersenoperatie

    Ai schakelde prompt over op Twitter en begon foto's en geluidsopnames naar internet te sturen van zijn obsessief geregistreerde eigen leven. Aldus legde hij het incident vast waarbij de politie hem in zijn hotelkamer in elkaar timmert, uren voor hij het proces zou bijwonen van een andere activist. Hij stuurt foto's van het herstel in een Duitse ziekenhuiskamer na een hersenoperatie ten gevolge van die klappen. Ai wapent zich met technologie tegen de staat: als de overheid camera's installeert rond zijn huis, weten de Twittervolgelingen dat daags nadien.

    Ook houdt hij in januari 2009 een onlineveiling van zakken Sanlu-melkpoeder, verwijzend naar de met melamine vergiftigde melk die in de herfst van 2008 aan zes kinderen het leven kostte en honderdduizenden andere zuigelingen ziek maakte. In januari van dit jaar draaide hij een filmpje over de afbraak van zijn gloednieuwe studio in Shanghai. "Een van mijn krachtigste werken", zo klonk het achteraf.

    Toen Liu Xiaobo in december de uitreiking van de Nobelprijs in Oslo niet kon bijwonen, bood Ai aan om te gaan. Hij mocht het land evenwel niet uit en meldde dat prompt aan de wereld. Een van zijn laatste stunts dateert van 11 februari, de dag waarop de Egyptische dictator Moebarak van de macht werd verdreven. Toen twitterde Ai dat "we vandaag allemaal Egyptenaren zijn. Slechts 18 dagen waren nodig om dertig jaar dictatuur te beëindigen." Maar zo simpel gaat dat in zijn eigen land niet.

    08-04-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    05-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
    Alassane Ouattara is een superloodgieter, in het begin van zijn politieke carrière twintig jaar geleden evengoed als nu. Hij herstelt wat anderen verknoeiden: de staatsfinanciën, de wegen, het internationale vertrouwen. Daar is hij als gewezen IMF-voorman goed in.

    Alassane Ouattara (69) heeft lang moeten wachten op het Ivoriaanse presidentschap. Verkiezing na verkiezing werd hij uitgesloten omdat zijn tegenstanders vreesden voor zijn kieszege. En toen hij in oktober van vorig jaar uiteindelijk naar de gunst van de kiezer mocht dingen, liep het andermaal mis. De internationale gemeenschap stelde bij monde van de EU, de VS en de Afrikaanse Unie wel dat hij gewonnen had met 54 procent van de stemmen, maar hij werd tot het Golf Hotel veroordeeld in plaats van zijn intrek te kunnen nemen in het presidentieel paleis, dat Laurent Gbagbo als een slecht verliezer bezet hield. Er volgden vier maanden van impasse, sancties, pogingen tot dialoog en een blitzkrieg te elfder ure vooraleer de weg naar de macht eindelijk openlag.

    Ouattara is in menig opzicht een buitenstaander. Toen hij in oktober 1990 eerste minister werd onder een stokoude en relatief zwakke eerste president, Félix Houphouët-Boigny, dan was dat omdat het IMF en de Wereldbank hem naar voren hadden geschoven om orde op zaken te stellen. Ivoorkust zat in een gigantische economische malaise en de staatskist was leeggeplunderd door een schare van cronies van de president. Er was niet alleen grote nood aan een man met verstand van zaken, maar vooral ook aan een individu dat nauwelijks banden had met de politieke en economische elite. Ouattara, die een doctoraat had behaald in de economie aan de universiteit van Pennsylvania en die op zijn 26ste ging werken voor de Wereldbank, was zo iemand. Hij kweet zich zeer enthousiast en nauwgezet van zijn taak en wist de Ivoriaanse financiën te saneren in de drie jaar dat hij eerste minister was.

    Eind 1993 overleed het bejaarde staatshoofd, waarop zijn vicepresident Henri Konan Bédié de rest van zijn ambtstermijn tot in 1995 volmaakte. Ouattara werd vicepresident van het IMF, onder de Fransman Camdessus, maar wilde zich in 1995 graag kandidaat stellen bij de presidentsverkiezingen. Bédié stak daar een stokje voor, met de uitvinding van het concept van ivoirité, het Ivoriaan-zijn. Noem het 'eigen volk eerst' in West-Afrikaanse versie. Om te kunnen meedingen naar de gunst van de kiezer moesten de kandidaten geboren zijn uit ouders die zelf in Ivoorkust ter wereld waren gekomen, wat niet het geval was voor Ouattara. Bovendien bewees het feit dat hij in de Burkinese hoofdstad Ouagadougou op de middelbare school had gezeten volgens Bédié dat de IMF-man geen echte Ivoriaan was en dus hoorde te worden uitgesloten van de stembusgang.

    Het xenofobe discours van de ivoirité kwam op een moment dat het ooit zo welvarende Ivoorkust, dat zo'n 5 miljoen migranten uit de buurlanden had aangetrokken, grote economische problemen kende, waarvoor bij voorkeur een buitenlandse zondebok kon worden gezocht. En aldus zagen de Malinese en Burkinese migranten en algauw ook de islamitische inwoners van het noorden van het land zich achtergesteld en gediscrimineerd.

    Het is precies dat almaar verder uitdijende gevoel van uitsluiting dat in 1999 leidt tot een coup tegen Bédié, door een legergeneraal, Robert Gueï, die zich aanvankelijk louter als schoonmaker profileert maar algauw zelf machtsambities krijgt. Tot een nieuw evenwicht tussen noord en zuid komt het met de coup niet, bij de volgende stembusgang in 2000 wordt Ouattara andermaal uitgesloten en daarmee wordt de weg vrijgemaakt naar een nieuw militair manoeuvre dat leidt tot de feitelijke opdeling van Ivoorkust tussen 2002 en 2010.

    Oude vrienden

    Wie dezer dagen de actualiteit in het West-Afrikaanse land volgt, krijgt de indruk dat Ouattara en Gbagbo de nieuwe en de uittredende president mannen zijn die elkaar zonder meer naar het leven staan. Dat is nochtans ooit anders geweest. Toen Bédié de IMF-man in 1995 uitsloot met zijn ivoirité, schaarde Gbagbo zich aan Ouattara's kant. Uit solidariteit met hem besloot hij evenmin mee te doen aan de verkiezingen en in de hele tweede helft van de jaren negentig waren ze verenigd in een oppositiekartel tegen president Bédié.

    Gbagbo verandert bij de volgende stembusgang, in 2000, evenwel van mening. Beseffend dat hij met zijn etnisch gebaseerde FPI-partij nooit een electorale meerderheid zal genereren, zoekt hij aansluiting bij de partij van zijn oude vijand en draagt het xenofobe concept van de ivoirité met nog grotere ijver uit dan Bédié destijds.

    En het duurt tot in 2007 vooraleer hij aan Ouattara garandeert dat hij aan een volgende stembusgang zal mogen deelnemen.

    Superloodgieter

    Ouattara, de buitenstaander, de IMF-man, de econoom die Houphouët-Boigny van het bankroet redde. De technocraat, zeggen zij die hem kennen, dat wellicht nog het meest. Momenteel is hij de beste kans voor Ivoorkust, meent UG-expert Karel Arnaut. "De man die zal repareren wat anderen verknoeiden. In dit geval: het internationale vertrouwen, de economie, de infrastructuur, de democratische instellingen van het land... Dat is waar hij goed in is, al reken ik wel op neoliberale recepten om dat te doen."

    Een groot ideoloog of een man met een onwaarschijnlijk charisma is Ouattara niet. Arnaut: "Ik zie hem als een overgangsfiguur, iemand die de weg zal bereiden voor een betere toekomst, daarbij openingen makend binnen zijn eigen RDR-partij voor nieuwe, jongere stemmen, die het over vijf jaar van hem kunnen overnemen. En ondertussen valt alleen te hopen dat ook de andere politieke partijen en het maatschappelijke middenveld, dat de voorbije jaren geheel politiek is meegesleurd, zich kunnen herbronnen, zodat een waar democratisch debat mogelijk wordt in wat ooit West-Afrika's meest welvarende natie was."

    05-04-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:AFRIKA
    29-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
    Dertig jaar lang had de Tunesische columniste Naziha Réjiba gevochten. Toen een jongeman zichzelf en de natie eind vorig jaar in brand stak, had ze het bijna opgegeven. 'Mon pays est mort' heette haar laatste essay. 'Uit mijn pen kwamen alleen nog verwensingen aan het adres van mijn vertrappelde volk', zo vertelde ze in Brussel in de wandelgangen van het 'congres voor gevangen schrijvers'.

    Door Catherine Vuylsteke

    U hoeft zich niet naar de boekhandel te spoeden: werk van Naziha Réjiba is in Franse, laat staan Nederlandse, vertaling niet te vinden. En toch is deze in 2009 met de International Press Freedom Award bekroonde journaliste en medeoprichtster van het lange tijd verboden blad Kalima een van de belangrijkste stemmen van haar land. Met haar columns onder het pseudonym Oum Ziad (moeder van Ziad) opende ze de ogen van vele jongeren. Ziad is de oudste van de drie zonen die Réjiba heeft met de opposant Mokhtar Jallali, die eind januari tot minister van Landbouw en Milieu werd benoemd in het overgangskabinet dat na het vertrek van president Ben Ali werd samengesteld.

    Waarom moest u 'de moeder van' zijn, kon u niet gewoon uit eigen naam spreken?

    Nizaha Réjiba: "(lacht) Ik weet dat er een aspect van vrouwelijke minderwaardigheid aan vast zit, alsof je alleen als ouder van zou bestaan, maar het was ook ironisch bedoeld. Oum Ziad nam niet bepaald een blad voor de mond. Ik schreef uit noodzaak, iemand moest het durven zeggen, moest reageren tegen het autoritarisme en tegen de schendingen van de mensenrechten. In zeker opzicht kon ik het me permitteren: ik hoefde niet te leven van mijn pen. Integendeel, meestal vond ik dat zij die mijn stukken plaatsten het verdienden ervoor te worden betaald. Wat ze deden, was immers niet zonder risico voor hun blad. Het essay 'Valse noot', dat ik bij het aantreden van Ben Ali in 1987 schreef, resulteerde zelfs in het definitieve verdwijnen van Errai ('De opinie'), op dat moment de grootste onafhankelijke, intellectuele publicatie van Tunesië."

    Wat ging er mis?

