Ik ben geboren in 1928 en ben technisch ingenieur Elektronica en werkte als zelfstandige.
Ik was in 1948-49 bij de Belgische Zeemacht, waarover later meer.
Mijn hobby is computer en ik schreef reeds verschillende programma's, onder andere in de programmeertaal Delphi. Hierover wordt ook later nog teruggekomen.
OORLOGSHERINNERINGEN (en waarom ik 1944 overleefd heb)
Op1/10/1943, als vijftienjarige, sloot ik mij aan als koerier, bij het Onafhankelijkheidsfront, beter gekend als het OF. Mijn taak was het afleveren van berichten en een illegaal krantje dat de oorlogspropaganda van de Duitsers trachtte te weerleggen en nieuws over de geallieerden bracht, bij verschillende leden. Ik hielp toen elke week een paar uur als hulpje in de Bibliotheek "Vooruit"te Sint-Gillis en zo ben ik er ingerold en ook door een ongetrouwde kennis van ons gezin, Rosa Michaut. Toen de bibliothecaris, Frans De Mol, tevens een der leiders van de beweging, werd opgehaald door de Gestapo, moest ik vlug de ledenlijst, die was verstopt tussen de boeken, ophalen en laten verdwijnen.
Benevens Frans De Mol werden in de tweede helft van de oorlog nog enkele vrienden en bekenden,waaronder Roger Caudron en een van mijn leeraars, Mr. Van Doorselaer naar de Duitse kampen gestuurd. Een andere leraar, George Claessens was, in elk geval na de bevrijding, de leider van het OF. Tijdens de bezetting zelf wisten wij zo weinig mogelijk van elkanders activiteiten. Spionage- en sabotageactiveiten bleken later het terein van onder andere Medard Verhelst, Remy Rogge, François Cleemput en nog anderen.
Bij de bevrijding van Dendermonde, op 4 september 1944, kwam ik samen met enkele klasgenoten, allen rond 16 jaar, in het centrum van de stad, om onze bevrijders te zien. Die waren er niet, maar er liepen geruchten dat SS-troepen de Scheldebrug wilden opblazen en dat was vanuit het zuiden de enige toegang tot het land van Waas en verder. In onze jeugdige overmoed liepen we naar de Veerstraat samen met enkele oudere, gewapende, Dendermondenaren. Ik weet niet hoe, maar zelfs ik kreeg voor de eerste keer in mijn leven een pistool in de hand gedrukt. Nog voor de schermutselingen begonnenwerd mij echter gevraagd om het terug te geven om naar de Leopoldlaan te lopen,waar een uit Asse ter hulp gestuurde Pantserwagen in pech stond. Ik heb de kameraden nooit meer levend teruggezien. Enkeleouderen werden van op een afstand neergeschoten, De heer Boerewaard,op slag dood, een andere in het been gewond. De anderen werden oplafhartige wijze gruwelijk afgeslacht nadat ze door een Duitser meteen Rode Kruis armband en witte vlag, werden uitgenodigd om gevallen kameraden, waaronder mijn vriend Louis Ophalvens die naar de brug wasgeslopen en dodelijk getroffen, en een zekere Alfons Willems die opde brug in het been werd geschoten,op te halen. Hen werden de ogen uitgestoken en de tong uitgesneden.- en dat waren dus mijnklasgenoten Raoul Termonia, en Albert De Clippel en Willy Algoed. Wie weet was ik er ook niet bij geweest als men mij niet naar de gestrande hulptroepen had gestuurd.
Na de bevrijding blevenwij nog een paar maanden bij de gewapende militie. Enkele makkers trokken nog naar Nederland waar het nog niet was afgelopen, om er mee te strijden.
Wijzelf bezetten een woning van een collaborateur envoerden acties uit als het opsporen van ondergedoken misdadigecollaborateurs. Daarbij is per ongeluk een daarvan gedood doordat bij een schermutseling het wapen van een weerstander afgevuurd werd.
In de oude kazerne van Dendermonde werden de gearresteerden opgesloten en sommigen daarvan werden, tot onze afkeuring, niet echt zacht aangepakt. De weerstanders van het laatste uur waren, zoals in degeschiedenis steeds gebeurt, het ergst. Omdat wij, van het OF, daarniet mee eens waren, hebben wij daar trouwens niet lang bij de bewaking moeten helpen.
Na een tijdje begon de politiek in Belgie waarschijnlijk te vrezen voor een machtsgreep van de weerstand,vooral van de communisten en werd de weerstand ontwapend.
Ik bleef bij de weerstand tot 17/11/44 en hield er een paar eretekensaan over.
Toch was ik mijn revolutionaire haren nog niet verlorenen ik werd medeoprichter van de plaatselijke "Volksjeugd",een jeugdafdeling van de Kommunistische Partij en medewerker van het nationaal tijdschriftje van deze jeugdafdeling. Later werd ik wel door de KP buitengekeken wegens mijn kritiek op het Stalinisme. Nu ben ik welgeëvolueerd tot overtuigd vrijzinnig (links)liberaal.
Ikzelfbegon, in Brussel, mijn studies van elektronicus maar vond toch nog de tijd om in Sint-Gillis bij Dendermonde,een afdeling van de, alweer links gerichte Volksjeugd op te richten. Ik zat daarvoor ook een tijdje in de redactie van een nationaal tijdschrift van die groepering. Als ik daarvoor overnachtte in Brussel, maakte ik daar kennis met jonge Zionisten die naar Palestina wilden emigreren.
DatBig Brother steeds meekijkt ondervond ik later toen ik bij het begin van mijn legerdienst bij de Belgische Marine op het matje werd geroepen om mij aan te raden geen politieke activiteiten te ontplooien, wat ik ook niet van plan was. De legerleiding was blijkbaar beter op de hoogte van mijn verleden dan ikzelf. Niettemin ben ik toch nog reserve onderofficier geworden.
Maar laten we nog even teruggaan naar het begin van de oorlog.
Op 10 mei 1940 zag ik als twaalfjarige vanaf ongeveer 800 meter het bombardement van de Scheldebrug door Duitse Stukas. Mijn vader lag toen op een paar honderd meter van de brug, plat op zijn buik, maar bleef ongedeerd, wat niet van de brug kon gezegd worden.
Bij de inval van de Duitse troepen zaten we met een paar families verzameld in de stallen vaneen grote boerderij in onze straat. De eerste Duitse soldaten kregen wij te zien doorheen de gaten waar normaal de koeien hun kop doorstaken om gevoederd te worden. Onze vaders en alle oudere mannen waren bijna dood van schrik wegens de gruwelverhalen uit de eerste wereldoorlog, die de meesten nog hadden meegemaakt, maar alles liep goed af.
Uit vrees voor bombardementen op het spoorwegstation, de nabijgelegen spoorwegateliers en de herstelde Scheldebrug herbergden wij een tijdje in ons huis een paar families uit het stadscentrum, maar met een luchtafweerbatterij op slechts 150 meter afstand van onze woning was dat misschien niet eens zo slim.
Naar het einde van debezetting toe organiseerden wij met een paar vrienden van mijn leeftijd een soort nachtelijke alarmbrigade voor de overvliegende geallieerde vliegtuigen. We sliepen in een soort kuil voor bieten enz. en als er alarm was bonsden we op de deuren bij de buren en trok iedereen het veld. Het klinkt nu misschien wel belachelijk. We werden er wel eens uitgehaald door een Duitse patrouille maar wellicht door onze jonge leeftijd liep het goed af.
Tot zover debijzonderste herinneringen uit mijn oorlogsjaren.
Share This:
Ik ben geboren in een boerenstraat te Sint-Gillis bij Dendermonde, als tweede zoon van een Elektricien en een huisvrouw. Na drie kleuterklasjes bij de nonnen, waar ik verliefd werd op een meisje dat bijna twintig jaar later, na een paar andere jeugdliefdes weliswaar, mijn vrouw zou worden, liep ik school in wat men toen "den col majeng" of "ecole moyenne" noemde, in Dendermonde. Op 1/10/1943, als vijftienjarige, sloot ik mij aan als koerier, bij de weerstandsbeweging PM, beter gekend als het Onafhankelijkheidsfront. Hierover meer in een ander artikel.
De middelbare studies waren voorbij en ik studeerde verder in Brussel aan "De School voor Draadlooze Telegrafie", een afkooksel van "LEcole Centrale De Telegrafie sans Fils" te Parijs, als Radiotechnicus
In 1948 koos ik als dienstplichtige voor Belgische Zeemacht dewelke toen wel nog ressorteerde onder het Ministerie van Verkeerswezen.
In maart 1949 werden we aangehecht bij het Ministerie van Landsverdediging, waarmee het plots gedaan was met de traditie van de dagelijkse oorlam (rum) voor de bemanningen op zee.
En op zee ben ik geweest want ik voer acht en een halve maand op het fregat Luitenant Victor Billet zowat het enige zeewaardig schip van het twaaftal dat de marine toen bezat.
De Belgische Zeemacht, volgens sommigen de Farce Navale werd toen nog beschouwd als een ongedisciplineerde troep (door de schuld van de landrottenbureaukratie) maar groeide uit tot een keurkorps. Zeg dus nooit tegen een oud milicien van de Zeemacht dat hij maar bij den troep is geweest.
Over mijn werk op het toenmalig meteorologisch schip, als radiotechnicus, in de golf van Gascogne, een bezoek van drie weken aan Edinburg en Schotland, over vliegende stormen en zeeziekte zal het hier niet hebben. Dat komt misschien later.
Ik ben definitief afgezwaaid als kwartiermeester.
Mijn moeder las elke week De Haardvriend. In 1936 vroeg onze krantenman, Janneke Petrol, in de namiddag leurde hij per bakfiets met petroleum, of we geen nieuw tijdschrift HumoRadio wouden proberen. Omdat mijn vader een radioamateur was en het nieuwe blad artikels over het medium en ook de radioprogrammas van onder andere Radio Antwerpen of 'Het Kerksken'. bracht, hapten we toe. Ik was toen 8 jaar en sindsdien lees ik HumoRadio dat later Humo werd, elke week.. Ik herinner mij de liedjesteksten, de artikels over radiotechniek, gegevens over Amerikaanse en Europese radiobuizen, die ik jarenlang heb bewaard. Ook de artikels van Hollywoodcorrespondent Henri Gris, de vroeger meestal met de hand getekende covers, de cartoonstrips over Dientje, Pechvogel, enz. en de vervolgverhalen van o.a. Albrecht Ram, alias Peter Polder, kan ik mij nog voor de geest halen. Ik betwijfel of er nog een andere oudere lezer te vinden is.
Ik ben begonnen, toen er van PCs of Personal Computers nog nauwelijks spraak was, met een ZX-Spectrum van Sinclair. Daarna kwam een QL, eveneens van Sinclair. Dit toestel kon toen reeds veel meer en beter dan de op dat tijdstip verkrijgbare PCs. Allen spijtig dat het werkte met kleine en kwetsbare microtapes als opslagmedium in plaats van floppys. Er werden wel allerlei afzonderlijke opslagmedia ontwikkeld maar toen was het reeds te laat voor een grote verspreiding. Ik ben toen nog eens overgestapt naar een XT maar die kon toen niet tippen aan de prestaties van de QL. Pas later, met de 486 en zeker de Pentiums enz. moest ik me er bij neerleggen.
Eerst programmeerde ik in de speciale SuperBasic-taal van Spectrum en QL. Later met de PC ook in MS-of DRDos en daarna in Pascal. Uiteindelijk programmeerde ik in Delphi, waarvan ik nu versie 7 gebruik. Deze hobby kost me nu wel reeds een kleine wagen.
Opgevoed in een zogenaamd katholiek gezin waar slechts de grote rites zoals huwelijk, geboorte, eerste en heilige communie werden onderhouden en schoolgaand in het rijksonderwijs, heb ik al rond mijn twaalf jaar het geloof verloren.
Ik kan dan ook niet begrijpen dat gestudeerde mensen echt geloven in een soort sprookje dat een goede 600 jaar vóór Christus werd geschreven in Juda, terwijl niemand de sprookjes van Grim ernstig neemt.
In het licht van de geschiedenis en zeker met onze huidige toegang tot de media kan men onmogelijk de ogen sluiten voor het vele leed en ongelijkheid in de wereld. Hoe kan men dan geloven in een alles wetend, almachtig en rechtvaardig opperwezen? Graag een discussie hierover.
Ik geloof wel dat Jezus Christus heeft bestaan, als een van de vele zonderlingen, meestal met veel goede bedoelingen, die er in die tijd en ook nu nog rondlopen. Dat wordt trouwens geschiedkundig gestaafd. Dat hij wonderen gedaan heeft geloof ik niet. Ook nu nog doen verhalen de ronde dat mensen worden genezen door rare mensen en behandelingen. In die tijd, zonder pers en onderzoekers, met verhalen van mond tot mond, telkens weer aangedikt of veranderd wordt men gouw tot wonderdoener. Niets werd ooit bewezen.
Beluister of bekijk het nieuws op radio , TV of krant. Dagelijks verhongeren duizenden onschuldige kinderen of worden mishandeld, verkracht of vermoord. Wie kan dan nog geloven in een barmhartige en rechtvaardige God ?
God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis maar heeft er volgens de moderne wetenschap toch miljard en jaren over gedaan. Zelf moet hij dus ook over spijs verterende organen beschikken om te eten, te drinken, te poepen en ook geslachtsorganen, waarom? Een vrouw schijnt hij niet te hebben.
Een moeilijke, er is maar één God maar er zijn drie goddelijke personen, de vader, de zoon en de heilige geest. De zoon zou er dus maar een goede tweeduizend jaar geleden gekomen zijn door de onbevlekte ontvangenis van Maria want van een tweede zoon hebben wij nooit gehoord. Tot dan waren er dus slechts twee goddelijke personen. Wie was er de baas?
Laten we het even over Maria hebben. Deze verscheen meerdere keren, op diverse plaatsen in de wereld, aan een paar kinderen, steeds in een grot, nooit aan een massa bijvoorbeeld op de grote markt van SintNiklaas. Fantasie? Ik herinner mij een voorval van in mijn kinderjaren. Ik zat op mijn knieën in een nauwe ruimte tussen een kast en de muur, zo wat te mijmeren of te bidden toen er plots een sinaasappel op mij hoof viel, door mijn moeder er op geworpen. Toen was ik er heilig van overtuigd dat hier een wonder gebeurd was.
"En hoe moet die kleine heten?" vraagt het schriele mannetje in grijze stofjas, achter het loket van de burgerlijke stand.
"Mijn schoonvader wordt peter en die heet Camiel" antwoordt mijn vader.
"Dus 'Kamiel', zegt de beambte". Mijn vader kan het niet goed zien maar vermoedt onraad en zegt nog "Camiel met een C, want mijn eigen vader heet ook Camiel met een C, eigenlijk Camille".
"Ja maar 't staat er nu zo op, wenst u ook nog een tweede naam?".
"Ja Henri want mijn vader heet Camille Henri".
"Hendrik dus in 't schoon Vlaams" zegt de man met de stofjas.
En zo werd ik dus Kamiel Hendrik Devos.
Zondag 3 december 1917, omstreeks 13 uur 30, overleed mijn echtgenote Godelieve in het rust- en verzorgingstehuis 'De Zilvermolen' in Zwijnaarde.
Na dagen aan het sterfbed, hand in hand geklemd, had ik mij neergevlijd om even te rusten. Bij het ontwaken ging mijn eerste blik naar haar borstkas waarin ik geen beweging meer ontwaarde. Zij was mij ongemerkt ontglipt en ik voelde mij schuldig.
Wij kenden elkaar van in de kleuterschool en mijn moeder vertelde later dat ik toen reeds gezegd had met haar te willen trouwen. Dan de eerste scheiding. Ik ga naar de Rijksschool in Dendermonde, zij naar de nonnenschool te Sint Gillis. De oorlog kwam en we verloren elkaar uit het oog maar veertien, vijftien jaar later, bij een bevrijdingsfeestje in haar buurt sloeg de vonk weer over. Zeven jaar hebben wij de pannen van het dak gevrijd en in 1951 zijn wij getrouwd en het was niet van moeten. De huidige generatie zal het niet geloven maar de echte daad hebben wij uitgesteld tot na het huwelijk.
We bouwden een eigen zaak, werkten hard, winkel tot 10 uur 's avonds open maar we vonden nog tijd om vijf prachtige kinderen op te voeden en laten studeren. Deze schonken ons op hun beurt vijf kleinkinderen en twee achterkleinkinderen.
De tijd vloog. De grote winkelketens rezen uit de grond en we besloten om te stoppen nu we nog fit genoeg waren om nog wat van het leven te genieten en verhuisden naar een ander huis met drie etages en onze jongste zoon ging mee. We sloten aan bij verschillende verenigingen en zagen nog wat van de wereld, al was het nooit heel ver en lang. Maar na een zestiental jaren werden de trappen naar de eerste verdieping, het onderhoud van garages en tuin, een last en verlieten we ons geliefd Dendermonde voor een nieuw gebouwd appartement in Aalst, dicht bij onze jongste zoon. Nog konden wij zwieren en zwaaien , maar langzamerhand kwam toch het verval. Godelieve had een rollator nodig en werd dan ook nog eens overvallen voor een beetje geld. Ze had hulp nodig en steeds meer. Zij ging voor een kortverblijf naar RVH 'De Toekomst' in Aalst. De meeste kinderen woonden ver en er werd gezocht naar een andere oplossing. Die dachten wij te vinden in het Gentse, dicht bij twee kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Maar het draaide niet goed uit. Stugge voorschriften voor de verblijven in rusthuizen deden ons verhuizen van een opvang in Gentbrugge naar een ander in Zwijnaarde. maar inmiddels was Lieve zo achteruit gegaan dat ze in de laatste halte niet meer uit bed kwam. Ze verlangde zelf naar het einde.
Ik heb nooit gedacht dat het afscheid mij zo zwaar zou vallen. De wind kon af en toe de takken van onze levensbomen elkaar doen zwiepen maar dan werd het weer windstil doch de tijd heeft de wortels zodanig in elkaar doen groeien dat geen bijl ze meer kan scheiden.
Ik geloof niet in een hiernamaals. Nu kan ik haar niet meer zien, horen, voelen. Wat zou zij vandaag gedacht hebben van het weer, van Trump, van 'Thuis'.
Dat hoor ik al gans mijn leven. De grootvader van mijn vrouw Godelieve moest er reeds mee lachen toen we nog verkeerden en dat is lang geleden. Ik hoor hem van ver komen lachte hij. Hoe zou dat komen?
Als knaapje van goed vijf jaar oud werd ik bij het inschrijven van mijn oudere broer, André, door de leraar van het eerste klasje meegesleurd naar zijn klas,hoewel dat eigenlijk nog niet de bedoeling was. Het was in 'den ecol moijeng' of middelbare school van Dendermonde stad. Wij woonden in Sint-Gillis bij Dendermonde in de Korte Dijkstraat en dat was daar ruim twee kilometer vandaan. Er reden toen geen bussen, alles ging nog kar en paard en te voet. In de school was geen restaurant, misschien hoogstens een lokaaltje waar je een eigen boterham kon opeten, dat herinner ik me zelfs niet meer, althans niet de eerste jaren.
Dat maakte dat ik vier maal per dag, de lange weg moest afleggen, naar en van school, 's middags met een goed uurtje tijd ertussen. Je kon niet slenteren, althans niet op de middag. Mijn kleine beentjes moesten dus rap gaan en en dat is zo gebleven de rest van mijn leven. Gelukkig kost stappen mij niet zoveel pijn als stilstaan.