Na drie vluchten en 24 uur onderweg landen we midden in de
nacht in Santa Cruz. Santa Cruz is na La Paz de grootste stad van Bolivia. Ze
is de laatste decennia gigantisch gegroeid. Eerst door de cocaïnehandel en de
laatste jaren door de gas en petroleumindustrie. Er wonen nu anderhalf miljoen
mensen. Er komen migranten naar de stad vanuit alle mogelijke hoeken. Dat
merken we op ons vliegtuig. Een groep Mennonieten in ouderwetse klederdracht
trekken de aandacht van iedereen. Hoe kan je zo in het verleden blijven steken?
Toen Evo Morales in 2006 tot President werd verkozen was een
van zijn eerste maatregelen de nationalisatie van gas- en petroleumindustrie.
Met het geld dat hiermee binnen kwam zouden programma's ter ondersteuning van
de armen worden opgezet. De rijkeren in en rond Santa Cruz waren hier niet
gelukkig mee en zetten een beweging op voor meer autonomie en de lokale
regering organiseerde een referendum. We kennen dit fenomeen: het rijkere
Vlaanderen dat meer autonomie wil tegenover het armere Wallonië. Morales
slaagde er in om het referendum onwettelijk te laten verklaren en won later een
referendum rond de grondwetsherziening waardoor Bolivia één en ondeelbaar
wordt. Toch merken we in de stad nogal wat uitingen van de beweging voor meer
autonomie. Op het "Plein van 24 september", het mooie en rustgevend
centrale plein, staat een paal die om autonomie schreeuwt. Maar de mensen
kuieren rustig rond of zitten te praten op de alomtegenwoordige banken.
Schoenenpoetsers proberen klanten te werven. Maar wie hier de show steelt, zijn
de koffieschenkers in hun witte pakken. Zij lopen rond met hun karretjes vol
met thermossen met gesuikerde koffie, melk en thee. Op hun karretjes staat hun
missie: de oeroude gezelligheid en gastvrijheid van het plein behouden. We
bezoeken het Natuurhistorisch museum, volgen. Mooie fossielen in een erg
verouderd museum.
We reizen door naar Sucre en kunnen kiezen tussen het
vliegtuig en de bus: 16 uur bus over onverharde wegen of 30 minuten vliegen
voor 40. De keuze is snel gemaakt.
Met meer dan een uur vertraging landen we rond 13 uur in
Sucre. Een stralende hemel en een mooie 20 graden, brengen ons in de gewenste
stemming. Nadat we zijn ingecheckt in ons hotel, trekken we de stad in. Deze
stad straalt helemaal de sfeer uit van Bolivia. Vrouwen met gekleurde doeken en
hoeden sieren het straatbeeld. We trekken naar de Mercado Central en eten daar
iets. De sfeer van de markt trekt ons aan. Dit is duidelijk het land van de
patat. Zoveel soorten aardappelen zie je bij ons nooit. Op een centraal plein,
stoten we op fruitkraampjes waar we een prachtige fruitcocktail laten maken
voor 8 Bol (0,8). Wat verder kopen we een zakje met cocabladeren, om op te
kauwen want nu voelen we wel dat we op meer dan 2500 meter hoogte zitten. Cocabladeren
kauwen is naar het schijnt het meest efficiënte middel om hoogteziekte te
vermijden. We passen ons helemaal aan.
Op het centrale plein van Sucre, staat het Museo de la
Libertad dat de geschiedenis van de onafhankelijkheidstrijd behandelt. Hier
heeft Bolivar de onafhankelijkheid van Bolivia uitgeroepen. Het is een mooi
gebouw in koloniale stijl. Terwijl we daar rondwandelen, hoor ik buiten lawaai.
Mensen scanderen slogans. Af en toe knallen er bommetjes. Het is een betoging
tegen het geweld tegen vrouwen. Maar snel wordt ook duidelijk dat het een
begrafenis is. Een jong meisje is blijkbaar vermoord en de roep van honderden
mensen, waaronder heel veel jongeren naar "justicia" , gerechtigheid
is groot. Geweld tegen vrouwen is blijkbaar een groot probleem in Bolivia: zie http://www.mo.be/artikel/een-vermoorde-vrouw-dag-bolivia
We worden hier meteen met onze neus op de harde
werkelijkheid van dit land geduwd. Enkele dagen later lezen we in de krant dat
op een week tijd twee meisjes zijn vermoord in Sucre. Het leven is blijkbaar
hard in deze 'suikerstad'. We stappen verder naar het Museo de textiel. We krijgen
er een overzicht van de verschillende weefsels van de gemeenschappen in de
buurt van Sucre. Prachtig geweven stoffen. Een man uit Tarabuco leidt ons rond
en geeft nog wat meer uitleg. Terug in de stad gaan we op zoek naar een
restaurantje in de buurt van ons hotel. Terwijl we zitten te eten, passeert een
luidruchtige groep jongeren begeleid door een fanfare. Weer een betoging?
Ditmaal gaat het om een feest van jongeren die het einde van het schooljaar
vieren. Een soort 100 dagen. Sucre is precies een stad die nooit slaapt.
Op zoek naar een plek voor een ontbijt komen we terecht in
een kleine bar waar we onze koffie en ontbijt nemen. Van daaruit trekken we
naar het Universiteitsmuseum. Volgens onze gids het belangrijkste museum van
Bolivia. Hoewel het museum al een uur open zou moeten zijn, moeten we nog 10
minuten wachten om dan te vernemen dat de belangrijkste afdeling van het
museum, dat over het koloniale verleden, gesloten is wegens werken. We kiezen
er dan voor om naar de Mercado Central te trekken. Een levendige plek die we nu
uitgebreid verkennen. Tegen de middag trekken we naar de plek waar alle
Bolivianen hun saldenas komen halen. Dat blijkt een van de lokale
specialiteiten te zijn. Het is een soort empanada, maar met een zoutdeeg. En
het is inderdaad erg lekker. Na de middag bezoeken we het klooster van
Calonetta. Daarvoor nemen we de bus want het klooster ligt tegen een heuvel aan
de rand van de stad. We hebben daar een prachtig uitzicht op Sucre. Het plein
voor het klooster is een toonbeeld van schrijnende miserie. Indiaanse mannen en
vrouwen, zo zat als iets. Daartussen lopen kinderen aan de mouw van hun vader
en moeder te trekken. Er wordt geduwd en getrokken... Niet zo maar een enkeling
maar een groep van ruim 50 mensen die zich compleet lazarus hebben gedronken.
Een schrijnende toestand zoals we op onze reizen nog maar zelden heb gezien.
Tientallen mensen uit de buurt gaan bij het klooster aankloppen voor hulp. Dat
Bolivia het armste land is van Latijns Amerika wordt hier ten voeten uit gedemonstreerd.
Zowat 15% van de bevolking moet het stellen met minder dan 1 dollar per dag en
zowat 60% van de bevolking is arm. Om 15u zou het klooster open gaan. Maar we
blijken er niet in te kunnen wegens werken. Voor de tweede maal vandaag vangen
we bot met onze plannen. Dan maar wat kuieren door de straten en de sfeer van
de stad opsnuiven. We kruipen vrij vroeg in bed want morgen gaan we vroeg op
stap, naar Tarabuco.
Vandaag zijn we vroeg op pad. Om 7 uur trekken we naar de
Mercado Central om te ontbijten. We zitten er tussen arme indianen die er een
koffie en een broodje komen nuttigen, voor quasi geen geld. Wij doen hetzelfde.
Met de minibus naar het busstation om naar Tarabuco te rijden. Daar gaat elke
zondag een grote artisanale markt door. Mensen uit heel de omgeving zakken naar
daar af om spullen te kopen en te verkopen. Tarabuco is gekend voor zijn
prachtige authentieke weefsels. Na anderhalf uur rijden hebben we de 60 km
afgelegd en zitten we op 3.200 meter hoogte. We stoppen een handvol
cocabladeren in onze mond om te zorgen dat we niet hoogteziek worden. De coca
wordt er in grote zakken verkocht en vindt er flink wat afnemers. Maar wij
hebben nog voorraad. We zijn er al vroeg bij en de busjes met toeristen zijn
nog niet aangekomen. Dat zorgt er voor dat we rustig kunnen rondkijken. De
verkopers en verkoopsters zijn absoluut niet agressief. Ze laten ons de tijd om
goed uit te kijken en te kiezen. Als we iets goed hebben gevonden, dan begint
het spel van bieden en afbieden. Maar in tegenstelling tot Afrika, China of
Marokko, laten ze hun prijzen niet echt zakken. Het moet gezegd, hun koopwaar
is kwaliteit. De alpacawol voelt zo zacht aan dat je voelt dat je kwaliteit in
handen hebt. Daarenboven, mocht je gaan rekenen hoeveel tijd er is ingestoken
om de stoffen te weven of te breien, je zou er nog geld bovenop leggen uit pure
schaamte. We gaan regelmatig overstag en kopen een gillet, handschoenen, een
sjaal, een muts. Ons kan niets meer overkomen in de vrieskou. Studenten
geneeskunde lopen rond om de mensen die uit de dorpen zijn afgezakt, medische
raad te komen geven. Schapen en geiten verwisselen van eigenaar. De klassieke
handdruk bij het vee kopen is hier ook van kracht. Toevallig is het deze zondag
ook culinaire markt met tal van lokale specialiteiten. Vrouwen in traditionele
klederdracht hebben lekkere dingen klaargemaakt in hun klassieke kleipotten. De
lokale bevolking lust er pap van. Her en der zijn er proevers op pad die de
gerechten punten geven. Er is blijkbaar een prijs te winnen met het beste
gerecht. De beste hobbykok wordt ook hier beloond. Met onze buit op zak nemen
we rond 3 uur de busjes die klaar staan om ons terug naar Sucre te brengen.
Terug in ons hotel vragen we ons af: hebben we te veel of te weinig gekocht?
Het antwoord vinden we snel op Google want daar vinden we exact dezelfde
alpaca-sjaal als diegene die we hebben gekocht. Wij hebben 4 betaald en op
internet staat identiek dezelfde sjaal aan 22. Gelukkig zijn onze valiezen
niet groot genoeg, anders zouden we teruggekeerd zijn.
Vandaag reizen we door naar Potosi. Drie uur bus om 200 kilometer
af te leggen. We stijgen van 2600 naar 4020 meter. Bij het uitstappen voelen we
wel degelijk dat we zijn aangekomen in de hoogst gelegen stad ter wereld.
Potosi ligt hoger dan Lhasa in Tibet. Het landschap is prachtig. Van kilometers
ver zien we de Cerro Ricco liggen, de bekende berg van Potosi, de "rijke
berg". Een Inca-leider heeft hier ooit de stommiteit begaan om tegen de
Spaanse conquistadores te vertellen dat er zilver in de berg zat. En wat voor
zilver: het was de rijkste zilverader ter wereld. De Spanjaarden hebben er
decennialang tonnen zilver uit weggeroofd. Natuurlijk deden ze dat niet zelf.
Daarvoor lieten ze indianen van einde en ver aanrukken. Er zijn meer dan
600.000 mensen gesneuveld in de ongezonde mijnen, ter meerdere eer en glorie van
het Spaanse rijk. We proberen de eerste dag een beetje te acclimatiseren, want
bij elke inspanning voel je toch dat je op hoge hoogte verblijft. We verkennen
de stad en willen het belangrijke Casa de la Moneda bezoeken. Maar dat is
gesloten. We stappen dan verder en bezoeken het klooster Santa Teresa, een
prachtig klooster uit de 17de eeuw. Een vrouw met een grote bos sleutels
begeleid ons van de ene kamer naar de andere. Voor ons gaat de deur open,
achter ons gaat ze weer dicht. De meisjes die hier binnen kwamen, vaak op jonge
leeftijd zijn hier in hun leven nooit meer naar buiten gegaan. Goud en
zilverwerk zijn hier in overvloed aanwezig. Hier kwamen alleen dochters van
rijke families binnen. We stappen verder naar het centrale plein waar ook de
kathedraal is gevestigd. Via een achterpoortje kan je de kathedraal bezoeken,
maar enkel met een gids. Het is een olijkerd die graag alle aandacht op zich
gevestigd ziet. Maar dit heeft ook voordelen. Hij spreekt traag en duidelijk Spaans,
zodat we goed kunnen volgen. De kerk is in volle restauratie. Na 3 jaar werken
wordt ze in november opnieuw ingehuldigd. Toch is de rijkdom en de pracht en
praal al duidelijk zichtbaar. Het orgelpunt wordt een bezoek aan de toren,
zowat 90 trappen omhoog. We trappen meteen op onze adem maar geraken
probleemloos boven waar een schitterend zicht op de stad wacht. Met als
blikvanger uiteraard de Cerro Ricco. Na deze klimpartij past een verfrissing.
We proeven het lokale Potosina, maar het is maar fluitjesbier.
We beginnen onze dag met een bezoek aan de Casa de la
Moneda. Dat is het grootste koloniale gebouw in Latijns Amerika waar gedurende
enkele eeuwen munten werden geslagen. Het zilver kwam direct uit de Cerro Ricco
en werd daar tot munten verwerkt. Het is een museum met een uitgebreide en
interessante collectie. Maar zoals we hier al meer hebben ondervonden kan je
enkel een bezoek brengen met een gids die zichzelf graag hoort praten. Na 2,5
uur zijn we rond. De namiddag houden we het rustig en kuieren door de stad om
de barokke en koloniale gebouwen te bezichtigen. De volgende ochtend trekken we
naar de Mercado Central. Een mooie markt, maar niet zo uitgebreid als in Sucre.
We stappen verder naar het centrale plein en merken daar een concentratie van
mensen. Toespraken beginnen. We horen dat het gaat over het aan de grond houden
van het vliegtuig van President Evo Morales op weg van Moskou naar La Paz. Er
ging een gerucht de ronde dat Snowden aan boord zou zitten van het vliegtuig.
De mensen zijn kwaad en voelen zich als volk vernederd. Een vertegenwoordiger
van de boeren, de vrouwenbeweging, het stadsbestuur en MAS(de beweging van Evo
Morales) nemen het woord en fulmineren tegen de yankees. Tientallen mensen
applaudisseren en scanderen slogans pro Morales. De VS moet toch ongelooflijk
veel schrik hebben van Snowden dat ze tot zulke actie overgaan. Het is nu al de tweede stad waar we op een
betoging stoten. De mensen zijn hier erg maatschappelijk begaan en goed
geïnformeerd. Want deze manifestatie kwam al samen enkele uren nadat het
bericht over Morales bekend was. Het is wel een straffe schending van het
internationaal recht. In heel mijn leven heb ik nog nooit gehoord van een
presidentieel vliegtuig dat aan de grond werd gezet, zelfs niet van de grootste
gangsters zoals Mobutu.
Na de middag brengen we een bezoek aan de mijn van Potosi.
Mijnwerkers vragen al lachend of er geen Fransen, Italianen of Portugezen in de
groep zitten, want die mogen vandaag niet binnen. Zelf hebben we besloten om
niet mee ondergronds te gaan omwille van de gevaren en de giftige gassen. Maar
mijn broer gaat wel binnen, met succes. De mijntrip begint met een bezoek aan
de mijnwinkeltjes, waar we naar goede gewoonte geschenken kopen voor de
mijnwerkers: dynamiet, coca-cola en cocabladeren. Dat laatste gebruiken de
mijnwerkers tegen de honger, want ze blijven zowat acht uur onder de grond
zonder te eten. Zonder coca hou je dat niet vol. Daarna trekken we naar een
fabriekje waar de mineralen worden gescheiden van gewone steen. Uiteraard met
chemische producten die erg giftig zijn. Maar de mensen dragen er geen
gasmaskers. Het zijn privébedrijven die de verwerking doen van zilver, zink en
tin. Een belangrijk deel wordt uitgevoerd naar Japan. Nu begrijpen we waarom de
restauratie van de kathedraal van Potosi vooral met Japans geld kon worden
gerealiseerd. Het is duidelijk geen belangeloze geste. Daarna trekken we de
berg op. Nu is die nog 4.700 meter hoog, maar vroeger was die meer dan 5000
meter. Door het leegplunderen van de berg door de Spanjaarden, zijn er vele
verzakkingen geweest, waardoor de berg is gekrompen. De mijnwerkers werken elk
voor eigen rekening. Soms werken ze in groep in een coöperatieve. Hoeveel
bruikbare erts er nog in de berg zit weet niemand. Onze gids zegt dat ze misschien
nog 10 of 15 jaar verder kunnen werken, maar ze weten niet hoe lang nog. Wat de
15.000 mijnwerkers die nu nog actief zijn, dan moeten beginnen weet niemand.
Wat er dan met Potosi gaat gebeuren is een raadsel want deze stad leeft van de
mijnontginning en van het toerisme. En beide zijn duidelijk met mekaar
verbonden.
Vandaag reizen we door naar Uyuni. Van daaruit maken we een
driedaagse trip naar de Salar de Uyuni. We gaan nog even de stad in (in Potosi)
om onze vlucht naar La Paz te boeken. Binnenlandse vluchten zijn hier echt
goedkoop: 50 om 500 kilometer te overbruggen. Het lijken wel Ryanair prijzen.
Op de terugweg stoten we weer op een betoging, maar wegens tijdsgebrek kunnen
we niet direct zien waar het over gaat. Het is een betoging van de vakbonden.
Om 12 uur nemen we de bus. We rijden door een prachtig landschap met hoge
bergen en diepe kloven. Voor het eerst zien we ook heel wat lama's langs de
kant. Meestal in een kudde gecombineerd met schapen, gehoed door een herder of
herderin, maar ook vaak gewoon loslopend in het veld. Wat ik nog niet heb
behandeld in deze notities, maar wat me telkens opvalt, is hoe kleurrijk
Bolivia is. Ze dragen veelal erg gekleurde stoffen. De doeken die ze op hun rug
tillen gebruiken ze voor alles. Kleine kinderen worden er in opgeborgen, ter
bescherming tegen wind en koude. Maar de doeken zijn ook vaak het
transportmiddel om alle mogelijke goederen mee te dragen, zelfs gasflessen.
Maar de bevolking zelf is ook zeer divers. Nergens hebben we tot nu toe zoveel
indianen in het straatbeeld gezien, vermengd met mestiezen of andere
Spaansbloedigen. In Mexico merkte je duidelijk dat de indianen tot de laagste
klassen behoorden. Dit merk je veel minder in Bolivia. Misschien heeft het te
maken met het feit dat de president ook een indiginos is. Of is het net
andersom en is Morales president kunnen worden omdat de indianen hun plek in de
samenleving hebben weten te veroveren. Wellicht is het een combinatie van
beiden.
We komen aan in Uyuni. Vanuit de bergen zien we de stad
liggen in de ruime vlakte. De stad geeft een nogal sombere en stofferige
aanblik. De temperatuur valt best mee: 16 graden. Maar 's nachts vriest het
hier. -5 zien we op de thermometer vanuit onze slaapkamer. We boeken onze toer
om de Salar de Uyuni te doorkruisen, gaan nog iets eten en iets drinken. Op
televisie zien we dat President Morales terug in het land is aangekomen. Hij
wordt uitbundig onthaald in een tot de nok gevuld stadion in La Paz. Maar om
21u30 valt het leven hier stil in de stad. Iedereen kruipt hier blijkbaar onder
de wol. Wij doen hetzelfde.
Om 10 uur stipt staat de jeep voor de deur van ons hotel. We
laden onze bagage in voor een driedaagse trip door de Salar de Uyuni, de
grootste zoutvlakte van Latijns Amerika. De eerste stop is het treinenkerkhof
vlakbij Uyuni. Hier staan tientallen roestige locomotieven en treinwagons.
Vroeger was Uyuni een centrum van het treinverkeer in Bolivia, maar toen dat
stil viel, bleven hier tientalle treinstellen staan wegroesten. Een
surrealistisch schouwspel.
Daarna rijden we richting zoutvlakte. We stoppen eerst nog
even aan de rand, waar een kleine nederzetting met de alomtegenwoordige
standjes met artisanale spullen om onze aandacht (en centen ) vraagt. We laten
ons nogmaals verleiden en kopen een mooi geweven tapijtje en enkele
vingerpoppetjes in de vorm van een lama voor onze kleindochter. Eindelijk
zitten we in de zoutvlakte. Arbeiders scheppen hier het zout op hopen om daarna
over te scheppen op camions. Zover als je kan zien, is alles wit van het zout.
120.000 m2 groot is de zoutvlakte. Dat is 1/3de van België. Heel, heel lang
geleden moet hier de zee geweest zijn. Door het opstuwen van de bergen is dit
omsingeld geraakt door bergen, maar het zoute water is gebleven. Door de wind
is het water verdampt en is er enkel zout overgebleven. De zoutlaag zou meer
dan 20 meter dik zijn. Zelfs door het ontginnen van het zout, vermindert de
dikte van de laag zout niet, want het water van regen of sneeuw vermengt zich met
het zout en vormt een nieuwe laag. Het zout is zo hard dat ze er blokken van
kunnen zagen en huizen mee bouwen. We bezoeken zo'n huis, het Hotel de Sal, een
hotel volledig opgetrokken in zoutblokken. Je kan hier nog met vier mensen
overnachten als je wil, maar het wordt er 's nachts wel - 20 graden. We eten
hier ons middagmaal en trekken dan verder naar Isla Incahussi, een eiland met
reuzengrote cactussen. Sommige zijn 12 meter groot. Als je weet dat deze
cactussen in deze barre omstandigheden 1 cm per jaar groeien, kan je meteen
zelf uitrekenen hoe oud ze zijn. We maken een wandeling over het prachtige
eiland omgeven door een zee van zout.
We rijden verder over de immense zoutvlakte. Enkele jaren
geleden werd ontdekt dat onder deze zoutvlakte de grootste reserve zit van
lithium. Lithium is erg gegeerd vandaag, want het is het belangrijkste
bestanddeel van batterijen. Met de opkomst van allerlei elektronische
toestellen en de elektrische wagens, is lithium misschien wel de petroleum van
de 21ste eeuw. Bolivia wil niet hetzelfde meemaken als wat ze met hun zilver
hebben meegemaakt en willen de productie van lithiumcarbonaat in eigen handen
nemen. Maar het probleem is dat ze niet over de nodige technologie beschikken.
Raf Custers wijdt een interessant hoofdstuk aan deze problematiek in zijn boek
"De Grondstofjagers". Men is al voorzichtig begonnen met de
ontginning van lithium, in samenwerking met een Koreaans bedrijf dat zijn
technologie op termijn wil overdragen. Maar de lokale bevolking heeft ook
schrik voor de ecologische gevolgen van de ontginning, want vandaag leven ze
voor een groot deel van het toerisme. Voor Bolivia is dit een belangrijk strategische
kwestie: hoe een eigen industrie, technologie en kennis uitbouwen, zonder het
ecologisch evenwicht te verstoren in dit prachtige gebied. Een grote uitdaging
voor Evo Morales en zijn regering. Zie: http://www.mo.be/artikel/bolivia-neemt-lithiumproductie-eigen-handen
We rijden uit de
zoutvlakte en komen in een weidse vlakte terecht. Eindpunt vandaag is het
kleine dorpje San Juan waar we in een zouthotel gaan overnachten. Na het
avondeten willen we nog even douchen, maar de warmwaterleiding is stuk. Geen
douche dus vandaag. We kruipen om 9 u in onze isolerende slaapzak om de
vrieskou te trotseren want hier is geen verwarming binnen. De volgende dag
moeten we al om 6 uur aan het ontbijt zitten om onze tocht verder te zetten.
We
zetten al vroeg in de ochtend onze tocht verder want we hebben een hele tocht
voor de boeg. We trekken de bergen in. We halen de cocabladeren boven en beginnen
te kauwen en drinken veel water, om niet ziek te worden van de hoogte. De
besneeuwde bergtoppen komen steeds dichterbij. De hoogste is de Volcan Ollague,
meer dan 6000 meter hoog. Onze eerste stop is de laguna Canapa. Deze lagunes
zijn erg ondiep en bevatten micro-organismes die erg interessant zijn voor
flamingo's. Er zitten er hier dan ook honderden. Een prachtig schouwspel.
Ietwat verder stoppen we bij de laguna Hedionda en de laguna Honda. Opnieuw
hetzelfde spektakel. Onder de weg komen we ook heel wat vicuña's tegen. Het
zijn wilde dieren die zowat het midden houden tussen een lama en een hert. Het
is een beschermde diersoort die enkel in het hoge Andesgebergte leeft. We
klimmen tot 4700 meter en komen aan bij een gebied waar de erosie allerlei figuren
uit de rotsen heeft gehouwen. De meest opvallende is de Arbol de piedra. Rond
de middag komen we aan bij de laguna Colorada, gekend omwille van zijn
prachtige rode kleur. Speciale micro-organismes treden in werking bij wind en
warmte, waardoor het meer helemaal rood kleurt. Ook hier massa's flamingo's en
lama's. We genieten van ons middageten met dit prachtige uitzicht. Onze chauffeur stelt voor om het parcours te
wijzigen, zodat we vandaag nog de laguna Verde bezoeken. Want als we deze 's
ochtends zouden gaan bezoeken, dan is deze bevroren en missen we de groene
kleur. Zo gezegd zo gedaan. We klimmen nog hoger tot 5000 meter, waardoor we in
een sneeuwgebied terecht komen. Sommige stukken van de weg zijn vrijgemaakt,
andere niet. Maar onze chauffeur trekt er zijn jeep goed door. De eerstvolgende stop is Aqua Calientes, een
natuurlijk warm waterbad op 4.700 meter hoogte. We trekken ons badpak aan en
genieten van het water dat een temperatuur heeft van 34 graden. Na dit
deugddoend bad trekken we verder naar de Laguna Verde. Daar zitten geen
flamingo's want de groene kleur komt door het koper dat in de ondergrond zit.
Het water is dan ook giftig, zowel voor de mens als voor de vogels. Het wordt
al vrij laat en keren op onze stappen terug, op naar de geisers. Het is al rond
18 uur, de zon is bijna gaan liggen en het vriest al stevig. Toch is het
spektakel van de geisers de moeite. De stoom komt van tussen de rotsen
geblazen. Onderaan pruttelt de modder aan kooktemperatuur. Het hoeft geen
verdere uitleg: we zitten tussen de vulkanen. Ondertussen is het donker en moet
onze chauffeur zijn weg terugvinden naar Laguna Colorado waar we in een refugio
gaan overnachten. Het is een beetje beangstigend voor ons. Stel dat er iets
gebeurt met de wagen? Wie vindt ons hier ooit terug? Gelukkig kent onze
chauffeur het terrein en brengt hij ons veilig en wel in het donker doorheen het
wilde landschap. Rond 19 uur zijn we in de refugio. Net op tijd om iets te eten
en thee te dringen. Veel luxe hebben we er niet. Zelfs het sanitair is zeer
sober. Er is zelfs niet één pintje te krijgen. We kruipen dan ook om 9 uur
onder de wol en in onze warme slaapzak want buiten vriest het tot min 10.
Onze derde en laatste dag van onze tour begint vlakbij de
refugio waar we hebben overnacht, nl. de Laguna Colorado. We maken een
wandeling langs het water, waar de flamingo's al erg actief zijn. We genieten
opnieuw van het prachtige landschap. Daarna rijden we het reservaat uit.
Vermits er geen controleur aan de inkom zat de dag voordien moeten we hier ons
inkomticket van 150 Bol. (15) betalen. Naar Boliviaanse normen zeer duur, maar
als ze het geld gebruiken om de natuur te beschermen, betalen we dit graag. We
rijden verder door de bergen en beginnen langzaamaan te zakken. We passeren nog
een paar laguna's met flamingo's en lama's. We lopen hier bij een wandeling
toevallig ook op een skelet van een lama. Ook voor hen zijn de
leefomstandigheden blijkbaar niet evident. We passeren ook een lagune waar
borax wordt ontgonnen. Borax wordt voor heel wat dingen gebruikt, maar vooral
als desinfecteermiddel. De mijn wordt geëxploiteerd door een Chileens bedrijf
en alle ertsen worden uitgevoerd naar Chili. De grondstoffenroof gaat nog
steeds door. We rijden verder naar de Ciudad Perdido, een rotsformatie die het
uitzicht heeft van een stad die compleet is verlaten.
Onze tocht brengt ons verder naar de Valle de Rochos, waar
we lunchen. We zien hier heel wat Viscacha's , een soort konijn. Onze chauffeur
legt wat eten op een rots. De beestjes zijn voorzichtig, maar niet zo schuw dat
ze niet tot op enkele meters van ons komen om het eten te verorberen. We rijden
verder en blijven steeds maar zakken. We rijden voorbij tientallen velden
waarop lama's staan te grazen. Op deze hoogte begint ook landbouw mogelijk te
worden. In hoofdzaak wordt hier quinoa verbouwd. Dat is sinds 2010 fors
uitgebreid volgens onze chauffeur, vooral voor de export. Quinoa is sinds enige
tijd erg populair geworden in Europa, ook bij topchefs. Dat heeft er voor gezorgd
dat de export naar Europa exponentieel is toegenomen. Er zijn meer velden in
gebruik genomen. Gemeenten nemen gezamenlijke initiatieven om efficiënter te
produceren. Quinoa is vandaag het belangrijkste exportproduct van Bolivia, na
olie en gas. Voor meer info: zie http://www.mo.be/artikel/quinoa-en-het-dilemma-van-de-vrije-markt
Onze laatste stop is San Cristobal. Hier worden in open
mijnen heel wat mineralen ontgonnen: zilver, koper, tin... Door de raffinage
was gans het dorp vervuild geraakt. Daarom hebben ze het dorp op een andere
plaats opnieuw opgebouwd. De mijnen worden door een Japans bedrijf uitgebaat en
alle ertsen worden uitgevoerd naar Japan. De grondstoffenroof uit Bolivia,
opgestart door de Spanjaarden is nu overgenomen door andere landen. Of Bolivia
er veel aan overhoudt is zeer de vraag. We rijden nu Uyuni binnen. Na drie
dagen hebben we onze tour afgerond. Het was een indrukwekkende belevenis
doorheen een zeer gevarieerd landschap met indrukwekkende panoramas. Een
unieke ervaring. Maar het leven voor mens en dier in de nachtelijke koude, tot
-25 graden is er hard.