    "Toen Ben Ali onze eerste president, Habib Bourguiba, opvolgde, had hij de mond vol over 'de waardigheid van het volk, het respect voor de mensenrechten en de afwijzing van een presidentschap voor het leven'. De meeste intellectuelen waren meteen vol lof, ze prezen Ben Ali de hemel in. Ik vond het mijn taak om iedereen er aan te herinneren dat hij als politieman was begonnen, carrière maakte als hoofd van de veiligheidsdienst en dat hij als minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk was voor censuur en zo. Ik zag geen reden om de loftrompet te steken over zijn democratische geest.

    "Hoewel het blad om dat stuk verboden werd, raakte het essay op grote schaal verspreid. Jaren later zeiden mensen dat mijn woorden profetisch waren. Dat klopt uiteraard niet: ik zei wat iedereen kon weten, als ze niet verblind waren geweest door eigenbelang en het vooruitzicht op zelfverrijking. Het duurde maar tot aan de verkiezingen van 1989 tot Ben Ali zijn ware gelaat toonde. Er werd een gigantisch netwerk van informanten geïnstalleerd, alsook een uitgebreid repressieapparaat. En de jacht op al wie niet plooide, werd officieel geopend. Het eerste doelwit waren de islamisten: tientallen folterdoden, duizenden gedetineerden."

    U maakte zich toen behoorlijk onpopulair door hen te verdedigen.

    "Ja, hoewel ik overtuigd seculier ben. Ik wist gewoon dat de rest zou volgen en dat zij de eersten waren, omdat Ben Ali zich daarmee ook populair wist te maken in het Westen, dat zo'n angst had van islamisten. En zo ging het ook. Uiteindelijk werd geschoten op al wat bewoog. De angst regeerde, want genade kende de man niet."

    Terwijl u als Moeder van Ziad de pen in vitriool doopte, hield u er ook een carrière op na als lerares Arabische taal en literatuur. Uw ontslag in 2003 was bepaald spectaculair: een deel van de zeven pagina's tellende uiteenzetting haalde toen zelfs Le Monde Diplomatique.

    "Op een bepaald moment werd de dagelijkse aanwezigheid van agenten van de veiligheidsdienst in en rond de school, en hun pogingen om mijn collega's tegen me op te zetten, me te veel. Zie je, de autoritaire Bourguiba heeft ons twee dingen gegeven: vrouwenemancipatie en kwaliteitsonderwijs. Tegen het einde van zijn leven begon het met dat laatste mis te gaan en onder Ben Ali was het een regelrechte ramp. De scholen werden gerund als politiebureaus, van een pedagisch project was geen sprake meer. Mijn afscheidsbrief was ook het proces van het regime, of tenminste, mijn visie daarop.

    "Onderwijs is zo fundamenteel, belangrijker dan economie als je het mij vraagt. De schade op dat vlak is gigantisch. De sanering van het onderwijs en van de politie zijn de twee grootste opdrachten die ons nu wachten. Hoe krijg je mensen die weer onafhankelijk en kritisch leren nadenken en hoe zorg je ervoor dat de politiemacht een instantie is die de burger beschermt en dient in plaats van die te mishandelen, af te persen en uit te buiten?

    "Met mijn afscheidsbrief wilde ik mijn collega's en landgenoten wakker schudden, maar het was te vroeg. Het is met revolutie zoals met brood bakken: je moet de tijd nemen om het te laten rijzen."

    In dezelfde periode werd u voor de rechter gedaagd in verband met het blad Kalima, dat u oprichtte met Sihem Bensedrine, dat in 2004 zelfs verboden werd.

    "Het blad verscheen naargelang de omstandigheden het toelieten. En we drukten ook vlugschriften, die we op grote schaal verspreidden. De processen bleven niet uit: ikzelf werd tot acht maanden voorwaardelijk veroordeeld voor zogenaamde illegale transfer van deviezen. Tijdens een verblijf in Frankrijk vroeg een politiek vluchteling daar om 170 euro mee te nemen voor zijn broer in Tunesië. De telefoon werd afgeluisterd en bij de douane werd ik prompt ingerekend. Zo ging dat onder Ben Ali, hij strafte je niet rechtstreeks wegens je stoute mond maar verzon misdaden die je in een kwalijk daglicht stelden.

    "Ik geef grif toe dat ik er uiteindelijk ziek van werd en het laatste jaar van Ben Ali's bewind in grote angst heb doorgebracht. Om vier uur 's ochtends kreeg ik anonieme telefoontjes waarin georakeld werd dat mijn kinderen iets ergs zou overkomen. Het zijn volwassen mannen, een ervan is zelfs getrouwd. Die hou je niet binnen en tegelijk wil je niet dat hen wat overkomt door wat jij doet."

    Een paar maanden nadat u het land dood verklaarde in 'Mon pays est mort' en u er de brui aan wilde geven, vond de revolutie plaats.

    "Ik hoopte al zo lang dat er verandering zou komen dat de moed me in de schoenen was gezonken. En toen die zelfverbranding plaatsvond, had ik niet het gevoel dat dit het begin van het einde was voor Ben Ali. Ik moest aan de woorden van de gewezen Franse president Mitterrand denken, die zei dat Ben Ali een zwakkeling was. Als de demonstranten de dag nadat zijn troepen mensen hebben vermoord weer op straat verschijnen, neemt hij de wijk, zei hij ooit. Ik hoopte dat het zo zou zijn en besefte tegelijk dat een rijk bestuurd door angst als een kaartenhuisje ineen kan zakken."

    Hoe ziet u de recente ontwikkelingen?

    "De jongste weken is het 'la danse des visites'. Amerikaanse en Europese hoogwaardigheidsbekleders haasten zich naar Tunis om 'ons te helpen', na decennia van onverschilligheid. Ze zijn welkom maar we hebben geen voogd nodig. Na een geciviliseerde en burgerlijke revolutie die niet is gekaapt door islamisme, nationalisme of communisme, is het een belediging om nu gedicteerd te worden welke kant we uit moeten met ons land. We hebben de revolutie alleen gevoerd, een nieuwe weg zullen we ook zelf vinden."

    29-03-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    03-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IRAN - interview met Kader Abdolah
    'Mensen die durven te dromen zoals mijn betovergrootvader, de grootvizier van de sjah, zijn van alle tijden. Ze staan op tegen het regime en worden gearresteerd, gemarteld, vermoord. En toch gaan ze niet dood, ze leven langer dan de demonen die ze bekampen.'

    Dat zegt de Nederlands-Iraanse schrijver Kader Abdolah, die zijn nieuwe roman De koning voorstelt op Mind the Book.



    Je zou Abdolahs nieuwe boek De koning een voortzetting kunnen noemen van Het huis van de moskee (2005). Concentreerde hij zich daarin op de rol van de islam in de Iraanse maatschappij en op haar opvallend uiteenlopende gezichten, dan behandelt Abdolah nu de (mislukte) moderniseringspogingen tijdens de Qajardynastie (1796-1925). In De koning zet hij een haast kinderlijke en vooral eenzame vorst neer die periodiek vertier zoekt in zijn uitgebreide harem en nacht na nacht met zijn poes slaapt. Als de gekoesterde viervoeter op mysterieuze wijze verdwijnt, neemt het gehandicapte jongetje Malidjak zijn plaats in als gezelschapsdier.

    Regeren doet de sjah vooral via zijn opvallend bekwame grootvizier Mirza Kabir, een man die evenwel af te rekenen krijgt met de bijzonder listige streken van de corrupte elite. Zij bekommert zich louter om het eigen belang en is daarenboven de speelbal van Groot-Brittannië en Rusland, die in dit tijdvak van de The Great Game naar invloed streven in Centraal-Azië. Met gunsten en centen kopen de grootmachten een vrijgeleide voor exploitatie van de Perzische (Iraanse) rijkdommen, waarmee ze de basis leggen voor de conflictueuze relatie tussen Iran en het Westen in de twintigste eeuw. Opvallend is ook hier weer hoe krachtig de religie is als instrument van volksmobilisatie.

    Ik lees op de achterflap dat de grote held van het boek, de door de koning vermoorde grootvizier, uw eigen betovergrootvader is. Waarom hebt u tot uw zeventiende boek gewacht om het over hem te hebben?

    "In mijn familie wordt al tijden over de man gefluisterd. Zijn leven geldt als het familiegeheim bij uitstek - het heeft immers verstrekkende gevolgen gehad voor ons allemaal. Zijn vrouw en kinderen moesten vluchten en het lot van alle nazaten werd door zijn handelen en dood bepaald. Het waren stille verhalen maar ze weken niet. Mirza Abolghasem Ghaemmagham Farahani werd nooit vergeten. Ik hoorde zo vaak over zijn lotgevallen dat ik als veertien-, vijftienjarige jongen dacht net als hem te moeten worden. Schrijver en eerste minister. Het leven heeft er anders over beschikt, het land leiden zal ik nooit doen. Maar auteur ben ik wel geworden en in die hoedanigheid kon ik hem naar het leven terugroepen.

    "U wil weten waarom ik nu over hem spreek. Hier en nu beschik ik over de vrijheid, de democratie en de taal om me over hem en zijn geschiedenis te buigen. Mijn Iraanse collega's hebben die niet. Bovendien moet je een zicht hebben op zowel de Perzische als de westerse cultuur om dit tijdsvak te kunnen beschrijven. Na twintig jaar Europa ben ik in staat om kilometers archiefmateriaal te bestuderen, daar zou een auteur in Iran niet toe in staat zijn.

    "Het is evenwel niet zo dat ik al die tijd over hem heb gezwegen - sla er mijn eerste bundels op na en je zal vaststellen dat al die verhalen later zijn uitgegroeid tot aparte romans. Waarom dit thema nu? Ach, het heeft te maken met de tijd waarin we leven. Er is een ware digitale revolutie die zorgt voor gigantische veranderingen in de Arabische wereld en elders, maar tegelijk is het contact met het verleden gebroken. We weten niet wat er zich tachtig, honderd jaar geleden afspeelde, terwijl dat even boeiende en revolutionaire tijden waren. Bovendien, de fundamenten voor de relatie tussen het Westen en Iran liggen daar. Ik heb geprobeerd mijn lezers terug te brengen naar de wortels, zodat ze een helikopterview zouden krijgen op de gebeurtenissen van nu. In dat opzicht is De koning vergelijkbaar met Het huis van de moskee.

    "Noem het een prettige manier van kennismaken met de geschiedenis, waarbij de auteur zich enige vrijheden veroorlooft en de tijd bijvoorbeeld comprimeert. Dat mag, vind ik. Het is de taak van een schrijver om te knippen, te plakken, te liegen en te verzinnen zodat de realiteit krachtiger wordt. Ik heb met de tijd gesjoemeld maar alle personages - de sjah, zijn poes, moeder en harem, de grootvizier, de elite, het schaduwspel van de grootmachten - ze zijn allemaal echt. Het is een beetje zoals met De aardappeleters van Van Gogh. Hij knipt, plakt en liegt. De handen die hij zijn personages geeft, bestaan niet. Maar daarmee schept hij een realiteit die realistischer en noodlottiger is dan de echte. En daarmee weet hij tot op heden mensen te raken."

    U portretteert uw betovergrootvader als een onvermijdelijke martelaar.

    "Ik vrees dat mensen als hij voorbestemd zijn om te worden vermoord. Wie durft te dromen, wordt geconfronteerd met keuzes. In die tijd was dat buigen voor de wereldmachten en voor de koning, of kiezen voor je dromen, het leven, het land. Het mooie is dat zulke individuen er zich meestal van bewust zijn dat ze zullen worden omgebracht maar daar niet bang voor zijn. De grootvizier kende het leven, hij wist dat hij met vuur speelde, maar hij hield vol. Er zijn honderden, duizenden zulke burgers. In Iran, in de hele wereld. Ze staan op tegen het regime en worden gearresteerd, gemarteld, vermoord maar eigenlijk gaan ze niet dood. Ze leven langer dan de demonen die ze bekampen, in de geesten van het volk toch. En ze leren bij: de helden van vandaag wenden nieuwe technologieën aan. De grootvizier geloofde in de kracht van telegrafie, elektrisch licht en treinen, de martelaren van de eenentwintigste eeuw bedienen zich van Facebook, gsm's, het internet.

    "Uiteraard blijven de dictators ook niet achter. Zij beseffen dat ze sneller moeten verwijderen en elimineren - dat het zaak is om de kiemen van verzet te vermorzelen voor ze tot bomen kunnen uitgroeien. Mubarak heeft dertig jaar lang alle potentiële grootviziers van zijn land gearresteerd en gefolterd, hij deed dat al bij de eerste keer dat ze zich durfden manifesteren. Het gevolg is dat we nu, na zijn vertrek, geen leiders hebben in Egypte die het kunnen overnemen. En kijk naar Tunesië, Libië, Jemen, het is er net zo."

    Bent u optimistisch over de afloop van deze revoluties?

    "Ik, Kader Abdolah, heb het optimisme in mijn bloed. Ik geloof in verandering, ik geloof dat we een beter Egypte, Iran, Libië, Tunesië zullen krijgen. Maar het duurt wel even. De grootvizier heeft ook niet kunnen realiseren wat hij wilde: een modern Perzisch rijk met een grondwet, vrouwenrechten,... Honderd jaar na datum is de helft daarvan wel verwezenlijkt. Het komt en het kan niet anders. Het leven wil het. Ooit werd het onmogelijk geacht dat de Egyptenaren, Tunesiërs, Libiërs vrij zouden zijn en toch zien we dat dat nu onontkoombaar is."

    Toen Mubarak werd verdreven, zagen we jubelende burgers 'Egypte is vrij' scanderen. Maar als je de erfenis van het regime bekijkt, valt dat wellicht nog te betwijfelen.

    "Absoluut. Daarom wil ik tegen die mannen, vrouwen en kinderen zeggen: geniet van die breekbare vrijheid, ze is gauw weer voorbij. Beschouw haar als de eerste warmte van de lente. Straks komt de verzengende hitte weer, de gigantische problemen van Egypte, die op elke burger zullen drukken. Maar er is een stap vooruit gezet. Alleen, degenen die denken dat er over tien, twintig jaar Arabische democratieën zullen zijn die kunnen worden vergeleken met pakweg de Belgische, vergissen zich. Er is een groot verschil tussen willen en weten te waarderen. Er zal nog veel water naar zee vloeien voor elke man en vrouw in Egypte of Jemen begrijpt wat democratie precies inhoudt, wat de schoonheid ervan is, het gewicht ervan en welke rechten en plichten eraan vasthangen."

    Tal van Arabische intellectuelen benadrukken dat autoritaire regimes alleen mogelijk zijn in een maatschappelijke context van onvrijheid. Het autoritaire denken begint in de familie, met de vader als quasi-god.

    "Helemaal mee eens. In Egypte zijn er miljoenen Mubaraks, in Iran miljoenen Khameneis. Dictatuur wordt lucht, voedsel, water, ze gaat in je vlees zitten, ze verbrandt je ziel. Het is zoals met oorlog en gevangenschap, degenen die er het slachtoffer van werden, zullen er nooit meer vrij van zijn. Er is tijd nodig, vijftig, zestig, honderd jaar."

    Hoe komt het dat al die revoluties uitgerekend nu worden ontketend, betreft het een louter domino-effect?

    "Dat denk ik niet, nee. Kijk, er is voor alles een tijd. De ontdekking van de elektriciteit, de trein en de telegrafie hadden in de negentiende eeuw gigantische consequenties - ze ontsloten nieuwe werelden voor de hebzucht van de grootmachten maar evengoed voor de lokale machthebbers. Die rol wordt nu door de communicatietechnologie vervuld. Ik ben benieuwd naar de gevolgen van de digitale revolutie maar ik geloof dat de democratie die daaruit zal worden geboren, zal verschillen van die in het Westen. Een eeuw lang heeft de Arabische wereld geprobeerd om de westerse concepten van burgerschap en vrijheid te enten op de eigen traditie. Het is overal mislukt. In de nieuwe 'oosterse' democratie zal religie een veel belangrijkere rol spelen dan hier - de geest van de Koran zal erin doorklinken. Of dat goed is, zal moeten blijken."

    03-03-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:Iran
    25-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’

    Vijf Iraakse burgers zijn gisteren omgekomen bij antiregeringsprotesten in verschillende steden, 49 anderen raakten gewond. ‘Wie deelnam, was bij voorbaat vogelvrij verklaard. En toch kwam men op straat’, legt de in Londense ballingschap wonende Iraakse schrijfster Haifa Zangana uit. 

    “Dat de overheidsreactie gewelddadig zou zijn, was donderdag al duidelijk, toen premier al-Maliki in een tv-toespraak stelde dat het volk het recht had om op straat te komen maar dat diegenen die vandaag zouden betogen ‘terroristen, elementen van Al Qaida en aanhangers van de vroegere Baathpartij waren”, zegt Haifa Zangana. 
    “Net zoals dat in Tunesië en Egypte het geval was, is het protest in Irak heel divers. Voor sommigen is de belangrijkste eis dat er een einde komt aan de onderhand acht jaar oude bezetting. Zij willen de 50.000 VS-militairen zien vertrekken, zonder dat hun taak wordt overgenomen door de zogenaamde private veiligheidsfirma’s, die momenteel 65.000 mensen in dienst hebben. Ook eisen ze de sluiting van de 94 VS-bases in het land.
    “Een heel andere groep zijn mensen die geloofden dat Irak met het vertrek van Saddam Hoessein inderdaad democratisch zou worden, wat volstrekt niet gebeurde. Evenmin kwam er een verbetering van de levenssituatie of een einde aan de mensenrechtenschendingen. Sommige mensen komen op straat omdat ze willen dat de regering werkgelegenheid schept: 60 procent van de Iraakse beroepsbevolking heeft geen job en bij de vrouwen is dat zelfs 80 procent. Tegelijk moet je weten dat er een miljoen oorlogsweduwen zijn, vrouwen die er alleen voor staan met hun kinderen. Voor hen is een baan vinden levensnoodzakelijk. En sowieso kun je stellen dat niemand meer onder het embargo, de oorlog en de bezetting heeft geleden dan de vrouwen en kinderen. Zij hebben zeer veel taken en plichten en beschikken minder dan wie ook over hefbomen om voor hun belangen op te komen. 
    “Je ziet ook dat veel vrouwen op straat komen omdat ze informatie willen over hun gevangen zonen, echtgenoten, broers of vaders. Er zijn momenteel meer dan 30.000 gedetineerden in Irak en in veel gevallen zitten ze al drie of vier jaar vast. Toegang tot een advocaat hebben ze niet. Willen mensen hun verwanten bezoeken, dan moeten ze smeergeld betalen en seksuele gunsten verlenen.
    “Een zeer algemene eis van de betogers is dat er werk wordt gemaakt van de strijd tegen de corruptie. Eerder deze week is gebleken dat er 40 miljard dollar is verdwenen uit de begroting die wordt voorbereid voor 2011. Dat is gigantisch en tegelijk niet verwonderlijk. Sla er de trieste lijsten van Transparency International op na: Irak behoort samen met Afghanistan, Somalië en Birma tot de landen met de grootste corruptie ter wereld. Het punt is tegelijk dat de Irakezen weten dat we eigenlijk een rijk land zijn, met een van de grootste oliereserves ter wereld. En toch is er geen drinkbaar water, zijn er voortdurend elektriciteitspannes, is de gezondheidszorg een lachtertje en het onderwijs is totaal in elkaar gestort. Kortom, geen enkele van de basisbehoeften van de bevolking is vervuld, vandaar dit protest.”

    Dat mensen met erg verschillende eisen op straat komen, is dat een afspiegeling van de etnisch-religieuze tegenstellingen in het land? 
    “Juist niet. Wat me het meest optimistisch stemt in deze protesten, is juist het feit dat het verenigde Iraakse volk vreedzaam op straat komt tegen corruptie, wanbestuur en het gebrek aan meritocratie. Voor het eerst in jaren is duidelijk dat we meer zijn dat een geheel van clans, minderheden en groepen die elkaar naar het leven staan. Het sektarische Irak is het Irak van de oorlog maar ook van de bestuursvormen die sindsdien zijn ingesteld. Momenteel is alles opgedeeld in termen van soennieten en sjiieten, Koerden of andere minderheden, die allemaal quota hebben. Dat leidt tot nepotisme want niet de meest capabele, integere mensen krijgen bepaalde functies maar de handlangers van deze of gene groep of clan, die zijn macht en geld dan weer moet verdelen over zijn achterban.”

    Maken de Iraakse machthebbers zich zorgen?
    “Beslist. En met name omdat de protesten zich deze keer ook voordoen in het sjiitische hartland: Karbala, Diwaniya en Samawa. Het argument dat het louter gaat om soennitische elementen die ontevreden zijn, gaat dus niet langer op. Precies die gebieden die Bagdad zegt te vertegenwoordigen zijn evenmin tevreden, zo blijkt.”

    En de VS?
    “Washington blijft opvallend stil. Er is tot dusver geen officieel communiqué. Officieus heet het dat Irak al een democratie heeft en dus niet vergelijken is met Tunesië of Egypte. Maar de straat logenstraft dat en bovendien beweerden de Moebaraks en Ben Ali’s van deze wereld natuurlijk ook dat ze democratisch waren verkozen”. (CV)

    Haifa Zangana (°1950) is een Iraakse schrijfster en ex-politieke gevangene. Haar boeken Dreaming of Baghdad en The Torturer in the Mirror (met Ramsey Clarke) verschenen in 2010.

    25-02-2011 om 19:38 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    06-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
    Een hoer die zich uitgeeft voor een prinses teneinde flink meer te verdienen per prestatie, een travestie die tijdens zijn zoektocht naar een jongen voor een wip in een aidskliniek in Londen terechtkomt, en een gescheiden Irakese vrouw die een Brit ontmoet maar bang is voor wat haar schoonmoeder zal denken. Het zijn niet meteen personages die je met hedendaagse Arabische literatuur in verband zou brengen. En toch is dat het universum van 'Alleen in Londen', de zesde roman van de Libanese schrijfster Hanaan as-Sjaikh. 'Velen waren geschokt, ze vonden dat ik onze maatschappij had verraden door de vuile was buiten te hangen.

    'Een universum vol zonderlingen, dat hoeft toch niet te verbazen", lacht Hanaan as-Sjaikh. "Toen een hele Arabische gemeenschap halverwege de jaren zeventig naar Londen verkaste omdat de oorlog in Libanon hen hun broodwinning en hun eigendommen kostte, kwamen de hoeren en de travesties evengoed als de zakenlui en de advocaten.

    "Het personage van de flamboyante luxehoer Amiera is overigens gebaseerd op een verhaal dat ik in die eerste jaren in Londen hoorde in Edgware Road, de mini-Arabische kosmos waar we kwamen voor ingrediënten, specerijen en roddels. Er was op dat moment een prostituee die zich voor prinses uitgaf om beter te verdienen. Ik wilde die vrouw per se spreken maar heb haar nooit gevonden en twee jaar na mijn aankomst was ze dood.

    "De travestie Samier is net zo'n personage: hij bestond - ik heb hem ontmoet - maar we waren slechts oppervlakkige kennissen, wat hem ideaal maakte. Zie je, ik schrijf niet graag over dingen die ik goed ken, dat stelt me in staat om zelf te ontdekken, om mezelf tijdens het schrijven te entertainen. Daarom is de gescheiden Lamies ook een Irakese, en geen Libanese zoals ikzelf."

    Op feestjes wil iedereen meteen van Lamies weten of ze voor Saddam Hoessein is gevlucht, en als blijkt dat ze naar Londen kwam om met een Irakees te trouwen die er al woonde, ebt de interesse prompt weg, schrijft u.

    "Zo gaat dat ja, ik heb het - in omgekeerde zin - zelf meegemaakt. De mensen waren in die eerste jaren in Londen heel erg in mij geïnteresseerd: een Libanese met twee kinderen die de burgeroorlog in haar land was ontvlucht. Stel je voor. En nog voor ze mijn naam uitspraken, vroegen ze of ik moslim was of christen. Ik vond het vreselijk en wilde zeggen: luister, we zijn gelijk, hoe dan ook, ik behoor niet tot een zeldzame diersoort.

    "Het positieve eraan is dat het mijn schrijverschap heeft versterkt. Ik wilde er vanaf dan zeker van zijn dat wat ik schreef ook werd vertaald. Tevens nam ik elke gelegenheid te baat om te praten met Britten. Ik liet ze niet gerust en schreef ze, in tegenstelling tot veel Arabieren, niet af wegens te koud. Zo ging ik na een vakantie aan de Engelse kust naar de buurvrouw en zei: ik deed in Brighton mijn ogen dicht en waande me in Beiroet. Dat mens wist niet dat we strand hadden en bikini's droegen. En vanaf dat moment ging ze me anders bekijken.

    "Je hebt het overigens ook met zogenaamd 'ontwikkelde' mensen: laatst zei een journalist me dat hij hartelijk had gelachen om Alleen in Londen en dat hij er nu pas achter kwam dat Arabieren gevoel voor humor hebben."

    Hoe goed werd die humor, en dan vooral Amiera's verhalen over hoe ze mannen aan de haak slaat en Samiers vaak hilarische zoektocht naar partners, ontvangen bij uw Arabische lezers?

    "Velen waren geschokt, ze vonden dat ik onze maatschappij had verraden door de vuile was buiten te hangen. Waarom schrijf je niet over dokters, advocaten of andere hardwerkende lieden, vroegen ze. Deze mensen werken ook hard, antwoordde ik dan, maar dat sorteerde vooral vernietigende blikken.

    "Ach, hun aversie verwondert me niet, de Arabische wereld is erg hypocriet. Weet je, toen ik achttien was en in Caïro verbleef, was ik tot over mijn oren verliefd op een beroemde Egyptische schrijver die twee keer zo oud was als ik. Elke keer kwam hij me halen in het YWCA om wandelingen te maken, de piramides te bezoeken. Het duurde niet lang voor ik eruit werd gegooid. Ik vroeg aan de YWCA-leiding: wat heb ik misdaan, ik kom op tijd, maak geen herrie, doe geen verboden dingen. Je moet vertrekken, zeiden ze, omdat je zo stom bent geweest. Je had die man toch ook stiekem kunnen zien, hij heeft toch een flat, waarom moet je voor het oog van iedereen met hem flaneren en aldus jezelf te schande maken?"Ik dacht overigens aan dat voorval toen ik de meest ontroerende passage uit het boek schreef: wanneer de moeder van Amira haar dochter niet bij haar zusjes laat slapen omdat ze onrein is en verdorven, terwijl ze wel haar geld accepteert nadat ze het heeft laten 'religieus reinigen'.

    "Verschrikkelijk. Dat soort van schijnheiligheid is een obstakel voor vooruitgang. We moeten met onze ogen open de donkerste, smerigste tunnels van onze maatschappij door om bij het licht te komen. We moeten toegeven, inzien, erkennen."

    En gebeurt dat?

    "Nee, integendeel, en nu nog minder dan vroeger. De situatie is veel grimmiger nu, en de mensen klampen zich aan de religie vast. Het is een beetje zoals zelfmoord plegen, alleen nog leven voor het paradijs van straks, en wat met dit leven dan? Maar tegelijk begrijp ik het ook wel: het is nu niet alleen een veel moeilijkere tijd dan drie, vier decennia geleden, er is bovenal geen hoop. De Arabische leiders is het slechts om één ding te doen: aan de macht blijven, koste wat het wil. De noden van het volk kunnen hen gestolen worden, de miljarden aan petrodollars vloeien naar in totaal zo'n 11.000 families en de rest heeft helemaal niets. Wat zou je dan willen?

    "Kijk naar mijn geboorteland Libanon. De oorlog (1975-1991), waar was die goed voor? En hoe staat het er nu voor? Al wie kan, verlaat het land. Niet de klasse van superrijken natuurlijk, de lieden die in miljarden rekenen hebben het erg naar hun zin, maar de rest wel. De rest die niet bestaat. "Laat het me uitleggen. De vrouw die in Londen uit een Rolls Royce stapt, mag zich niet verheugen op de bewondering van alle voorbijgangers. Sommigen vinden haar meteen arrogant of vragen zich af hoe ze die rijkdom heeft vergaard. Als diezelfde vrouw in Beiroet haar luxevehikel verlaat, ligt de wereld aan haar voeten. Er is daar geen algemeen geldend wederzijds respect of gelijkwaardigheid der burgers. Geld en macht worden gerespecteerd, vereerd haast, terwijl men op de rest spuwt. "Dat moet je natuurlijk ook in zijn context zien: er is geen verzorgingsstaat, er zijn geen fundamentele rechten die je altijd kunt laten gelden. Wie in een ziekenhuis wil worden opgenomen, moet eerst flink met geld zwaaien of kunnen aantonen dat hij of zij dik is met deze of gene machtige man. Anders laat men je zonder pardon creperen voor de deur. En zo gaat het voor bouwvergunningen, jobs, toelatingen om een bedrijf te beginnen,... Geld en macht zijn de enige reddingsboeien."

    Dat is precies wat de schrijvers van het Arab Human Development Report vorig jaar aan de kaak stelden: het nepotisme, de corruptie, de belangenvermenging.

    "Ja, en ik was ook erg blij dat Arabische intellectuelen - want zij hebben het geschreven - tot die conclusies kwamen. Aldus werd het interne kritiek, en geen verwijten van buitenstaanders, die we vervolgens kunnen afdoen met de bewering dat ze er niets van hebben begrepen en onze cultuur niet kennen. Maar tegelijk wens ik dat er een leider was die zei: ik heb niet kunnen slapen van de conclusies van dat rapport, ik wil werkelijk dat er iets verandert. Maar dat is niet zo, ontkenning en stilzwijgen waren de enige overheidsreacties die we zagen. Evenmin kwamen er maatregelen om de wantoestanden aan te pakken. En dus houdt de uittocht aan."

    Maar het leven in die migrantengemeenschappen wordt er niet makkelijker op.

    "Nee, mensen hebben het gevoel dat er ontzettend veel racisme is, en je kunt er niet onderuit: het is veel erger dan vroeger. Toen telde alleen je kleur, nu ook nog je naam. De Ali's en Mohammeds die zich aanbieden voor een job mogen het zo ongeveer vergeten.

    "Weet je, ik wenste dat ze thuis waren gebleven. Ze voelen immers dat racisme, en algemeen zorgt het Westen niet goed voor zijn immigranten. Die mensen hebben het gevoel dat ze zich moeten manifesteren, dat ze zich moeten verdedigen tegen de voortdurende verdachtmakingen. Aldus gaan ze rebelleren. Ze willen zich sterk maken, maar over welke instrumenten beschikken ze? Over weinig anders toch, dan de tradities waarvoor ze gingen lopen? En dus omarmen ze die opnieuw, ferventer nu, wanhopiger ook. "Daarom zeg ik dat ze beter thuis waren gebleven: hoeveel zin heeft het in Londen rond te lopen als je niet van plan bent je voordeel te doen met de mogelijkheden die Londen biedt? En zo lang je die zwarte sluier ophoudt, wil niemand met je dialogeren. Dan zou je eigen omgeving, met de muezzin die oproept tot het gebed, met de muziekcassettes uit het stalletje om de hoek, de hete middagen en het platte dak waar de was hangt te drogen, toch beter voor je zijn?"

    En aldus vertrekken Samiers vrouw en kinderen, die hem achternareisden om te achterhalen wat hij uitspookte, uiteindelijk terug naar Libanon. Het is overigens wel vreemd dat een man als Samier, een travestie en dus een marginale figuur die door de machowereld rond hem wordt uitgespuwd, zich toch als mannetjesputter gedraagt tegenover zijn eigen vrouw.

    "Ik heb medelijden met onze mannen, weet je. Ze moeten hun mannelijkheid, hun waarde bewijzen door hun vrouwen te onderdrukken en anachronistische tradities aan te houden. Ze worden immers zelf onderdrukt door een maatschappij waarin alleen de elite telt en de rest wordt geminacht. Als je geld, werk noch vooruitzichten hebt, ben je mislukt als man, dus zoek je compensatie door je vrouw, je zus, je kinderen te domineren."

    En tegelijk heb je de mannen die erg makkelijk in de smoezen trappen van de zogenaamde prinses Amiera. Ze stapt uit haar (gehuurde) Rolls en schoffeert de bankbediendes omdat de cheque van prins X niet is gearriveerd, om zich vervolgens hulpeloos af te vragen hoe het nu verder moet. En hup, daar staat al een bereidwillige, bemiddelde Arabier voor haar klaar.

    "Amiera weet uiteraard erg goed hoe ze moet appelleren aan het aspect van de ridder, de redder, wat ik op zich een positief element in de Arabische cultuur vind. Dat, en het feit dat we respect opbrengen voor oude mensen en hen niet in tehuizen opsluiten zoals jullie doen. Ik kan, na dertig jaar in het Westen, nog steeds niet aan die gedachte wennen. Opstandig word ik, en tegelijk heel erg triest.

    "Maar die mannen van Amiera, die voelen zich niet alleen als reddende ridders aangesproken, ze zouden niet voor elke vrouw met problemen hun portemonnee leegmaken. Amiera's magie ligt in het feit dat ze een prinses is, dat ze geld en macht vertegenwoordigt. Die mannen gaan ervan uit dat ze uiteindelijk zelf beter zullen worden door Amiera te helpen."

    De droevigste man-vrouwrelatie is zonder meer die tussen de vader en de moeder van de gescheiden Lamies. Een alcoholverslaafde is hij, een mislukkeling die niet in de Golf wilde werken en die zijn grote liefde voor de luit moest opgeven omdat zijn vrouw alleen in geld en status is geïnteresseerd.

    "Zo is het in de jaren tachtig met veel families gegaan: wie niet naar de Golf wilde, werd er van verdacht niet te willen werken. Alleen, het gros van die vrouwen - echtgenotes en schoonmoeders - die hun mannen en zonen onder druk zetten, besefte niet hoe de situatie in de Golf was. De maatschappij is bijzonder hiërarchisch, met bovenaan de piramide, onaantastbaar en despotisch, de plaatselijke bevolking, onmiddellijk gevolgd door de westerlingen, die de leidinggevende functies hebben. Dan komen de Libanezen, die doorgaans beter opgeleid zijn dan de rest van de Arabieren en die al vroeg in de diaspora stapten, waardoor ze grote netwerken van contacten hebben. Daaronder bevinden zich de Egyptenaren en de overige Arabieren, erg laag in aanzien dus, slechts een trapje hoger dan de Indiërs, de Pakistani en de Filippino's. Veel mannen komen gebroken terug uit de Golf, het is een meedogenloze wereld, vol vernedering en exploitatie."

    De gescheiden vrouw Lamies is een opmerkelijke figuur: ze woont al jaren in Londen maar het is nu pas dat ze besluit om 'Brits' te worden. Ze neemt lessen om van haar accent af te raken, en verkent de stad als was ze er voor het eerst.

    "Lamies wordt mens na een leven als pop. Ze heeft geen echte kindertijd gehad, kreeg door de vlucht uit Irak en de economische moeilijkheden die volgden, geen echte opleiding en werd uitgehuwelijkt. Het is nu, nu ze gescheiden is en de Brit Nicholas heeft leren kennen, dat ze alles opnieuw ontdekt, dat ze voet aan de grond krijgt. Kijk, dat is het karakteristieke aan mijn generatie: we namen geen beslissingen, we gingen niet zitten om na te denken en ons vervolgens een oordeel te vormen, zoals ik dat mijn zoon en dochter nu wel zie doen. Die vragen zich af wat ze met hun leven zullen doen, en hoe dat moet gebeuren. Dat is een heel andere attitude, waarbij je meester bent van je bestaan. Dat waren wij niet."

    Een schrijfster die niet zelf besliste, dat lijkt vreemd.

    "(lacht) Ik heb wél zelf beslist, maar zonder echt na te denken. Dat durfde ik niet, denk ik nu, want ik was bang dat mijn familie in mijn plaats zou oordelen als ik me niet haastte. Ik handelde dus vooral, en ondervond daarna de gevolgen.

    "We hebben thuis een grote religieuze clash gehad, ik heb er het boek Praying Mantis over geschreven, het enige waarvan ik tot op heden niet wil dat het wordt vertaald, omdat het fout zou worden uitgelegd. Ik zou het idee niet kunnen verdragen dat lezers mijn vader zouden veroordelen omdat ze onze cultuur niet kennen en niet beseffen dat zijn handelingen niet geïnspireerd waren door wreedheid of dictatoriale neigingen maar door een rotsvaste overtuiging dat dit het beste voor mij was. Hij hoopte dat ik in de religie dezelfde houvast zou vinden als hij, dat ik gesluierd door het leven zou gaan. Maar toen dat niet zo was, ging hij niet schreeuwen of mij mishandelen. Hij huilde alleen maar omdat hij was mislukt als vader."Ik ben op mijn elfde beginnen schrijven, na een bezoek aan mijn moeder - van wie mijn vader vier jaar na mijn geboorte was gescheiden. Ze hertrouwde en woonde in de bergen. Het was haar stem, die zo vreselijk mooi kon zingen, die me aanzette tot schrijven. Voor mij was schrijven als binnentreden in een andere wereld. Als ik ergens sterke gevoelens over had, dan schreef ik dat op, veeleer dan erover te praten. Ik was ervan overtuigd dat anderen me toch niet zouden begrijpen."Moeilijke tijden zijn vaak betere inspiratiebronnen dan gelukkige. De negen jaar die ik in Saoedi-Arabië heb doorgebracht (1975-1984) omdat mijn man er een baan had, waren zo'n periode. Hoe meer ik verdrukt werd, hoe beter ik schreef. Elke keer als de autoriteiten een smerige streek met ons uithaalden, triomfeerde ik in stilte en haastte me naar huis om het op te schrijven. Ze waren zo vernuftig in hun getreiter, ik had het zelf niet kunnen bedenken.

    "Tegelijk was het er erg claustrofobisch. Ik was in Libanon als journaliste altijd overal naar toe geweest, ik had een tv-programma gepresenteerd, en aan al die dingen was ik erg gehecht. Plots kwam ik in een cultuur terecht die wel islamitisch was, maar waar ik me geenszins mee verwant voelde. Mijn wereld werd gereduceerd tot een vrouwenwereld waarin mannen alleen 's avonds opdoken.

    "Onlangs belde een van mijn beste vriendinnen uit die tijd op. Ze was in Londen voor een conferentie van vrouwelijke ondernemers. We hadden destijds samen achter al die vergunningen aangezeten waarover je moet beschikken om een zaak te beginnen. Ze was toen voor de derde keer gescheiden, en mocht het huis niet uit zonder de toestemming van haar broer, bij wie ze inwoonde. Hij was er ook tegen dat ze in zaken wou, dat hoorde niet voor een vrouw. Maar wettelijk kon het, en dat wist ze, en daarom hebben we samen doorgezet. Ik heb haar bij mijn vertrek een spiegel gegeven. Voor de winkel, zei ik, maar ook om naar jezelf te kijken, en niet te vergeten dat je een individu bent. Ze belde me in Londen om me te bedanken. Het is door jou, zei ze, dat ik succesvol ben geworden. Nee, antwoordde ik, ik was slechts jouw vehikel, jouw spiegel. Ze huilde.

    "Ach, vrouwen hebben vooruitgang geboekt in de voorbije decennia, ze willen werken, ze willen verantwoordelijkheid. Maar het zat hen economisch niet mee, en daardoor was de vooruitgang gering en traag. Tergend traag."

    06-02-2011 om 23:11 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom het misging in de Arabische wereld


    De huidige revolutie in de Arabische wereld overvalt sommigen, onze leiders op kop. Maar ze kondigt zich al jaren aan. Lees er de vijf felbesproken Arab Human Development-rapporten op na die sinds 2002 verschenen, en je moet vaststellen dat het in de sterren geschreven stond.



    Een simpele formule

    "Er zijn meer mummies in het kabinet van Moebarak dan in het Egyptisch Museum van Caïro", liet de Egyptische politoloog en hoofdauteur van de eerste vier rapporten, Nader Fergany, zich ontvallen. "Er is geen regeringspartij maar een partij van de regeerder."

    Wat voor Egypte geldt, gaat op voor de hele Arabische wereld. Op de troon zit een despoot gekroond hoofd, uit het leger geplukte president of telg van een eeuwig regerende (eventueel koninklijke) familie wiens houdbaarheidsdatum schijnbaar nooit wordt overschreden.

    De dictators steunen op een gigantische mukhabarat (veiligheidsdienst), die beschikt over een fenomenaal netwerk van informanten. Hun tweede machtsinstrument is een gezwollen bureaucratie die vooral bedoeld is om de afgestudeerden op te slorpen en hen aldus aan het regime te binden. Neem Egypte: Brookings Institution-onderzoeker Kenneth Pollack becijferde dat maar liefst 7 miljoen mensen ambtenaar zijn, terwijl de diensten aan de burger minimaal en inefficiënt zijn.

    De jongste tijd heeft deze strategie overigens aan kracht ingeboet: besparingen noopten tal van regimes tot een aanwervingsstop. Kijk naar Marokko: het concours national werd al tien jaar niet meer uitgeschreven, wat mede verklaart waarom er zoveel chômeurs diplomés zijn.

    Beter nog voor de handhaving van de autoritaire macht is de speelgoeddemocratie: een chic ogend systeem van instellingen waarmee de politieke oppositie wordt gekanaliseerd en uitgeschakeld. Nepdemocratieën tooien zich met verlamde parlementen en houden formele verkiezingen, waarbij gesjoemeld wordt zodat de heerser en zijn partij niet onttroond raken. "De meeste traditionele oppositiepartijen in de Arabische wereld", dixit Fergany, "zijn niet meer dan een collectie lijken." Kijk naar Tunesië en Egypte, maar evengoed naar de betogingen in Jemen, Jordanië, Algerije en Soedan: het protest blijkt niet uit te gaan van de traditionele oppositieformaties maar van een heterogene, horizontale en weinig gestructureerde burgerbeweging van vooral jongeren.

    Bovendien krijgen de Arabische dwingelanden hulp uit onverwachte hoek: de oppositie is verdeeld tussen islamisten en seculiere partijen, die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Doorgaans, zo legt Amr Hamzaway uit in Getting to Pluralism: Political Actors in the Arab World, trekken de seculiere krachten aan het kortste eind. Hun handen zijn leeg terwijl de despoot gunsten en centen uitdeelt en de islamisten met brood, dadels en diensten gooien. Gevolg: veelal overtuigen de seculieren niet meer dan 5 procent van de kiezers, vier keer minder dan de islamisten.

    Genegeerde obstakels

    Het stond in de sterren geschreven: al in het eerste Arab Human Development Report (2002) werd gewezen op de ronduit deplorabele staat van de Arabische wereld. "In essentie zijn er drie obstakels voor menselijke ontwikkeling: het deficit in de verwerving en uitbreiding van kennis, het gebrek aan vrijheid en de flagrante vrouwendiscriminatie", aldus het rapport, dat door Time prompt werd uitgeroepen tot boek van het jaar en dat in een mum van tijd een miljoen keer werd gedownload. De Arabische leiders keken evenwel de andere kant op, in 2002 evengoed als bij de publicatie van het laatste rapport in 2009. "Onafhankelijke intellectuelen juichten de studies toe", concludeerde de Egyptische professor Moataz Abdel Fattah. "Pro-regime intellectuelen noemden de rapportschrijvers linkse opposanten die de problemen overdreven, de islamisten deden de bevindingen af als westerse propaganda en de beleidsmakers negeerden de aanbevelingen al die jaren totaal."

    Praat voor de vaak

    "Sinds 11 september is er in de Arabische wereld veel retoriek over de noodzaak aan politieke hervormingen en grotere vrijheid, maar daar is niets van in huis gekomen", zo stelt het Arab Knowledge Report (2009). "In de studie van 2004 werd al geconstateerd dat de repressie en de censuur toenamen en dat er een proliferatie optrad van mechanismes waarmee de vrijheid werd beknot. Deze diagnose blijft onveranderd. Reporters sans Frontières rangschikt alle Arabische landen in zijn Persvrijheidsindex in de categorieën 'zeer ernstig' of 'moeilijk'. The Economist Intelligence Unit deed hetzelfde in zijn Democratie-index en Transparency International kwam tot een gelijkaardige conclusie in zijn meting van corruptie. Die drie indicatoren zijn met elkaar verbonden. Elke hoop op een eerlijke sociale verdeling van de resultaten van ontwikkeling zal gedoemd zijn zonder democratisch klimaat, onafhankelijke controlemechanismes en een echte corruptiestrijd."

    Waar zijn de media?

    "De meeste media in de Arabische wereld zijn verbonden aan de overheid of aan grote multimediaspelers. Het gevolg daarvan is commerciële, oppervlakkige content, een politiek discours van loyauteit en een verminderde kennisoverdracht", staat in het Arab Knowledge Report (2009). "Met uitzondering van de satellietzenders en de internetblogs, die de uitlaatklep zijn voor de zichtbaar gestegen activiteit van de jeugd, zijn de vooruitzichten somber."

    Vijftig miljoen nieuwe banen

    "De Arabische wereld staat onder gigantische druk", dixit het jongste Arab Human Development Report. "In 1980 had de regio een bevolking van 150 miljoen mensen, tegen 2007 was dat met 317 meer dan het dubbele en in 2015 zullen het er zelfs 395 miljoen zijn. Zestig procent van de bevolking is jonger dan 25. Uit onderzoek is gebleken dat er 51 miljoen nieuwe jobs nodig zijn tegen 2025." Dat wordt niet eenvoudig, want hetzelfde onderzoek geeft aan dat "de Arabische wereld in 2007 minder geïndustrialiseerd was dan in 1970. De export van afwerkte producten bedroeg in 2007 minder dan 11 procent van de totale uitvoer. De olieproducerende naties deden te weinig om hun economieën te diversifiëren." Sinds 2008 zijn plannen goedgekeurd om meer dan 3.000 miljard dollar te besteden aan constructie-, ontwikkelings- en infrastructuurprojecten. "Bij de realisatie daarvan zouden de werkloze jongeren kunnen worden ingeschakeld maar ze beschikken niet over de noodzakelijke knowhow."

    Waar is de school goed voor?

    Er zijn 60 miljoen analfabeten en "de school is een ondergefinancierde, kaalgeplukte omgeving waarin weinig wordt opgestoken. Leerlingen horen te zwijgen, te gehoorzamen en te memoriseren", meent de Marokkaanse schrijver Karim Nasseri, die zelf in Oujda lesgaf. Goed scoor je daarmee evenwel niet. "Bij de internationale tests van wetenschap en wiskunde, in 2004 evengoed als in 2008, eindigde de Arabische wereld duidelijk onder het wereldgemiddelde", aldus het Arab Knowledge Report.

    Hoe bedoel je, uitvinding?

    "De budgetten voor wetenschappelijk onderzoek zijn laag: zo'n 10 dollar per burger per jaar, tegenover 33 dollar in een land als Maleisië", schrijft het Arab Knowledge Report. Bovendien is er geen link tussen R&D en productie en participeert de private sector nagenoeg niet in de researchkosten. Ter vergelijking: in het Westen financieren bedrijven zo'n 80 procent van het onderzoek. "Dat alles verklaart waarom 2 miljard dollar aan overheidsinvesteringen tussen 2002 en 2006 niet meer dan 38 patenten per jaar opleverden, en de publicatie van zo'n 5.000 academische papers. Sindsdien ging het niet beter: in 2007 waren er 74 patenten, honderd keer minder dan in Zuid-Korea."

    Gelieve hier niet te lezen

    "Twintig zijn in Tunesië betekent verstoken blijven van goede boeken en vertier, kortom veroordeeld zijn tot verveling", zo stelt blogger Mehdi Ayadi. En geef hem maar ongelijk. "Als we alle boeken die jaarlijks in de Arabische wereld worden gepubliceerd onder de bevolking zouden uitdelen", dixit het Arab Knowledge Report, "dan is er één boek per 11.950 burgers, tegenover één voor elke 419 Britten en 713 Spanjaarden". In 2002 kwam het eerste rapport al met verbijsterende cijfers: sinds de negende eeuw werden in de Arabische wereld slechts 100.000 boeken vertaald. Momenteel zijn het er zo'n 330 per jaar, vijf keer minder dan er in Griekse vertaling verschijnen."

    De toekomst ligt elders

    "Eenenvijftig procent van de 24- tot 39-jarigen zegt naar Europa te willen en onder de 19- tot 24-jarigen is dat 45 procent", zo stelde het eerste rapport vast. Zeven jaar later klinkt het in het Knowledge Report: "Wellicht is de waarde van de export van menselijk kapitaal even groot als die van olie en gas. Van alle Arabische studenten die op buitenlandse universiteiten een diploma haalden, keert 45 procent niet terug. En uit onderzoek onder Britse geneesheren blijkt dat 35 procent van Arabische origine is."

    Een kooi die familie heet

    Voor zijn boek What's really wrong with the Middle East (2010) interpelleerde de Britse journalist en schrijver Brian Whitaker tal van Arabische intellectuelen over persvrijheid, democratie, kennis, olie en religie. Hij constateerde evenwel dat iedereen het wilde hebben over de ketens van de familie.

    "Er zijn in Egypte een miljoen Moebaraks", zei een Egyptische vriend. "Het autoritarisme beperkt zich niet tot de politiek, het is de modus operandi in de hele maatschappij en het begint al thuis."

    Die vaststelling is niet nieuw. "De Arabische familie, die een veel ruimer concept is dan haar Europese variant, drijft op het concept van de collectieve verantwoordelijkheid voor het individu", schreef de Marokkaanse psycholoog en schrijver Abdelhak Serhane in L'amour circonsis (1996). "Vader is de Rab al Aaila, de god van de familie. Hij is klein, zwak, onderworpen en onwetend tegenover God, maar groot, krachtig, autoritair, dominant en beschermend tegenover de familie.

    "Van de jongere wordt conformisme en gehoorzaamheid geëist, want het tegendeel brengt de groepscohesie in gevaar. Wie zich daar aan waagt, riskeert uitsluiting en beschimping.

    "Toch wordt het conflict tussen de groepsnorm en de verzuchtingen van het individu almaar groter. Steeds meer jongeren willen voor zichzelf leven, wat komt door de breuk in de communicatie tussen de generaties, alsook door de algemene malaise."

    Inshallah/ mashallah

    Vrijheid is ook de vrijheid om te geloven. "De cartesiaanse gedachte dat de mens meester is van zijn bestaan, luidde voor het Westen de moderniteit in", meent Abdessamad Dialmy, auteur van Jeunesse, sida et islam au Maroc. "Het fundamentele probleem in de Arabische wereld is evenwel dat het individu nog niet is geboren. God is de centrale en ultieme referentie. We hebben politieke partijen die praten over democratie en mensenrechten maar geen enkele stelt de mens centraal, niemand strijdt voor godsdienstvrijheid."

    Moeders, wijfjes en echtgenotes

    "Misschien is het probleem van de vrouwendiscriminatie nog wel het ergste van de drie struikelblokken voor ontwikkeling", meent het eerste Arab Human Development Report. "Het treft immers de helft van de bevolking en uit zich in verdrukking en ongelijkheid, verkrachtingen, genitale verminking, kinderhuwelijken en eremoorden."

    De Marokkaanse schrijver Serhane stelt vast dat er nu "meer vrije huwelijkskeuze is, dat meer meisjes naar school gaan en meer vrouwen werken. Maar de fundamentele waarden blijven behouden omdat ze de basis vormen van de macht van de groep. Mijn waarde als man, als Arabier, als moslim, zit tussen mijn benen. En mijn zussen, die hebben de familie-eer tussen de hunne. De viriliteit voor de enen, de eer voor de anderen. De respectabele man is hij die de seksualiteit van de vrouwen onder zijn hoede weet te controleren, wat alleen mogelijk is als hij hun contact met de buitenwereld bepaalt. Maar dat wordt steeds moeilijker en dus conflictueuzer".

    "De gendersegregatie is nog steeds erg groot",vindt socioloog Dialmy. "De door de sexen gedeelde publieke ruimte wordt niet normaal beleefd maar vanuit het schema van de verleiding. Het is verleiden te voet, per auto, overal en altijd. Voor mannen zijn er drie soort vrouwen, die nooit de gelijke zijn van mannen: de wijfjes, de echtgenotes (reëel of potentieel) en de moeders en tantes."

    06-02-2011 om 23:05 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    01-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer

    De 23-jarige zoon van een hoge Chinese politiefunctionaris die op 16 oktober dronken inreed op twee meisjes, is zaterdag veroordeeld tot zes jaar cel en meer dan 50.000 euro compensatie aan de slachtoffers. Het incident was een symbool geworden voor machtsmisbruik door hoge ambtenaren en leidde tot een felle internetcampagne.

    De 20-jarige Chen Xiaofeng was op die oktoberavond met haar vriendin aan het rolschaatsen op de universiteitscampus van Baoding toen een wagen met hoge snelheid op hen inreed. Chen werd de lucht ingegooid en overleed later aan haar verwondingen, het andere meisje brak een been. De dronken chauffeur probeerde vluchtmisdrijf te plegen maar werd door de veiligheidsagenten op de campus aangehouden. "Probeer me maar te vervolgen", schreeuwde de man. "Mijn vader is Li Gang."

    Het nieuws zorgde voor grote beroering op het Chinese internet omdat het een bijzonder herkenbaar verhaal was over een boosdoener die geloofde dat hij middels zijn goede connecties als zoon van de vicecommissaris van politie kon wegkomen met zijn misdaad. Verschillende censuurpogingen mislukten, waarop de overheid besloot om het nieuws dan maar te 'begeleiden'. Aldus verscheen de politiechef samen met zijn zoon vijf dagen na de feiten huilend op de nationale televisie, vragend om vergiffenis aan het hele volk. Het manoeuvre sorteerde evenwel niet het gewenste effect: in de blogs en reacties die in de daaropvolgende dagen verschenen, toonden velen zich geschandaliseerd over "de pogingen om de eigen job toch maar te redden door in tranen op tv te komen".

    'Mijn vader is Li Gang' werd een ware strijdkreet en de vrouwelijke blogger Varkensvoet Beta lanceerde een poëziewedstrijd waarbij 'Mijn vader is Li Gang' geïncorporeerd werd in klassieke gedichten evengoed als in propagandafrasen uit de maoïstische tijd. Meer dan 6.000 internauten bedachten Li Gang-rijmpjes en tevens doken spottende posters op, alsook verkeersborden met als tekst 'Gelieve traag te rijden, uw vader is niet Li Gang'.

    Internationaal bekend kunstenaar Ai Weiwei publiceerde op zijn site een interview met de ouders van het doodgereden meisje, dat prompt door de censors werd verwijderd.

    Zoon Li werd negen dagen na de feiten gearresteerd maar ondertussen werd grote druk uitgeoefend op de nabestaanden om de zaak te laten vallen. De advocaat, Zhang Kai, werd door zijn cliënten zelfs bedankt voor zijn inspanningen, "aangezien de kwestie opgelost was". Een dergelijke afloop, zo zei Zhang in een interview met de New York Times, "is heel courant als het gaat om gewone burgers die het moeten opnemen tegen machtige figuren. Macht is in de hedendaagse Chinese samenleving veel belangrijker dan individuele rechten en vrijheid." Maar de kwestie bleef reacties genereren op internet, wat er volgens waarnemers toe heeft geleid dat de dronken chauffeur vorige week in het beklaagdenbankje verscheen. Zaterdag volgde het vonnis: de Chens krijgen meer dan 46.000 euro aan schadevergoeding, het andere meisje zo'n 9.000 euro. En zoon Li gaat voor zes jaar achter de tralies.

    01-02-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    31-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EGYPTE
    De afweging die de Egyptische strijdkrachten momenteel maken, zo menen waarnemers, is hoe ze hun verregaande invloed en privileges kunnen veiligstellen zonder dat het land in totale chaos desintegreert.

    "Lang leve het leger, mogen de soldaten met ons zijn", werd gisteren op het Tahrirplein gescandeerd toen gevechtsvliegtuigen overvlogen. De hoop die de demonstranten uitspraken was dat het met de Egyptische strijdmacht zou mogen gaan als met de Tunesische dik twee weken geleden. Generaal Rashid Ammar vertelde de Tunesische president Ben Ali toen onomwonden dat hij er niet op moest rekenen dat soldaten op demonstranten zouden schieten.

    Maar Egypte is Tunesië niet. Ben Ali spendeerde niet meer dan 1,4 procent van het bnp aan het leger en hield er slechts 36.000 officieren op na. Als gewezen minister van Binnenlandse Zaken steunde hij voor de uitbouw van zijn autoritaire bestuur vooral op de politiediensten. Egypte mag dan 1,4 miljoen mensen tewerkstellen in verschillende politiediensten en organisaties van binnenlandse veiligheid, fundamenteel is het huidige regime gebouwd op het leger, met 460.000 militairen de tiende grootste strijdmacht ter wereld.

    Het waren de zogenaamde 'Vrije Officieren' die in juli 1952 gebruik maakten van het volkse ongenoegen om koning Farouk af te zetten en een staatsbestel te installeren waarin militairen een doorslaggevende rol spelen. Onder Gamal Abdel Nasser (1956-1970) was die legerdominantie in het bestuur erg zichtbaar: tal van ministers in zijn regering waren militairen. Ook onder Anwar Sadat (1970-1981) was het leger, mede door de Jom Kippoeroorlog, doorslaggevend. Op het eerste gezicht lijkt het alsof Moebarak (1981-nu) het leger uit de politieke besluitvorming heeft geweerd, maar dat wordt door expert Steven A. Cook in Ruling But Not Governing: The Military and Political Development in Egypt, Algeria, and Turkey overtuigend weerlegd.

    Hij stelt dat de militairen de baas zijn zonder te besturen: ze beschikken over gigantische privileges, gaande van eigen scholen, ziekenhuizen, clubs, shoppingcentra, residentiële woonwijken en zakenimperia en de topkaders zien hun carrière veelal bekroond met een provinciegouverneurschap. "Er is een democratische façade met het parlement als uithangbord, waarachter militaire instituties schuilgaan die louter begaan zijn met de handhaving van de invloed en voordelen van de strijdkrachten ten koste van de maatschappij", schrijft Cook.

    Geldkraan dicht

    De Egyptische strijdkrachten zijn in de voorbije decennia slechts twee keer tegen onlusten opgetreden: bij de broodrellen van 1977 en tijdens de loonrevolte van een onderdeel van de veiligheidstroepen in 1986. Bovendien heeft het leger zich vanaf de jaren negentig gedistantieerd van het erg repressieve beleid van minister van Binnenlandse Zaken Zaki Badr en de door hem gecontroleerde veiligheidsdiensten. Maar dat heeft volgens Sherifa Zuhur, auteur van Egypt: Security, Political and Islamist Challenges veel minder van doen met democratische spirit dan met een poging om de gramschap van het volk te vermijden, gezien de gigantische economische en financiële belangen die het leger heeft.

    De vrijwaring van die fortuinen en privileges staat ook nu voorop. Tot voor kort was Moebarak de facilitator en beschermheer daarvan, maar de volksopstand die in het kielzog van de Tunesische Jasmijnrevolutie werd ontketend, geeft aan dat de 83-jarige president nu eerder een blok aan het been is dan een garantie voor de toekomst.

    Een bijkomend probleem is dat het leger sinds de Camp David-akkoorden van 1978 in belangrijke mate door Washington wordt gefinancierd: de VS verstrekte in de voorbije 32 jaar al meer dan 38 miljard dollar aan militaire hulp. Het Pentagon bleek een trouwe vriend: de grootschalige mensenrechtenschendingen in Egypte worden al 30 jaar door de vingers gezien. Maar nu wordt het flink lastig. Als Amerika's 'strategische bondgenoot in de regio' een bloedbad aanricht onder de eigen burgers, dan wordt dat voor de VS diplomatiek onverkoopbaar.

    De Egyptische stafchef Sami al-Anan was tot afgelopen vrijdag in Washington voor reeds lang gepland strategisch overleg. Verschillende Amerikaanse kranten stellen dat hij met een heel duidelijke boodschap van zijn broodheren naar Caïro is teruggekeerd: heet het nieuwe Tiananmen Tahrir, dan wordt de Amerikaanse geldkraan dichtgedraaid. Een weinig aantrekkelijk vooruitzicht. Wat Moebarak daar tegenover zet, zal wellicht bepalen wiens kant het leger kiest.

    31-01-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    16-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TUNESIE - Facebook heeft het land gered
    'Voortaan is Che Guevara gewapend met een laptop', zegt Yassine Ayari (29), 's lands bekendste blogger en boegbeeld van de jongeren. 'Wat op 18 december in Sidi Bouzid gebeurde de politie schoot op betogers deed zich in 2008 voor in Redeyef. Waarom leidde dat nu tot een nationale revolte en toen niet? Door het internet.'

    Yassine Ayari noemt zichzelf 'un garçon typique': zoon van een hoger opgeleide overheidsambtenaar, gediplomeerd informaticus met een baan die hem tijdelijk naar Brussel bracht, echtgenoot en vader van een zoontje. "Iemand die te veel te verliezen heeft dus, om zich met dwaze dingen als kritiek op het regime in te laten", lacht hij. En toch. Hij herinnert zich dat hij als 15-jarige niet begreep dat zijn land een president had 'zonder enige tekortkomingen'. "Mijn vader keek me veelbetekenend aan toen ik de vraag stelde en verdween meteen van tafel."

    De echte déclic kwam twee jaar later, toen hij met zijn vrienden op de metro in Tunis zat en een politieman hem toesnauwde dat hij moest ophouden met lachen. Zijn vraag of dat soms verboden was, genereerde een harde klap in zijn gezicht. "Ik ben thuis, in de voorstad Bardo, meteen naar het politiebureau gegaan. Maar men wilde mijn klacht niet behandelen. Als we die man opsporen, dan zegt hij geheid dat je de president hebt beledigd en krijg je 20 jaar cel", luidde het. Thuisgekomen prees mijn moeder zich gelukkig dat ik nog leefde, terwijl vader vond dat ik die klap van de agent vast had verdiend."

    De jonge Ayari verbeet zijn vernedering, begon boeken over ideologie en vaderlandse geschiedenis te lezen en ging informatica studeren in Tunis. "Ik was geen lid van een partij maar wel iemand die zei: ik hou niet van die Ben Ali. Sommigen dachten dat ik een overheidsspion was die wilde provoceren, anderen deden me af als een dwaas.

    "De kiemen van de huidige strijd dateren uit die periode, toen Zouhair Yahyaoui anoniem het eerste satirische blad, TUNeZINE, lanceerde. De politie wist hem uiteindelijk op te sporen, hij kreeg drie jaar celstraf en werd een paar maanden voor zijn dood in 2005 doodziek vrijgelaten. Hij was 38."

    Vervolgens werden de eerste chatgroepen gecreëerd. Er ontstond een echte gemeenschap, waarvan de overheid aanvankelijk niet doorhad dat ze potentieel subversief was. "We schuimden het internet af en vonden antwoorden op alle vragen die we ons hele leven al hadden. Tevens zagen we dat alle mensenrechtensites geblokkeerd waren en begonnen artisanale methodes te ontwikkelen om dat te omzeilen."

    Kwaliteitslabel 404

    Toen begon de overheid blogs te censureren we noemden dat het 404-label, naar de melding error 404 die opduikt als een pagina is geblokkeerd. Voor ons was dat een soort van kwaliteitsmerk. De censors gingen overigens erg amateuristisch te werk: al wie te veel bezoekers had, ging eruit. Het overkwam zelfs de populairste kooksite."

    Ondertussen arriveerde Facebook. "Het succes was meteen gigantisch. Onderhand zijn er 1 miljoen profielen, een per tien inwoners. Facebook heeft de politiek gedemocratiseerd, daar ontdekten we andere activisten, overlegden we over strijdthema's.

    "De overheid zag dat ook in en verbood Facebook in mei 2009 gedurende een paar weken. Wellicht was dat haar grootste politieke fout. Immers, officieel was er geen censuur maar nu werd ze voor iedereen zichtbaar. Noem het een ongewilde sensibiliseringscampagne jegens de modale burger. Het was toen de president die persoonlijk de herlancering gelastte, zoals hij dat eerder deze week deed met het geblokkeerde YouTube. We mochten hem dus dankbaar zijn, al waren de profielen van activisten voortaan geblokkeerd.

    "De volgende fout was de arrestatie in november 2009 van Fatma Arabica, een lerares die een erg succesvolle, sterk ironische blog had. Normaliter zwijgen Tunesiërs over dergelijke zaken om zelf niet in moeilijkheden te komen. Maar de hele Facebookgemeenschap vroeg haar vrijlating, die er uiteindelijk ook is gekomen, zonder aanklacht. Het internet heeft haar dus zonder meer gered."

    Maar het regime sloeg terug: in april 2010 gingen steeds meer blogs en sites dicht. "We besloten op Facebook actie te voeren met een petitie tegen censuur die in een mum van tijd 10.000 handtekeningen kreeg. We besloten groter te mikken en de eerste burgerbetoging sinds de onafhankelijkheid te organiseren. Het regime op zijn eigen paradox wijzen was ons doel. Immers, constitutioneel hebben we burgerlijke en politieke vrijheden, in realiteit geldt dat geenszins.

    "Mijn omgeving noemde me een absolute dwaas maar ik diende met mijn vriend en blogger Slim Amamou de aanvraag in." De overheid reageerde volstrekt niet, waarop het duo aan de vooravond van de op zaterdag 22 mei geplande betoging tot afgelasting besloot. "Zonder toestemming riskeerden we politiegeweld. We wilden protesteren maar dat mocht niet in arrestatie, verwonding of dood resulteren."

    De politie pakte beide initiatiefnemers op en liet hen na een ondervraging van meer dan 12 uur weer vrij. "Toen ik die nacht weer achter mijn computer zat, wist ik waarom ze ons niet hadden gemarteld of vermoord. Er waren honderden berichten op Facebook en in de internationale media over onze verdwijning. Het internet had ook ons gered.

    "We hebben iedereen toen opgeroepen om de volgende dag gekleed in een witte T-shirt te gaan wandelen op de Avenue Bourguiba. We achtten arrestatie uitgesloten en toch werden mensen op de trein naar Tunis door de politie afgetroefd."

    Ayari en Slim zetten evenwel door en besloten twee maanden later om alle parlementariërs alsook de minister van Binnenlandse Zaken in een aangetekend schrijven te vragen hoe het eigenlijk zat met de vrijheid. Wat mocht, wie bestrafte en hoe? "Andermaal kwam er geen reactie, waarop we besloten om een flash-act te doen. Verzamelen en een halve minuut zwijgen met de hand op de mond. De arrestaties bleven evenmin uit."

    Ondertussen werden de beide jongemannen door tal van politieke opposanten benaderd. "Ze beseften dat wij de jongeren konden bereiken, iets wat zij al 20 jaar vruchteloos probeerden. En dus kregen we aanbiedingen voor lidmaatschap hier en daar, wat we prompt afwimpelden. Je moet eerst burger zijn, en dus rechten hebben voor je politicus kunt worden. Maar als ik nu hoor dat er over zes maanden vrije, eerlijke verkiezingen komen, dan zeg ik tegen mezelf: ik stel me kandidaat."

    Informatiestroom

    Toen de huidige revolte op 18 december begon met de protesten van Sidi Bouzid, was Ayari in België voor zijn job maar virtueel is hij voortdurend aanwezig. "Meteen stuurden mensen beelden door. Er kwam een mediaoorlog, parallel met de strijd op straat. Nacht na nacht werkten we aan het uploaden van alle informatie, ik prees mezelf gelukkig dat ik IT'er was. De reactie was fenomenaal: om vier uur 's ochtends werden we nog door 400 mensen gevolgd."

    Ayari meent dat het die voortdurende stroom van informatie is, die geheel haaks staat op de langue de bois van de overheid, die voor de nationale mobilisatie heeft gezorgd. "Er waren beelden, commentaren, solidariteit.

    "Aanvankelijk verwonderde het ons dat de internationale media zwegen; toen in Iran de protesten begonnen, zat het fenomeen 24 uur later op CNN. Ons volk heeft het alleen moeten doen. We hebben begrepen dat het Westen sommige regimes weg wil, andere niet. Maar we beschikken nu over de knowhow om anderen te helpen. Je kunt je niet voorstellen hoeveel Noord-Afrikanen me de voorbije dagen zeiden dat ze wensten dat zij Tunesiërs waren. En voor mij is dit de gelukkigste dag ooit."

    16-01-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    14-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid


    De dood van de 26-jarige werkloze universitair Mohamed Bouazizi was zonder meer de trigger van de huidige protesten. De man vond geen job en besloot dan maar te overleven met de verkoop van groenten en fruit op de markt. Maar aangezien hij niet over de nodige vergunningen beschikte, werd zijn handeltje opgedoekt door de politie, waarop hij zichzelf in brand stak.

    Dat Bouazizi's wanhoopsdaad zoveel weerklank vond in Tunesië, heeft er alles mee te maken dat 42 procent van de bevolking jonger is dan 25 en dat de jeugdwerkloosheid gigantisch is. Tegelijk blijkt het opzetten van een eigen zaak een bijzonder lastig te verwezenlijken alternatief.

    Wie het in augustus gepubliceerde rapport 'Global Employment Trends for Youth' van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) leest, krijgt het gevoel dat een ware tijdbom tikt in heel Noord-Afrika. In geen enkele andere regio ter wereld is de jeugdwerkloosheid zo groot: slechts vier op de tien jongemannen werken en onder de vrouwen is dat zelfs minder dan twee op de tien. Bovendien gaat het niet de goede kant op. Terwijl verwacht wordt dat de jeugdwerkloosheid wereldwijd zal teruglopen in 2011, zijn het Midden-Oosten en Noord-Afrika de twee enige regio's waar ze zal blijven stijgen.

    Bovendien maken de jongeren 60 procent uit van het totale aantal werklozen, een nergens elders geziene proportie. Opvallend is ook hoe talrijk de opgeleiden zijn binnen die groep. "Het aanbod van hoogopgeleide jongeren overstijgt ruim de vraag, wat betekent dat de werkloosheid juist in die groep nog het meest toeneemt", aldus het rapport.

    Is het een alternatief om een eigen zaakje te beginnen? Bouazizi ondervond alvast van niet en ook die ervaring is voor veel jonge Tunesiërs herkenbaar. Uit het in november door de Wereldbank gepubliceerde 'Doing Business 2011' blijkt dat er 10 vergunningen nodig zijn om een eigen zaak op te starten, wat normaliter zo'n 5 procent van het modale jaarinkomen van een Tunesische burger kost. Gaat dit ook gepaard met enige bouwwerken, dan zijn er 20 bijkomende toelatingen nodig, wat een kleine 100 dagen in beslag neemt en het achtvoudige van een modaal jaarinkomen kost. Bovendien moeten er per jaar 8 keer alle soorten van belastingen worden betaald, wat samengeteld neerkomt op ongeveer twee derde van de potentiële winst. Met andere woorden: een zaak beginnen is moeilijk, duur en tijdrovend en dus voor velen geen alternatief voor werkloosheid.

    Bovendien heeft het niet vinden van een baan een gigantische impact: wie geen inkomen heeft, kan geen eigen flat betalen en is niet in staat om te trouwen. Noodgedwongen wonen jongemannen en vrouwen bij hun ouders in en worden ze verondersteld zich voorhuwelijks te onthouden. "We hebben het gevoel dat ons leven voor onbepaalde tijd in de ijskast is gezet", aldus een demonstrant."

    14-01-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD


    Extraits à lire / uittreksels/ selected articles
    Foto

    Archief per week
  • 17/10-23/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 15/12-21/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 16/10-22/10 2006
  • 02/06-08/06 2003
  • 27/01-02/02 2003
  • 09/09-15/09 2002
  • 08/07-14/07 2002
  • 10/06-16/06 2002
  • 30/11-06/12 1998
  • 12/10-18/10 1998
  • 05/10-11/10 1998
  • 07/09-13/09 1998
  • 20/04-26/04 1998

    Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)

  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
  • Vluchtelingen - gestrand in het bitterkoude Calais
  • CHINA - Ikea en McDonald's mikken op de panda
  • CHINA - Nobelprijs voor een lege stoel
  • CHINA - Liu Xiaobo, gevangen in een kooi van woorden
  • Internationale migratie - gestrand aan de oevers van de zee van Marmara
  • Joao da Silva - De Bang Bang Club
  • NIGERIA - sloppenbewoners moeten wijken voor verfraaiing van tuinstad Port Harcourt
  • INDIA -malafide microkredieten drijven boeren tot zelfmoord
  • DUITSLAND - 'Multiculturele maatschappij is mislukt'
  • IMAM èn homo zijn: het kan
  • CHINA- de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • CHINA- het belang van de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • AFGHANISTAN- stemmen in tijden van oorlog(3)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog(2)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog

    Blog als favoriet !

    Reactions/suggestions/e-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs