Foto
Websites
  • EVA
  • Arnon Grunberg
  • The Montgolfier Brothers
  • Sigur Ros
  • Iron and Wine
  • Motek
  • The National
  • The Notwist
    Archief per maand
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 09-2011
  • 04-2011
  • 12-2010
  • 09-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
    blog vir

    08-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    8 december 2007

     

    Vroeger zaten we vaak aan tafel.

    M. goot cola in L.’s bord, G. zei ‘toch toch’ en ik dissecteerde het eten dat voor me lag. Meestal waren dat bokaalerwten. Het waren tijden waarover veel te zeggen viel, achteraf bekeken.

     

    Zoals: ik had een blind vertrouwen in stochastiek. Ik had gemerkt dat ik één spin per herfst zag. Het was dus wachten op die ene spin, daarna kon ik weer een ruimte binnenlopen zonder ze eerst te scannen (de hoeken, de grond, de muur waar de verwarming staat). Tot er op een avond in I. twee spinnen waren. Dat ging zo: L. liep de trap op en riep dat ik beneden moest blijven. Er zat een spin, zei ze, een abnormaal grote, bruine huisspin. Ik dacht: goed, dat hebben we dan ook weer gehad deze herfst. Ik bleef staan naast de piano in de gang, waarop al die tijd een partituur van Bach was blijven staan.

    Even later stond ik in mijn oude slaapkamer en toen zag ik iets bewegen in de hoek gevormd door de kast en de muur. Ik had mijn lenzen niet meer in maar die beweging was voldoende; ik sprong op het bed en greep mijn GSM. Ik belde K., die in de kamer naast de mijne de slaap probeerde te vatten. Er zit een spin, zei ik.

    Ik sliep niet goed, die nacht. Een spin, tot daar aan toe, maar twee op een avond? Neen, ik vertrouwde niet meer op stochastiek van toen af aan.

     

    Ik denk niet dat L. het erg vond dat M. cola in zijn bord goot. L. hield van cola, maar vooral van Pizza Hut-pizza’s. Op een keer hebben we kerstmiddag gevierd in de Pizza Hut. We waren er de enige klanten.

     

    De deuren in ons huis waren niet echt van massief eikenhout. Het leek alleen maar zo. De klinken waren ook niet van goud. Er was veel dat ergens op leek, toen.

    Wij bijvoorbeeld, wij leken op een gezin.

     

    Vandaag hangt mijn haar in mijn ogen, is de trein die we willen nemen afgeschaft, regent het en zijn de drie ticketautomaten in het station kapot. In het appartement waar we zijn blijven slapen is er geen licht in de badkamer en als we de microgolf aanzetten valt de elektriciteit uit. Vijf keer opnieuw. We vinden toastjes op de tafel in de living en ons geluk kan even niet stuk, tot we merken dat ze naar plakkaatverf smaken. In de Flair hebben ze ontdekt dat het merk handcrème dat je best gebruikt, afhangt van je sterrenbeeld. De handcrème die ik moet gebruiken, kost 4,99 euro. Gelukkig ben ik geen Leeuw, anders zou ik 20 euro kwijt zijn.

    Er liggen dozen van afhaalpizza naast onze matras en ook dozen van Ristorante-pizza’s. Ik poets mijn tanden twee keer naeen en mijn mond blijft smaken naar karton.

    Ik vind mijn ene sok niet meer en doordat mijn haar in mijn ogen hangt, kan ik niet goed zoeken.

     

    We nemen de bus naar het station en als we voorbij het bankkantoor rijden zie ik G. staan tapdansen bij de geldautomaten. Zijn gezicht is verwrongen tot een tapdans-grimas. Ik zeg aan J. dat ik G. heb zien tapdansen in de bank en de jongen tegenover me kijkt op.

     

    Dát, de traagheidswet en de fles tropisch vruchtensap die ik in de wereldwinkel koop, het zijn mooie dingen.

    05-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    eerst

     

    het is grappig, wat je zegt

    nee, dat is het echt

    maar je moet me toestaan

    ergernis te verzinnen

    om mijn verwarring

    beter te camoufleren:

    hoe de meer dan echte dingen

    langs je heen glippen

    als kattenstaarten deden

    rond je eigen rondzwemmende benen

    (juli 07)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    leg het nu maar eens uit

     

    beneden staat een boek dat uitlegt

    dat wat je ook droomt, je hetzelfde droomt.

    ik leef in het tegenovergestelde.

     

    er zijn te veel trappen in dit huis, te

    veel plaatsen waar ik mijn tanden

    kan verliezen, maar dit is ernst:

    straks valt elke deur

    achter ons in dat ene slot

     

    (je kijkt me aan, je

    wacht en dan,

    en dan pas

    lach ik)

    (juli 07)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    (de triomf voorbij)

     

    je rookt in mijn gezicht

    ik moet naar het toilet

    ik heb iets bedacht om

    je te overtuigen maar het past

     

    zo slecht bij al de rest:

    het weer, het wachten

    achter ons, de bus die

    straks te snel vertrekt,

    de uren die sinds kort

    dubbel doorwegen

     

    je gezicht, je mond –

    dat hele veld aan woorden

    dat verlaten is en waar ik

    op kauw als op het

     

    week geworden stokje

    van wat eens een lolly was

    (juli 07)


    30-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    30 november 2007

     

    Je moet vragen zo stellen alsof je vraagt: ‘Weet je hoe laat het is?’ De vraag moet overrompelen, maar tegelijk moet de ander denken: Waarom heeft nog niemand anders dit aan mij gevraagd? Zo vanzelfsprekend moet de vraag lijken. Mijn conversatie bestaat bij de gratie van de onduidelijkheid. Je onderhandelt over een koffer zonder te weten wat er in die koffer zit.

                (A.G. in F., p.77 van mijn pocketversie met kreuk in de kaft)

     

    De dagen van deze week zijn moeilijke dagen. Ik krijg me niet altijd aan het lezen als ik dat wil, omdat de kans bestaat dat ik middenin een zin moet stoppen. Het beeld in mijn hoofd wordt aan het wankelen gebracht. Iemand schopt tegen de sokkel. Iemand haalt een drilboor boven, of een pikhouweel. Er worden fundamenten blootgelegd en ik sla in paniek. Niet door wat ik zie, maar omdat ik plots begrijp dat ik het enorme gat in de grond nooit meer gevuld kan krijgen.

     

    Als iedereen zegt dat je ongelijk hebt, heb je dan ongelijk?

    Als je je vinger niet op het verschil kan leggen, bestaat het verschil dan niet?

    Als uit a b volgt, kan a dan waar zijn en b niet?

     

    Ik moet mijn mond nog maar opentrekken en daar gebeurt het al: ik zie mezelf in een spinnenweb lopen. In het begin volg ik mooi die ene draad die pal naar het midden loopt, maar dan gebeurt het; ik ontdek een zijweg waarvan ik vermoed dat ze me sneller naar mijn doel kan brengen en luttele minuten later ben ik verloren gelopen. Ik kan geen kant meer uit zonder nog verstrikter te raken. Ik zou op gelijk welk moment, in gelijk welke situatie, in gelijk welk gezelschap me moeten kunnen terugtrekken met een pen en een blad papier. Zonder dat mensen me raar nastaren of denken dat ik me aanstel.

    Een woord dat geschreven staat, is zoveel meer te vertrouwen dan een woord dat uit je mond valt en plots een nest vervelende betekenissen werpt.

