1.Pils
Een hoog en smal glas is een zegen voor de schuimkraag, die zo mooi en stevig blijft. Ook het aroma van bitterheid of kruidigheid vindt zo langer zijn weg naar de neus van de drinker. Ideaal voor ondergistende doordrinkbieren die niet lang fris moeten blijven, zoals pils. Deze bierglazen zijn idealiter ook niet dik, aangezien deze meestal staand worden gedronken én een smal glas de helderheid accentueert.
2. Donkere, zoete bieren
Een zwaar bruin en zoet bier laat zich het best drinken uit een kelkvormig glas met stabiele voet. Daar is de schuimkraag niet zo belangrijk, omdat die de karamelaromas zou tegenhouden. Een breed glas laat de complexe geuren volledig tot hun recht komen, zeker wanneer het bier langzaam warmt in de hand. En de stabiele voet laat perfect toe om het bier aan tafel te degusteren.
3. Zware blonde bieren
Een tulp is wat je nodig hebt om optimaal van een zwaar blond bier te genieten. Dit glastype is namelijk speciaal ontworpen om de aromas gelijkmatig te verdelen. En dat tot in de kleinste details: wanneer er onderaan dit glas iets gegraveerd staat, is dat (wederom) niet zozeer om marketingredenen, maar omdat dergelijke beschadiging de stroom koolzuurbellen constant houdt.
4. Witbier
Hoegaarden, wellicht het bekendste witbier in ons land, wordt gedronken uit een dik, stevig glas. Dat is geen toeval: zo blijft het langer koel. Omdat het glas vanboven breder wordt, komen de citrusaromas beter tot hun recht. Maar niet in your face, omdat de overigens plakkerige schuimkraag door de hoogte behouden blijft.
5. Weizenbier
Minder bekend, en niet te verwarren met witbier: het vooral in Duitsland populaire Weizenbier. En waarom niet te verwarren? Omdat Weißbier alleen maar graan, hop en water mag bevatten witbier heeft meer vrijheid op dat vlak. Weizenbier, dat dankzij de minstens 50 procent tarwemout een heel volle schuimkraag heeft, wordt idealiter uit hoge, smalle en zandlopervormige glazen gedronken. Wie het perfect wil schenken, laat de kraag ook nog eens boven de glasrand uitkomen.