     

    Waarom geloof ik niet meer in ‘genoeg’?

    Heeft alles twee kanten?

     

    Voor het eten had hij zo zijn adresjes. Bij de bakker haalde hij gratis koekjes die een dag oud waren, soms nog ouder, en dus onverkoopbaar. Aan het eind van het diner zei hij tegen klanten: ‘En dan de koekjes, de beste koekjes van New York. Ik heb er negentig dollar voor betaald, maar zoiets goddelijks zullen jullie je hele leven niet meer proeven.’ En dan knikten de mensen dat ze zoiets goddelijks nog nooit hadden geproefd.

    ‘En dat menen ze uit het diepst van hun hart’, legde Capano me uit, ‘ze denken aan het geld dat ze voor die koekjes hebben betaald en dan proeven ze iets goddelijks.’

    Capano vond absoluut niet dat hij iets amoreels deed. Integendeel zelfs. Hij zei: ‘Ik maak de mensen gelukkig, hoe kun je dat amoreel noemen?’

                (A.G. in F., p.75 van mijn pocketversie waarvan de kaft krult)

      


    23-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    23 november 2007

    Ruilwaarde

    Ik vraag me af of het voorkomt, mensen die hun leven willen inruilen tegen dat van een ander. Ik heb het nog nooit gewild, dat weet ik heel zeker. Zelfs niet toen ik nog bij R. was en me een neurose piekerde of dat wel de beste optie was. Het liep toen allemaal vrij scheef, en toch dacht ik: het mag dan wel allemaal vrij scheef lopen, ik zou het toch niet willen missen. Maar dat was omdat ik een voorgevoel had van wat zou komen.



     

    Nog een geluk dat

     

    Zoals met de gek uit het grapje

    die zich voortdurend met een hamer

    op het hoofd sloeg, en naar de reden gevraagd, zei:

    ‘Omdat het zo prettig is als ik ermee ophou’ –

     

    Zo begint dat gedicht van Herman de Coninck. Het gaat ook nog verder, maar het gaat me nu om die eerste alinea. Dat ik soms mijn ongeluk verkies boven het geluk van een ander, dat is omdat ik weet dat aan mijn ongeluk een einde zal komen, en wat voor één.

    Voor wie wél wil ruilen: waardoor wordt iemands ruilwaarde bepaald? De keuzemogelijkheden: onafhankelijkheid, afdwingbaar geluk, intelligentie, onvermoeibaar optimisme (gaat dat wel samen met het voorgaande?), standvastigheid en domweg vrolijkheid.

     

    Tristesse

    Beste L., de periode waarin ik notitieboekjes vol Duitse woorden en ingewikkelde citaten kraste (zo ging mijn geschrift toen), ligt alweer ver achter ons. En ook de dood (die ik toen nog een hoofdletter gaf, ach wee) staat al lang niet meer als een kolossale wachter in het midden van al mijn gedichten. Hij glipt nog wel eens binnen, maar meestal vermomd als hofnar.

    Ik geloof niet meer dat alleen droefnis (kleine letter) mij kan redden, m.a.w. Sterker nog: ik geloof dat ik niet meer echt droevig kan zijn. Ik krijg jeuk van te veel verdriet. Hoeveel liever ben ik niet kwaad.

    Ik geloof in kwaadheid. Ongepolijst, onverbloemd, ongeschonden, terecht. (Peng!)

     

    IQ

    Ik denk niet dat IQ en geluk omgekeerd evenredig zijn. Ik geloof ook niet in die tendens.

    Ik heb wél de indruk dat er nogal wat mensen die te onkundig zijn plezier aan het leven te beleven, graag verstandig gevonden willen worden. Zie dat aan: hij is te slim om pret te maken. Hij heeft het allemaal verstaan en heeft ingezien dat er geen donder aan is. Petje af.

    Voor dat slag mensen neem ik hoedanook mijn petje niet af.

    Ik heb niet gezegd dat ik mijn petje wel afneem voor de categorie van mensen die te dom zijn om te begrijpen dat niet alles 100% vermakelijk en plezant is.

    Ik denk eigenlijk dat ik alleen mijn petje afneem voor die kleine groep mensen die los doorheen alle versiersels heen kijkt en danst op wat daarachter ligt. Ook als het een braakliggend terrein is. Of een hoop smeulende as.

     

    Moffat had dus beter gezongen dat hij wel wil dansen.


    17-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    17 november 2007

    J. en ik zijn op zoek naar en huis. Het is onverklaarbaar dat je op een dag opstaat met het gevoel dat het tijd wordt om een huis te kopen. Plots is je huurappartement te klein, te koud, en toch vooral van iemand anders. Voorheen zag je het nut van een eigen huis niet in.

    Nog iets eigenaardigs: bij de criteria waaraan ons Toekomstig Huis moet voldoen, houden we rekening met Onze Toekomstige Kinderen. De tuin moet groot genoeg zijn zodat ze kunnen voetballen, zeggen we dan. Of we vragen ons af of ze wel genoeg ruimte zullen hebben op hun slaapkamer.

    Ik ken die kinderen niet! Misschien houden ze niet van voetballen en nog minder van een eigen kamer! (En dan duikt ook weer mijn grootste angst op: een Monster van een kind te baren, een Tuttebel, een Takkewijf, een Trut.)

    Plots zijn we op stap naar een Bank, waar we onze Financiële Situatie laten doorlichten en informatie over Een Lening vragen. Plots bevinden we ons in een periode van ons leven waarin alle zelfstandige naamwoorden een hoofdletter krijgen.

    Wat is er gebeurd? En waarom panikeer ik niet? Zoek ik niet naar vluchtwegen? Dat zal J.’s verdienste wel zijn. Zijn aanwezigheid in een bank is altijd een beetje absurd. Dat was het al vóór Dexia en dat is het nu nog veel meer.


    16-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    16 november 2007

     

    Een van de uitdrukkingen waar ik me altijd maar drukker over maak, is die van ‘de gulden middenweg’. Mensen gebruiken die meestal om hun gebrek aan rationele argumenten mee te camoufleren. Het broertje van ‘de gulden middenweg’ heet ‘het gezond verstand’.

    Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de gulden middenweg ook de juiste is. Er zijn er wel om aan te nemen dat dat niet zo is. Om er maar een te noemen: waar de gulden middenweg precies loopt, wordt enkel bepaald door de ligging van de omliggende wegen. Met andere woorden: de willekeur van de standpunten die door de verschillende partijen worden verdedigd, bepaalt uiteindelijk wat voor waarheid wordt aangenomen. Als dát geen vergevorderd stadium van relativitis is.

    Dat ik zelden eieren eet, bijvoorbeeld, behoeft geen betoog. Ah neen, het ligt te ver van de gulden middenweg af, dus zal het wel onjuist zijn. Bovendien zegt het gezond verstand dat je eieren nodig hebt.

    Wat me verontrust is niet zozeer dat sommige mensen zo krakkemikkig redeneren. Wat me vooral verontrust is dat er mensen bestaan die in andere omstandigheden best een goed van een slecht argument kunnen onderscheiden, en dan ineens de mist ingaan.

    Het is alsof iemand in een discussie over lijfstraffen zou zeggen: helemaal géén lijfstraffen meer? Helemaal géén pijn meer? Kom-kom, dat is veel te radicaal. Laten we voor de gulden middenweg kiezen. Laten we voor een béétje pijn kiezen.

     

    Op nummer twee van Virs Wekelijkse Ergernissen staat het Valse Medelijden. Geen melk? Man, wat een leven moet ik dan wel niet leiden. Want geen melk betekent geen ijsroom, geen tiramisu, geen taart, geen dikke laag gesmolten kaas op mijn pizza. Hoe kan ik dan nog van mijn leven genieten? Veganisme, dat is pas mishandeling. Van mensen, wel te verstaan.

    Héél zelden gebeurt het dat mensen anders reageren en zeggen wat er écht over te zeggen valt. Twee keer is dat gebeurd, om precies te zijn.

    Aan iedereen die denkt dat ik constant loop te watertanden en te hikken van de honger: ik heb bijna nooit behoefte aan ijsroom, tiramisu, taart en een dikke laag gesmolten kaas op mijn pizza. Als ik die behoefte plots wel zou hebben, zal ik dat ook in gewicht toekennen. Om een afweging te maken, niet om me terstond op een mierzoete meringuetaart te storten.

    06-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    6 november 2007

     

    Vandaag heb ik geen zin in redelijkheid. Niet als ik me het bed uitsleur, niet terwijl ik mijn kom muesli van Jempy ontbijt en niet als even later de zeep uit mijn handen glipt. Het is zoeken naar beweegredenen (ik ben liever immobiel), motivatie (ik ben liever onverschillig) en interesse (dat is het allemaal maar).

    Ik heb het gevoel dat ik al die jaren in een langgerekt 6 september 2003 ben blijven rondhangen. Eergisteren dacht ik nog: als ik 6 september 2003 overleefd heb, zal ik het ook wel met 4 november 2007 kunnen. Gisteren had het bewijs dat dat inderdaad zo was, maar een bewijs dat voor me lag uitgestald als een dode muis in een muizenval. Ik kijk er naar en ik denk: damn, wat nu.

     

    (En dan hoor ik Rob Crow dit zingen, de hele dag lang, een nummer dat het waard is gedownload, gekocht, beluisterd te worden:

     

    Oh yeah, it's real frightening

    to think someone owns everything

    Oh Wee Oh

    We got your Savior in our pocket

    Try to make sure that no one could

    ever own a little piece of me

     

    Who owns what

    and what does one say

    they can truly own?

    I know it's an illusion, but try to

    tell the landlord of my home

    A tiny little box is all and you're

    that I know can handle

    try to raise a kid in there and

    use the room that's like an angle

     

    Trying to thin us out

    Some kind of genocide amongst the classes

    Hoping we'll all kill each other

    til a generation passes

    That's if we can find the time

    between the kids and work

    and sleep and working at

    some shitty job with no

    respect, but lots of fucking

    overtime, and then to bed

     

    Stay up too late, you'll never

    get up in time for work

    So go to sleep and try

    to dream of killing your boss)

     

    Maar goed, tralala, ook dat zal allemaal wel weer netjes verpulveren en plaatsmaken voor wie weet, afleiding, voldoening, luchtkastelen, ijskoud appelsap. Er is niets om me oprecht zorgen over te maken, daar maar ik me nog wel het meeste zorgen over.

     

    De twee vragen waar ik vandaag het hardst over loop te piekeren zijn a) Gaat The Notwist ooit nog een nieuwe CD uitbrengen? en b) Wat wil ik eigenlijk liever niet weten?

    Ik ben vandaag ook tot de onluisterende vaststelling gekomen dat ik nu probleemloos de bus kan nemen. Wat schiet er nog van mij over nu ik zonder paniekaanval de uurregeling van het Brusselse openbare vervoer sta te analyseren? Antwoorden, graag.

    03-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    3 november 2007

    Vandaag in De Standaard op p.13: Heibel om kritische analyse van Belgische ngo-wereld. Thierry Debels heeft een boek geschreven over ngo’s. Hij wil daarin nagaan hoe goed ‘het goede doel’ eigenlijk wel is. Een belangrijke vraag, lijkt me, alleen jammer dat Debels – blijkens het artikel – de moeite niet heeft genomen voldoende betrouwbare informatie te verzamelen en pas daarna zijn potlood te scherpen om de conclusies neer te schrijven.

    De ondertitel van het boek luidt Honderd euro in de collectebus van 11.11.11 levert slechts één euro in het Zuiden op. Een markante uitspraak, die Debels gelukkig op formidabele wijze kracht kan bijzetten: Volgens een intern document van Vredeseilanden, dat een piramidestructuur van de middelen weergeeft, blijkt dat de ngo slechts 15 procent van haar budget van 12 miljoen euro aan de doelgroep besteedt. Amper 15 procent gaat dus naar de arme boer in het Zuiden. Volgens mij is dat een bovengrens en moet je dat bedrag sterk verlagen. Zo wordt geen rekening gehouden met fraude, of met projecten die mislukken. Daarom komt volgens mij niet 15 procent, maar één procent voor het Zuiden veel dichter bij de werkelijkheid.

    Laten we eens stap per stap nagaan waar Debels redenering zoal de mist ingaat.

    1. Debels vermeldt niet dat naast die 15% ook nog eens 30% naar de partnerorganisaties in het Zuiden gaat, die onrechtstreeks ook bij de arme boer terechtkomen.
    2. Debels heeft een vaag vermoeden dat 15% de bovengrens is en promoveert dat vermoeden meteen tot vaststaand feit.
    3. Debels kan niet hardmaken dat Vredeseilanden fraudeert, en hij heeft ook geen gegevens over hoeveel van de projecten mislukken, maar met wat ellebogenwerk becijfert hij vlot dat er nog maar één vijftiende zal overschieten.
    4. Debels vindt dat je niet genoeg kan veralgemenen. Vredeseilanden wordt 11.11.11 en 11.11.11 wordt meteen maar de hele ngo-wereld.

    Debels verdient een standbeeld. Dat van Grootste Zwanzer Aller Tijden. Je moet je trouwens eens afvragen wat zo iemand bezielt. Als hij echt een moer om goede doelen geeft, zou hij geen boek met een sensationele ondertitel schrijven, maar zou hij contact hebben opgenomen met Vredeseilanden (“de ngo-wereld”) en daar zijn nagegaan wat er precies is misgelopen.

    Volgens Debels is hijzelf trouwens niet verantwoordelijk voor die ondertitel: De uitgever heeft de baseline gekozen, niet ikzelf. Die uitgevers toch, ze leggen je in de luren waar je bijstaat. Debels verdient medelijden. En een keiharde schop tegen zijn idiote kop.

     

    Wat gegoogle leert dat Debels al een heus oeuvre bijeen heeft geschreven: Encyclopedie van fraude, zwendel en bedrog en De zes geheimen van financieel succes. Ik zou hier een resem grappen over kunnen maken, maar die kans laat ik nu eens mooi aan mij voorbijgaan.

     

    Ik doe een oproep om allemaal een bedrag op de rekening van 11.11.11 te storten (000-000001111-11) en een brief te schrijven naar Debels met de mededeling dat we daartoe geïnspireerd werden door zijn miskleun van een boek.

    28-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    28 oktober 2007

    Het is een tijdje stil geweest rond de Courgettekleurige Trofeekat, maar hij is weer helemaal terug. Gisteren heb ik bewezen dat impulsief en intuïtief spelen je net zo goed aan een overwinning kan helpen. Het was de eerste keer dat ik mijn naam op de rug van de Kat mocht noteren. Om dat te compenseren, heb ik er hem in extra dikke letters opgezet. L. werd jaloers en heeft haar eigen naam toen nog wat aangedikt. Nu ziet de achterkant van de Courgettekleurige Trofeekat er bijzonder lelijk uit. Maar mijn naam valt wel meer op dan de hare.

    Laat die kansberekening gewoon achterwege, L., en speel eens zoals het hoort: zonder al te lang na te denken, zonder uit te rekenen hoeveel punten er nog gescoord moeten worden om te winnen en zonder te anticiperen op wat een ander zal doen. (Op mij anticiperen heeft alvast geen zin: mijn gedrag is totaal onvoorspelbaar want ik houd geen rekening met kansberekening. Mijn onnadenkendheid is mijn sterktste troef. Jullie geloof in een systeem is jullie zwakte.)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    28 oktober 2007

    Ik dacht: wie steelt nu een fiets aan het ziekenhuis? Ik was te kwaad geweest om eraan te denken mijn sleutels mee te nemen. Dat was mijn eigen domme fout, maar terug naar huis fietsen om mijn sleutels te halen, zag ik niet zitten. Dus drapeerde ik mijn slot rond mijn achterwiel (ik dacht dat niemand zou merken dat het er los omheen zat) en nam de lift naar de zesde verdieping, waar de vierdagige Jasper lag. 

    Toen ik een uur later weer buiten stond, was mijn fiets gestolen. Iemand moet gedacht hebben: hé, een fiets die niet op slot is, wat heb ik een geluk vandaag. Maar hetzelfde gold voor mij, want een eindje verderop vond ik een fiets die óók niet op slot was. Ik aarzelde wel eventjes, want er is nog een verschil tussen onder invloed restaurants van teddyberen beroven en bloednuchter er met iemands fiets vandoor gaan.

    De volgende dag kocht ik lampjes voor mijn nieuwe fiets en een rood slot. Ik vond mijn ruil niet eens zo slecht; ik had dan wel geen versnellingen meer, maar wel een pekkel – of hoe heet dat ding dat ervoor zorgt dat je je fiets niet per se tegen een paaltje of muur hoeft te zetten.

    ’s Avonds, toen ik me aan het voorbereiden was op mijn triomf tijdens C. P., belde J. me: hij had mijn fiets teruggevonden. Toen hij op de parking van Delhaize stond, had hij hem zien staan, een paar plaatsen verder. De sloten waren weg en er was een sticker afgetrokken, maar voor de rest was het nog helemaal mijn fiets. Hij was ermee naar huis gefietst. Waardoor zijn eigen fiets nu nog op die parking stond, gesloten weliswaar.

    Nu heb ik twee fietsen. En hoewel het irrationeel is, voel ik me nu schuldbewuster. Ik denk dat ik die andere fiets maar bij de politie ga afzetten, in de hoop dat de rechtmatige eigenaar hem daar gaat zoeken. Als je zelf geluk hebt, is het makkelijker iemand anders ook dat geluk te gunnen.

    24-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    24 oktober 2007

    Twee dagen geleden is Jasper geboren! Om dat te vieren mag hij er met zijn volledige naam in, en niet alleen met zijn eerste letter, zoals alle anderen hier. Bovendien zou dat een boel verwarring stichten. Om maar te beginnen met ‘Twee dagen geleden is J. geboren!’

     

    Mijn eerste cadeau voor Jasper is een symbolisch cadeau, want zo ben ik dan ook wel weer. Geen plat materialisme, maar een subtiel pakje met een dubbele bodem. Een knuffelbeer, tot zover de eerste interpretatie, en een trofee van een Formidabel Personeelsfeest, ziedaar de tweede.

    Dat komt zo: K. (de mama van Jasper) en ik zaten aan een tafel temidden van allerlei soorten collega’s onszelf te vervloeken dat we ons bont en blauw hadden betaald aan een buffetmaaltijd met totaal ongeïnspireerde vegetarische burgers en groenten die allemaal smaakten zoals sla smaakt als ze te lang in de koelkast heeft gelegen. Maar goed, daar ging het ons niet eens om. Erger was dat we tijdens de maaltijd één glas wijn hadden gekregen en na het dessert verbouwereerd constateerden dat het ondrinkbare restje wijn in onze glazen ondertussen al opgedroogd was. We besloten een actieplan uit te werken met de hulp van S. Het actieplan wierp dadelijk vruchten af.

     

    Vlak voor we naar huis keerden, zag ik in de ruime hall een kast staan waarop een familie knuffelberen me wazig (…) zat aan te staren. Die ene, die moest ik hebben. Ik hoefde daar niet eens al mijn moed voor bijeen te rapen, het gebeurde gewoon. Toen K. de beer uit zijn cadeaupapier hielp, herinnerde ze zich eerst niet waar het ding vandaan kwam. Maar toen herkende ze hem en zei ze tegen Jasper dat hij zijn eerste gestolen cadeau van mij had gekregen. De andere bezoekers keken een beetje raar, en bleven dat ook doen nadat ik zei dat ik het weliswaar niet uit een winkel had gestolen. Ik bracht dat in ter verdediging, maar dat was niet helemaal duidelijk.

     

    Later, als Jasper groot & sterk zal zijn, zal ik hem uitleggen waarom ik hem per se eerst dat cadeau wou geven. Het zal een prachtig verhaal worden, waarin ook K. een beklijvende rol speelt. Wat zal Jasper trots zijn op ons!

     

    Gisteren nam ik een paar foto’s. Om hem niet wakker te maken, gebruikte ik de flits niet. Daardoor zijn de foto’s wazig. Maar dat is niet erg, wazigheid hoort een beetje bij baby’s.

     


    21-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    21 oktober 2007

    Volgens die andere L. kan het beter. Cultureler, bijvoorbeeld. Dat komt doordat L. een echte cultuurmens is. Elke seconde van zijn  vrije tijd zit hij in boeken met ronkende titels te lezen, en altijd in de originele taal, want aan vertalingen heeft L. lak.  Naast literatuur houdt L. ook van muziek, toneel, film en dans. Vandaar dat L. deze blog maar magertjes vindt, want je vindt er weinig over muziek, toneel, film en dans.

    Omdat L. de beste broer is die ik ooit heb gehad, ben ik vanmiddag Mulholland Drive gaan halen in de videotheek. Het was de derde keer dat ik die zag, maar de eerste keer met potlood en papier in de aanslag. En vastberaden de logische samenhang (die Lynch er vakkundig heeft proberen uit te moffelen) bloot te leggen. Hier komt-ie,L., mijn grondige analyse van Lynch’ beste film (ik blijf erbij). Of: Mulholland Drive door virs ogen.

     

    Het thema

    Het thema is het getal twee. Knap dat Lynch een film durft maken met een cijfer als thema.  Het is duidelijk dat de film uit twee delen bestaat (met als overgang het moment waarop de blauwe sleutel het blauwe doosje opent). Veel van de personages die in het eerste deel voorkomen, doen dat ook in het tweede deel. Sommigen hebben dezelfde naam, zoals Adam of Coco. Sommige namen hebben twee personen, zoals Camilla Rhodes. En dan zijn er nog Betty en Diane, bij wie helemaal niet duidelijk is of het om één of twee personen gaat.

    Sommige zinnen uit deel 1 en 2 zijn identiek, zoals What are you doing? We don’t stop here. (Openingszin van de film, later zegt Diane hem vlak voor ze uit de taxi stapt.) Of: I’m from Deep River Ontario, a small town. I always wanted to come here. (Betty tegen Rita in het eerste deel, Diane tegen Coco in het tweede deel.)

    Sommige beelden uit deel 1 en deel 2 zijn identiek, zoals de close-up van de rinkelende telefoon bij de rode lamp en de asbak. Of het lijk in de zwarte jurk op bed.

    Er zijn twee blauwe sleutels.

    Dan (de man in Winkie’s) komt twee keer voor en hij heeft het over twee dromen die identiek zijn.

     

    De belangrijkste scène

    De belangrijkste scène speelt zich in het tweede deel af. Diane heeft net telefoon gekregen van Camilla. Ze wordt verwacht op het feest van Adam. Ze neemt een taxi. Als die stopt, zegt ze What are you doing? We don’t stop here waarna de taxichauffeur haar zegt dat er een verrassing is. Camilla komt uit de bosjes gewandeld. Ze zegt It’s a shortcut.

    Toen ik die scène zag, wist ik dat dat de essentie van de film was. In plaats van alles in de juiste chronologie te plaatsen, iets wat we allemaal doen als we zoeken naar logische samenhang, kunnen we beter op zoek naar de shortcuts in de film: de momenten waarop de tijd en de logica een sprongetje maken. En die zijn er: het moment waarop Dan het Afschuwelijke Gezicht ziet (daarna: Camilla ligt te slapen onder de tafel bij Betty’s tante), het moment waarop de telefoon bij de rode lamp een eerste keer rinkelt (daarna: Betty en Irene zijn net uit hun vliegtuig gestapt), het moment waarop het blauwe sleuteltje het blauwe doosje opent (daarna: Betty’s tante wandelt de slaapkamer binnen), het moment waarop Adam en Camilla meedelen dat ze gaan trouwen (daarna: Diane zit in Winkie’s). En er zijn er ongetwijfeld nog.

    Na zo’n shortcut heb je telkens het gevoel je greep op de film wat te verliezen. Je dacht te verstaan hoe het in elkaar zat, maar dat blijkt helemaal niet het geval te zijn. Plots heeft iemand een andere naam, of zijn er personages die elkaar lijken te kennen hoewel ze elkaar nog niet gezien hebben.

     

    Herkenbaarheid

    De film is herkenbaar omdat hij ons aan ons eigen dromen doet denken. In dromen komen shortcuts ook om de haverklap voor. (Je bent op straat en een seconde later in een bos, je bent aan het hollen en plots ben je blind, je komt op plaatsen waarvan je zeker bent dat je er al geweest bent).

    Hoeken waarachter gevaar loert (de achterkant van Winkie’s), sprookjesfiguren (de kabouters Irene en haar metgezel), mannen met angstaanjagende gezichten (Mr. Roque), absurde situaties (Mr. Castigliani spuwt zijn espresso uit), heksen, voorspellingen, donkere plaatsen (het bos, het huis waar Diane woont): ik heb het allemaal al eens meegemaakt, ’s nachts, in mijn dromen.

     

    Onoplosbare vragen

    Het zijn er helaas ontelbaar veel. Ik ga me beperken tot de vijf belangrijkste:

    -         Zijn de twee delen van de film evenwaardig? Of is er sprake van onderschikking (nachtmerrie, filmopname)?

    -         Als Rita en Betty thuiskomen met het blauwe doosje, verdwijnt Betty plots. Rita vraagt hardop waar ze is. Dan zegt ze iets, maar het is niet duidelijk wat en er is geen vertaling. Wat zegt ze?

    -         De eerste keer in de film dat Adam en Betty elkaar zien, kijken ze elkaar lang aan. Wat spreekt uit die blikken (herkenning, angst, nieuwsgierigheid)?

    -         Als Camilla en Diane toekomen op Adams feest, zegt Coco Here she is. Heeft ze het over Camilla of over Diane?

    -         Tijdens het feest ontmoeten de twee Camilla Rhodessen elkaar. Als de ene wegloopt, houdt ze iets verborgen achter haar rug. Wat?

     

    Humor

    Bitter weinig, maar één keer knal erop: Joe heeft per ongeluk een kogel te veel door de muur geschoten en hij hoort iemand kermen. Hij gaat kijken in de kamer ernaast. Daar zit een hele dikke vrouw die uitschreeuwt Something bit me bad!

     

    Heb je dit gemerkt?

    De film begint met dansende mensen. Net voor die beelden verdwijnen, zien we overbelichte opnames van een lachende Betty, Irene en metgezel. Later in de film zegt Diane dat ze vroeger vaak meedeed aan danswedstrijden.

    Tijdens het feest in Adams huis wordt Diane gevraagd waar ze Camilla heeft leren kennen. Tijdens The Sylvia North Story, antwoordt ze. Dat is de titel van de film waarvoor audities georganiseerd werden in deel 1.

    Joe en Ed praten over een auto-ongeluk vlak voor Joe Ed neerschiet. Waarschijnlijk het auto-ongeluk waarbij Rita haar geheugen verloor.

    Adam lalt op zijn eigen feestje dat hij het zwembad kreeg en zijn vrouw de zwembadschoonmaker. Het is met die man dat zijn vrouw een affaire had. (Hij goot toen een pot roze verf leeg in haar juwelenkist.)

    Diane zit espresso te drinken op het moment dat ze Mr. Castigliani ziet (de man die in deel 1 zijn espresso uitspuwde).

    Wanneer Diane en Joe koffie drinken in Winkie’s, ligt Eds schrift naast Joe.

    Het blauwe doosje is een soort zwart gat: eerst verdwijnt Betty, daarna Rita, daarna het doosje zelf.

     

    Het eindoordeel

    Zelfs na drie keer kijken, ben ik deze film nog niet beu. Amores Perros was ik wél beu na drie keer. En Memento ook. En de meeste films wil ik maar één keer zien.

    Er zijn mensen die Lynch niet waarderen omdat ze denken dat een film zonder logische samenhang gemakkelijk te maken is. Ik ga niet akkoord. Er zijn twee vallen: ofwel valt de film al na drie kwartier uit elkaar omdat de kijker de moeite niet meer kan opbrengen te volgen, ofwel valt er na wat puzzelwerk toch een idiote samenhang uit de bus.

    Probeer maar eens een droom na te vertellen zonder in één van die twee vallen te sukkelen. Lynch kan het, 145 minuten lang.

    14-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    14 oktober 2007

    J. heeft een cadeau gekregen van de geluidsmannen en de wegenwerkmannen van Rotterdam. Het zat in oranje inpakpapier verpakt. Gelukkig kreeg J. de tijd niet het te openen in aanwezigheid van de Rotterdamse geluidsmannen en wegenwerkmannen. Goedbedoelende Hollanders moeten ontgoochelen, ik kan wel ergere dingen bedenken, maar nu ook weer niet zo veel.

     

    J. haalde zijn cadeau pas uit het papier in de trein op weg naar mij. Ik kan me de pret al inbeelden die hij vermoedde toen hij eraan dacht hetzelfde cadeau aan mij te geven, met het oranje papier er slordig om heen. Kijk hoe ze me voor mijn aanwezigheid in Rotterdam hebben beloond.

     

    Er staan dingen in mijn huis die dringend weg moeten. Ik begin met de kleerkast. Ik kan twee zakken vullen met kleren die ik zelfs voor een scoutskamp niet zou durven aantrekken. Ik smijt ook nog drie paar schoenen op de hoop. Ik zou mezelf niet modebewust noemen, maar er zijn grenzen, en de groene rok, versleten sandalen en gekrompen, donkerblauwe trui liggen al een eind bij die grens vandaan.

     

    Ik besluit mijn lade op te ruimen. Ik ben erg ordelijk, maar die ene lade is een puinhoop. Er liggen kladjes van teksten en gedichten die ik terecht nooit heb afgewerkt. Ik haal er ook paperclips uit, mislukte foto’s, rekkertjes waar de rek uit verdwenen is, tijdschriften, een map vol krantenartikels en een purper schrift waarin vanalles geplakt is: foto’s van oerossen en kamelen, een artikel uit DS met als ondertitel De gebruikelijke wiskundige axioma’s volstaan niet, een fragment uit De jongen met het mes van Remco Campert (Je stampte met je voet op de grond en er was een feest.), een gedicht dat het nooit gehaald heeft (er is troost in de gedachte / dat het ons allemaal overkomt // en tegelijkertijd maakt dat het zoveel erger: / de ontgoocheling op je gezicht. // we zijn bang dat het ergens anders / aan het gebeuren is. en verder // drinken we te veel.) en een tekening van een mannetje met een kapsel als een rotsblok dat zegt you can’t tell it like it is without drinking en daar houdt het plots op, toch nog onverwachter dan ik vreesde.

     

     


    11-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    11 oktober 2007

    Ze zijn mij vergeten. En de vrouw die naast me staat, blijkbaar ook. Ze lacht verontschuldigend naar mij. We kunnen er niet veel aan doen dat we hier staan, vlakbij de taxi’s die aansluiten, opschuiven, wegrijden, meestal zonder passagier. We kunnen bijna de overkant van het stationsplein niet zien, zo mistig is het. Ik speur naar blauwe auto’s met nummerplaat SVI 800. Zij speurt ook naar auto’s. Naar BMW’s, maar dat weet ik dan nog niet. Na twintig minuten bedenk ik dat ik beter een telefoonhokje opzoek. Er zijn twee telefoonhokjes, maar je kan er enkel met Proton terecht. Ik kijk weer naar de vrouw. Ze draagt een rode jas, halflang, maar misschien doet ze dat alleen in mijn herinnering. Ik vraag of ik haar gsm mag gebruiken. Dat mag. Ik stel voor te betalen, maar dat is niet nodig. Ze vraagt wat ik in K. doe. Ik leg haar uit dat ik lezingen kom geven in een school in H., en dat de directie van de school me zou oppikken aan het station. Maar ze zijn me dus vergeten. Ik sta nu niet meer op een blauwe Passat te wachten, maar op een grijze Toyota. Ik zeg haar dat ik hoop dat er niet te veel grijze Toyota’s langskomen, en ze lacht veel langer dan iemand normaal om die opmerking zou lachen.

    Het wordt weer stil tussen ons. Ze glimlacht constant, maar niet uitbundig. Misschien glimlacht ze niet echt, maar is dat gewoon de stand van haar mond. Zoals bij de dolfijnen die in mijn lezingen aan bod komen. Ze glimlachen altijd, ook als ze droevig zijn, zeg ik dan. De vrouw vraagt waar ik woon. Ze moet ook naar Gent, zegt ze, naar de rechtbank. Ik vraag haar niet wat ze in de rechtbank moet doen. Zo fatsoenlijk ben ik wel. Ze vraagt of de rechtbank ver van het station afligt. Neen, zeg ik, vijftien minuten stappen. Ze is zenuwachtig. Als ze zwijgt, is dat alleen omdat ze niets kan vertellen over wat haar echt bezighoudt. De mist, de drukte, de taxi’s; alle normale gespreksonderwerpen zijn uitgesloten, omdat ze niet in staat is te doen alsof ze nergens anders mee bezig is. Ze bekijkt haar gsm in haar handtas. Ze staat er al een half uur, zegt ze, maar ze is te vroeg. Het is beter om te vroeg te zijn dan te laat, zegt ze, en ik beaam dat.

    Er draait een BMW het hoekje om. Ze neemt afscheid. Ze wenst me geluk met mijn lezingen. Ik wens haar ook een aangename dag toe. Ze zal het nodig hebben, zegt ze, in de rechtbank. Ik wens haar veel succes in dat geval, zeg ik. Ze glimlacht nog eens, de laatste keer.

    Misschien moet ze naar die rechtbank omdat iemand haar kist juwelen heeeft gestolen, een vluchteling misschien, die de kaas op zijn brood nog niet eens verdient. Of misschien heeft iemand krassen in haar metaalgrijze Lexus getrokken. Ze wordt tenslotte opgehaald in en BMW, donkergrijs, nieuw model. Maar ik geloof het niet. Ze zwaait als de auto wegrijdt.

    Ik sta helemaal alleen aan de voorkant van het station van K. en ik denk aan dolfijnen, rechtbanken en wat het betekent als je iemand van wie je niet eens de naam kent, succes toewenst.

     

     


    06-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 6 oktober 2007

    Eergisteren was ik jarig. Om dat te vieren, hebben de makkers gisteren een verrassingsfeestje georganiseerd. Ik dacht: aha, ik ga goed kunnen zuipen en ik zal met mijn uitzonderlijke weerwolven-talent iedereen onder tafel spelen. Maar dat dachten zij blijkbaar ook. Uit angst dat ik alles zou winnen, had L. een verdacht poeder in mijn mojito gestrooid. Na enkele drankjes zat de boel al in mijn hoofd, wat me verhinderde helder te redeneren. K. merkte dat ik veel te veel van die krokante mini-loempia's naar binnen zat te werken. Na een korte beraadslaging met K. en onder lichte druk van die andere L., greep L. in en mengde 6 geplette Stilnoct-pillen onder mijn drankje. Ik viel dus prompt in slaap.

    De kinderen hebben me ook een cadeau gegeven, waarvoor ik hen hartelijk wil bedanken! Veganistisch, macrobiotisch, spiritueel; het maakt niet uit, ik ben er zeker van dat ik het er fijn zal hebben.

    Oja, nog een kleine boodschap voor J.: je kent dus blijkbaar het paswoord van mijn blog, maar dat wil niet zeggen dat je er vanaf nu een gewoonte van moet maken in mijn naam te gaan posten! Ik zal die boodschap van gisteren laten staan, maar alle andere vliegen er onherroepelijk af! Moet je maar je eigen blog beginnen, hoen!

    Nog een kleine boodschap aan L., die andere L., J., K., S., J. & K., E., T., C., J. en R.: dank om erbij te zijn en op voorhand niets te verklappen! En sorry dat ik het laatste halfuur (ai, misschien was het langer) iets minder aanwezig was dan gemiddeld.

    groet!
    vir

    05-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gelukkige verjaardag!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gisteren was ik jarig. Om dat te vieren, hebben de makkers vanavond een verrassingsfeestje georganiseerd. Ik ga dus veel kunnen zuipen en we gaan ook weerwolven. Joehoe!

    En om 't nog mooier te maken: de kinderen hebben samengelegd om eens een weekendje van ons verlost te zijn. Binnenkort trekken we dus naar Villa Oriental, een bio-veganistisch hotel in de Ardennen! Volgens www.villaoriental.be kan het met dat weekendje twee kanten uit. Ofwel genieten we voluit van elkaar, de Ardeense wandelingen, de herfstkleuren en de veggie maaltijden die de bazin/kokkin ons zal voorschotelen. Ofwel storen we ons mateloos aan het macrobiotische spirituele gedoe van de uitbater ("Vele jaren in het bedrijfsleven leverden me een praktische instelling, een gezonde portie levenservaring, organisatietalent en een grote dosis geduld op. Toch had ik het gevoel dat er nog wat ontbrak. Ik volgde de opleiding neo-hypnotherapie en kwam meer in contact met mijn gevoel.") Dat wordt alvast spannend!

    Wat er ook van zij, in beide gevallen zal het me vast en zeker voldoende inspiratie opleveren om vele items op deze blog aan te wijden....

    Kortom, volgende kleine boodschap aan mezelf: Vir, gefeliciteerd!


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    5 oktober 2007

    Het voordeel aan dagen waarop je alleen pech hebt, is dat je de ochtend erna ontwaakt en meteen denkt: vandaag zal ik wel zoveel pech niet hebben. Onzin, natuurlijk, want de kans dat je toch pech hebt, is even groot als altijd. Alleen geloof je dat niet echt, net zoals je ook nooit op je lottoformulier allemaal opeenvolgende getallen aanduidt.

    Het nadeel aan dagen waarop je alleen pech hebt, is dat je de dag erna bij het minste wat misloopt meteen het ergste verwacht. En soms, zoals vandaag, is dat ook terecht.

    Vijf minuten voor de trein in Leuven moet aankomen, stoppen we abrupt. Ik heb tien minuten om in Leuven over te stappen op de trein die me naar Haacht moet brengen, dus ik panikeer niet meteen. Tien minuten later doe ik dat wel. Ik stel vast dat ik alweer geen gsm heb, en wat erger is: op het papier met de gegevens van de school, ben ik vergeten het telefoonnummer te noteren. Dolle pret. Ik versier een uitschuifbare gsm en een bondige uitleg over hoe het ding werkt, en bel naar mijn werk. Het duurt een poos voor ik uitgelegd krijg wat het probleem is en zeg dat ik een uur later in Haacht zal zijn dan gepland. Een uur, dat is ruim gerekend, die trein zal heus geen kwartier meer stil blijven staan, denk ik. Ha! Wat een flater! Plots lopen er politie-agenten naast de trein, en ze speuren naar iets tussen de rails. Een half uur later begrijpen we waarom: er heeft zich iemand voor de trein gesmeten. We zitten ter hoogte van Kortenberg. Negentig minuten later begint de trein weer te rijden. Ik heb het lef niet gehad nog eens die gsm te vragen, ook mijn tweede afspraak is dus in het water gevallen.

    In Leuven moet ik een attest zien te bemachtigen waarop staat dat onze trein 90 minuten vertraging had. En ik ben niet de enige, zelfs niet de enige die haast heeft. Daarna moet ik dringend bellen naar die school, waarvan ik het nummer nog altijd niet heb. Ik moet dus op zoek naar en telefooncel. Ik loop wat rond in de buurt van het station, maar zie er geen. Ik loop een café binnen en vraag of ik kan bellen. Ik krijg botweg ‘neen’ als antwoord. Ik heb geen zin meer in deze dag, geen zin meer om nog langer te zoeken naar oplossingen, ik wil gewoon naar huis, naar bed. En ik heb dorst, maar in mijn rugzak zitten alleen een koek met amandelen en een appel. Ik overweeg te gaan neerzitten op straat, en dan zie ik K. Dat is een meevaller, want K. heeft een gsm die ik mag gebruiken. Zeven minuten later is de school op de hoogte dat ik niet meer kom. Ik wil terug naar Brussel en begin aan het schuiven aan het loket. Het gaat nogal traag, en net als het aan mij is, krijg ik te horen dat de computer niet meer werkt. Ander loket dus. Er staan zeven (7) mensen voor mij die alle zeven (7) een abonnement nodig hebben. Twintig minuten later is het aan mij. Ik heb al geen nagels meer over, als ik nog één keer bijt, beginnen mijn vingers te bloeden.

    De trein die ik kies, maakt een ommetje via de luchthaven, waar we acht minuten blijven stilstaan. Ik denk aan de beamer die kapot is, en hoe ik geregeld moet krijgen dat ik maandag een nieuwe heb. Ik denk ook aan alle tijd die verloren gegaan is, op treinen, in stations, wachtend, bijtend op mijn nagels, kwaad omdat ik niet met de tijd kan doen wat ik ermee wil doen, omdat ik me moet haasten om de juiste treinen te halen, op tijd in de juiste scholen te zijn, op tijd de beamer moet aansluiten, en tegelijkertijd uren en uren verlies waarin ik niets kan doen.

    Op kantoor schenk ik een glas water in. Ik heb nog niks gegeten vandaag, bedenk ik. Het wordt drie uur en ik heb nog altijd geen honger. Ik denk aan de ijzerpillen in de keukenkast. Ik denk ook aan Travels, de groep waarvan de zanger nu een hoesje voor L.’s cd aan het maken is. Een hoesje met een giraf. Ik denk aan die zanger, hoe hij papier zit te knippen en kleuren verf mengt. En als het hoesje klaar is, begint hij opnieuw. Want L. krijgt twee cd’s, zo wordt Travels sneller de wereldberoemde groep die ze verdienen te zijn. Ik denk aan die giraf, En ik denk ook aan de kikker die op de cd stond die ik voor mijn vijftiende verjaardag kreeg. Het was koud op mijn kamer toen ik die cd voor het eerste opzette. De muziek was slecht, maar die kikker, die maakte alles goed.

     


    04-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    4 oktober 2007 

     

    Eergisteren zat iemand op de trein het boek ‘Moorden op bekende personen’ te lezen. Boeiend, natuurlijk. Ik kan er zo al een paar bedenken, zoals de moord op Socrates, Trotsky of Kennedy.

    Als ik ooit, in een Siberisch werkkamp bijvoorbeeld, gedwongen word een boek te schrijven met die titel, zou ik de uitsmijter wijden aan  personen waarvan niet zeker is dat ze vermoord werden, maar waarvan het ook niet helemaal uitgesloten is. Kurt Cobain, bijvoorbeeld. En het liefst nog door Courtney Love, de lepe teef. Ik zou er een paginagrote foto van Courtney Love aan toevoegen, met als bijschrift ‘Neemt Courtney haar geheim mee in haar graf?’ Ja, vandaag heb ik ideeën te over.

     

    Ik denk dat ik net zo weinig geïnteresseerd ben in het lezen van een boek over moorden op bekende personen, als in het lezen van een autobiografie van iemand die beroemd is geworden om een ander talent dan schrijven. Er is geen reden om te geloven dat een zanger of schilder ook goed kan schrijven. Er zijn zelfs mensen die denken dat er een reden is om te denken dat het omgekeerde waar is. Dat zijn mensen die hard geloven dat de talenten eerlijk verdeeld werden. Meestal zijn dat mensen die hun eigen talent nog niet ontdekt hebben.

    Begrijp me niet verkeerd; soms lees ik non-fictie. Ik verplicht mezelf af en toe non-fictie te lezen, omdat de stapels blunders-van-vir zich al redelijk heeft opgestapeld (geschiedenis, aardrijkskunde) en ik me daar op gezette tijden behoorlijk over kan schamen. J. opperde onlangs het idee een speciale blog op te richten met mijn blunders. Ik heb al mijn overredingskracht moeten gebruiken om hem van dat onzalige idee af te brengen. Mijn ultieme argument (“En dat nog wel een week voor mijn verjaardag!”) heeft hem doen inzien dat het opportuner kan zijn zijn plannen nog even op te bergen. Of anders is hij gewoon nog meer van mijn blunders aan het afwachten, zo geeft de blog meteen al een goedgevulde indruk.

    Ik lees dus af en toe non-fictie, maar ik ben erg kieskeurig wat de onderwerpen van die non-fictieboeken betreft. Als ze niet mee kunnen helpen verhinderen dat ik af en toe ongelooflijk blunder, dan hoeft het voor mij niet. Een autobiografie van een dode rockzanger kan dat niet, dus lees ik die niet. Stel je voor dat je weet in welke kerk die zijn Heilig Vormsel deed, maar nog steeds twijfelt over de geografische ligging van Machu Pichu. Wat voor indruk geef je dan wel niet?

     

    Vandaag ben ik jarig. Ik ben sinds een paar jaar nogal achterdochtig tegenover verjaardagen. Ik heb dus geen speciale verwachtingen. Gelukkig maar, anders zou ik me daarnet nog harder hebben opgewonden dan normaal. Tussen Gent en Lede zat ik gezellig in te dommelen, alles was rustig en veilig. Tot er in Lede twee mannen opstapten met een enorme omvang. Zo’n mannen die als ze zitten, hun knieën niet tegen elkaar krijgen. Zo’n mannen die heel luidruchtig ademhalen. Zo’n mannen die buitensporig veel niezen, rochelen en hun neus snuiten. Die ene kwam tegenover mij zitten, waarbij ik bijna mijn beide knieschijven brak want ik had hem niet zien aankomen, en die andere ging naast me zitten. Ik zag mijn territorium plots gehalveerd. Bovendien leken hun lichamen op weg naar Brussel ook nog eens uit te deinen, zodat ik vlak voor Brussel nog een vierde overhield. Ik was toen al een tijdje bezig mijn adem in te houden, waardoor ik het nogal benauwd kreeg. De man voor me nam anderhalve zetel in beslag. Hij las voortdurend artikels voor uit de Metro, hardop, waarschijnlijk in de veronderstelling dat zijn metgezel analfabeet was. Hij had het grootste plezier met een artikel waarin de brandweer werd ingezet omdat een penetrante geur werd opgemerkt in Soho (Londen). Het ging om een kok die een pikante chilisaus aan het bereiden was. Er zijn TV-programma’s waarvan het hele format op dergelijke misverstanden gebaseerd is. Ik mijd zo’n programma’s, maar op de trein is zoiets onmogelijk.

    Gelukkig is deze dag goed gevuld, zodat ik me niet al te veel moet afvragen wat ik in godsnaam moet doen om van deze dag een geslaagde verjaardag te maken. Vanavond is er Franse les. L. vroeg of ik ga melden dat ik jarig ben, maar dat ben ik niet van plan. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste kan het alleen de indruk wekken dat ik nog een zak snoep in mijn rugzak verborgen houdt om later op de avond feestelijk te verdelen. Niks van. Ten tweede vind ik dat de andere cursisten geen zaken hebben met persoonlijke aangelegenheden zoals op welke dag mijn verjaardag valt. Het zijn mijn vrienden niet. J. en ik maken redelijk wat grapjes over hen (hun jobs, hun hobby’s, of de afwezigheid daarvan). We denken dat ze ons een beetje raar vinden. Het zou kunnen dat ze ons pas raar zijn beginnen vinden na de pauze van vorige week. Toen hebben we heel luid zitten ruziemaken. Misschien zijn ze toen ook bang van ons geworden. Ik was bij het binnenkomen nog altijd razend kwaad op J. Even later moesten we een dialoogje voorbereiden. Ik heb onze performance niet laten mislukken door private problemen, dus zette ik weer mijn glimlach op, die past zo mooi bij een Frans accent.

     

    Ik prijs mezelf voor de tweede keer vandaag gelukkig dat ik geen hoge verwachtingen had van deze dag. Stel je voor dat dat wel zo was geweest; ik zou er prompt ongelukkig door zijn geworden. Er zijn weinig constanten in mijn leven, denk ik soms, maar dit is een constante: ik stel meestal net op tijd mijn verwachtingen bij.

    Om te beginnen kreeg ik mijn stem niet terug in de loop van de dag. Het gebeurt wel meer dat ik ‘s ochtends hees ben, net zo vaak als ik ‘s ochtends keelpijn heb, maar tegen een uur of tien kwam er ternauwernood nog een schor gepiep uit. Ideaal om een lezing te geven aan een groep zesjarigen.

    In de namiddag moest ik de lezing nog eens geven, aan een groep zevenjarigen ditmaal. Of dat was toch het plan, want net voor ik wou beginnen, struikelde een blond kind over de draad die de beamer met het stopcontact vebond. De beamer knalde op de grond en begon te reutelen, eerst zacht, dan hard. Ik verwachtte een ontploffing en trok snel de stekker uit het stopcontact. Er gebeurde niet veel, maar toen ik de beamer weer aansloot, reutelde hij nog steeds. Schroevendraaier gevraagd, beamer opengeprutst, blond kind aan het huilen, piepkleine schroef op de grond laten vallen, hoestbui, een gestrafte kleuter die schroef laten zoeken, zeventien zevenjarigen die aan elkaar trekken en sleuren, schroef kwijt, de juf de grond aan het vegen, een kind dat bijna een potlood in het oog van een ander kind ramt, driewerf hoera: de schroef is gevonden!, werkman erbijgehaald, onverstaanbaar Limburgs accent, ongeveer geen stem meer over, zeventien zevenjarigen tegen de muur gezet, telkens met een meter afstand, neen: de beamer blijft kapot. We hebben heel wat pret gehad het voorbij uur, maar de beamer is onherroepelijk kapot. De juf komt melden dat er nog taart gegeten moet worden, want een van de kleuters is jarig vandaag. Ik houd nog twee schroeven in mijn handen zonder dat ik een opening zie om die nog in kwijt te kunnen. Ik ga op zoek naar de directie en stel me voor het eerst vandaag de vraag wat ik hier in godsnaam doe, op de zonovergoten speelplaats van Klavertje Vijf, terwijl enkele leerlingen uit het zesde leerjaar baseball aan het spelen zijn, in mijn winterjas, zonder stem, terwijl ik mijn openingszin al voorbereid: “Ik kwam een lezing geven over dieren in asielen en …”. Maar het doet er niet toe; wat ik ook doe, of ik die de directie vind of niet, of ik die schroeven nog kwijt geraak of niet, of ik nu het woord ‘steriliseren’ uitgelegd krijg aan die kleuters of niet, of die beamer nu verzekerd is of niet, of ik nu jarig ben of niet, of ik nu wel of geen stem heb, of ik nu radeloos of euforisch ben: het maakt geen donder uit. Ik ga vanavond net zo goed in mijn bed liggen en weten dat het daar allemaal niet om draait en dat ik gewoon nog wat geduld moet oefenen. Misschien is dat net die constante: op momenten dat alles misloopt, zie ik mezelf middenin dat tafereel staan, als een immobiele pop, en ik hoor mezelf denken: kunnen we niet allemaal naar huis gaan en iets te drinken inschenken, voor wie staan we hier die poppenkast te spelen?



    E-mij


    Gastenboek


    Er was bij enkele omstaanders een vorm van gefrons, dat wel. Maar niet overdreven en niet op grote schaal.
    De concurrenten
  • J.
  • E.
  • L., de jonge vrijgezel
  • L., het meisje
  • N.
  • K.
  • J.,J. en J.
  • J., de broer van K.


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs