Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    26-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De grote zaagbek in actie

     

    Dit is de grootste van de 7 soorten zaagbekken. Zaagbekken zijn ‘vreemde eenden in de bijt’: deze eend-achtigen hebben een opvallend lange, smalle snavel met een gekromd uiteinde en een gezaagde binnenkant. Dat laatste geeft ze grip op glibberige visjes, hun belangrijkste voedsel.

    In tegenstelling tot de nauw verwante middelste zaagbek wordt zout water door de grote zaagbek gemeden.

    Naast de geslacht-specifieke kleuren van het vederpak die ook bij de zaagbek verschillen, heeft het vrouwtje een volle kuif, terwijl het mannetje een apart ‘bol’ achterhoofd heeft.

    Het broedseizoen start eind maart, begin april tot uiterlijk augustus. De eend is vrij plaatstrouw en keert terug naar een geschikte broedplaats aan meren en traag stromende waterlopen in bosrijke gebieden.

    De grote zaagbek overwintert op grote niet bevroren meren, rivieren en lagunes. De grote zaagbek kan uitstekend duiken en vliegt ondanks zijn vrij, kleine vleugels 100 km/u.

    De grote zaagbek eet puur dierlijke kost. Met zijn smalle spitse snavel richt hij zich geheel op de vangst van vis, ongewervelden en soms een amfibie of jong zoogdiertje of kuiken.

    Noordelijke populaties van deze soort trekken in februari naar de broedgronden in Scandinavië en Rusland, waar ze omstreeks maart aankomen.

    In oktober vliegen ze vervolgens naar de zuidelijk gelegen overwinteringsgebieden op zoek naar een aangenaam klimaat.

    Het winterweer heeft invloed op het voorkomen van de soort in ons land. Daarom schommelen getelde aantallen sterk. De afname over een langere periode valt te verklaren door de gemiddeld zachtere winters en de slinkende aantallen beschikbare prooivissen.

     

    Onze noorderburen geven het goede voorbeeld

     

    Maximaal een kwart van de Noordwest-Europese populatie van de grote zaagbek verblijft ’s winters in Nederland. Dat is een fors aantal vogels, die het belang van een goed beheer van zoete wetlands nog eens onderschrijft.

    Vogelbescherming Nederland zet zich in voor het behoud van waterrijke gebieden (IJselmeergebied), waarbij de aandacht wordt toegespitst op de waterkwaliteit, de rustgebieden en de beschikbaarheid van voedsel (duurzame visserij opleggen om de overbeviste spiering te sparen).

     

    Verschillende natuurgebieden die door de grote zaagbek worden gebruikt als foerageergebied of als slaapplaats zijn aangewezen en beschermd als Natura 2000-gebied. De belangrijkste daarvan zijn Biesbosch, De Wieden, IJselmeer, Ketelmeer & Vossemeer, Markemeer & IJmeer, Veluwerandmeren en Waddenzee.

    Voor deze gebieden gelden strenge regels voor alle plannen, projecten en andere handelingen die mogelijk significante negatieve effecten kunnen hebben op de natuurwaarden waarvoor het gebied is aangewezen.

    Vogels en hun leefgebieden worden in Nederland primair beschermd door de Wet natuurbescherming die op 1 januari in werking trad.

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het archief de bijdrage terugvinden

     

    24 02 2014       De grote zaagbek












    26-12-2018 om 22:25 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    16-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarnemingen.be, mesthoop of schatkist?

     

    Geraadpleegde bron: Natuurpunt: nabeschouwingen symposium 10 jaar Waarnemingen.be

     

    Waarnemingen.be is een steeds groeiende bron van natuurinformatie. Alleen al in 2017 werden meer dan 3 miljoen biodiversiteitsgegevens toegevoegd. Vraag is of deze kwantiteit de kwaliteit in de weg staat.

    In dit artikel bespreekt men de noodzaak van validatie en licht men de validatieprocedure toe. Men toont dat er verschillende niveaus van betrouwbaarheid zijn die kunnen worden geselecteerd afhankelijk van de onderzoeksvraag.

     

    Je hoort wel eens kritiek op de kwaliteit van de gegevens in waarnemingen.be.

    “Iedereen kan daar zomaar eender wat invullen” of “Het is niet zo moeilijk om daar een fout in te vinden”.

    Beide opmerkingen zijn waar, maar hebben enkel betrekking op het eerste deel van het proces, namelijk de invoer van gegevens.

    In 2017 werden uit Vlaanderen en Brussel 3,2 miljoen nieuwe waarnemingen gemeld. In 2018 waren er dat in de eerste helft van het jaar al 1.8 miljoen. Dagelijks komen er duizenden gegevens bij (op topdagen tot 24 000 per dag).

    Daar zitten bij de invoer natuurlijk ook onjuiste determinaties bij, fouten in de locatie of in andere velden. Maar is waarnemingen.be daarom een mesthoop?

     

    Fouten bij invoer

     

    Waarnemers doen hun best om soorten zo goed mogelijk op naam te brengen. Toch is het onvermijdelijk dat er soms vergissingen gebeuren. Waarnemingen.be is een open systeem, toegankelijk voor iedereen die zich registreert. Het waarnemingspubliek is dan ook heel divers, van beginners tot top-experts. Het systeem heeft ook expliciet het doel om een interactieve leergemeenschap te vormen, waarbij informatie snel wordt gedeeld en waar waarnemers de kans krijgen om fouten te maken en bij te leren van andere gebruikers of validators.

    Deze feedback en interactie ligt mee aan de basis van het succes dat het waarnemingen.be dataportaal nu is. Maar het leidt er natuurlijk ook toe dat er fouten worden ingevoerd die door iedereen zichtbaar zijn op de website. 

     

    Validatie noodzakelijk

     

    De ambitie van het team achter de waarnemingen.be is om informatie van de best haalbare kwaliteit te verkrijgen. Hiervoor is het dus belangrijk dat de waarnemingen goed nagekeken en waar nodig worden gecorrigeerd. Daarvoor is er een uitgebreide validatieprocedure voorzien, zodat fouten enerzijds niet lang online blijven staan en anderzijds bij ‘officieel gebruik’ kwaliteitsvolle datasets kunnen worden aangeleverd.  

    De validatiestatus wordt weergegeven door middel van een aantal symbolen.

    Bij elke waarneming kan je zien of deze al dan niet een beoordeling kreeg. De nog niet beoordeelde waarnemingen moeten uiteraard met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. De waarnemingen mét een beoordeling werden bekeken door het validatieteam, steeds vaker bijgestaan door een computeralgoritme. Het validatieteam bestaat momenteel uit 115 validators, het merendeel vrijwilligers, die de binnenkomende waarnemingen opvolgen. Zij bekijken de waarnemingen van een specifieke soortgroep, voor heel Vlaanderen of voor een provincie. Bij vogels is er bovendien een zeldzaamhedencommissie die de zeer zeldzame soorten behandelt. Tenslotte zijn er de regiomoderators die de waarnemingen van niet-zeldzaamheden kunnen beoordelen binnen hun werkingsgebied. Afhankelijk van de soortgroep gebeurt de beoordeling onmiddellijk of binnen een aantal dagen of weken. Sommige groepen worden echter met een lagere frequentie (bv enkel in de wintermaanden) systematisch nagekeken.

    Hoe verloopt de validatie?

    Na het posten van een waarneming volgt er een deels geautomatiseerd en deels manueel proces van validatie. Indien automatische validatie mogelijk is, krijgt de waarneming een grijs vinkje. Bij manuele validatie kan de validator deze onmiddellijk goedkeuren met een blauw of een groen vinkje, of meer uitleg vragen of suggesties doen via de commentaar-functie. Daarna volgt de validator deze waarnemingen op tot de soort werd gewijzigd of tot de extra informatie werd aangereikt en volgt de beoordeling. Indien nodig kan de validator ook zelf een waarneming wijzigen, maar het principe is dat aanpassingen zoveel mogelijk door de waarnemer zelf gebeuren.

    Bij waarnemingen, die door de waarnemer als onzeker werden gelabeld, probeert de validator in overleg tot een zekere determinatie te komen. Als dit niet mogelijk is, kan de waarneming op onzeker blijven staan of worden gewijzigd naar een hoger taxonomisch niveau (soortengroep, genus, familie) dat wel zeker is.

    Waarnemingen die niet voldoende zeker kunnen worden bewezen, maar niet onmogelijk zijn, krijgen de beoordeling ‘(nog) niet te beoordelen’ (wekker-icoontje).

    Twijfelachtige waarnemingen of waarnemingen die aantoonbaar fout zijn en niet worden gecorrigeerd door de waarnemer, worden afgekeurd (rood vinkje). Deze zijn daarna nog terug te vinden in het persoonlijke waarnemingenoverzicht van de waarnemer, maar zijn niet langer zichtbaar voor anderen en worden uitgesloten van doorgave of analyse.

     

    Validatie van foto’s

     

    Het aandeel van foto’s gaat in stijgende lijn: van 3% in 2008 naar 13% in 2017.

    Hoewel niet voor alle soorten determinatie op foto mogelijk is, lukt dit voor de meeste soorten wel, zeker voor de soortgroepen met de meeste waarnemingen (vogels, dagvlinders, libellen, nachtvlinders, planten, amfibieën en reptielen).

    Het doel is dat alle foto’s worden nagekeken door een validator (of de automatische herkenningsmodule van de server). Die verifieert of de soortnaam juist is en steekproefsgewijs ook de volledigheid van de andere informatie of de locatie.

    Sinds kort worden de validators bij het nakijken van foto’s bijgestaan door automatische beeldherkenning (op de server van Naturalis waarop Obsidentify draait).

    Op niet zo lange termijn zal die methode een groot deel van het validatiewerk van de foto’s kunnen overnemen, waardoor zij zich meer kunnen focussen op moeilijke gevallen of op nazicht van locaties en details van waarnemingen

     

    Validatie van waarnemingen zonder foto

     

    Ook alle waarnemingen van soorten die als zeldzaam of zeer zeldzaam staan gemarkeerd, worden manueel bekeken. De validators schatten de waarneming in aan de hand van hun expertise, datum van inzending, locatie, kennis van de waarnemer en een aantal hulpmiddelen.

    Zo is er een handige tool waarbij de validator kan zien hoeveel ervaring de waarnemer heeft met deze soort (aantal eerder goedgekeurde waarnemingen van deze soort) en of de soort gekend is uit het gebied (aantal eerdere goedgekeurde waarnemingen van deze soort in het gesignaleerd gebied).

    Waarnemingen zonder foto van algemene of vrij algemene soorten worden niet allemaal door een validator nagekeken. Er gebeuren wel steekproeven, waarnemingen buiten de gekende datumgrenzen worden manueel bekeken en voor een toenemend aantal soorten staat intussen de autovalidatie op. Dat is een slimme tool die meteen na het invoeren nakijkt of er in de omgeving van deze waarneming (binnen een ingesteld perimeter en binnen een ingestelde periode) manueel goedgekeurde waarnemingen met foto bestaan van deze soort. Zo ja, wordt deze waarneming automatisch gelabeld als ‘goedgekeurd op basis van kennisregels’.

    Dit bewijst niet dat een waarneming 100% zeker is, maar het bevestigt dat het niet onwaarschijnlijk is dat deze soort in deze periode op deze plek kan worden waargenomen.

    Tenslotte is er nog de publieke validatie. Andere gebruikers kunnen een opmerking plaatsen bij een waarneming waarvan ze vermoeden dat deze niet juist is en de gebruikersgemeenschap is heel groot. Wie ondanks alle validatie-inspanningen toch nog een fout denkt te vinden bij reeds gevalideerde waarnemingen, kan dit melden via de functie ‘Rapporteer een mogelijke foutieve waarneming’.

     

    Fraude

     

    In 10 jaar tijd werden buiten een aantal 1 aprilgrappen nog maar enkele gevallen vastgesteld waarbij moedwillig foutieve waarnemingen werden ingevoerd. De intensive validatie en grote sociale controle maakt dat valsspelers meestal snel door de mand vallen.

    Bij twijfel over de bon van de foto’s wordt via ‘Google image search’ vergeleken met andere online beschikbare foto’s.

    Daarnaast is het grote validatieteam een sterkte. Zij kunnen de betrouwbaarheid van een waarnemer inschatten op basis van zijn hele ‘curriculum’ en overleggen over soortgroepen heen. Ze beoordelen een waarneming ook op basis van kennis van de locatie en kijken bv. of de vegetatie op de achtergrond wel overeenkomt met het seizoen of de gemelde plaats. Bij vermoedens van fraude wordt eerst uitleg gevraagd aan de waarnemer en krijgt deze een kans om de waarneming(en) te corrigeren. Zo niet wordt het waarnemersprofiel afgesloten en/of verwijderd. 

     

    Conclusie

     

    Waarnemingen.be is dus zeker niet zomaar een mesthoop, maar eerder een berg ruwe diamanten. Na het hierboven beschreven ‘polijstwerk’ levert die een schatkist aan waardevolle natuurinformatie op. Die wordt bovendien permanent aangevuld door een groeiende schare aan natuurliefhebbers. Moderne computertechnieken dragen bij tot het haalbaar houden van de validatieprocedure. Experts blijven nodig voor interactie met de waarnemer en om twijfelgevallen te beoordelen.

     

    Wie er zin in heeft gekregen de waarnemersgroep te vervoegen, kan alvast een kijkje nemen.

     

    https://waarnemingen.be/

     












    16-12-2018 om 20:16 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    10-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Nieuwe vogelatlas: vogelstand in 40 jaar spectaculair op z’n kop

     

    Geraadpleegde bronnen: Nederlandse Omroep Stichting (NOS) – Vogelonderzoek Nederland (Sovon)

     

    De vogelwereld in Nederland is de afgelopen 40 jaar behoorlijk op z’n kop gezet.

    Dat blijkt uit het veldwerk van 2 000 vogelaars. In de nieuwe vogelatlas maken ze de balans op en beschrijven ze 369 vogelsoorten die in Nederland voorkomen.

    Klik op onderstaande weblink om het kijkexemplaar van de vogelatlas te bekijken.

     

    https://www.vogelatlas.nl/

     

    De Vogelatlas van Nederland toont de veranderingen en laatste stand van zaken omtrent de vogelpopulaties. Het is een schitterend naslagwerk met fraaie foto’s, kaartjes en grafieken, waardoor je inzicht krijgt in de actuele verspreiding van broedvogels en wintergasten.

     

    Tijdens het broedseizoen zijn er ongeveer evenveel vogels in Nederland als 40 jaar geleden. Alleen is de samenstelling van de vogelbevolking drastisch gewijzigd.

    De klapekster, de duinpieper en de ortolaan zijn als broedvogel vrijwel verdwenen.

    Maar vogelaars noemen de zee- en visarend, de wilde zwaan en de kraanvogel als spectaculaire nieuwkomers. Ook grote zilverreigers en slechtvalken zijn van sporadische dwaalgasten doodnormale verschijningen geworden.

    Ondanks de nieuwkomers signaleren onderzoekers toch een verarming in het totaal aantal soorten. Vogelgemeenschappen in verschillende regio’s gaan steeds meer op elkaar lijken. Soorten zoals de grote bonte specht en de boomkruiper duiken overal op. Hierdoor wordt de verscheidenheid in de vogelpopulaties in Nederland kleiner.

    In de atlas is goed te zien hoe de veranderde inrichting van Nederland tijdens de afgelopen 40 jaar veel effect heeft gehad op de vogels. Vogels moeten zich steeds weer aanpassen aan herschikkingen en herbestemmingen in het landschap, aan klimaatverandering en de omstandigheden tijdens de trekroutes.

     

    Het gaat slecht met de nationale vogel

     

    Vooral broedvogels in het boerenland hadden het zwaar de afgelopen decennia. Was in 1975 de helft van de broedvogels nog boerenlandvogel, nu is dat minder dan 20%.

    De oer-Hollandse grutto – in 2015 nog gekozen als de nationale vogel – is dramatisch achteruitgegaan. Ooit waren er 150 000, nu naar schatting minder dan 30 000.

    Nieuw Europees landbouwbeleid zou zijn redding kunnen zijn, maar waarschijnlijk verandert er niets dat in het voordeel van de vogel zou kunnen werken. Natuurorganisaties zijn in ieder geval zwaar teleurgesteld in de Europese Commissie die lidstaten niet verplicht om natuur te herstellen.

    Ook de patrijs gedijt het best in akkerland, vooral als dat wordt afgewisseld met ruige dijkjes, slootranden en houtwallen. Maar door de schaalvergroting in de landbouw is het aantal patrijzen enorm afgenomen.

    Volgens het kenniscentrum over Nederlandse vogels, Sovon, dat de atlas heeft samengesteld, is het door de enorme hoeveelheid verzamelde data over vogels en hun verspreiding mogelijk om ze in de toekomst beter te beschermen.

    De vogelatlas is een bedankje aan de vrijwilligers die in hun vrije tijd vogels hebben geteld voor de atlas.

    De vuursalamander, wilde kat en tuimelaar zijn allemaal dieren die in Nederland leven, maar ernstig met uitsterven worden bedreigd en er zijn nog meer dieren die kans maken om op die lijst terecht te komen.

     

    Intensieve landbouw is boosdoener

     

    De natuur is in Nederland sterk achteruit gegaan door intensieve landbouw van de afgelopen decennia. Dat zegt ecoloog Henk Simons van IUCN (International Union for Conservation of Nature), de internationale organisatie die wereldwijd de rode lijsten met bedreigde diersoorten opstelt. De grutto staat op die lijst en wordt aangemerkt als een soort die sterk in aantal afneemt en wordt ingedeeld in de categorie ‘bijna bedreigd/gevoelig’.

    Wat voor China de reuzenpanda is, is voor Nederland de grutto. 80% van alle grutto’s broedt in Nederland. De populatie neemt per jaar met 8% af. In dit tempo is er over 30 jaar geen grutto meer.

    Ook andere weidevogels gaan in Nederland hard in aantal achteruit. Veel weilanden zijn een soort woestijn geworden. Er groeit alleen maar Engels raaigras (een dichte zoden-vormende vaste plant uit de grassenfamilie); er zijn minder planten en het is droger geworden waardoor er minder bodemleven is. De patrijs, de veldleeuwerik, maar ook de kievit hebben het zwaar De kemphaan is al niet meer in Nederland te vinden en van de korhoen zijn er nog maar een paar.

     

    Bijen

     

    Ook het aantal bijen holt hard achteruit. Van de 539 bijensoorten staan er 181 op de nationale rode lijst: 30 zijn ernstig bedreigd en 46 zijn inmiddels verdwenen. De bijen hebben last van parasieten, infectieziekten en van de mens. Bestrijdingsmiddelen en eenzijdig voedsel door te weinig bloemsoorten zorgen er namelijk voor dat de bijenvolken verdwijnen. De hommel is één van de bekendste bijensoorten die worden bedreigd.

    Om het tij te keren zeggen natuurorganisaties vooral dat er meer variatie moet komen in Nederlandse landbouwgebieden en dat het gebruik van intensieve bemesting en pesticiden omlaag moeten door bv. stukken natuur rond en langs weilanden in stand te houden.

    Men is 85% van de biodiversiteit kwijtgeraakt in Nederland, zegt Gert Polet, hoofd van de afdeling ‘wildlife’ bij het Wereld Natuur Fonds.

     

    De Marker Wadden

     

    Toch zijn er ook succesverhalen. Met de zeehond gaat het weer beter. En ook de herintroductie van de bever en de otter mag volgens Polet een succes worden genoemd.

    De dieren waren verdwenen maar aan het begin van deze eeuw zijn ze opnieuw uitgezet.

    Simons noemt de ontwikkeling van de Marker Wadden, een uniek natuurgebied, een succesverhaal. De natuureilanden worden aangelegd met zand, klei, veen en slib uit het Markermeer. Dit grote project draagt bij aan het natuurherstel van het Markermeer.

    Op deze nieuwe groep eilanden met natuurlijke oevers komt nieuwe natuur tot ontwikkeling, zowel onder als boven water. Terwijl de 5 eilandjes worden aangelegd, nestelen zich er de eerste vogels, insecten en bodemdieren.

    De ambitie is van de Marker Wadden een grote archipel te maken van in totaal 10 000 ha, waarmee het één van de grootste natuurherstelprojecten is van West-Europa.

    Met dit initiatief van Natuurmonumenten zie je dat men ook echt iets kan betekenen voor de natuur.

    Natuurmonumenten is de vereniging voor mensen met een hart voor de natuur.

    Ze geven de natuur in Nederland ruimte, beschermen bestaande natuurgebieden, waardevolle landschappen en cultureel erfgoed. Men dankt het succes aan de ruim 700 000 leden en donateurs, vrijwilligers en partnerbedrijven.












    10-12-2018 om 20:57 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    03-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ruigpootbuizerd

    Geraadpleegde bron: Knack – Beestenboel [Dirk Draulans]

     

    De ruigpootbuizerd lijkt een moeilijk te determineren soort. Door zijn nauwe verwantschap met de gewone buizerd kunnen zelfs ervaren waarnemers hem soms moeilijk identificeren.

    De typische kenmerken van een ruigpootbuizerd zijn: heel lichtbruine kop, een brede donkerbruine buikband, de zwarte polsvlekken op de ondervleugel, een witte staart met donkere dwarsstrepen en een eindband en de broek van witte veren op de poten, waaraan hij zijn naam dankt.

    In feite is er een gulden regel voor de determinatie: als je twijfelt, is het geen ruigpootbuizerd maar een buizerd.

     

    Deze soort vervangt de buizerd in het hoge noorden. Zoals kan worden verwacht bij een vogel die in een koud klimaat leeft, is hij iets groter, zodat het lichaamsoppervlak in verhouding tot het gewicht kleiner is en daardoor minder warmte verloren gaat.

    De lichaamslengte varieert tussen 50 en 60cm; de vleugelspanwijdte wisselt tussen 120 en 150cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen de 600 en 1300g.

    In veel opzichten gelijkt hij op de buizerd, maar de vlucht is eleganter, met een elastischere, soepelere vleugelslag. Zijn ontspannen vleugelslagen lijken meer op die van een wouw dan die van een buizerd. Hij zweeft met vlakke of iets geheven vleugels.

    Hij bidt vaker en beter dan de buizerd, maar hij kan ook lange perioden bewegingsloos in een boom, op een paaltje of zelfs op de vlakke grond zitten.

     

    De ruigpootbuizerd is een van de weinige grote roofvogels die echt kan bidden: een tijdje met stevige vleugelslag ter plekke boven een prooi blijven hangen.

    Aan het gedrag van andere vogels kan je soms zien dat je met een ruigpootbuizerd te maken hebt. Een gewone buizerd veroorzaakt zelden commotie in een vogelgemeenschap. Het dier is te traag om in zijn vlucht een vogel te grijpen. Als een ruigpootbuizerd verschijnt, is er wel eens paniek onder lokale vogels. Hij is evenmin een wendbare jager, maar mogelijk schrikt zijn indrukwekkender verschijning dieren af, zeker in een gebied waar ze niet aan zijn aanwezigheid gewend zijn.

    De ruigpootbuizerd is een schaarse overwinteraar in onze contreien. Hij komt uit het hoge noorden, waar hij een niet zeldzame broedvogel is.

    Ook in de mensenwereld zijn noorderlingen doorgaans kloeker dan wij. Maar in ons land waren er recent winters waarin er zo goed als geen ruigpootbuizerds meer werden gezien.

    In Nederland overwinterden 20 jaar geleden gemiddeld nog zo’n 200 ruigpootbuizerds, vandaag hooguit 50.

     

    Er spelen twee factoren in de plaatselijke achteruitgang – in zijn broedtijd lijkt de ruigpootbuizerd het niet slecht te doen. Enkele jaren geleden rapporteerden wetenschappers in het vakblad Public Library of Science One dat hij door de klimaatopwarming voor hun overwintering niet zo ver meer naar het zuiden afzakt. Hij zou nu gemiddeld zo’n

    300 km noordelijker overwinteren dan een halve eeuw geleden. Als je dan in een zone woont die tegen de ondergrens van zijn verspreidingsgebied aanschurkt, verlies je een soort.

     

    Het paren vindt waarschijnlijk plaats in de winter, omdat de vogels die aankomen in het broedgebied al een paar vormen. De balts bestaat uit zweef- en duikvluchten boven het nest, maar deze worden in stilte uitgevoerd, zonder de doordringende roepen van de buizerd.

    De alarmroep is langer en hoger dan die van de buizerd en buiten de directe omgeving van het nest niet vaak te horen.

     

    ’s Zomers foerageren ruigpootbuizerds op kleine knaagdieren, voornamelijk op woelmuizen en lemmingen. Ze doden ook jonge hazen en zelfs hermelijnen, maar ook jonge vogels, zoals eenden en steltlopers.

    ’s Winters jagen ze nog steeds op woelmuizen, maar nemen dan ook genoegen met aas, zoals doodgereden konijnen.   

     

    In Scandinavië fluctueren de knaagdierenpopulaties in een 4-jaarlijkse cyclus en in jaren met weinig knaagdieren broeden ruigpootbuizerds niet of ze trekken ver weg totdat ze een plek vinden met een beter voedselaanbod om zich daar te vestigen. Het nest wordt op een rotsrichel of in beboste streken in een boom gebouwd. Op de open toendra kan het gewoon op een pol worden gebouwd. De 3 tot 4 eieren worden 31 dagen bebroed, grotendeels door het vrouwtje. De jongen vliegen na 34 tot 43 dagen uit, maar zijn daarna nog een paar weken afhankelijk van hun ouders.

    Alle broedvogels verlaten Noorwegen en Zweden in de herfst, maar hun trektocht naar het zuiden wordt vooral bepaald door het voedselaanbod onderweg. Veel exemplaren brengen de winter door in Denemarken, Duitsland, Nederland, maar sommigen trekken naar de Balkan en de Zwarte Zee.

     

    Voorts heeft de ruigpootbuizerd te lijden onder veranderende landbouwomstandigheden. Ondanks zijn indrukwekkende karakter eet hij vooral bescheiden muizen, maar de open landschappen vol muizen waarvan hij profiteert, zijn almaar schaarser geworden.

    De ruigpootbuizerd wordt in onze streken het slachtoffer van dezelfde maatregelen die maken dat akkervogels het moeilijk krijgen.

    Zo zijn groenbemesters een ramp voor vogels: een als ‘groen’ gepresenteerde maatregel van de Europese Commissie, die boeren aanmaant om in het najaar, vlak na het oogsten, hun akkers in te zaaien met planten die ze in het voorjaar in de grond kunnen ploegen als een vorm van bodemverrijking.

    De maatregel heeft als gevolg dat zo’n winterakker veel minder geschikt is voor vogels dan vroeger, toen hij nog gewoon een stoppelveld was.

    Het is een schoolvoorbeeld van een maatregel die zijn goede doel voorbijschiet.

    Een ruigpootbuizerd heeft vogelvriendelijke plekken nodig, eventueel bezaaid met planten als luzerne. Anders blijft hij weg.












    03-12-2018 om 12:22 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze natuur stikt

     

    Geraadpleegde bron: Beleidsnieuws Natuurpunt [Anke Geeraerts]

     

    Vlaanderen en Nederland kampen met een heus stikstofprobleem. Er hangt een wolk boven ons land waaruit gif neerdaalt op natuurgebieden. Typische planten zoals hondsviooltje dreigen te verdwijnen en de botten van kleine vogels breken.

    Wat overblijft is een eentonige natuur. Het Europese Hof tikte Nederland op de vingers omdat het de natuur onvoldoende beschermt tegen stikstof. Vlaanderen kan hier belangrijke lessen uit trekken.

     

    Een overdosis stikstof voor de natuur

     

    95% van de heiden en veengebieden en 70% van de duinen, loofbossen en zoete waters in Vlaanderen krijgen te veel stikstof over zich heen. In graslanden is de 40% overschreden.

    Oorsprong van dat teveel: landbouw, transport en industrie.

    De gevolgen van die overdosis zijn niet meteen zichtbaar. Bomen zullen niet meteen omvallen, dieren vallen niet massaal dood en rivieren drogen niet ineens op.

    De impact is subtieler, maar daarom niet minder gevaarlijk. Stikstof werkt sluipend, als een vergif dat langzaam een heel ecosysteem aantast. Het sloopt de weerbaarheid van bossen, heiden, venen en graslanden.

    De laatste jaren wordt duidelijk hoe verregaand de gevolgen zijn.

    In bossen op arme zandgronden gaat het aantal sperwers achteruit, slakken verdwijnen er door een tekort aan calcium en daarmee ook vogels zoals de zanglijster, die slakken eet.

    Bovendien breken jonge koolmeesjes door het stikstofprobleem spontaan hun poten.

     

    Net als in Nederland wordt er gewerkt aan een Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

    Vlaanderen werkt evenwel niet met een centraal aangestuurd softwaresysteem, maar beoordeelt apart elke vergunningsaanvraag voor een activiteit die stikstof uitstoot.

    De regels voor vergunningsverlening zijn wel aangepast en aan de landbouwsector wordt een extra inspanning gevraagd om de stikstofuitstoot te verminderen.

    Maar de concrete uitwerking wordt ook hier net als in Nederland gebaseerd op modelmatige voorspellingen, die uitgaan van een daling van de stikstofuitstoot in de toekomst.

    Vraag is of het niet te laat gaat zijn als we merken dat de voorspellingen niet kloppen.

    De vergunningen zullen namelijk al uitgereikt zijn.

     

    De regering maakt zich sterk dat extra natuurbeheermaatregelen de immuniteit van de natuur tegen stikstof kunnen verhogen.

    Dat klopt voor een stuk: je kan bv. stikstof uit de grond verwijderen door een dik stuk grond af te schrapen en af te voeren. Je kan er ook voor zorgen dat waterstanden verhogen, waardoor er meer bufferend vermogen is.

    Maar die maatregelen hebben hun grenzen. Heiden of bossen op droge zandgronden kan je bv. moeilijk onder water gaan zetten. Je kan één keer een grondlaag verwijderen, maar ook geen 10 keer.

    Een muur die door een storm is ingestort kan je een paar keer opnieuw opbouwen, maar je hebt steeds minder cement. En daardoor zal de muur steeds iets minder stevig staan.

    Zo is het ook met herstel van natuur. Het is een lapmiddel dat vroeg of laat op zijn limieten botst.

    Intussen is het duidelijk dat zonder daling in stikstofuitstoot grote zones natuur (voornamelijk op de meest verzurings-gevoelige bodems) achteruitgang onvermijdelijk is. Ook al gooi je er ettelijke miljoenen euro’s voor natuurherstel tegenaan.

     

    Vlaanderen kiest er momenteel voor om het gezond maken van onze natuur nog even uit te stellen, zodat er nog uitbreidingen van landbouwbedrijven kunnen komen, meer wegen kunnen worden aangelegd en de industrie kan groeien.

    De natuur heeft deze marges niet meer. Het lijkt wel alsof economie en natuur lijnrecht tegenover elkaar staan. En toch hoeft dat niet zo te zijn.

    In natuur-inclusieve landbouw gaat voedselproductie samen met natuur binnen de grenzen van onze planeet en het gaat dan niet alleen over bio-landbouw. Door werk te maken van grote, verbonden natuurgebieden kunnen natuurlijke processen hun gang gaan, terwijl ze zorgen voor een buffering tegen invloeden van  buitenaf. En met een duurzaam mobiliteitsverhaal boeken we niet alleen winst voor onze eigen longen, maar ook voor de longen van onze planeet: de natuur.












    18-11-2018 om 11:29 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De nagelwitte sierlijke zilverreiger

    Geraadpleegde bron: Natuur in de IJsdelta [Henk Dorgelo]

     

    Een reigerachtige in een smetteloos wit verenpak die zich sierlijk voortbeweegt en langs meer-oevers en sloten in het achterland geregeld opduikt: de Egretta alba, wat betekent glansloos zilverwitte reiger met sierveren (aigrettes).

    In grootte komt de zilverreiger overeen met de blauwe reiger. Hij meet van snavelpunt tot staarteinde zo’n 85 – 100 cm. Hij is alleen slanker dan de blauwe reiger en zijn poten en hals zijn wat langer. De boven-poot – ook wel dijbeen genoemd – en het bovenste deel van de onder-poot is geelachtig; de rest van de onder-poot en de tenen zijn donker van kleur.

    De snavel is het grootste deel van het jaar geel. In de broedtijd is de snavel echter zwart en zijn de schouderveren sterk verlengd.

     

    De grote zilverreiger kan worden verward met de kleine zilverreiger, maar die is veel kleiner (55 – 65 cm), heeft het hele jaar door een zwarte snavel, zwarte poten met gele tenen en een sierlijke kuif.

    In de vlucht steken de poten van de grote zilverreiger veel verder buiten de staart uit dan bij de kleine zilverreiger. De grote zilverreiger vliegt ook statiger met een langzamere vleugelslag.

    Buiten de broedkolonies laten zilverreigers zich bijna niet horen. Bevinden ze zich in de kolonie, dan maken ze rauwe geluiden.

     

    Geduldig wachtend of langzaam wadend door het water van sloten, langs waterkanten van meren en op ondergelopen land, vangt hij vissen en waterinsecten, kikkers en padden; in drogere tijden vangt hij ook kleine reptielen en zoogdieren (muizen).

    Ook in het zoeken van voedsel onderscheidt hij zich van z’n kleinere broer, die veel actiever is en achter prooidieren aanjaagt; die kun je in ondiep water achter de vissen aan zien rennen.

     

    De grote zilverreiger komt in bijna de hele wereld voor, maar vooral op het zuidelijke halfrond tot in Australië toe. In Europa is het een bedreigde vogelsoort, die evenals de kleine zilverreiger veel te lijden heeft gehad door vervolgingen in de tijd dat de verlengde schouderveren heel gewild waren in de mode-industrie. Ze werden vooral gebruikt om dameshoeden op te sieren.

    In 1902 werden op een Londense markt de veren aangevoerd van 200 000 zilverreigers. Er werd dus een ware slachting onder deze prachtige witte vogels aangericht, die ze nog steeds niet te boven zijn gekomen. Er rees heel wat protest vanuit vogelbeschermingsorganisaties om zilverreigers voor uitsterven te behoeden. Gelukkig is de mode aan trends onderhevig en werd ook het vangen van deze witte vogels verboden. Tegenwoordig hebben ze nogal te leiden van rietexploitatie en drooglegging van moerassen.

    Recent is de grote zilverreiger als broedvogel en overwinteraar in West-Europa toegenomen. Door het beschikbaar komen van geschikte leefgebieden heeft deze reiger zijn verspreiding inmiddels uitgebreid tot in Nederland. De Oostvaardersplassen vormen daar het belangrijkste bolwerk van waaruit inmiddels ook andere gebieden worden gekoloniseerd.

    In Vlaanderen overwinteren recent meerdere tientallen exemplaren in waterrijke gebieden, vochtige graslanden en opspuitterreinen.

    Een betere bescherming van de grote zilverreiger in de broedgebieden en het geleidelijk verhogen van het waterpeil in diezelfde gebieden blijken succesrijke maatregelen te zijn voor de uitbreiding van deze soort. Als men de soort ook in Vlaanderen in potentiële broedgebieden wil zien verschijnen, zal men grote, natte gebieden moeten creëren met overjarig rietland in combinatie met ondiep, helder en visrijk water. Een belangrijke factor voor een bestendige vestiging is het garanderen van rust.

    Op dit moment is het natuurgebied ‘De Blankaart’ in het West-Vlaamse Woumen (tussen Oost-Vleteren en Diksmuide) dé hotspot voor de mythische reiger. Een mogelijke verklaring schuilt in het grote voedselaanbod, het zachter wordend weer en de lonende natuurinrichtingswerken. Nadat de reigers in het gebied hebben overnacht, genieten ze ’s morgens van een heerlijk gevulde ontbijttafel aan de waterkant en de slootjes. Daarna vliegen ze weg en verspreiden ze zich over de IJzervlakte op zoek naar een steviger maal. Het blijft tot nu toe echter bij overwinteringen; broeden doet de soort er nog niet.  

    Wie graag een eerder verschenen artikel raadpleegt, kan via de zoekrobot in het archief een bijdrage opdiepen:

    19/12/2015        De grote zilverreiger












    11-11-2018 om 17:13 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    04-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zwarte roodstaart


    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2017 – 2

     

    De zwarte roodstaart is een van de eerste vogelsoorten die we na de winter opnieuw te horen en te zien krijgen. Over het algemeen brengt dit vogeltje de winter door in het westelijk Middellands Zeegebied, soms ook iets noordelijker.

    Een klein aantal van onze broedvogels overwintert zelfs in Vlaanderen, zonder voorkeur voor bepaalde provincies en zonder schijnbare invloed van de weersgesteldheid.

    De eerste zwarte roodstaarten die elders de winter hebben doorgebracht, komen hier reeds toe of trekken door vanaf de 2de decade van februari, maar meestal pas vanaf de 3de decade van maart tot in mei.

    Overal waar stenen te vinden zijn – in eender welke vorm – kan je de zwarte roodstaart aantreffen. Waar woningen, scholen, nieuwbouwwijken of torenflats als paddenstoelen uit de grond rijzen, is dit vogeltje er spreekwoordelijk als de kippen bij om in de ruwbouw van toekomstige toiletten, vergaderzalen of slaapkamers zijn intrek te nemen.

    Loodsen, kerken en kathedralen, stations ,ruïnes, stuwdammen en sluiscomplexen, molens, veestallen, forten en bunkers, krotten en sloopterreinen … Al die plekken kunnen op zijn interesse rekenen.

     

    Van oorsprong is de zwarte roodstaart een vogel uit bergachtig gebied. Hij heeft zich de voorbije decennia sterk uitgebreid in noordwestelijke richting. Daar bezet hij nu een grote verscheidenheid aan habitats.

    Door zijn vermogen om zich vlot aan te passen aan menselijke bebouwing doet de zwarte roodstaart het overal in zijn verspreidingsgebied erg goed. Hij breidt zijn broedareaal zelfs nog verder uit. Zo wordt hij in Europa broedend aangetroffen in tal van uiteenlopende biotopen van bergland op een hoogte tot ongeveer 2 500 m, waarbij schaars begroeide droge hellingen de voorkeur genieten tot laagland in allerlei soorten menselijke bebouwing op industrieterreinen, in stadscentra en dorpskernen.

     

    Het mannetje is roetzwart met een witte vleugelvlek, heeft een nerveus trillende roestkleurige staart en een grijze kap; het oog is donker en de poten zijn zwart; het wijfje is eerder donkergrijs van kleur en mist de witte vleugelvlekken.

    De roestrode staart speelt een belangrijke rol bij het baltsritueel en wordt dan door het mannetje zo breed mogelijk uitgespreid om de schitterende kleurenpracht ervan te laten zien.

    De lichaamslengte reikt tot 14.5 cm; de spanwijdte varieert tussen 23 en 26 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 14 en 20 g.

     

    Zwarte roodstaarten nestelen in holten of spleten, onder een rots of op een richel in een grot of gebouw, in oude zwaluwnesten, onder bruggen en af en toe zelfs in een nestkast.

    Het nest is een komvormig bouwsel – vaak los bijeengevoegd – van droog gras, mos, plantenstengels en -vezels, bekleed met haar, wol en wat veertjes.

    Enkel het vrouwtje houdt zich met de bouw van het nest bezig. Jaarlijks worden meestal 2, soms 3 legsels geproduceerd. Doorgaans telt een legsel 4 tot 6 eieren, die gedurende 2 weken enkel door het vrouwtje worden bebroed. Na het uitkomen, helpt het mannetje met voeren gedurende 12 tot 16 dagen dat de jongen in het nest verblijven.

     

    In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) kent de zwarte roodstaart een ruime verspreiding, behalve in het zuiden en het noordwesten van de agglomeratie.

    De soort bereikt een maximale dichtheid van 12 paren / km²; dus ook in het BHG maakt de zwarte roodstaart dankbaar gebruik van de verstedelijking.

    De uitgesproken bebossing van bepaalde residentiële wijken in de regio speelt dan weer in het nadeel van de soort.

    Ook in Wallonië wordt de zwarte roodstaart als een algemeen voorkomende soort beschouwd. De populatie wordt er geschat op 18 000 broedparen. Het vogeltje houdt zich voornamelijk op in verstedelijkt gebied met een maximale dichtheid in de regio Luik. In de grote bosmassieven van de Ardennen en op de Hoge Venen is het zo goed als afwezig. Het aantal geschikte nestplaatsen hangt af van het al dan niet ingrijpend restaureren en isoleren van oude gebouwen.

     

    Dat de zwarte roodstaart wel eens ‘steenkrassertje’ wordt genoemd, heeft alles te maken met de manier waarop hij zingt. Zijn zang is relatief luid en wordt vaak bij het ochtendgloren ten gehore gebracht, altijd vanaf een hoge zitplaats. Het liedje begint met enkele fluittonen en een ratelende herhaling van dezelfde klanken, gevolgd door een pauze van ongeveer 2 sec. Dan volgt er een vreemd krassend geluid dat je met enige fantasie kan vergelijken met het leegmaken van de prullenbak op je computer. De zang eindigt weer met enkele korte fluittonen. Je kan de zwarte roodstaart tot laat in het jaar horen zingen. Hij verdedigt immers nagenoeg het hele jaar door zijn jachtgebiedje tegen mogelijke indringers.

    De zwarte roodstaart is een trekvogel die ’s nachts trekt. Zwerfbewegingen en korte verplaatsingen vinden al plaats vanaf midden juni. Eerstejaarsvogels en vrouwtjes verlaten eerst het broedgebied, wat later gevolgd door de mannetjes. De eigenlijke najaarstrek komt begin september op gang en loopt tot midden november. Dat de zwarte roodstaart al vele eeuwen goed gekend is bij het grote publiek, bewijzen de talloze volksnamen die hij heeft gekregen: ovenmanneke, duiveltje, steenpikkertje, rosstaartje, zwartborstje, dakzanger, schouwvagerke, schouwschijter, muurschreeuwer, zwarte muurnachtegaal, … Allemaal namen die rechtstreeks verband houden met zijn uiterlijk of zijn geliefkoosde habitat.

    De zwarte roodstaart is een insecteneter. Constant is hij in de buurt van gebouwen, kerken en fabrieksloodsen op zoek naar: kevers, dagvlinders, muggen, vliegen, nachtvlinders, bladluizen, duizendpoten, slakjes, spinnen en wormen. Meestal wordt de aanval op een prooi ingezet vanop een uitkijkpost. Dat kan een dakrand zijn, een schoorsteen, een kruisbeeld, een torenspits of een oude televisieantenne.

     

    Herken de zwarte roodstaart met een filmfragmentje van Kees Vanger

     

    https://www.youtube.com/watch?v=41_TSL8k6lE










    04-11-2018 om 18:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    26-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vogels observeren is een leuke bezigheid

     

    Geraadpleegde bronnen: Knack-magazine / Het Parool

     

    De 31-jarige Amsterdammer, Arjan Dwarshuis is al vanaf de wieg gefascineerd door vogels.

    In 2016 vestigde hij een wereldrecord met het waarnemen van 6852 vogelsoorten in 366 dagen tijd in 40 landen.

    Hij vertrok op 2 januari 2016 naar de Verenigde Arabische Emiraten voor anderhalve dag. Daarna verbleef hij 5 dagen in Sri Lanka, 21 dagen in India, 7 dagen in Thailand, 14 dagen in Maleisië en 10 dagen op de Filippijnen. En toen had hij nog tien maanden te gaan.

    Vanaf anderhalf jaar voor zijn vertrek begon hij de beste reisroutes uit te stippelen. Alleen de eerste 3 maanden in Azië, Australië en Papoea-Nieuw-Guinea had hij van tevoren geboekt. De overige etappes heeft hij onderweg uitgetekend, zodat hij kon inspelen op de vogels die hij reeds had waargenomen. Het gebeurde wel eens dat hij vreesde het vooropgesteld aantal te observeren vogels niet te zullen halen, maar toch was het jaar fysiek en mentaal minder zwaar dan hij had verwacht.

    Elke dag lag er een lijst klaar met de af te vinken vogelsoorten. In Ecuador kon Dwarshuis op een goede lokale gids rekenen, die hem naar de 68 te spotten zeldzame soorten moest leiden. Elke nacht vertrokken de vogelspotters om 2u om de nachtvogels te vinden en kwamen pas terug wanneer het weer donker was. Gemiddeld liepen ze 17 km per dag achter de zeldzaamheden aan.

    In Zuid-Amerika, het rijkste vogelcontinent, verbleef Dwarshuis het langst, ongeveer 4 maanden. Peru was het succesvolste land met 574 soorten, waargenomen in 24 dagen.

    Maar ook Ecuador, Suriname en Argentinië zijn vogelparadijzen.

     

    De top drie van de unieke vogelsoorten

     

    De koning van de vogels, de apenarend trof hij aan op de Filippijnen, een supermooi, gigantisch beest, dat apen eet. Er zijn nog minder dan 100 paartjes. Dwarshuis lag al heel lang op de loer toen ineens een heleboel makkaken kabaal maakten en twee arenden opdoken.

    Met de witnekkaalkopkraai, een unieke vogel met een schitterend verenkleed in Ghana was Dwarshuis ook erg opgetogen. Hij had tijdens de opnames een David Attenborough-momentje: toen hij voor de camera iets insprak, kwam opeens de vedette achter hem in beeld.

    De hoorngoean in Guatemala vond hij ook extreem gaaf, echt een mythische vogelsoort. Daarvoor diende hij 2.5 km een bergwand van de Atitlan-vulkaan op te klimmen om dan in een ravijn op een tak een specimen rustig om zich heen kijkend te ontdekken.

    Zijn favoriete vogel in onze contreien is de roerdomp, wegens zijn schitterende schutkleuren, zijn verborgen leefwijze en zijn prachtige tot op 4 km afstand hoorbare misthoornachtige geluid.

    Het vestigen van dat record was zijn hele leven een droom, die hij ooit wou vervullen, maar een andere hele belangrijke reden was het ophalen van geld voor het Birdlife Preventing Extinction Programme, een programma dat zich bezighoudt met de 500 meest bedreigde vogels – en dus ecosystemen – ter wereld. Het is immers zeer slecht gesteld met de vogelstand wereldwijd. Meer dan 10% van alle vogels ter wereld is bedreigd. Enkele honderden daarvan zijn zelfs kritiek bedreigd en dat betekent dat ze binnen enkele jaren kunnen uitsterven als er niet snel iets gebeurt. Denk hierbij aan een aantal iconische vogelsoorten zoals de apenarend, de Siberische kraanvogel, bijna alle Aziatische en Afrikaanse gieren, de Californische Condor en tal van albatrossen.

     

    Zijn missie: iedereen enthousiast maken om vogels te observeren.

     

    Zijn eerste knuffel was een wit-zwarte vogel Pica pica genaamd, de Latijnse naam voor ekster.

    Hij tekende vogels terwijl zijn klasgenootjes auto’s en kastelen tekenden. Vol bewondering observeerde hij de vogels die afkwamen op de zelf geregen pindasnoeren in zijn achtertuin.

    Dat is het mooie aan vogels gadeslaan, je hoeft helemaal geen verre reizen te maken om ze waar te nemen. Vogels zijn er overal en altijd, dag en nacht. Zonder vogels zou onze wereld maar een stille bedoening zijn.

    De meeste mensen hebben niet het geluk gehad om al op zo’n jonge leeftijd besmet te raken met het vogelkijkvirus.

    Dwarshuis probeert iedereens enthousiasme om vogels te observeren aan te zwengelen. Mensen zullen niet van de ene dag op de andere in een professionele vogelaar veranderen, maar al snel zullen ze in staat zijn om de meeste vogels in hun eigen omgeving te herkennen. Daar is niet veel voor nodig. Gewapend met een verrekijker (8 x of 10 x vergroting) en een geïllustreerde vogelgids ben je perfect uitgerust voor de verkenningstocht.

    Tegenwoordig kan je een erg goede app downloaden: de Collins Bird Guide.

    Als je echt fanatiek wordt, kan je er voor kiezen om een telescoop aan te schaffen, maar het belangrijkste is dat je gewoon lol hebt om de natuur in te trekken en vogels te bekijken.

    Om zoveel mogelijk mensen te motiveren om vogelaar te worden vertelt Dwarshuis geregeld op radio en televisie over de prachtige hobby vogels gade te slaan. Momenteel werkt hij aan een boek dat in mei 2018 moet verschijnen.  

     

    De vink is een vlijtige en levendige zangvogel, gezellig, vreedzaam en vrolijk. Doorgaans is hij niet schuw maar wel voorzichtig. Hij besteedt veel zorg aan de bouw van het nest en onderhoudt het geregeld. Hij leert zijn typische zang van de oudere vogels.

     

    Wim Dekelver wist vanuit kijkhut 8 van Glenn Vermeersch in Kalmthout de vink te strikken.

     

    De documentaire ‘Arjan’s Big Year’ ging vorig jaar in oktober in première en inmiddels zou er ook een boek over het leren vogels kijken zijn verschenen (was voorzien in mei 2018).

     

    Wie de man even in een interview in actie wil zien, kan dit filmfragmentje bekijken.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=3qGqdDAVmnc












    26-10-2018 om 18:52 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heersers van de lucht


    Geraadpleegde bron: National Geographic 2018 – 10 [Peter Gwin]

     

    Aan de horizon is de glinsterende skyline van Dubai te zien, dat door de grootvader van de sjeik is omgetoverd van een slaperig dorp in een hypermoderne havenstad. In de stad heeft sjeik Butti bin Maktoum bin Jula al Maktoum allerlei verantwoordelijkheden: managementbesluiten, onroerendgoedtransacties, aangelegenheden van de koninklijke families, …

    Als vooraanstaand lid van de koninklijke familie van Dubai heeft de sjeik belangrijke veranderingen in de valkerij in het Midden-Oosten teweeggebracht met de keuze voor zelf gefokte in plaats van wilde vogels.

    Hier in het verstilde landschap van zijn bedoeïenenvoorouders, vindt de sjeik rust bij zijn valken.

     

    Het is oktober en valkeniers in de Verenigde Arabische Emiraten zijn druk bezig met het africhten van hun vogels voor de jacht en voor het valkenraceseizoen.

    De sjeiks en hun gevolg staan elke ochtend om 4u00 op en rijden ruim een uur de woestijn in om hun vogels te trainen, vóór de hitte van het middaguur toeslaat.

    Een dozijn valken met een huif op de kop zitten op een voetstuk.

     

    Het zijn slechtvalken, giervalken, sakervalken en kruisingen. De vogels stammen af van voorzaten uit Europa, Azië en het noordpoolgebied. Het is maar een klein deel van de honderden vogels van de sjeik, ongetwijfeld één van de indrukwekkendste verzamelingen ter wereld ooit.

    Besef dat valken door de eeuwen heen fanatiek zijn verzameld door onder anderen Assyrische heersers, Vikinghoofdmannen, Russische tsaren, Mongoolse khans en zowat elke Britse monarch.

     

     

    Na de training in de woestijn worden de valken op de balken vastgezet voor de rit terug naar Dubai. De dieren hebben zulke scherpe ogen dat ze schrikken van de minste beweging of verandering van lichtinval. Daarom dragen ze een huif. Deze oude techniek, die is ontwikkeld door Arabieren, houdt de vogels rustig.

    De sjeik beschikt over diverse voorzieningen, zoals gigantisch grote openluchtvolières, waar hij met zijn zoons en personeel voor een paar honderd verschillende soorten zorgt. Elk najaar kiest hij er de beste uit, meestal een 12-tal vogels, om ze af te richten voor de jacht.

     

    De afgelopen 20 jaar hebben sjeik Butti en uitmuntend valkenier, alsook vertrouweling van de sjeik, Howard Waller (57) bijgedragen tot belangrijke veranderingen in de Arabische valkerij.

    Zo hebben ze alle vogels waarmee ze werken zelf gefokt en grootgebracht – iets wat vroeger voor volstrekt onmogelijk werd gehouden.

    De eerste die met succes slechtvalken in gevangenschap wist te fokken, was Renz Waller, de valkenier van nazileider Hermann Göring.

    Howard en sjeik Butti denken dat deze aanpak belangrijke gevolgen kan hebben voor het behoud van de valken. Diverse soorten worden bedreigd door illegale handel en inkrimping van hun habitat. Verreweg de meeste valkeniers in de Verenigde Arabische Emiraten werken inmiddels met vogels die in gevangenschap zijn gefokt, maar er zijn in andere delen van het Midden-Oosten nog veel traditioneel ingestelde valkeniers die liever wilde vogels hebben.

     

    In het wild kan een giervalk een snelheid bereiken van 100 km/u wanneer hij recht vooruit vliegt. Een slechtvalk kan in een duikvlucht zelfs 390 km/u (record) halen; het is daarmee het snelste dier op aarde. Met dergelijke snelheden kunnen deze vogels, al wegen ze amper één kilo, toch een dodelijke klap uitdelen.

     

     

    Historici weten niet exact wanneer mensen voor het eerst op het idee kwamen om roofvogels te vangen en af te richten voor de jacht op dieren die ze zelf  niet met pijl of strik konden verschalken.

    In het Gilgamesj-epos – vermoedelijk uit circa 2100 VC – wordt gerefereerd aan de valkerij, wat betekent dat de praktijk al 4 000 jaar geleden bekend was in het huidige Irak.

    In de loop van de eeuwen zijn in allerlei culturen valken gevangen en afgericht.

    Toetanchamon werd begraven met een valkenhanger om. De Grieken sloegen munten waarop Zeus met een valk staat afgebeeld. Scandinavische kooplui handelden in heel Europa in IJslandse giervalken en ooit berustte de economie van Valkenswaard bijna uitsluitend op de handel in valken.

    Toen Marco Polo in de 13de E Koebilai Khan ontmoette, had de Mongoolse heerser 60 opzichters in dienst om toezicht te houden op zijn 10 000 valkeniers.

    In Europa hield rond dezelfde tijd keizer Frederik II van het Heilige Roomse Rijk zich 30 jaar lang bezig met het samenstellen van een uiterst compleet en wetenschappelijk georiënteerd boek over de kunst van de valkenjacht. Tot op de dag van vandaag wordt het beschouwd als hét standaardwerk over de geschiedenis en de techniek van de sport.

    Nergens is de valkerij zo populair als in Arabië.

    In Europa was de valkerij (waartoe ook het jagen met andere roofvogels, zoals haviken en arenden, wordt gerekend) grotendeels een liefhebberij van de adel en de vorsten; in de Arabische woestijn was het levensnoodzaak.

    Bedoeïenen vingen de valken die als trekvogels kwamen overvliegen. Ze trainden ze om wilde dieren voor hen te vangen, onder meer kraagtrappen (lijkt wat op een gans op hoge poten met een scherpe snavel) en woestijnhazen.

    In de tijd dat de bedoeïenen nog niet over vuurwapens beschikten, konden ze dank zij de valkenjacht hun gezin voeden. Voor wie in de woestijn leeft, kan een beetje eiwit het verschil maken.

     

    Maar de snelle ontwikkeling van Dubai en de andere Emiraten leidde er in de 20ste E toe dat de valkerij in de Verenigde Arabische Emiraten op het punt stond te verdwijnen.

    Er waren nauwelijks nog kraagtrappen, want van hun leefgebied bleef er amper nog iets over waardoor de jacht werd verboden.

    Alleen de rijken konden het zich veroorloven valken te houden om in Centraal-Azië en Noord-Afrika op kraagtrappen te jagen.

    Aan het begin van de 21ste E introduceerde kroonprins sjeik Hamdan bin Mohammed bin Rachid al Maktoum valkenraces als een manier om de valkerij toegankelijk te maken voor de bevolking van de Emiraten.

    Bij zo’n wedstrijd worden de vogels geklokt terwijl ze over een vastgestelde afstand achter een lokaas aan jagen. Het wedstrijdseizoen is in december en januari. Het hoogtepunt is de President’s Cup, een kampioenschap waaraan wordt meegedaan door meer dan 2 000 valken en waarmee 6 miljoen euro aan prijzengeld is gemoeid.

    Overal in Dubai is te zien hoe populair de valkenraces zijn. Mensen hebben massaal valken aangeschaft. In de lobby’s van hotels en in kantoorgebouwen in de stad zijn blokken en rekken waar de valken op kunnen zitten.

    Valkeniers kunnen met hun zieke vogel naar het valkenziekenhuis in Abu Dhabi. Dierenartsen en assistenten behandelen elk jaar zo’n 11 000 vogels. Het is het grootste vogelziekenhuis ter wereld. Er is ook een aan de sport gewijd winkelcentrum met valkenvoer (diepvriesduif en –kwartel) en radiografische vliegtuigjes die eruit zien als kraagtrappen om jonge valken te leren jagen.

     

     

    Een sakervalk beschermt haar kuikens in een nest met uitzicht over de hoogvlakte van Mongolië. Volgens de overlevering hield Dzjengis Khan honderden sakervalken voor de jacht. Vandaag de dag worden ze beschouwd als een bedreigde soort vanwege het slinken van hun habitat en de illegale handel.

     

    De valkensmokkel in andere delen van de wereld baart nog steeds zorgen. Volgens natuurbeschermers worden saker- en slechtvalken tijdens hun migratie in Pakistan gevangen en gesmokkeld naar rijke kopers in het Midden-Oosten. Ook giervalken uit het Russische noordpoolgebied vallen in handen van de stropers.

    De enige van deze soorten die op het moment als bedreigd geldt, is de sakervalk, maar de giervalk lijkt er niet veel beter aan toe.

    Natuurbeschermers vrezen dat de illegale handel en de krimpende habitat door klimaatverandering, vooral in het noordpoolgebied, hun overleven op lange termijn in gevaar brengen.

    Deze zorg is een van de voornaamste redenen waarom sjeik Butti hecht aan het zelf fokken  van valken.

     

     

    Een paar jaar geleden besloten de sjeik en Howard om een 2de locatie in Schotland te openen waar het klimaat meer lijkt op de omstandigheden in de herkomstlanden van slecht- en giervalken en waar ook andere gerenommeerde valkenfokkers zitten, zodat er meer mogelijkheden zijn om de vogels met andere kwaliteitsvogels te laten paren.

    Elk jaar houdt de sjeik een deel van de jonge vogels zelf om ze af te richten voor de jacht; met de andere fokt hij.

    Het succes van de sjeik met zijn zelf gefokte valken heeft andere koninklijke valkeniers aangemoedigd ook in gevangenschap geboren vogels voor de jacht te kopen of zelfs een eigen fokprogramma op te zetten.

    Daardoor neemt de vraag naar gesmokkelde wilde valken af.

    Uiteindelijk streven Howard en de sjeik ernaar giervalken die in gevangenschap zijn grootgebracht in de natuur uit te zetten. Daarmee hopen ze de populatie weer op peil te brengen in die delen van het noordpoolgebied waar de giervalkenstand achteruit is gegaan.

     

     

    Een sakervalk is een grote en zwaargebouwde valk die een zomergast is in de steppe van Oost-Europa. In het filmpje van Kees Vanger kan je ze van heel nabij observeren.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=zK4CpxGRc0E


    22-10-2018 om 17:58 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fascinerende spreeuwenzwermen

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2014-1 /

    Geen enkele vogel is in Vlaanderen zo zwaar aangepakt als de spreeuw [Dirk Draulans]

     

    Tijdens het broedseizoen is het bij de spreeuw ‘ieder voor zich’, maar daarbuiten is deze sympathieke zangvogel bijzonder sociaal en verkiest hij de nabijheid van (tien)duizenden soortgenoten waarmee hij rondzwerft op zoek naar voedsel en een veilige slaapplaats.

    En zo’n groep kan indrukwekkend groot zijn. Enkele tien- of honderdduizenden vogels die in ingewikkelde patronen door het luchtruim zwenken alvorens met een oorverdovend vleugelgedruis op de slaapplaats in te vallen, is geen uitzondering.

    Meestal zijn die spreeuwenzwermen bij valavond waar te nemen in de buurt van of vlak boven opgeschoten struikgewas, een uitgestrekt rietveld of een dicht sparrenbos.

    Een eerste voordeel van de spreeuwenzwerm is veiligheid. Spreeuwen maken immers voor 5% deel uit van het voedselpakket van roofvogels en uilen. Het foerageren in groepsverband houdt minder risico’s in. Allereerst geraakt de predator enigszins in de war wanneer hij met een hele bende prooidieren te maken krijgt die bovendien voortdurend in beweging is. Hij moet er tenslotte één spreeuw uitkiezen, bespieden, isoleren, achtervolgen en uiteindelijk verrassen.

    Soms gebeurt het wel eens dat een door de lucht zwenkende spreeuwenzwerm zelf een slechtvalk of sperwer achterna zit om hem uit zijn winterverblijf te verdrijven.

     

    Een ander voordeel is energiebesparing. Door het feit dat een groep foeragerende spreeuwen bestaat uit een verzameling van meerdere individuen, die elk op hun beurt even stoppen met voedsel zoeken en even opkijken, ligt de waakzaamheid een flink stuk hoger. Er is altijd wel één spreeuw die uitkijkt naar gevaar en onmiddellijk alarm slaat wanneer een mogelijke predator in de buurt wordt gesignaleerd.

    Buiten het in groep zoeken naar voedsel verkiezen spreeuwen ook elkaars gezelschap om te slapen. Het verzamelen vangt in de late namiddag aan wanneer de lichtsterkte begint af te nemen. Afzonderlijk foeragerende kleine groepjes spreeuwen stoppen dan met hun activiteiten en beginnen boven hun voedselgebied rond te cirkelen. Geleidelijk verplaatsen ze zich richting slaapplaats waar ze ook de vorige nacht hebben doorgebracht. Andere kleine groepjes spreeuwen voegen zich bij de overvliegende soortgenoten en na een tijdje zwelt de groep aan tot een kolossale zwerm die uiteindelijk recht op zijn doel afstevent.

    Voor sommige spreeuwen kan de slaapplaats wel 20 km of verder van hun foerageergebied verwijderd liggen. Waarom deze energieverspilling?

    Er wordt aangenomen dat dergelijke slaapplaatsen fungeren als informatiecentrum: een gelegenheid voor de spreeuwen om te weten te komen – via de welgesteldheid van sommige soortgenoten – waar de beste voedselgebieden zich bevinden. Als het ochtend wordt, zullen ze die spreeuwen volgen die er het meest doorvoed uitzien. Kortom, spreeuwen in goede conditie en met een goed uitziend verenkleed zullen de anderen de weg wijzen naar de beste foerageergebieden.

     

    Lang hebben mensen zich afgevraagd hoe al die wonderbaarlijke variaties aan vormen van spreeuwenzwermen tot stand komen.

    Met gesofisticeerde wiskundige modellen tracht men het vlieggedrag met behulp van een vereenvoudigde vorm van aerodynamica te verklaren.  

    Biologe prof. dr. Charlotte Hemelrijk van de rijksuniversiteit Groningen onderzoekt complex collectief gedrag als gevolg van individuele gedragingen bij onder meer vissen en vogels.

    Met computermodellen toonde ze aan dat dit mysterieuze verschijnsel simpelweg ontstaat door eenvoudige gedragsregels.

    De dieren worden aangetrokken tot elkaar, willen dezelfde kant op bewegen en tegelijkertijd stoten ze elkaar af, want ze willen niet botsen. Toch ziet een school vissen er heel anders uit dan zo’n vlucht vogels. Visscholen veranderen zelden van vorm en zijn langwerpig. Ook dat is simpel te verklaren. Elke vis volgt zijn voorgangers en past zijn snelheid daarop aan. Door wat af te remmen, botsen ze niet en zo ontstaat die langwerpige vorm. Bij spreeuwen werkt dit anders, want die vliegen met een constante snelheid van ongeveer 36 km / u. Voor hen is het een groot probleem om te remmen of te versnellen, want dat kost teveel energie. Het mooie is dat spreeuwen daardoor nooit botsen. Hetzelfde principe van blokrijden op de snelweg: als we allemaal even hard rijden, kunnen we ook niet botsen.

    Spreeuwen draaien allemaal precies op hetzelfde moment. Zo wordt de vogel die naast je vliegt ineens je voorganger, waardoor de zwerm van vorm verandert. Als de vogels een bocht nemen, hellen ze voorover, net als een vliegtuig. Op dat moment zakken ze een beetje naar beneden en ontstaat er een verticale beweging in de zwerm.

     

    Er is geen squadron leader; omdat een spreeuw alleen let op de 7 vogels om zich heen, verplaatst zo’n beweging zich wat vertraagd door de zwerm, vergelijkbaar met een ‘wave’.

    Door toeval hellen een paar vogels wat naar links, bv door een windvlaag. Omdat ze zich allemaal razendsnel aanpassen aan die 7 buurvogels, draait ineens de hele zwerm.

    Spreeuwen dansen uitsluitend boven hun slaapplaats. Vliegen ze daar voorbij, dan keren se snel weer om. Bij de grens van hun slaapplaats draaien de voorste vogels dus om, terwijl de achterste nog even doorvliegen. Vooral bij grote zwermen van zo’n 2 000 vogels krijg je op deze manier dichtheidsveranderingen, wat prachtige bewegingen oplevert in de meest ingewikkelde vormen.

     

    Ook vandaag nog belandt de spreeuw als delicatesse op het eetbord

     

    Volgens een recente update van de populatietrends van broedvogels in Vlaanderen blijkt dat het aantal spreeuwen fors is gedaald. De European Bird Census Council stelt dat de populatie van de spreeuw (Sturnus vulgaris) sinds 1980 met 68% is afgenomen.

    In de jaren ’70 en ’80 bereikte de strijd tegen spreeuwen in Vlaanderen een hoogtepunt.

    Vooral fruittelers die hun oogst verloren zagen gaan, bestreden de spreeuwen onder andere met dynamiet.

    Ook consumenten joegen op spreeuwen en verkochten ze vervolgens door op de zwarte markt. Tegenover de jaren tachtig is het aantal spreeuwen vandaag gehalveerd, zegt Gerald Driessens van Natuurpunt. Door de verdwijning van vochtige graslanden door steeds dichtere bouw, zijn er ook minder broedplaatsen voor de vogels.

     

    Op 15/05/2009 maakte het Soortenbesluit bovendien mogelijk dat er in beperkte mate mag worden gejaagd op de spreeuw. Dat kan bv. om schade aan boomgaarden en fruitbomen te voorkomen.

    De spreeuw is zeker niet beter geworden van het Soortenbesluit, zegt Jan Rodts van Vogelbescherming Vlaanderen. Bovendien wordt hij ook vandaag nog als een delicatesse gezien, al wordt de vogel op kleinere schaal gegeten dan vroeger.

    Dat het heel moeilijk is om de spreeuw te beschermen, beaamt Driessens.

    Hoewel de bestrijding intens was, behoort de vogel niet tot de soorten die het sterkst zijn achteruitgegaan tussen 2007 en 2016.

    Andere soorten, zoals de patrijs en de kievit, doen het nog slechter in Vlaanderen, zegt Koen Van Muylem van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).

     

    Stijldansen met spreeuwen: de mooiste video’s

     

    https://www.plusonline.nl/spreeuwen

     

    Wie graag eerder verschenen artikels raadpleegt, kan via de zoekrobot in het archief deze bijdragen terugvinden

     

    01/10/2008      De slippertjes van spreeuwen

    30/12/2009      Spreeuwenshow op een herfstavond

    29/10/2016       Schauvliege verklaart de spreeuw vogelvrij












    13-10-2018 om 18:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    01-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kwartel


    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel december 2018

     

    De kwartel is de kleinste van de Europese hoenders, kleiner zelfs dan een spreeuw.

    Van snavel tot staartpunt meet hij slechts 16 tot 18 cm. Zijn vleugels hebben een spanwijdte van 32 tot 35 cm en zijn dus in verhouding relatief groot. Het lichaamsgewicht schommelt tussen de 70 en 135 g.

     

    Het verenpak is bruin, beige, kastanjebruin gestreept en gevlekt met een lichte borst, witte wenkbrauwstrepen die naar achter doorlopen, een lichte kruinstreep en bij het mannetje een donkere keel; het camouflagekleed maakt de kwartel moeilijk waar te nemen in het veld.

    Net als de patrijs houdt hij zich goed schuil en dankzij zijn zandkleurige schutkleur slaagt hij erin zich op akkers tussen het gewas en op braakliggende terreinen te verstoppen. Enkel bij zonsopgang en zonsondergang komt hij tevoorschijn. Je hoort hem vaak eerder dan je hem ziet.

     

    Als er gevaar dreigt, vliegen ze vaak niet op. Ze proberen zich eerst al rennend in veiligheid te brengen. Ondanks hun verborgen bestaan kan je hun aanwezigheid vaststellen door de ritmische, drielettergrepige territoriumzang van het mannetje ‘kwik-me-dit’.

    Deze reeks wordt meestal enkele malen herhaald en is tot wel 500 m afstand te horen.

    Veel minder ver te horen is de tweelettergrepige hese voorzang die klinkt als ‘chrau-chrau’. Opgeschrikt vliegen kwartels meestal op met een hoog ‘prri-prri-prri’ of ‘rick-rick-rick’ …

     

    De kwartel is de enige trekvogel onder de inheemse hoenderachtigen. Terwijl patrijs, fazant en korhoen na de broedperiode gewoon hier bij ons blijven en de winterse koude trotseren, zoekt de kwartel de zon op in Zuid-Europa, maar vooral in Afrika ten noorden en net ten zuiden van de Sahara.

    De najaarstrek loopt van eind juli tot eind oktober, maar vooral van midden augustus tot midden september. Na 20 september komt hij hier nog enkel voor in zeer kleine aantallen.

    De Vlaamse broedvogels trekken in zuidoostelijk richting via Italië en doen dat vooral ’s nachts op relatief lage hoogte (vanaf 1 m boven de grond).

     

    Continentaal klimaat

     

    Kwartels houden van een continentaal klimaat met warme, droge zomers. Alleen dan worden er met succes jongen grootgebracht. Ze verkiezen open, droge steppe en graslandbiotopen met weinig bomen en struiken, maar hebben zich vlot aangepast aan bepaalde agrarische landschappen.

    In België komen ze voor in open landbouwgebieden met teelten van graan, luzerne, klaver, aardappelen, bieten en vlas, maar ook in hooiland en extensief begraasd weiland.

    Bebouwing, bosgebieden en maïsteelt worden gemeden.

     

    De kwartel voedt zich voornamelijk met de zaden van allerlei akker(on)kruiden zoals duizendknoop, ganzerik, spurrie, weegbree, zuring, muur, wikke, alsook met mals groen zoals klaverblaadjes en bladspitsen.

    In de lente voedt hij zich ook met insecten en slakjes. De kuikens – doorgaans 7 tot 12 per nest – worden uitsluitend met dierlijk voedsel grootgebracht. Als ze uit het ei kruipen en hun dons na enkele uurtjes volledig is opgedroogd, verlaten de nestvlieders meteen het nest.

     

    Negatieve trend

    In Europa broeden de kwartels het talrijkst in de klimaatzones met warmere en drogere zomers.

    De grootste aantallen bevinden zich in Spanje (320 000 – 435 000 broedparen), Roemenië, Frankrijk, Oekraïne, Polen en Hongarije (70 000 – 95 000 bp).

    In de meeste Europese landen zou de broedpopulatie er sterk op achteruitgaan.

    Die in Vlaanderen schommelde tijdens de periode 2000-2002 rond de 400-700 broedparen. Nieuwe cijfers zijn (nog) niet beschikbaar.

     

    De kwartel is lastig te inventariseren omdat de mannetjes zeer mobiel zijn. Het voorkomen van de soort als broedvogel in Vlaanderen én Europa is bovendien sterk wisselend waardoor een nauwkeurige trendbepaling niet zo vanzelfsprekend is. De kwartel werd in de nieuwe Rode Lijst van Vlaamse broedvogels (2016) beschouwd als ‘momenteel niet in gevaar’.

    Broedvogels die kenmerkend zijn voor landbouwgebied, zoals de kwartel, alsook akkervogels nemen in Vlaanderen. bijna allemaal in aantal af in het tijdsvenster 2007-2017.

     

    De kwartel is in Vlaanderen beschermd via het soortenbesluit.

    Er is weinig concrete informatie beschikbaar over de invloed van habitatveranderingen op de verspreiding en de populatietrend van kwartels in Vlaanderen. Er gebeuren zoveel ingrijpende veranderingen in ons landschap die zo negatief zijn voor de soort, dat het verbazend is dat ze überhaupt nog kan stand houden; intensivering van de landbouw en de forse afname van insecten, (on)kruiden en braakliggende terreinen, vermesting en hogere begrazingsdruk, enorme uitbreiding van het areaal maïsteelt, mechanisatie en vroege maaitijden voor hooiland, verdere versnippering en verkaveling van de open ruimte …

     

    Het is mogelijk dat Vlaanderen nauwelijks over een ‘eigen’ kwartelpopulatie beschikt.

    Het aantal vogels dat hier belandt in het voorjaar, wordt in hoofdzaak bepaald door omstandigheden elders, zoals gunstige overleving gedurende de winter, slechte condities in de vertrouwde broedgebieden, uitzonderlijke hoge temperaturen in april en mei, veel zuidoostelijke wind tijdens de trek, …

    Of er in Vlaanderen ook voldoende kwarteljongen groot worden om behoorlijk bij te dragen aan een lokale populatie blijft een open vraag. Het legsel bestaat gewoonlijk uit 8-13 eieren, gelegd onder een dichte beschutting, die in 17-20 dagen uitkomen.

     

    Vleugel breken

     

    Deze trekvogel lijdt bovendien erg onder de zware jachtdruk in het Middellands Zeegebied en Noord-Afrika. De Afrikaanse noordkust die grenst aan de Middellandse Zee is elk jaar het vroegtijdige eindstation voor miljoenen Europese trekvogels.

    Meer dan 700 km verticale netten staan vrijwel ononderbroken opgesteld vanaf de Libische kust, over die van Egypte tot aan de Sinaï. Jaarlijks worden op die manier miljoenen trekvogels gevangen om uiteindelijk in de Egyptische eethuizen en restaurants te belanden.

    De vogelvangers hebben zich er vooral gespecialiseerd in de vangst van kwartels.

    De vangnetten zijn allesbehalve selectief waardoor ook heel wat soorten worden gevangen waarvoor wij in Europa veel geld over hebben om ze voor uitsterven te behoeden.

     

    Deze grootschalige vangst vindt vooral plaats tijdens de najaarstrek. Je kan je afvragen hoe de vogelvangers erin slagen om aan de rand van een hete woestijn hun buit vers te houden? Investeren in dure koelkasten of diepvrieswagens kunnen ze niet. Ze hebben er dus iets anders op gevonden. Als de goed doorvoede vogels uit het net zijn gehaald (ze hebben een vetlaag opgebouwd om de woestijn te kunnen oversteken), wordt minstens één vleugel gebroken.

    De vogels blijven dus in leven tot de verwerking in de stad begint. De manier waarop miljoenen trekvogels worden gevangen, vervoerd, behandeld en afgemaakt, plaatst niet alleen de vangst op zich in een macaber daglicht, ook het vreselijke dierenleed dat ermee gepaard gaat, schreeuwt om doelgerichte actie.

     

    Massasport

     

    De situatie op Cyprus en Malta, maar ook die in Italië en Frankrijk blijft een doorn in het oog van Vogelbescherming Vlaanderen.

    Tijdens de trek hebben vogels sowieso al af te rekenen met allerlei hindernissen. Ze kunnen in mist terechtkomen en daardoor gedesoriënteerd raken, ze kunnen noodweer treffen boven zee of in de bergen of door stormen uit koers worden geslagen. Of misschien vinden ze niet genoeg voedsel zodat ze onvoldoende vetreserves kunnen aanleggen en niet in één ruk de Middellandse Zee of Sahara kunnen oversteken.

    Al deze natuurlijke verliezen, hoe groot ze misschien ook lijken, zijn echter op de een of andere manier ‘ingecalculeerd’. Met andere woorden: er overleven voldoende individuen om de populaties op peil te houden.

     

    Het is echter door toedoen van de mens dat een kwart van alle vogelsoorten in Europa in aantal achteruit gaat en ernstig in de problemen komt. Veel van die soorten zijn trekvogels.

    De meest directe, menselijke ingreep in het leven van de trekvogels is de jacht.

    In landen rond de Middellandse Zee – niet alleen in Zuid-Europa, maar ook in Noord-Afrika – is de jacht op trekvogels een massa-evenement. De omvang tart elke verbeelding.

    Elk jaar worden tientallen miljoenen vogels geschoten en gevangen. De inventiviteit die hierbij aan de dag wordt gelegd, is grenzeloos.

     

    De vraag is hoe lang deze soorten dit nog kunnen volhouden?

     

    Op Malta bv. mogen volledig legaal 52 vogelsoorten worden bejaagd tussen 1 september en 31 januari; 40 soorten daarvan mogen enkele vanop het land worden bejaagd, 12 vanop het land én vanop zee. Het gaat om heel wat soorten ganzen en eenden, zoals rietgans, grauwe gans, wilde eend, pijlstaart, krakeend, slobeend en smient, maar ook om rallen, koeten, snippen, plevieren en lijsterachtigen.

    Ook kwartel en zomertortel behoren er tot het jachtwild. Uitgezonderd voor de jacht op de zomertortel (7 000 exemplaren) is op deze eilandenarchipel voor geen enkele andere jachtwildsoort een quotum vastgelegd.

     

    Jacht en vangst in België

     

    Tot en met het jachtseizoen 1972 – 1973 kon de kwartel in België legaal worden bejaagd en wel van 1 september tot 31 december. Toen was ‘jacht’ nog een federale materie die viel onder de bevoegdheid van de minister van Landbouw. In die periode stonden ook nog andere merkwaardige soorten op de lijst waarvan we het nu ondenkbaar vinden dat die ooit nog zouden mogen worden bejaagd: merel, grote lijster, kramsvogel en koperwiek bv.

     

    Kwartels werden vroeger ook gevangen met netten  Een goed zingend kwartelmannetje in een kooitje tegen de gevel klonk voor vele als muziek in de oren. Er werd ook flink geld mee verdiend. Een bepaalde vangstmethode gebeurde met behulp van een zogenoemd ‘steeknet’ dat tussen de vegetatie werd geplaatst. De vogels werden gelokt met een ‘lokbeentje’, een fluitje dat werd vervaardigd uit een stukje bot. Een groot beentje (de wekker) werd overdag gebruikt en een klein in de schemering en ’s nachts.

    Omdat kwartelmannetjes overdag minder roepen, moest het fluitje verder reiken.

    De wekker werd gemaakt uit de ellepijp van een ree, het kleinere beentje uit het opperarmbeen van een (blauwe) reiger.

    Met de fluitjes werd het geluid van een vrouwtje nagebootst: ‘ruu-tuu, ruu-tuu’.

    Dat geluid maakt ze om een mannetje te roepen of om diens roep te beantwoorden.

    Het vangen van kwartels voor consumptie en voor de zogenoemde ‘vogelliefhebberij’ is gelukkig al een hele tijd verboden en zoals reeds eerder aangehaald, behoort de soort tot de onvoorwaardelijk beschermde vogels.

    De kwartels die je nu op je bord krijgt als je ze in een restaurant bestelt, zijn dan ook in gevangenschap gefokt, net zoals de kwarteleieren die afkomstig zijn van kwartelkwekerijen.

     

    Een beeldmontage van Kees Vanger met foto’s en geluidsfragmenten.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=9sj0SUwsYUE










    01-10-2018 om 18:46 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    25-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Luchtacrobatie en het betere bochtenwerk

     

    Geraadpleegde bron: De Standaard: Flappy leert ons vliegen als een vlieg [Pieter Van Doorn]

     

    Een robot die werd ontworpen om met slaande vleugels te vliegen zoals een vlieg dat doet, blijkt ook in staat tot het soepele bochtenwerk waarmee vliegen steeds weer aan hun belager weten te ontsnappen.

     

    Biologen zijn dankbare gebruikers van hogesnelheidscamera’s.

    De eerste beelden van een paard in beweging zijn zelfs al gemaakt vóór de uitvinding van de filmcamera. Immers, Eadweard Muybridge zette een hele reeks fototoestellen op een rij, elk verbonden met een gespannen draad en stuurde dan een paard in galop doorheen de rij draden. Hij wou weten of een paard in galop, al dan niet met alle vier de poten tegelijk van de grond komt. Het antwoord was ja!

     

    Ook de luchtacrobatie van vliegende insecten is uitgebreid gefilmd.

    Maar zelfs hogesnelheidscamera’s zijn niet in staat om alle trucs van de vliegkunst te achterhalen.

    Hoe maak je bv. in volle vlucht plots een haakse bocht om een aanzoevende krant of duikende vogel te ontwijken of om zelf een ontwijkende prooi te achtervolgen?

    Zelfs met stapels beelden en biomechanische reconstructies van hoe vleugels, spieren en pantser kunnen bewegen, kwam men er niet uit.

     

    Ingenieurs van de Technische Universiteit Delft, bekend om haar luchtvaartafdeling en biologen van de universiteit van Wageningen, sterk in biowetenschappen, sloegen de handen in elkaar.

    Ze bouwden een vuistgroot robotje met flapperende vleugels. Doordat Flappy – officieel heet hij ‘DelFly Nimble’ – 55 keer groter is dan een fruitvlieg, kan hij navenant trager bewegen, waardoor je beter kunt filmen wat er gebeurt.

    Doordat de ingenieurs de software die hem aandrijft zelf schrijven, weten ze bij voorbaat precies wat hij doet. Op die manier konden ze uitzoeken hoe een fruitvlieg in staat is om plotse snelle bochten te nemen.

    De onderzoekers kozen voor een bananenvlieg of fruitvlieg – een tweevleugelig insect – omdat daar in Wageningen al heel wat onderzoek naar was gedaan. Vliegen hebben geen staart en kunnen die dus ook niet gebruiken bij zwenkbewegingen. Zowel het draaien van hun lichaam naar de nieuwe vliegrichting als het rollen – het ‘zich leggen’ in de bochten – moet dus puur met de vleugels gebeuren. Wat prima lukt, zoals iedereen weet die al eens heeft geprobeerd om een (fruit)vlieg uit de lucht te meppen.

     

    Maar hoe een vlieg precies een bocht neemt, dat wist niemand.

    Of vliegen ‘actief’ of ‘passief’ door de bocht gaan, was onbekend. Oefenden ze zelf kracht uit om hun lichaam rond zijn verticale as te draaien – ‘gieren’ in luchtacrobatietermen – of kantelden ze gewoon hun lijf en gleden ze passief door de bocht, een beetje zoals een skiër die zijwaarts tegen de helling aan gaat hangen. Of een autoracer die een bocht neemt met een ‘gecontroleerde slip’.

     

    De experimenten met Flappy toonden aan dat je best pas na de bocht actief kan bijsturen en je lijf weer in lijn kan brengen met je bewegingsrichting, net zoals een autoracer doet.

    Dat gaat het snelst en met de minste energieverspilling.

    Rollen (kantelen om de lengteas) doet Flappy door de linker- en rechtervleugels met een verschillende snelheid te doen slaan. Om naar links of rechts te draaien, verandert Flappy normaal de hoek van de vleugels ten opzichte van het lichaam.

    Maar een snelle haakse bocht bleek niet beter te lukken toen de ingenieurs ook een draaicommando, boven op het rolcommando programmeerden.

    Als het snel moet gaan, kantel dan gewoon opzij en laat de natuurkrachten de rest doen. Bovenal spaart dat energie uit. En energie, of juister gezegd, het batterijgewicht is belangrijk voor een robotvlieg.

    Flappy heeft nog meer kunstjes in huis. De vliegrobot kan ook perfect ter plaatse blijven hangen en ‘flips’ van 360° uitvoeren. Bij een vliegtuig mét staart zou je spreken van een looping of een kurkentrekker. Flappy haalt een topsnelheid van 25 km/u en ondanks zijn slechts 28.2 g (waarvan 2.8 g computerhersenen) heeft hij genoeg batterijen aan boord om het één km lang uit te houden of om 5 min ter plaatse te blijven klapwieken, 17 keer/sec.

     

    Geen enkele vliegrobot kan dergelijke prestaties voorleggen. Hij vliegt efficiënter dan een klassieke drone en hij is nog veilig in de buurt van mensen ook. Bovendien zit Flappy volgens zijn ontwerpers eenvoudig in elkaar met onderdelen die je gewoon in de handel kan verkrijgen. Het tuigje werd puur gebouwd voor onderzoek, maar in de Technische Universiteit Delft denken ze dat het ook geschikt kan zijn voor toepassingen in het echte leven.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=nTz297_xhkQ

     

    https://www.youtube.com/watch?v=CEhu-FePBC0

     

    Wie eerder verschenen artikels over aerodynamica en vliegtechnieken wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het archief enkele bijdragen opvissen:

     

    18 11 2007        Gierzwaluw vliegmodel voor vliegtuigbouwers?

    22 11 2008        Vliegende robots (mechanische gierzwaluw – nepvalk Horck – Robofly)

    02 11 2011         Gevederde Olympiërs

    04 03 2012       Klapperende KULibries

    19 10 2014        Leren vliegen is toch niet zo vanzelfsprekend












    25-09-2018 om 16:58 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een bizarre reuzenvogel met uitroeiing bedreigd


    Geraadpleegde bron: National Geographic: maanblad-sept_2018

     

    De zeldzamer wordende helmneushoornvogel wordt bedreigd door grootschalige houtkap en stroperij [Rachael Bale]

     

    De helmneushoornvogel dreigt het veld te moeten ruimen als gevolg van de illegale handel in de karakteristieke hoorn op zijn snavel.

     

    In Afrika en Azië komen 57 neushoornvogels voor, waaronder de helmneushoornvogel.

    Deze leeft uitsluitend in de laaglandbossen van Brunei, Indonesië, Maleisië, Myanmar en het zuiden van Thailand.

    De helmneushoornvogel heeft een uniek kenmerk: de hoorn bestaat uit een vrijwel massieve laag keratine (waaruit ook ons haar en vingernagels bestaan, evenals de hoorn van neushoorns).

    Over zijn leefwijze is niet zoveel bekend, maar we weten wel dat de hoorn een rol speelt wanneer hij in de lucht met soortgenoten strijdt om rijp fruit of een geschikte nestplaats.

    Er zijn lange gevechten waargenomen tussen rivaliserende vogels die hun hoorns wel 12 keer tegen elkaar beukten, waarschijnlijk om de ander te verjagen. De kracht van het impact die deze frontale kopstoten veroorzaken, is zo hevig dat de opponenten tijdelijk de controle over hun vlucht verliezen en dus even versuft rondfladderen.

     

    Vaak valt – wat de nestkeuze betreft – een plankwortelboom (tropisch hardhout) best in de smaak. Deze boom kan tot 55 m hoog worden en ongeveer halverwege de stam, waar een knoestige holte zit of een tak ernaast, kan het mannetje neerstrijken wanneer hij voedsel aanvoert.

    Doordat de veren van zijn vleugels niet volledig aansluiten (zoevend geluid wordt verwekt doordat de luchtstroom zich onder de slagpennen door beweegt), geldt de helmneushoornvogel als een van de lawaaierigste vliegers van de vogelwereld.

    Gezien hun wat gebrekkige manier van vliegen, wekt het weinig verwondering dat neushoornvogels geen trekvogels zijn. In de grote ongerepte (voor zolang het nog duurt) wouden waar ze leven, beperken ze zich tot korte afstandsvluchten.

    De helmneushoornvogel stoot een vreemde roep uit die klinkt als een lachende plaaggeest.

     

    Helmneushoornvogels zijn omnivoren, maar ze hebben een voorkeur voor de vruchten van een inheemse wurgvijg. Zaden van deze ficussoort ontkiemen hoog in het bladerdak van een andere boom en sturen wortels naar beneden waarmee ze hun ‘gastheer’ langzaam maar zeker verstikken.

    De vogel wordt meer dan een 1 m lang, de 50 cm lange wit en zwart gebandeerde staartveren niet meegerekend; hij heeft in verhouding tot de kop een buitensporig grote gele krachtige snavel met de rode ‘hoorn’ daarbovenop; de kale rimpelige rode borst en hals, de veren op de borst zijn zwart en de buik is wit. De vleugels zijn zwart en kenmerkend ook is dat deze vogel de enige soort is met een massieve hoorn, die van nut is bij vechten en hameren. 

    De hoorn laat ook zien of een vogel geslachtsrijp is.

    Het vrouwtje heeft een lichaamslengte van 1.1 m en een lichaamsgewicht van 2.7 kg; het mannetje heeft een lichaamslengte van 1.3 m en een lichaamsgewicht van 3.1 kg.

     

    Tijdens de broedperiode zoekt het paar een holte in de stam van een oude boom, met een knoest. Voordat het vrouwtje wordt ingesloten, maken de vogels elkaar een maand lang het hof en baltsen ze rond het nest.

    De vogels metselen samen de nestholte dicht met een mengsel van modder, boomschors, kleine stukjes hout, voedselresten. Het wijfje vermengt dit alles met opgebraakt fruit of haar uitwerpselen, waarna de specie keihard opdroogt. De toegang tot het nest wordt helemaal dichtgemaakt op een verticale spleet na, waardoor het mannetje het wijfje van voedsel voorziet.

    Het vrouwtje legt een of twee eieren. Slechts één jong overleeft, meestal het kuiken dat het eerst uit het ei kruipt.

    Op de rug van het kuiken ontstaan luchtzakken, vermoedelijk om de lichaamswarmte te reguleren tot dat het jong veren krijgt.

    Het wijfje verbreekt de verzegeling en komt verzwakt tevoorschijn. Het jong krijgt geen eten meer en wordt met roepen uit het nest gelokt.

     

    Neushoornvogels zijn van levensbelang voor de bossen in Zuidoost-Azië.

    Met het uitbraken of uitpoepen van zaden dragen deze ‘bosbouwers’ ertoe bij dat bomen zich over vele km² kunnen verspreiden. Deze taak wordt nog belangrijker nu steeds meer oerbos ten prooi valt aan commerciële houtkap, door de aanleg van oliepalmplantages.

    Door grootschalige ontbossing neemt de nestgelegenheid voor Aziatische neushoornvogelsoorten drastisch af.

    Wat ook al niet helpt, is dat helmneushoornvogels op dit vlak ook zelf zeer kieskeurig zijn: ze broeden in nestholten in de stam van zeer hoge bomen. 

    En juist de oudste en grootste bomen van het bos worden het eerst omgezaagd.

    De vogels planten zich langzaam voort; ze broeden eens per jaar en brengen dan maar één jong groot. De moeder en haar kroost blijven net zolang in het verzegelde nest tot het jong groot genoeg is om uit te vliegen. Al die tijd – het hele proces kan wel 5 maanden duren – zijn ze volledig afhankelijk van het voedsel dat het mannetje komt brengen, doorgaans vijgen, die in de krop worden bewaard, maar ook insecten en kleine dieren op het moment dat het jong in volle groei is..

    Als hij wordt gedood, bv. door stropers die uit zijn op zijn hoorn, dan zijn zij ook vrijwel zeker ten dode opgeschreven.

     

    Er is in Azië veel vraag naar de hoorn van de helmneushoornvogel, die zachter is dan ivoor en daardoor gemakkelijker kan worden bewerkt tot kralen, hangers en kunstvoorwerpen.

    Voor sommige rijke Aziaten zijn voorwerpen waarvoor zeldzame dieren als helmneushoornvogels, olifanten of neushoorns zijn gedood, een felbegeerd statussymbool.

     

    In elk land waar de helmneushoornvogel voorkomt, is hij wettelijk beschermd, maar in Indonesië blijkt stroperij schering en inslag, niettegenstaande de handel sedert 1975 verboden is. De Indonesische autoriteiten hebben in totaal reeds meer dan 1 300 snavels in beslag genomen. De smokkelaars hebben vaak banden met criminele netwerken die op grote schaal handelen in lichaamsdelen van bedreigde dieren. Om te voorkomen dat deze spullen ooit op de zwarte markt belanden, wordt alles uiteindelijk vernietigd.

     

    Maar voor het zover is, gaat neushoornvogelonderzoeker Yokyok Hadiprakarsa in het hele land opslagloodsen af om snavels te meten en kennis op te doen over variaties binnen de soort.

    Yokyok probeert ook toestemming te krijgen voor het nemen van DNA-monsters, zodat hij kan bepalen of het een mannelijk of vrouwelijk exemplaar betreft. En vergelijking van DNA met de afmetingen van de hoorn kan nuttige informatie opleveren over het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke snavels en hoorns.

     

    De vogels zijn belangrijk voor de Dayak, een niet islamitische inheemse bevolking van Borneo en dat al minstens 2 000 jaar. Nog altijd worden de lange staartveren verwerkt in hoofdtooien. Van de hoorn maken ze oorhangers en andere sieraden.

    Tegen het jaar 700 bloeide de handel tussen Borneo en China en de eerste melding dat ‘ivoor’ van de helmneushoornvogel China bereikte, stamt uit 1371.

    De Chinezen, die al bedreven waren in het bewerken van olifantenivoor, maakten van de snavel van de helmneushoornvogel gespen, knopen, armbanden, snuifdoosjes en meer.

    Soms werden er gedetailleerde figuren gesneden in de hoorn die nog aan de schedel vastzat. Halverwege de 19de E verschoof de vraag naar het westen en importeerde China de snavels voornamelijk met als doel de bewerkte hoorn aan Europeanen te verkopen.

    Tegenwoordig is er vanuit China weer veel vraag naar de bewerkte snavels. Het is niet helemaal duidelijk waarom dat zo is – mogelijk omdat de soort zeldzaam wordt of misschien wel alleen omdat het een rage is. Hoe het ook zij, de snavels zijn gewild onder de nieuwe rijken in China.

     

    Yokyok was een van de eersten die signalen van het naderende drama oppikte.

    In 2012 stuurde een vriend hem een foto toe van te koop aangeboden neushoornvogelkoppen in West-Kalimantan. Hij stelde een onderzoek in en ontdekte dat er alleen al in West-Kalimantan zo’n 6 000 helmneushoornvogels waren gedood.

    Tijgertanden, Indische schubdieren en snavels van de helmneushoornvogel vormen het hart van de door Chinezen gecontroleerde illegale handel

    De benden worden aangestuurd door een Chinese spil die een fijnmazig, internationaal handels- en witwasnetwerk onderhoudt.

    Zo’ groep omvat stropers, tussenhandelaren, smokkelaars en degenen die het vervolgens op de eindbestemming afleveren. Elke keer dat de hoorn in andere landen overgaat, stijgt de prijs.

    De klant in China betaalt per gram waarschijnlijk meer dan voor olifantenivoor ($ 1 000 / snavel).

    De netwerken maken handig gebruik van de lakse handhaving en het feit dat de illegale handel in wilde dieren juridisch minder zwaar wordt bestraft dan andere soorten georganiseerde misdaad, zoals drugshandel en mensensmokkel.

     

    In het Nationaal Park Budo-Su-Ngai Padi heeft prof Pilai Poonswad een programma ontwikkeld om de neushoornvogel te beschermen.

    Pilai is van huis uit een parasitoloog, maar raakte gefascineerd door de vogels toen ze in 1978 een filmploeg van de BBC hielp ze te vinden.

    De beelden van een neushoornvogel die eten bracht naar een nestholte raakten haar diep en niet lang daarna stichtte ze de Hornbill Research Foundation.

    Snel achterhaalde ze dat stropers neushoornvogeljongen roofden om ze als huisdier te verhandelen. Met de verkoop van een of twee jonge neushoornvogels verdienden de mannen meer dan met een jaar werken op het land.

    Pilai bedacht een tactiek om een einde te maken aan het stropen: ze ging dorpelingen betalen om neushoornvogels te beschermen in plaats van ze te roven.

     

    Begin 2018 nemen 36 mensen in 6 dorpen deel aan het project. Onder hen zijn veel voormalige stropers. Zij houden boomholten in de gaten om te zien of een van de 6 neushoornvogelsoorten er in het park broedt. Blijkt een nest in gebruik, dan verzamelen ze voor de Hornbill Research Foundation informatie over het komen en gaan van de vogels, hun gedrag en voedselvoorkeur.

     

    In Indonesië volgt ‘Rangkong Indonesia’, de stichting van Yokyok, een vergelijkbare strategie: ook zij trainen en betalen lokale assistenten in een dorp in West-Kalimantan om informatie te verzamelen over neushoornvogels.

    De bevolking kan hiervan uiteindelijk profiteren als er ecotoerisme voor vogelspotters van de grond komt.

    De Indonesische overheid heeft onlangs een 10-jarenplan gelanceerd voor het behoud van de helmneushoornvogel. Het omvat onderzoek en monitoring, strengere handhaving, meer samenwerking met onafhankelijke organisaties en andere overheden, voorlichtingscampagnes én voldoende budget om dit alles mogelijk te maken.

    Gebeurt dit niet, dan zal ook de met uitroeiing bedreigde helmneushoornvogel straks één van de dieren zijn die we alleen nog maar kennen van de plaatjes.

     

    In dit beeldverslag krijg je een idee van welke ravage de illegale handel in hoorn (ivoor) aanricht.

     

    Majestic Helmeted Hornbill becoming extinct by poaching for its ‘Red Ivory’ beak.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=xWnEqQbhoJQ










    18-09-2018 om 12:19 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    25-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Neststudie tijdens het jaar van de huiszwaluw

     

    Geraadpleegde bron: Sovon Vogelonderzoek Nederland

     

    Het gaat niet goed met de huiszwaluw. Sinds de jaren ’70 zijn de aantallen met zo’n 80% afgenomen.

    Over het nestsucces en hoe dit wordt beïnvloed door kenmerken van de nestplaats en de biotoop is weinig bekend. De informatie is nochtans cruciaal wil je de huiszwaluwen helpen.

    Zo is één van de hypothesen dat het aantal tweede legsels afhangt van het voedselaanbod in de leefomgeving. Immers, er zijn steeds minder insecten.

    Door elke week enkele nesten in een kolonie te observeren, kun je als waarnemer waardevolle gegevens verzamelen.

    Klein lichtpuntje voor deze ‘Rode Lijst-soort’ is dat sinds de eeuwwisseling de aantallen weer lichtjes toenemen, zij het met regionale verschillen.

    Het is niet duidelijk wat ten grondslag ligt aan deze recente toename en hoe dit verder te stimuleren is.

     

    Dit jaar, het jaar van de huiszwaluw, vroeg men in Nederland de activiteit bij nesten te registreren.

    Op deze manier krijgt men inzicht in de timing van het broedseizoen, het aantal legsels per seizoen, het broedsucces en hoe dit mogelijk varieert tussen regio’s.

    Vervolgens wil men nagaan hoe deze gegevens worden beïnvloed door omgevingsfactoren.

    Voor deze neststudie werd een waarnemingsprotocol opgesteld waarmee wekelijks de bewegingen rond de nesten kunnen worden opgevolgd.

     

    In een notendop volgt de observatieopdracht die aan huiszwaluwenspotters werd opgelegd.

    Deelnemers bezoeken minimaal wekelijks een broedlocatie en leggen van een beperkt aantal nesten de ‘broedfase’ vast. Voor alle mogelijke broedfases in het broedseizoen is een uniforme lijst met nestcodes opgesteld, waaruit er bij elk bezoek [elke waarneming] voor elk gevolgde nest eentje wordt gekozen.

     

    Waarnemingsformulier:

     

    ·         kies voor je studie een gebouw met één of meerdere nesten die goed waarneembaar zijn vanop de grond;

    ·         bedenk dat de locatie vanaf half april wekelijks moet worden bezocht, dus een locatie dicht bij huis verdient de voorkeur;

    één van de doelen van de studie is om vast te stellen of nesten worden gebruikt voor één of meer legsels. Wanneer er na een 1ste legsel een tijd geen activiteit meer wordt waargenomen, mag er niet vanuit worden gegaan dat het nest verlaten is. Zoals bij de broedfase van het 1ste legsel kan er tijdens de broedfase van het 2de legsel sprake zijn van beperkte activiteit. Ga in ieder geval door tot in de loop van september

    ·         noteer bij de 1ste controle halverwege april wat het nestaanbod is: hoeveel restanten van natuurlijke nesten [incomplete], hoeveel complete natuurlijke nesten en hoeveel kunstnesten, zie je?

    ·         tel in de maand juli eenmaal het aantal bezette nesten op je studielocatie. Dit kunnen er dus meer zijn dan het aantal nesten dat je voor de neststudie opvolgt. Bewoonde nesten zijn herkenbaar aan een goede conditie in- en uitvliegende volwassen vogels of al dan niet uit de nestopening kijkende jongen en uitwerpselen onder de nesten;

    ·         maak een schets van de nesten en nummer deze, zodat je er zeker van bent dat je elke week dezelfde nesten controleert. Gebruik hiervoor de ruimte onder ‘Aanzicht locatie/verdeling nesten’ op het waarnemingsformulier. In de loop van de waarnemingsperiode kunnen er immers nesten bijkomen. Vandaar de noodzaak de nestenreeks precies te tekenen en te nummeren. De nummers van de nesten die je uiteindelijk besluit te volgen, kan je op het waarnemingsformulier invullen;

    ·         de ervaring leert dat er niet meer dan 10 nesten tegelijk kunnen worden bijgehouden. Om te voorkomen dat alleen de vroegste legsels worden gevolgd, kan je in de loop van mei en juni ook een aantal latere eerste legsels gaan volgen;

    ·         bezoek je studielocatie vanaf half april tot en met begin september. Dat laatste omdat huiszwaluwen een broedseizoen hebben en tot in de nazomer legsels grootbrengen;

    ·         bezoek de nesten minimaal wekelijks. Een waarneming duurt circa een kwartier tot een uur, afhankelijk van het aantal te controleren nesten, de fase in het broedseizoen en de weersomstandigheden. Het is echter geen ramp als je een keer een week overslaat omwille van een vakantieperiode;

    ·         vul op de achterkant van het waarnemingsformulier per bezoek de datum in per gevolgd nest de hoogste nestcode die van toepassing is op het stadium waarin het nest zich bevindt;

    ·         vul nadat de vogels het broedsel hebben afgerond [succesvol of niet] een C-code [nacontrole] in.

     

    Via onderstaande weblink kan je het gebruiksvriendelijk opgesteld waarnemingsformulier even inkijken en beter begrijpen waar de codes precies voor staan.

     

    https://www.sovon.nl/sites/default/files/doc/PDF-jes/waarnemingenformulier_neststudie2018.pdf

     

    Tijdens de wandeling waarbij huismussen en huiszwaluwen werden gespot [zie bericht gepost op 23/07], maakte Dirk Van Schepdael onder meer deze reeks foto’s van de huiszwaluwenkolonie in het luchthavengebied, die op termijn omwille van nieuwbouw en veiligheid zal moeten verhuizen.

    De Kille Meutel Vogelvrienden hebben een migratieplan voorgelegd dat in samenwerking met Brussels Airport Company, de Milieudienst Zaventem, Vogelbescherming Vlaanderen, Huismussen- en zwaluwenwerkgroep Koksijde en ProNatura in detail verder wordt uitgewerkt.












    25-08-2018 om 16:46 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    20-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorbij de grens

    Geraadpleegde bron: EOS Wetenschap [sept 2018]

     

    Wat bepaalt de grens van een verspreidingsgebied van een diersoort?

    Geen eenvoudige kwestie, weten biologen.

    En klimaatverandering schudt de verspreidingskaarten. Veldexperimenten bieden inzicht.

     

    Grote bergketens of oceanen kunnen harde grenzen vormen voor een verspreiding van een diersoort. Omgekeerd kan voor een bergsoort een grote laagvlakte een stoorzender zijn om een afgelegen leefgebied te koloniseren. De geografie laat zich duidelijk gelden voor de grenzen van het verspreidingsgebied van dier- en plantensoorten.

    En er is meer. Vooral het klimaat heeft een erg bepalende invloed. Ook zonder opmerkelijke geografische barrières kan het de verspreiding begrenzen.

    Een goudvink, vuurlibel of wijngaardslak gedijt niet overal. Er zijn grenzen en no-go-zones.

     

    Biogeografie houdt zich bezig met de beschrijving en het begrip van arealen of verspreidingsgebieden van soorten. Deze tak van de biologie is zo oud als de straat, maar tegelijkertijd springlevend en brandend actueel.

    Door klimaatverandering en wijzigingen in het landgebruik zien we arealen inkrimpen, uitbreiden of verschuiven. Door warmere gemiddelde temperaturen verschuiven tal van arealen poolwaarts. Dieren en planten proberen de klimaatwijzigingen te volgen, maar er is veel variatie in de mate waarin ze daar in slagen. Het veranderende klimaat snel bijbenen, lukt zelden.

    Om een gedetailleerd beeld te krijgen van het verspreidingsgebied van een soort zijn veel waarnemingen nodig. Het is geknipt voer voor citizen science-projecten.

    Een wetenschappelijke eenzaat krijgt dit niet voor elkaar.

    Iedere soort heeft leefomstandigheden nodig als temperatuur of vochtigheid en ecologische hulpbronnen zoals voedsel en nestplaats. De mate waarin zij afwijkende milieuomstandigheden tolereren varieert. Bij de ene soort zit er wat meer rek op dan bij de andere. Biologen duiden het geheel van de leefomstandigheden aan als de ecologische niche. Die stelt fundamentele grenzen aan de overleving van de soort.

    Het experimenteel verplaatsen en opvolgen van planten of dieren buiten hun natuurlijk verspreidingsgebied is een eenvoudige, maar erg leerrijke studiemethode.

    Enkele jaren geleden stuurde een stel Britse onderzoekers twee vlindersoorten een eind voorbij de noordgrens van hun verspreidingsgebied in Zuid-Engeland. Het dambord en het geelsprietdikkopje hadden weinig moeite om daar succesvol lokale populaties op te bouwen. Dat was geen kwestie van de geschiktheid van de omgeving. Het experiment toonde aan dat het niet-bevolkt noordelijk gebied wel degelijk binnen de fundamentele niche van deze vlinders viel.

    Het was niet de eerste keer dat er in de naam van de wetenschap met vlinders werd gezeuld. De bekende Amerikaanse bioloog Paul Ehrlich deed het al in 1977. Hij verkaste eitjes en jonge rupsen van een parelmoervlinder Van Wyoming naar het zuidelijker gelegen Colorado.

    Ook dat lukte, al verspreidden de vlinders zich nauwelijks verder vanuit hun nieuwe stek.

    Na enkele generaties fladderden ze nog steeds in een zone van amper 300 m rond de introductieplaats.

    Naast de ecologische niche is de mobiliteit van een soort van belang om areaalgrenzen te begrijpen. Anders dan dit vlinderwerk suggereert, tonen meerdere andere studies dat areaalgrenzen geregeld samenvallen met nichegrenzen.

    Dergelijke wetenschappelijke experimenten kunnen leiden tot de introductie van een soort.

    Ze inspireerden wetenschappers de methode aan te bevelen voor soortbescherming in tijden van snelle klimaatverandering. In de vakliteratuur heet dit ‘assisted migration’ en ze leidde tot forse debatten tussen voor- en tegenstanders.

    Of een organisme in een regio succesvol kan overleven, hangt niet alleen af van de niche en de mobiliteit van de soort. Alleen op de wereld bestaat niet in biologische kringen. Andere soorten kunnen het succes afremmen of de overleving zelfs onmogelijk maken.

    De gerealiseerde niche of het geheel aan omstandigheden die een soort succesvol kan benutten, is beperkter dan de theoretische niche. Die laatste houdt geen rekening met concurrenten en natuurlijke vijanden.

    Een soortgelijke aanpak waarbij simultaan twee of meerdere soorten verhuizen voorbij de areaalgrens vormt een ferme logistieke uitdaging. Het biedt wel een kans om een oud ecologisch idee te toetsen.

    Darwin formuleerde als eerste de hypothese dat klimaat en andere abiotische factoren een dominante rol spelen voor de afbakening van een areaal, maar dat binnen gunstige gebieden vooral de wisselwerking met andere soorten bepalend is voor de aanwezigheid voor een soort.

     

    Onderaan het artikel vind je in deze volgorde foto’s van het dambordje, het geelsprietdikkopje, de parelmoervlinder, de kleine ijsvogelvlinder en de keizersmantel.












    20-08-2018 om 23:11 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    14-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een ramp voltrekt zich in alle stilte bij de zeevogels

    Geraadpleegde bron: National Geographic_juni 2018 [Jonathan Frantzen]

     

    Het gaat slecht met de zeevogels. Maar omdat hun leven zich vrijwel volledig buiten ons gezichtsveld afspeelt, hebben we het nauwelijks in de gaten.

     

    Bij weer en wind vangt het Californische stormvogeltje visjes en ongewervelde oceaandieren. Het warmbloedige dier van nog geen 40 g fladdert vlak boven het wateroppervlak, zijn pootjes omlaag zodat de tenen net het oppervlak raken.

    Deze stormvogeltjes zijn alleen voor de kust van Californië te vinden. Ze voelen zich het meest thuis op zee, maar zoals alle vogels hebben ze wel land nodig om eieren te leggen en uit te broeden. Ze hebben een voorkeur voor onbewoonde eilanden. Om niet te worden gespot door roofdieren maken ze nesten onder de grond, in rotsspleten of holen.

     

    Op de Farallon-eilanden voor de kust bij San Francisco krijg je een idee hoe het vroeger was, in de tijd dat overal nog massa’s zeevogels leefden. 

    Op het hoofdeiland broeden er ruim een half miljoen vogels in het reservaat.

    Op steile hellingen en op kale stukken vlak terrein, omringd door diepblauwe wateren vol zeehonden en zeeleeuwen, papegaaiduikers, duifzeekoeten, aalscholvers, kleine stevige Cassins alken, neushoornalken en Californische zeemeeuwen.

     

    In juni kruipen zeemeeuwkuikens uit het ei en overal waar je je voeten neerzet, riskeer je de woede van vader- en moedermeeuwen. Ze proberen de indringers te verjagen met een bombardement van uitwerpselen.

    Vanuit een vogelkijkhut ontdek je een massa zeekoeten; 20 000 zwart-witte vogels bezetten  een landtong van rotsen die eindigt in door de golven gebeukte kliffen. De zeekoeten met hun puntige snavel staan schouder aan schouder, als pinguïns. Elke vogel is aan het broeden of past op een kuiken. 

    De kolonie straalt een sfeer uit van kalme bedrijvigheid.

    Van tijd tot tijd klinkt er zacht gekakel. De dreigende zeemeeuwen vliegen steeds over; kennelijk lusten ze wel een kuiken of een ei. Soms vliegt een zeekoet wat onbeholpen op of landt er juist eentje, waarbij het tot een korte schermutseling komt met een buur. Kort daarna gaan de vogels dan rustig verder met het verzorgen van hun verenpak, alsof er helemaal niets is voorgevallen.

     

    Zeekoeten zijn trouw. Meestal blijft een paartje 30 jaar of langer bij elkaar.

    Elk jaar keren ze terug naar een vaste plek, waar ze dan steeds één kuiken grootbrengen.

    De broedtaken worden eerlijk verdeeld. Een van de ouders blijft in de kolonie, terwijl de andere op zoek gaat naar ansjovis, jonge roodbaars en ander klein grut. Als een vogel terugkeert na zo’n lange periode van voedsel zoeken, is de thuisblijver uitgehongerd en hij of zij zit onder de guano [uitgedroogde en stikstofhoudende mest van visetende zeevogels], maar toch wil deze vogel niet weg bij het ei.

    Een zeekoetkuiken gaat de zee op als het nog maar 3 weken oud is. Het kan dan nog niet vliegen of duiken. De vader blijft maandenlang bij het jong zwemmen. Hij voert het en leert het zelf vis vangen. Ondertussen komt de moeder op krachten.

    Het voortplantingssucces onder de zeekoeten op Farallon is groot; 70%  van de kuikens haalt het.

     

    Toch waren er 200 jaar geleden 3 miljoen zeekoeten op de Farallon-eilanden.

    Toen San Francisco in 1849 razendsnel groeide door de goudkoorts, moest er ergens eten vandaan komen. In de stad werd geen pluimvee gefokt. 

    De eilanden met hun eierleggende zeevogels boden aantrekkelijke mogelijkheden.

    In 1851 leverde de Farallone Egg Company een half miljoen zeekoeteieren per jaar aan bakkerijen en eethuizen in San Francisco.

    In het voorjaar gingen de eierrapers per boot naar de eilanden.

    Gedurende een halve eeuw werden zeker 14 miljoen zeekoeteieren op de Farallon-eilanden geraapt. De trouwe vogels keerden jaar na jaar terug naar hun vaste broedplek, ook al werd elke keer hun ei onder de neus weg geroofd.

     

    In 1910 was het aantal zeekoeten op het hoofdeiland onder de 20 000 gedaald.

    Eierrapers kwamen niet meer, maar nu werden de zeekoeten het slachtoffer van de katten en honden die op het eiland waren geïntroduceerd.

    Ook kwamen op het water veel zeekoeten om door olie, die werd geloosd door schepen die de San Francisco Bay invoeren.

    De zeekoetpopulatie kwam er pas na 1969 weer bovenop. In dat jaar werd het eiland een federaal natuurreservaat.

    Aan het begin van de jaren ‘80 zakte de populatie plotseling weer in. Dat was te wijten aan de visserij met kieuwnetten. Vissen met kieuwnetten is een passieve vismethode waarbij een net in het water wordt gespannen. De mazen van het net zijn groot genoeg voor de vis om met zijn kop er doorheen te zwemmen maar zijn lijf is te groot. De vis moet omdraaien en blijft vervolgens met zijn kieuwen in het net hangen.

    Door een net verticaal in de oceaan te hangen, wordt niet alleen de vissoort gevangen waar het de visser om gaat, maar komen ook bruinvissen, otters, schildpadden en duikende zeevogels vast te zitten.

    Vandaag de dag kosten dergelijke netten wereldwijd het leven aan 400 000 zeevogels, elk jaar weer.

     

    Halverwege de jaren 80 trokken veel Amerikaanse staten, waaronder Californië, hun conclusies. Ze legden het gebruik aan banden, waarna dit tot een explosieve toename van zeevogels leidde. De afgelopen 15 jaar is de meerkoetpopulatie er verviervoudigd.

    De enige bedreiging waarmee ze nu op de eilanden te maken hebben, is ontregeling van hun voedselbronnen door klimaatverandering of overbevissing.

    De meerkoeten van Farallon hebben geluk gehad, want wereldwijd is de zeevogelpopulatie in 60 jaar tijd met liefst 70% gedaald.

    Immers zeevogels brengen het broedseizoen door op afgelegen, onherbergzame eilanden en de rest van het jaar zien we ze ook niet: dan zijn ze ver weg, ergens boven de ijskoude oceaan. Zelfs als ze totaal van de aardbodem zouden verdwijnen, zou bijna geen mens het merken.

     

    Het overkomt jonge albatrossen, die dagelijks wel 800 km afleggen op zoek naar voedsel, al te vaak dat ze op tragische wijze omkomen. De albatros gebruikt zijn reukzin om vissen, inktvissen of schaaldieren te traceren, die dicht onder het wateroppervlak zwemmen.

    De beste plek om veel voedsel te vinden is vaak vlak achter een schip van diepzeevissers.

    De albatros cirkelt rond boven een trawler [vissersschip met een trechtervormig sleepnet] en bekijkt onder zich het gekrioel van kleine zeevogels, die vechten om het visafval dat overboord wordt gegooid. Als de albatros zich ook in de strijd werpt, heeft hij het voordeel van zijn formaat: hij heeft een enorme snavel en door zijn spanwijdte van 3 m alleen al laat hij weten dat er met hem niet valt te spotten. De andere vogels gaan ervandoor, maar op het moment dat de albatros in aanraking komt met het wateroppervlak, gaat er iets ernstigs mis. Hij blijft met zijn vleugelpunten hangen aan de kabel van het net van de trawler, waardoor de enorme vogel in een oogwenk diep onder water wordt getrokken. Niemand ziet het gebeuren.

    De bemanningsleden zijn met andere zaken bezig en al zouden ze kijken, dan nog is het allemaal zo snel gebeurd dat ze de vogel waarschijnlijk niet onder water zien verdwijnen.

    Het lijf komt pas bovendrijven wanneer het schip alweer verder is.

    Elk jaar vinden duizenden albatrossen op deze manier ongezien de dood.

    Nog eens tienduizenden sterven aan de haken van lange-lijnvissersschepen, samen met een nog veel groter aantal stormvogeltjes en pijlstormvogels.

    Onbedoelde sterfte veroorzaakt door visserij is een van de twee ernstigste bedreigingen voor zeevogels en dat valt behoorlijk moeilijk te voorkomen.

    De lange-lijnvisserij (op tonijn bv.) is op een andere manier dodelijk voor albatrossen dan bij het gebruik van sleepnetten.

    Een kleinere zeevogel duikt het water in en komt boven met een geaasde haak. Hij probeert het aas eraf te krijgen. Dan komt de albatros erbij en hij slikt het hele geval in. Hij slaat zichzelf als het ware aan de haak en verdrinkt.

    Een oplossing is om de lijn te verzwaren, zodat de geaasde haak snel zinkt. Maar een metalen gewicht kan een dodelijk projectiel worden voor de bemanning.

    BirdLife [world leader in Bird Conservation] raadt gewichten aan met een los eromheen bevestigde huls van lichtgevend plastic (vissen worden immers aangetrokken door het licht).

     

    Vissersboten kunnen de ongewenste zeevogelbijvangst verder verminderen door een ‘vogelverschrikkerlijn’ aan de boot te hangen. Die bestaat uit een draad met felgekleurde franjes eraan en een plastic huls aan het eind. Zo’n lijn is niet duur, makkelijk in gebruik en houdt vogels weg uit het kielzog van het schip.

    De bescherming van zeevogels vraagt om meer dan alleen regelgeving.

    Er is onafhankelijke controle op de vissersboten nodig en daarnaast zou een financiële stimulans voor de branche helpen de zeevogelbijvangst terug te dringen.

    Lange-lijnvissers hebben zelf een heel duidelijke reden waarom ze minder vogels willen vangen. Ze vangen liever briefjes van 10 000 dollar, het bedrag dat een blauwvintonijn opbrengt.

    De beste manier waarop een overheid kan garanderen dat vissers zich aan de regels houden, is het plaatsen van digitale camera’s op alle schepen, zodat vangst en bijvangst kunnen worden gecontroleerd. 

    Een andere veelbelovende nieuwe vinding is de ‘hookpod’, die bestaat uit een harde plastic huls die om een geaasde haak geklemd zit. Daardoor wordt het aas niet opgegeten door de vogels en belanden de vogels niet aan de haak. Hij springt pas open als hij op een veilige diepte is. Als de hookpod standaard tot de uitrusting van een lange-lijnvisser gaat behoren en als de zeevissers ook al die andere maatregelen zouden treffen, dan is het in theorie mogelijk om de wereldzeeën veilig te maken voor zeevogels.

     

    Een ingenieus en simpel systeem: https://www.youtube.com/watch?v=HpobqcQ5iaE

     

    Maar vooralsnog is de situatie dramatisch.

    De vissersboten van China en Taiwan, die samen goed zijn voor 2/3 van alle vissersboten op de wereldzeeën, hebben weinig tot geen aandacht voor de sterfte onder de zeevogels en zij verkopen hun vangst op markten waar duurzaamheid geen thema is.

    Men schat dat elk jaar 300 000 zeevogels, waaronder 100 000 albatrossen ten prooi vallen aan lange-lijnvissers. Op soorten die overvloedig aanwezig zijn, zoals grauwe pijlstormvogels, is dat al een zware aanslag, maar veel albatrossoorten – die lang nodig hebben voor ze geslachtsrijp zijn en gewoonlijk maar eens in de 2 jaar een ei leggen – worden bedreigd met uitsterven.

    Niet alleen door de moderne visserijmethoden, maar ook door een nog fatalere dreiging.

     

    Hallucinant kannibalisme

     

    Op het eiland Gough [archipel Tristan da Cunha], een 65 km² groot brok vulkanisch gesteente in het zuiden van de Atlantische Oceaan, broeden miljoenen zeevogels, waaronder de totale wereldpopulatie aan Schlegels stormvogels en bijna alle paren tristanalbatrossen, die de status ‘ernstig bedreigd’ hebben.

    Het was al eerder bekend dat ratten en katten, ooit door mensen meegenomen, de kuikens van zeevogels eten. Maar op Gough waren geen ratten en katten, alleen muizen.

    Met videocamera’s en infraroodlampen kon men achterhalen wat de muizen deden met de stormvogelkuikens.

    Bij zonsondergang verscheen een muis in het hol van de stormvogel, waar na een moment van aarzeling ze haar tanden zette in het kuiken. 

    Toen het bloed van het kuiken begon te stromen, kwamen er meer muizen opdagen die steeds opgewondener geraakten en langs de wond het kuiken binnen kropen om aan de inwendige organen te knagen. Weerzinwekkende beelden! Zeevogels hebben in hun evolutie nooit te maken gehad met landdieren als natuurlijke vijanden. Daardoor zijn ze totaal weerloos tegenover muizen. Een stormvogelouder, die in zijn donkere hol zit, ziet niet eens wat er met het kuiken gebeurt. Een albatros heeft niet het instinct om te beseffen dat muizen een gevaar kunnen zijn.

    Op Gough worden elk jaar 2 miljoen kuikens van verschillende vogelsoorten door de muizen gedood. Voor veel van deze vogelsoorten geldt bovendien dat er ook volwassen exemplaren sterven door toedoen van de visserij. Tegenwoordig sterft zo’n 10% van de volwassen tristanalbatrossen op zee; dat is meer dan 3 keer zo hoog als de natuurlijke sterfte.

     

    De rampzalige neergang onder de zeevogelpopulaties heeft veel verschillende oorzaken.

    Door overbevissing van ansjovis en andere kleine vissen hebben pinguïns, jan-van-genten en aalscholvers niet genoeg energie om zich voor te planten.

    Door overbevissing van tonijn kunnen de pijlstormvogels en stormvogeltjes niet genoeg eten vinden, want normaal eten zij de kleine vissen die door de tonijnen naar het wateroppervlak worden gedreven.

    De klimaatverandering, die invloed heeft op de oceaanstromingen, lijkt te leiden tot sterfte onder de kuikens van de papegaaiduikers op IJsland.

    Vogels die broeden op laaggelegen eilanden zijn kwetsbaar voor stijging van het zeeniveau. Door de plasticvervuiling van vooral de Grote Oceaan zitten de ingewanden van zeevogels vol plasticafval, maar tegelijkertijd lijden ze honger.

    En doordat het goed gaat met zeezoogdieren zijn er meer zeehonden die jonge pinguïns eten, meer zeeleeuwen die aalscholvers van hun nesten verjagen en meer walvissen die jagen op dezelfde vis als duikende zeevogels.

     

    De grootste dreiging voor zeevogels wordt gevormd door de door mensen ingevoerde roofdieren: ratten, katten en muizen die ooit naar de eilanden, waar de vogels broeden, zijn gebracht en die later zijn verwilderd. Dat is het slechte nieuws.

    Het goede nieuws is dat hiervoor wel een oplossing bestaat.

    Zuid-Georgië is een eiland op 1 500 km van het Antarctisch Schiereiland. Het is het broedgebied van ongeveer 30 miljoen zeevogels. Als er geen ratten en muizen zouden zijn, zou dat aantal met gemak 3 keer zo groot kunnen zijn.

    Van 2011 tot 2015 is steeds met 3 helikopters, uitgerust met GIS-technologie [Geographic Information Systems] over het eiland gevlogen en lokgif gedropt op de ijsvrije delen van het eiland. Sinds 2015 is er nooit meer een levende rat of muis waargenomen.

     

    Zeevogels zijn zowel kwetsbaar als taai.

    Een 10 kg wegende tristanalbatros kan niet ingrijpen als een muisje zijn kuiken opeet, maar hij kan wel overleven in ijskoud zout water en in een harde storm en grote zeemeeuwen zijn bang voor hem. Hij kan zo lang leven dat hij 20 jaar lang eieren kan uitbroeden zonder dat een kuiken groot wordt en als daarna het gevaar is geweken, kan hij alsnog kuikens grootbrengen. 

    Zeevogels reageren goed op natuurherstel. Als je de dreiging op land aanpakt, krijgen ze daardoor meer weerstand tegen alle andere soorten gevaren.












    14-08-2018 om 20:28 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    23-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Huiszwaluwen en huismussenkolonies in Zaventem

     

    Op onze nationale feestdag trokken een 17-tal natuurfans op pad naar het luchthavengebied.

    Na een korte toelichting over het profiel van de Kille Meutel Vogelvrienden, werden de vogelliefhebbers geïnformeerd over een nieuw project dat de huismussenwerkgroep zich sinds 05/07 tot doel stelt.

    Sedert meer dan een jaar is de huismus opgenomen in de lijst koestersoorten, waartoe ook de huiszwaluw, de braamsluiper en de geelgors behoren.

    De huismus blijft het totemdier, maar als andere koestersoorten in nood verkeren, dan wordt ook voor de bedreigde vogelsoort actie ondernomen.

     

    In overleg met Brussels Airport Company (BAC) en de Milieudienst van Zaventem werden de intenties van het ambitieuze migratieplan besproken.

    De huiszwaluwenkolonie, die nestelt aan de gebouwen 16 (stookinstallatie) en 8 (loods) wensen de drie partners volgens een gefaseerd actieplan naar andere oorden te verplaatsen. Het is immers de bedoeling de oudere gebouwen over een aantal jaren te slopen en nieuwe constructies op te trekken, waardoor de huiszwaluwen gedoemd zijn te verdwijnen binnen de luchthavenzone.

    Bovendien vernemen we vandaag dat in de ‘birdstrike’ statistieken (een aanvaring van een vliegtuig met een vogel) de (huis)zwaluwen de 3de grootste groep vogels zijn en dat dit fenomeen daarenboven jaar na jaar is gestegen.

     

    Toch verwees de environment manager op het vernoemd overleg naar de Green deal bedrijven & biodiversiteit, een vrijwillige overeenkomst tussen (privé)partners en de Vlaamse overheid om samen een groen project te starten. Hiermee wil men werkgevers sensibiliseren een groenbeheerplan op te stellen om op bedrijventerreinen inzicht te verwerven in de huidige status van biodiversiteit, hieromtrent acties te ondernemen en mogelijke toekomstige verbeteringstrajecten uit te stippelen.

    BAC heeft wel in haar groenbeheerplan een afwijking bekomen op de wetgeving inzake soortenbescherming: de Bird Control Unit mag de vogels afschrikken, wegjagen of zelfs schieten uit veiligheidsoverwegingen want vogels en vliegtuigen zijn geen goede combinatie aan airside.

     

    Het is nu al duidelijk dat het vogelvriendelijke evacuatieplan nog grondig studiewerk en overleg zal vergen om de juiste keuzes te maken in eenieders belang en dat van de zwierige acrobaten, waarvan een 50-tal op Zaventems grondgebied het luchtruim doorklieven.

     

    De vogelliefhebbers werden onderweg naar de Zeven Tommen langs enkele groepjes huismussen geleid die in de Witte Cité hun logeerplek hebben.

    Onder de diepe houten dak-oversteek van de oude woning en op het dak van het nieuwe huis  in aanbouw en zelfs twee huizen verder vlogen de huismussen overal in ’t rond.

    Mocht de eigenaar als huismussenambassadeur door het leven willen gaan, dan zouden een aantal huismussenvides onder de laagste rij dakpannen nog heel wat nestgelegenheid kunnen bieden, waardoor de huismussenkolonie nog zou kunnen aangroeien.  

     

    Hier kunnen we misschien ook met de hulp van de gemeente een mooie en voorbeeldige daad stellen om onze ‘straatket’ aan een dak te helpen.

     

    Eddy Vandenbouhede en diens echtgenote, Conny (die deze foto’s maakte), zwaluwenkenner en gangmaker bij de huismussenwerkgroep Koksijde gaf ons nog meer goede raad om de gewaagde maar niet minder gewaardeerde migratie-operatie alle slaagkansen te geven. Wordt vervolgd!












    23-07-2018 om 21:31 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    20-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de kijker: de huiszwaluw en de boerenzwaluw in de luchthavengemeente


    Geraadpleegde bronnen: Vogelbescherming Nederland [vogel-ecoloog Theunis Piersma] / Zwaluwen: zwierige acrobaten in de lucht – een praktische gids samengesteld door de 5 Vlaams-Brabantse regionale landschappen / Biodiversiteit in jouw gemeente: technische fiche huiszwaluw / De huiszwaluw, vriend aan huis / Natuurpunt / Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Als we het over de lente hebben, denken we automatisch aan de komst van de eerste zwaluwen. De vroegste zwaluwen arriveren reeds in maart, maar de meeste mensen zien de eerste zwaluw niet voor half of eind april. 
    Redelijk snel na hun aankomst begeven ze zich trouw naar hun nestplaats van de vorige jaren, maar meer en meer zwaluwen stellen vast dat die nestplaats plots verdwenen is. 

     

    In het Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer staat in artikel 14 §1 dat het verboden is om nesten van beschermde vogelsoorten opzettelijk te vernielen, te beschadigen of weg te nemen. Onder nesten wordt begrepen de bewoonde nesten, de nesten die in aanbouw zijn als voorbereiding op het komende broedseizoen, alsook de nesten die in de regel jaar na jaar tijdens het broedseizoen worden hergebruikt. Op basis van dit Soortenbesluit kan enkel een afwijking worden verleend in strikt omschreven gevallen, waaronder bv. de veiligheid van het luchtverkeer.


    Een lente zonder zwaluw is echter ondenkbaar en het is de hoogste tijd dat we de overblijvende zwaluwenpopulaties beschermen.

    Zo denken de Kille Meutel Vogelvrienden in de luchthavengemeente er trouwens ook over en samen met hen de Milieudienst van Zaventem en de environment manager van Brussels Airport Company, een mooi voorbeeld van co-creatief partnerschap.

     

    Omdat zwaluwen, net als de huismus, rechtstreeks van de mens afhankelijk zijn geworden, spelen vogelliefhebbers een belangrijke rol in hun voortbestaan en dat kan zonder zware financiële of fysieke inspanningen.

     

    Hun voortbestaan is afhankelijk van de mens

     

    Huis- en boerenzwaluwen bouwden hun nesten oorspronkelijk aan rotswanden en grotingangen. Met de komst van de menselijke bewoning werden ze cultuurvolgers en gingen ze almaar meer gebruik maken van gebouwen. Zwaluwen zijn immers heel plaatstrouw.

    Het nest bestaat hoofdzakelijk uit modder. Goed klevende leem en klei leveren de meest solide bouwsels. De vogels kleven de modderballetjes stapsgewijs aan een muur en plafond, die voldoende ruw moeten zijn, zodat die vocht absorberen (onbeschilderde baksteen met een wat slordige voeg, ruwe beton, onbewerkt hout), zo niet blijft de modder er niet aan kleven. Plastieken dak-oversteken worden zelden gebruikt tenzij er op een korte afstand een bevestigingspunt te vinden is (bv. een elektriciteitskabel, een TV-doosje, …). Vaak gebruiken zwaluwen een steun als vertrekpunt voor hun nestbouw: 

    een spijker of haak, een richel, een kabel, een lamp, …

    Je kan natuurlijk zelf een steunpunt voorzien door een fijn latje 10 cm onder de dak-oversteek aan te brengen.

    Zwaluwen bouwen het nest zo hoog mogelijk zodat het onbereikbaar is voor indringers of rovers. Ze verkiezen een dak-oversteek die bleker is dan de donkerdere muur. Met een voldoende diepe dak-oversteek zijn gevels, gericht op het noorden, zuidwesten, zuiden, zuidoosten, geschikt.

    Huiszwaluwen zijn niet schuw en verkiezen zelfs drukke straten waar geregeld mensen passeren, maar ze hebben het minder begrepen op druk wegverkeer.

    Dit is een belangrijk criterium waarmee dient rekening gehouden als je zwaluwen naar een nieuw aanpalend broedgebied wil laten opschuiven. 

    Voor de Zaventemse huiszwaluwenpopulatie dient de E40 gekruist om de in aanmerking komende doelgebieden, zowel in de richting Sint-Stevens-Woluwe als in de richting Nossegem, te bereiken.

     

    De boerenzwaluw

     

    Boerenzwaluwen nestelen het liefst in boerderijen op beschutte, vaak wat donkere plekjes in stallen en schuren, het liefst nog in bakstenen stallingen, waar melk- of vleesvee verblijft en veel insecten voorkomen. Afgesloten stallen zijn voor de boerenzwaluwen geen goede zaak.

    De toegenomen bedrijfshygiëne in de landbouw (mestvaalten verdwijnen en met hen de insecten op het boerenerf) en de sterk toegenomen aandacht voor veiligheid en hygiëne in de voedselproductie maakt dat de boerenzwaluwen ook niet meer zo welkom zijn.

    Vaak vind je meer dan één broedkoppel in de boerderij, maar dan in verschillende hoeken van een stal of verspreid over meerdere stallingen, want boerenzwaluwen zijn geen koloniebroeders. Het nest metselen ze van kluitjes modder of klei, die ze aan elkaar plakken en verstevigen met sprietjes hooi.

    Boerenzwaluwen broeden van mei tot juli maar kennen vaak nog een 2de legsel.

    Gemiddeld worden 5 eitjes gelegd, waaruit na 2 weken broeden de jongen komen.

    Ze blijven 3 weken op het nest terwijl beide oudervogels tienduizenden insecten (zo’n 9 000 insecten per dag) vangen.

    Boerenzwaluwen jagen niet al te ver van hun nest, veelal niet verder dan 300m.

    Omdat ze amper vetreserves hebben, zijn ze niet opgewassen tegen langdurig slecht weer.

    Hun leefgebied moet voldoende voedselbronnen bieden. Precies daarom hebben ze zo’n voorkeur voor stallen met vee.

    Dank zij ringonderzoek weten we onder meer dat de meeste boerenzwaluwen overwinteren in het gebied van Ivoorkust tot de Democratische Republiek Congo. Een aantal trekt nog verder door en vliegt wellicht mee met de Engelse boerenzwaluwen, die grotendeels overwinteren in Zuid-Afrika; ze leggen daarbij 4 000 tot 6 000 km af.

    In het voorjaar overbruggen ze die afstand opnieuw, maar dan in omgekeerde richting.

    Eind maart zijn in ons land de eerste boerenzwaluwen al op het appél, na alweer een vliegreis van zo’n 2 maanden.

    Eind juli al vertrekken de eerste boerenzwaluwen zuidwaarts, de laatste zien we rond half oktober.

    Zwaluwen zijn insecteneters en meer dan de helft van hun menu bestaat uit allerlei soorten vliegen en muggen. Vliegend en zwenkend vangen ze hun prooi want het zijn uitermate behendige vliegers. Ze halen met gemak 30km/u.

    Drinken doen zwaluwen door laag over het water te scheren en met de ondersnavel in het wateroppervlak te scheppen. 

     

    De huiszwaluw

     

    In Vlaanderen komen nog zo’n 8 à 10 000 broedkoppels voor. In vergelijking met de jaren ’70 is dit een terugval van maar liefst 70%.

    De soort werd in 2004 zelfs op de rode lijst geplaatst in de categorie ‘kwetsbaar’.

    De huiszwaluw is meer een stadsvogel dan de boerenzwaluw. Een groot deel keert jaarlijks terug naar dezelfde buurt én zelfs naar hetzelfde nest.

    Het plotse verlies van de nesten bij het slopen van gebouwen of renovatiewerken en de grote ‘nieuwvrees’ zorgen ervoor dat ze slechts zelden terugkeren.

    Huiszwaluwen broeden aan de buitenzijde van gebouwen (woonhuizen, hoeves, scholen, kerken, bedrijven, …) en steeds vaker onder bruggen. 

    Vanwege de beschutting voor regen én zon verkiezen huiszwaluwen diepe dak-oversteken (een uitstekende kroonlijst of dakgoot), liefst wit geschilderd aan een hoge, donkere gevel.

    Huiszwaluwen zijn echte koloniebroeders met 5 tot 20 nesten aan de gevel van één gebouw.

    Er zijn topkolonies met meer dan 50 nesten en dat is het geval in het luchthavendomein op Zaventems grondgebied.

    Er zou ook een aanzienlijke populatie huiszwaluwen nestelen aan de oude brandweerkazerne op het luchthaventerrein langs de Haachtsesteenweg ter hoogte van Melsbroek. In andere gebieden loopt het niet zo’n vaart en vind je maar enkele nesten (of zelfs maar eentje) per gebouw.

    Huiszwaluwen maken gesloten bolvormige nesten die haast uitsluitend uit modder zijn opgetrokken. Wel liggen er grassprieten, pluisjes en donsveertjes aan de binnenkant.

    De opening is net groot genoeg om de vogels in en uit te laten, al wordt die in de loop van het broedseizoen nog aangepast. Een huiszwaluw brengt per seizoen 2 à 3 broedsels groot, met een 4-tal glanzend witte eitjes per legsel. De jongen komen na 20 dagen uit het ei en worden 3 weken op het nest gevoerd. Grote jongen zitten vaak al met de bekjes open in de nestopening te wachten op eten. Jongen uit het eerste nest helpen vaak mee met het grootbrengen van de volgende broedsels.

    Huiszwaluwen jagen vaker in groep en op grotere afstand van de kolonie – makkelijk enkele km ver – als daar meer insecten te vangen zijn. 

    Het merendeel van hun leven brengen ze in de lucht door.

    In onze streken komen ze aan rond april – mei en blijven te gast tot augustus – oktober.

     

    Spectaculaire achteruitgang

     

    De zwaluwtrek piekt in de eerste 3 weken van september. Om de Middellandse Zee en vooral de Sahara te kunnen oversteken, leggen de zwaluwen vooraf extra vetreserves aan.

    Tijdens de trek moeten ze tal van gevaren overwinnen. Vele vallen onderweg ten prooi van roofvogels, maar ook aan mensen: rond de Middellandse Zee is jagen op zangvogels een favoriet tijdverdrijf.

    Toch zijn het de weersomstandigheden die de grootste tol lijken te eisen. Tal van zwaluwen worden door slecht weer uit koers gedreven of verdwalen. 

    Ook de Sahara blijkt ieder jaar ongenadig: massa’s vogels overleven de oversteek van zo’n 2 000 km woestijn – met temperaturen tot ver boven de 40°C – niet. De oases en voedselrijke moerassen aan de rand van de Sahara zijn dan ook van levensbelang. Maar de woestijn rukt steeds weer verder op. Moerassen worden drooggelegd, bomen en struiken gekapt als brandhout, zodat zwaluwen het steeds moeilijker krijgen om de trek te overleven. 

    Naar schatting keert slechts ongeveer 1/3 van de zwaluwen die naar Afrika trokken, het jaar nadien terug.

     

    Hoogleraar trekvogelecologie, Theunis Piersma vermoedt dat de directe oorzaak de insecten-schaarste is.

    Volgens een voorzichtige schatting is de laatste decennia het aantal insecten in ons land met 60% afgenomen. Huiszwaluwen zijn uitgesproken insecteneters. Als de insectenwereld instort, kan het dus niet anders of de huiszwaluwen kelderen mee.

    In de dierenwereld – en dat geldt zéker voor vogels – is voedsel de belangrijkste voorwaarde voor levensbehoud.

    Recente waarnemingen in de kuststreek bevestigen dat boerenzwaluwen massaal verkassen van de boerderijen naar manèges, waar nog insecten in overvloed te vinden zijn. 

    De uitbaters dragen dan ook de boerenzwaluwen op handen omdat ze de stallen vliegen- en muggenvrij houden. De al fel uitgedunde aantallen hebben dan nog eens af te rekenen met predatie door kraaien en sperwers.

    Vergeleken met vorig jaar zijn er 26% minder trekvogels die in tropisch Afrika overwinteren, zoals de koekoek, de wielewaal en de nachtegaal.

    Op hun reistraject naar Europa strijken zwaluwen neer op zogenaamde ‘tankplaatsen’; natuurgebieden en wetlands waar de vogels op krachten kunnen komen. Nogal wat van die gebieden zijn omgezet in landbouwzones, waar eveneens massaal pesticides worden gebruikt.

    Opmerkelijk is dat in 93% van de bloedstalen, genomen van dode zwaluwen, nog steeds DDT wordt aangetroffen, dat sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw een verboden bestrijdingsmiddel is, maar in Afrika om malaria tegen te gaan nog altijd wordt aangewend.

    Ook in de overwintergebieden zelf lijdt de habitat van de zwaluw onder kwaliteitsverlies; daar zie je eveneens de opkomst van grootschalige landbouw.

    Verstoring van nesten door mensen en huisdieren en de omstandigheden tijdens de trek en in hun Afrikaanse overwinteringsgebieden bepalen uiteraard mee de populatieaantallen.

     

    Nieuwe bouwprojecten of renovatiewerken kunnen kansen bieden om ideale nestgelegenheden te voorzien, wanneer populaties door afbraak verplicht worden elders naar logeerplekken te zoeken.

     

    Handen uit de mouwen

     

    Je kunt zwaluwparen natuurlijk niet dwingen bij jou te komen broeden; stimuleren kan wel!

    Nesten van beschermde vogels vernielen is verboden! Zelfs naar verlaten oude nesten kunnen zwaluwen plots terugkeren.

    De dak-oversteek moet minimaal op 4 m of hoger zitten en voldoende diep zijn (30-50cm).

    Bij het verlaten van het nest zal de zwaluw zich immers even laten ‘vallen’ vooraleer hij zijn vleugels strekt en kan vliegen.

    Om deze reden is een vrije aan- en afvliegroute zo belangrijk; bomen en struiken vlakbij het huis verkleinen de kans dat de zwaluw zijn intrek zal nemen onder jouw dakgoot.

    Voorzie ook geen hoge muurbeplanting die de gevel gaat insluiten. Huiszwaluwen weten immers dat via klimplanten ratten en katten hun nest kunnen bedreigen.

    Huiszwaluwen elders aantrekken zal altijd wel moeilijk zijn, maar met een kunstnest lukt het mogelijk toch.

     

    Voorwaarden om ze aan te trekken zijn: een voldoende ruwe muur, ruig plafond of een steun, zoals een kabel, een spijker een latje waarop het nest kan worden gebouwd.

    Als de stal een openstaand raam (30 op 30cm is voldoende) of een andere blijvende opening heeft, kunnen boerenzwaluwen van maart tot september vlot af en aanvliegen.

    Belangrijk ook is een vrij constante temperatuur in de stal (schommelende temperaturen benadelen het broedsucces) en in de buurt een makkelijk bereikbare modderpoel (enkele m² op 100 à 200m is ideaal) voor het bouwmateriaal.

    In droge periodes zoals nu in juni en juli kan je best geregeld de modderplek vochtig houden door er enkele emmers putwater op te gieten.

     

    Breng onder natuurlijke of kunstnesten van huiszwaluwen mestplankjes aan om de uitwerpselen op te vangen. Het plankje mag niet te groot zijn en vooral niet te dicht onder het nest worden aangebracht. Immers zwaluwen willen in glijvlucht het nest kunnen bereiken.

    Een afstand van minstens 50 cm tussen het mestplankje en het nest is ideaal.

    Besef wel dat als je overweegt kunstnesten te hangen het een paar jaar kan duren vooraleer de zwaluwen er hun intrek in nemen. Bovendien gebeurt het wel eens dat ze het kunstnest zelf niet gebruiken, maar er vlakbij een eigen nest beginnen te bouwen.

    Waterrijke gebieden, bloemrijke graslanden, kruidenrijke stroken of een open mestopslag geven nog meer mogelijkheden om insecten te vinden. 

    Ook rond kleine landschapselementen zoals hagen, heggen en houtkanten vliegen heel wat beestjes.

     

    In het geval van grote kolonies kan je minstens één broedseizoen en liefst meerdere vóór de renovatiewerken voldoende kunstnesten voorzien. 

    Bij voorkeur in de onmiddellijke buurt waar de kolonie momenteel gehuisvest is om te zorgen dat de hele populatie het volgende voorjaar kan blijven voortbestaan.

    Op die manier doorbreek je de ‘nieuwvrees’ voor kunstnesten en bevorder je de gewenning aan de nieuwe biotoop.

    Om de natuurlijke nestbouw aan te moedigen, kan je ervoor zorgen dat je in de buurt van de kolonie op een verloren hoekje een ondiepe plas met modder aanlegt. Neem daarvoor een paar emmers klei en leem en gooi deze op een stuk landbouwplastic en houd dat nat van half april tot eind juni. 

    Leg die modderpoel aan op een open plek met ruime aanvliegmogelijkheden en zonder dichte vegetatie in de buurt.

     

    Volledige kunstnesten zijn kant-en-klaar en de vogels dienen er zelf niet meer aan te bouwen; er is dus geen modder in de buurt nodig en de vogels kunnen er bij aankomst in het voorjaar onmiddellijk intrekken.

    Toch zijn onvolledige nesten, waar de vogels nog een stuk moeten bij metselen, maar waar ze dan zelf wel gedeeltelijk de vorm, de grootte en design van de invliegopening bepalen, soms meer in trek. Omdat zwaluwen houden van elkaars gezelschap hang je kunstnesten best per 2 op.

     

    De essentiële beschermingsmaatregelen in een notendop

     

    Er zijn 3 belangrijke factoren die een hoofdrol spelen:

     

    ·         genoeg voedsel (voldoende insecten);

    ·         weersomstandigheden hebben ook een sterke invloed op de hoeveelheid beschikbaar voedsel: warme zonnige periodes met matige neerslag – zoals we dat momenteel meemaken – zorgen er wél voor dat er veel insecten voor het grijpen zijn;

    ·         veilige nestplaatsen en voldoende modder om hun nest te bouwen of te herstellen.

     

    In eerder verschenen artikels, die je via de zoekmachine in het archief kan opvissen, lees je meer over de identiteitskaarten van de hier meest voorkomende zwaluwensoorten en de gierzwaluwen, die niet tot de familie ‘zwaluwen’ behoren, maar tot de familie ‘gierzwaluwen’, waartoe ook de kolibries behoren.












    20-07-2018 om 11:02 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    04-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vandaag bestaat het blog 11 jaar

     

    Al vaker beklemtoonde ik op de jaarlijkse feestdag van de ‘Birdyfans’ dat de sterke fotografische boodschap, de kracht van het beeld, de lezer prikkelt om het artikel te lezen.

    Een kijkje in de bezoekerscijfers leert ons dat de populariteit van dit educatieve blog jaarlijks toeneemt. Dat we dan in de rangschikking van de 6213 bestaande educatieve blogs op bloggen.be al geruime tijd de top 10 halen, is een leuke bekroning.

     

    Inmiddels ga ik – sinds ik op rust ben gesteld – weer vaker op verkenning, op ‘padvinderspad’ in de natuur. Met vele andere gedreven en gepassioneerde idealisten stel je vast dat je – nu je daar meer tijd voor hebt – het al te vaak verstoorde evenwicht tussen economische prestatiedrang en ecologisch welbevinden een beetje kan bijstellen. Met de fiets (E-bike) of al wandelend met verrekijker, veldgids en notitieboekje (smartphone) de heerlijke plekjes voor rust en natuurschoon ontdekken, is een ontspannend en deugddoend tijdverdrijf.

     

    Mooie natuurplekjes ontdekken, betekent ook oog hebben voor de natuurelementen die deze oases van rust inkleuren, deze ongerepte landschappen in leven houden.

    En dan denken de Kille Meutel Vogelvrienden in eerste instantie aan het behoud van de laatste groene eilandjes in ons ‘verkavelingsvlaanderen’ waar gevleugelde koestersoorten alle moeite hebben om hun populatie in stand te houden.

    Het progressief verdwijnen van de open ruimte en groenbeleid in het algemeen, maar vooral van bosareaal blijkt innig gerelateerd aan de snelle achteruitgang van de biodiversiteit van onze fauna en flora. En samen met diverse lokale partners – de milieudienst, de jeugddienst, de scholen, wandelclub de Parkvrienden, Natuurpunt Zaventem, Sterrebeek 2000 en binnenkort de environment manager op de luchthaven nemen we initiatieven om concrete actieplannen vorm te geven.

     

    De huismus is ons totemdier en verdient naast de huiszwaluw, de geelgors en de braamsluiper alle aandacht om alle kansen te krijgen om zich in stand te kunnen houden.

     

    Hierbij verwijs ik graag naar de eerder verschenen bijdrage op 20 02 2018: Film- & voordrachtavond in de cultuurhoeve van het Mariadalkasteel [raadpleeg archief via zoekrobot]

     

    De mens moet erin slagen binnen deze snel metamorfoserende luchthavengemeente zijn oorspronkelijke gevederde bewoners te verzorgen, te koesteren.

    Met deze educatieve blog en via de sociale mediakanalen Facebook en Twitter wens ik een aangroeiend publiek te bereiken en te sensibiliseren voor een actief natuur- en milieubeleid, toegespitst op onze gevederde tuin- en akkerbezoekers. Gedragsverandering bij de bevolking kan worden gestimuleerd via informatie, educatie en sensibilisatie.

    Ik wens daarom op deze verjaardag de trouwe bezoekers en lezers te bedanken voor hun waardering en het verder verspreiden van de wekelijkse bijdragen via de voornoemde sociale mediakanalen.

    Onderstaande reeks foto’s van de groene specht zijn gemaakt door mijn goede vriend en alom geprezen natuurfotograaf, Wim Dekelver












    04-07-2018 om 18:22 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    27-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kiekendief kan zonder boeren niet overleven

     

    Geraadpleegde bron: de Standaard [Inge Ghijs]

     

    Het kiekendief-project maakt deel uit van de ontwikkeling van Grenspark Groot-Saeftinghe, een grensoverschrijdend project van Vlaamse en Nederlandse partners rond het Verdronken Land van Saeftinghe.

    De bedoeling is om één groot natuurgebied te ontwikkelen met de Hedwigepolder, de Prosperpolder, Doelpolder en Nieuwe Arenbergpolder. Aan het kiekendief-project nemen ook Nederlandse boeren deel.

     

    40 jaar boerde Guido Van Mieghem aan de rand van de Antwerpse haven en in de schaduw van de kerncentrale: een gemengd bedrijf van varkens, vleesvee en akkerbouw. Tot hij enkele jaren geleden werd onteigend voor de uitbreiding van de haven en met zijn twee zonen in Zottegem opnieuw begon. Met een melkveebedrijf deze keer. Maar vandaag verbouwt hij op zijn onteigende akkers in Doel luzerne en haver met een bijzonder plan: de bruine kiekendief helpen die met uitsterven is bedreigd.

     

    In het kader van de vogel- en habitatrichtlijn besliste Europa dat in de nieuwe natuurgebieden rond de Antwerpse haven inspanningen moesten worden geleverd om het voortbestaan van de roofvogel te garanderen. Snel bleek het natuurgebied qua oppervlakte ontoereikend om de populatie van de kiekendieven in stand te houden daar de vogels ook in de landbouwgebieden naar voedsel zoeken.

     

    Daarom kregen de lokale landbouwers 2 jaar geleden de vraag om de landbouwgronden, die intussen al in handen zijn van de Vlaamse overheid, te gebruiken als een soort laboratorium om er nieuwe, kiekendief-vriendelijke gewassen te telen: graangewassen (spelt, haver) en vlinderbloemige gewassen (luzern, klaver).

    Die teelten leiden ertoe dat de populatie muizen, konijnen en hazen groeit waardoor de kiekendief opnieuw voedsel vindt.

    Nu, 2 jaar later, worden de eerste resultaten voorgesteld en die zijn positief.

    De muizenholletjes waren na die 2 jaar al vertienvoudigd. De vlinderbloemige gewassen trekken erg veel bijen en vlinders aan als ze in bloei staan.

    Ook de boeren hebben er baat bij, want de gronden en het zaaigoed zijn gratis en de opbrengst mogen ze zelf verkopen of gebruiken.

    Je spaart geld uit wanneer je luzerne in plaats van soja als veevoeder gebruikt voor de koeien, want luzerne is ook een eiwithoudend gewas en omdat het stikstof uit de lucht haalt, moet je nauwelijks bemesten, licht Van Mieghem toe.

    Belangrijk argument voor het welslagen van het project is dat de teelten ook economisch rendabel moeten zijn. Het was in het begin zeker niet evident om de landbouwers te overtuigen ook aan natuurbeheer te doen. Nederlandse boeren die ook aan het project meedoen en die al meer vertrouwd zijn met natuurinclusieve landbouw, hebben hen mee over de streep getrokken.

     

    Van Mieghem geeft toe dat hij er vooral uit nostalgie aan begonnen is. De gebouwen van zijn boerderij staan nog overeind en hij kan zijn eigen gronden bewerken. Hij staat intussen wel open voor natuurvriendelijke landbouw, want dat is de toekomst.
    Keerzijde van het verhaal is dat de landbouwgronden die nu als lab dienst doen op termijn zullen verdwijnen voor de uitbreiding van de haven.

     

    Toch hoopt de coördinator van dit project, Mischa Indeherberg, dat deze ervaring een keerpunt zal inluiden en boeren geneigd zullen zijn nieuwe teelten op hun eigen gronden te verbouwen.

    Van Mieghem is dat alvast van plan. Hij wil die luzerne als voeder voor zijn dieren op zijn eigen boerderij telen. Dank zij de overheid kan je nu leren hoe je dit gewas teelt, hoe vaak je het best maait en wanneer. Het is een proces van vallen en opstaan, maar de begeleiding is prima. Op zijn eigen akkers zou hij zelf er met al die risico’s nooit aan begonnen zijn.












    27-06-2018 om 10:19 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    18-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koekoekentrek ontrafeld

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2017-2 [Vogelonderzoeker Lyndon Kearsley]

     

    De koekoek kondigt met zijn karakteristieke roep de lente aan.

    Bij het grote publiek is hij vooral bekend als ‘broedparasiet’, een vogel die zijn eieren in nesten van andere vogels legt en ze ook door hen laat uitbroeden. In Europa is hij als broedvogel maar korte tijd te gast. Hij komt hier pas aan als er voldoende zachte rupsen te vinden zijn. Het mannetje verlaat ons land al vroeg. De reeds bevruchte vrouwtjes blijven uiteraard langer en leggen hun eieren in de nesten van zangvogels. In elk nest één ei. Elk vrouwtje heeft haar eigen waardsoort. In Vlaanderen worden vooral heggenmus, kleine karekiet en roodborst als waardvogel gekozen. De relatief kleine eieren zien eruit als die van het gastgezin. Het aantal koekoeken gaat echter sterk achteruit, zelfs als de aantallen van de gastsoorten het goed doen.

     

    Moeten we de oorzaak van de achteruitgang misschien zoeken bij de trek of de overwintering?

     

    De soort kent een ruime verspreiding en broedt tot in Siberië en Japan.

    In Europa is al veel onderzoek verricht naar trek- en overwinteringsstrategieën van de koekoek met behulp van satellietzenders. Over de ondersoorten die in Centraal en Oost-Azië broeden, is nog maar weinig bekend. Hoog tijd om ook daar op onderzoek te trekken.

     

    In mei krioelt het in Beijing van de doortrekkende vogels, allemaal getooid in prachtkleed. In de bomen langs de drukke straten en in de parken zingen vogels gaande van de kleine Pallas’ boszanger tot de grote lawaaimakers als de Indische koekoek. Het viel op dat daar ook de roep van de Europese koekoek te horen was. In China leven 3 ondersoorten behorend tot de ‘canorus’-koekoeken.

    Na een jaar van voorbereiding ging in mei 2016 het ‘Beijing Koekoek Project’ van start. Een ploeg van onderzoekers en wetenschappelijke vogelringers tekende present.

    In totaal ving het team 16 koekoeken waarvan er 5 (2 vrouwtjes en 3 mannetjes) werden uitgerust met een 4.5g wegend satellietzendertje.  De 2 ‘canorus’-vrouwtjes bleken op dat ogenblik nog op trek te zijn. De dagen en weken daaropvolgend werd dit dank zij de zendertjes ook bevestigd.

    Beide vrouwtjes trokken verder over bergen, staken de Gobiwoestijn en de Mongoolse steppen over tot aan de noordelijke bossen.

    De hele zomer verbleef één vrouwtje in het ‘Onon-Balj Basin National Park’ in Noord-Mongolië, waar trouwens ook het geboortedorp van Dzjengis Khan ligt. Het andere vrouwtje vloog verder noordwaarts tot Romanovka aan de Vitimrivier ten oosten van het Baikalmeer, 1450 km ten noordoosten van Beijing.

    De 3 mannetjes daarentegen bleven de hele zomer in de reservaten waar ze hun zendertje kregen. De 1ste wetenschappelijke ontdekking – namelijk hun zomerterritoria – was binnen.

     

    Om het opvolgingsproject nog meer animo te bezorgen, werd Chinese schoolkinderen gevraagd de koekoeken een naam te geven. Dit idee bleek een schot in de roos te zijn. De originele naamgeving trok wereldwijd heel wat aandacht en er ontstond een geweldige empathie voor deze magnifieke vogels. De Chinese jeugd is gek op smartphones en dus kon men haar massaal bereiken via Twitter, Facebook, WhatsApp en diverse blogs.

    Tijdens hun herfsttrek hebben deze vogels meer dan 20 landsgrenzen overgestoken en het was zeer prettig om artikels te zien verschijnen in de meer traditionele media (kranten, tijdschriften, lokale nieuwbrieven, …). Leerkrachten maakten opportuun gebruik van het moment om les te geven over ecologie en gebruikten hiervoor online materiaal in de klas. Via kinderen bereik je hele families en precies die kinderen zijn de volwassenen van morgen.

     

    Er werd steeds aangenomen dat oostelijke ‘gewone’ koekoeken in Zuidoost-Azië overwinterden en de vogels die ’s winters werden gezien in India afkomstig waren van Centraal Azië.

    In het verleden was er maar weinig aandacht voor koekoeken tijdens de trek. Deze vogels blijven immers makkelijk onopgemerkt. Tegenwoordig stromen de observaties binnen, veel zelfs gedocumenteerd met foto’s.

    Zo kon de hypothese dat ook de Chinese koekoeken in Afrika overwinteren, worden bevestigd.

    Twee van de vijf koekoeken hadden 16 965 en 14 627 km op de teller staan. Immers zij kozen niet voor dezelfde route, noch voor dezelfde bestemming.

    De ene landde dichtbij de grens van Zimbabwe; de andere aan de Save-rivier in Zuid-Mozambique. Dit blijkt hét overwinteringsgebied te zijn. Het regenseizoen zorgt er voor insecten en rupsen.












    18-06-2018 om 12:21 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    12-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Code oranje voor de meeuw

     

    Geraadpleegde bron INBO: Populatie van meest gehate vogel in Vlaanderen slinkt alarmerend / Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2007

     

    Meeuwen en de zee: ze lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Iedereen kent deze grote en statige vogels wel. De kans is groot dat je ze ooit etensresten hebt toegeworpen en vol bewondering hebt gestaan voor de acrobatische zwenkingen en duikvluchten die ze hierbij uitvoeren.

    Ze vinden in de kuststreek hun natuurlijk voedsel, dat vooral uit zeevis en bodemdieren bestaat. Toch kunnen ze ook ver landinwaarts worden gezien. De grote meeuwen kunnen zich zelfs tot meer dan 100 km landinwaarts verplaatsen op zoek naar voedsel.

    Alle meeuwen zullen wel water opzoeken om de nacht door te brengen. De zee, rivieren, spaarbekkens, plassen of havens, alle bieden ze een veilige slaapplaats.

    De meest voorkomende meeuwensoorten aan onze kust zijn de zilvermeeuw, de kokmeeuw, de kleine mantelmeeuw, de stormmeeuw en de grote mantelmeeuw.

    Met wat geluk kan je ook de dwergmeeuw of de visdief zien, evenals de zwartkopmeeuw, de geelpootmeeuw en de drieteenmeeuw.

     

    Dit spontaan positieve beeld dat mensen hebben van meeuwen komt soms wel eens onder druk te staan. Veelal zijn het lokale problemen die bij een beperkte groep mensen aanleiding geven tot negatieve beeldvorming. Bij het opduiken van dergelijke ‘overlastverhalen’ valt op hoe weinig het grote publiek en de media over deze meeuwen weet en hoezeer dit leidt tot ondoordachte uitspraken en acties.

     

    Misschien wel de meest voorkomende klacht komt van gemeentebesturen en betreft meeuwen die vuilniszakken kapot pikken. Vroeger, toen gesloten metalen of kunststoffen vuilnisbakken nog standaard waren, konden meeuwen niet bij de lekkere hapjes.

    Meeuwen produceren uitwerpselen die gebouwen, kunstwerken, geparkeerde wagens of toevallige passanten kunnen treffen. Niet leuk, maar eens gereinigd ook veelal zonder verder gevolg.

    Wanneer auto’s langere tijd in grote aantallen onbeschermd in de openlucht geparkeerd staan in gebieden waar veel meeuwen voorkomen, kunnen uitwerpselen, krabsporen en voedselresten schade aan de laklaag teweegbrengen. Deze situatie doet zich bv. voor op de uitgestrekte parkings in de Zeebrugse achterhaven, een belangrijke Europese overslaghaven voor auto’s.

    Bij meeuwen die op daken broeden, dient er op gelet dat het aangevoerde nestmateriaal niet leidt tot verstoppingen van de waterafvoer, anders zou het dak van het gebouw wen eens kunnen instorten onder het toegenomen gewicht.

    Andere economische schade kan zich voordoen als meeuwen zich tegoed doen aan jonge mosselen die op mosselbanken werden geplant.

     

    Ze worden verjaagd met drones, nepeieren en anticonceptiepillen, omdat de meeuwen ons overspoelen.

    Rond de appartementen aan de kust komt een drone rond hun kop vliegen. In hun nesten komt een brandweerman hun eieren kapot prikken. Er zijn experimenten om hen verplicht aan de conceptiepil te zetten. En als ze zich eens op een boerenakker wagen, vreet een vos hen op.

     

    Het zijn harde tijden voor de meeuw, de meest gehate vogel in Vlaanderen [de ‘rat’ van de Noordzee’, zoals de Knokse burgemeester Leopold Lippens haar noemt].

     

    Dat blijkt uit recente cijfers van het Instituut voor Natuur- & Bosonderzoek [INBO].

    Vorig jaar waren er 4 915 grote meeuwen in Vlaanderen. De tellingen voor dit jaar zijn nog niet afgerond, maar het aantal zal hoe dan ook lager liggen.

    In 2012 hadden we nog 7 827 meeuwen.

    Zo slecht zijn de resultaten dat de meeuw stilaan naar ‘bedreigde diersoort’ evolueert. In de jongste Rode Lijst van Vlaanderen met de overlevingsstatus van alle vogels, krijgen de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw het predicaat ‘bijna in gevaar’.

     

    Hoe kan dat?

     

    Vroeger konden meeuwen op hun gemak broeden op braakliggend terrein in de havens, maar daar zijn ze inmiddels verjaagd.

    Dan zijn ze op de daken van bedrijfsgebouwen aan de kust gaan broeden, maar daar zijn ze evenmin welkom.

    En er zitten nu veel meer vossen dan vroeger in Vlaanderen; meeuwen die zich op een weide wagen, worden aldus vaak gedood.

    De meeuwen die overblijven zitten verspreid over heel Vlaanderen tot in Antwerpen.

    De stoutmoedigsten overleven het of de ‘ambetanteriken’ die hele buurten wakker houden met hun gekrijs of zonder verpinken je ijsje uit je hand pikken op de dijk.

     

    Verder uitroeien dan maar?

     

    Dat mag niet, daar de meeuw een Europees beschermde diersoort is.

    Willen of niet, men is wettelijk verplicht de populatie te helpen in stand houden. Dat moeten we doen door een ‘meeuwenzone’ te voorzien waar de vogels rust kunnen vinden om te broeden. Op een eiland voor de kust, werd al vaak geopperd, maar dat blijkt een kostelijke zaak.

    Een oplossing dient gezocht in de nieuwe beheerregeling die Vlaams minister van Natuur, Joke Schauvliege zal aanreiken. Dat dossier om een juiste broedlocatie te vinden, sleept al jaren aan en aan een exacte timing waagt ze zich niet.

    Het advies van onderzoeker Eric Stienen ligt op tafel en bevat de meest recente gegevens betreffende hun broedpopulaties en schetst een mogelijke evolutie in de toekomst.

    Tevens worden aanbevelingen gegeven inzake de inrichting van broedplekken, zowel op daken als op de grond.

     

    Op termijn lijkt de oplossing voor mogelijke meeuwenoverlast te schuilen in een driesporenbeleid:

     

    ·         het wegwerken van een onnatuurlijk voedselaanbod voor meeuwen;

     

    https://www.youtube.com/watch?v=dAFvwualXrs

     

    ·         het weghouden van meeuwen als broedvogel op plekken waar échte lokale overlast kan worden vermoed;

    ·         het toelaten – zelfs faciliteren – van broedende meeuwen op plaatsen waar geen overlast bestaat.

     

    Onderstaande foto’s zijn van de Nederlandse natuurfotograaf Ben van den Broek en illustreren respectievelijk de volgende meeuwen:

     

    ·         de dwergmeeuw

    ·         de drieteenmeeuw

    ·         de geelpootmeeuw

    ·         de kleine mantelmeeuw

    ·         de zilvermeeuw












    12-06-2018 om 19:01 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zwartkop, de nachtegaal van het noorden


    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2001_4

     

    De zwartkop is de meest algemene van onze grasmussen, die zowel in bossen als in de grote stadsparken de lente inluidt, nog vóór de zwaluwen dat doen. Hij wordt wel eens ‘Nachtegaal van het noorden’ genoemd, omwille van zijn snelle heldere zang. Het is een vogel die goed de koude doorstaat en tijdens de trek vrij grote afstanden aflegt. De laatste jaren komt het steeds vaker voor dat zwartkoppen bij ons overwinteren.

     

    De zwartkop is een muisgrijze zangvogel, net zo groot als een koolmees, met een gitzwart ‘petje’, grijs gezicht en keel. Vrouwtjes hebben een roestbruin petje op. De rug is bruingrijs en de onderzijde bleek grijs. Poten en snavel zijn ook grijs.

    De lichaamslengte is 13cm; de spanwijdte varieert tussen 20 en 23cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 14 en 20g.

    Kenmerkend voor de vlucht zijn de korte, moeizaam fladderende bewegingen met reeksen snelle schokkerige vleugelslagen.

     

    De zwartkop is de soort die het meest aan bomen en bossen is gebonden. Hij maakt deel uit van een groep van 4 die in onze streken tot broeden komen: de grasmus, de tuinfluiter en de braamsluiper.

    Hij leeft in biotopen met grote struiken en kleine bomen, maar vooral in dichte vegetatie met bramen en klimplanten. Hij komt ook voor in oude parken, langs bosranden, in massieven van duindoorn en vlier in de duinen, in dichte hagen van meidoorn of sleedoorn waar de kruidenlaag afwisselt met brandnetelpercelen.

     

    Van alle grasmussoorten is de zwartkop de eerste die in de lente naar onze streken terugkeert, de mannetjes voorop, later gevolgd door de vrouwtjes.

    In het vooruitzicht van hun aankomst, zoekt het mannetje een territorium waarin hij actief zingt en met verbetenheid zijn concurrenten verdrijft.

    Hij bouwt enkele ‘speelnesten’, waarvan er één door het vrouwtje wordt uitverkoren; zij zal het binnen-nest verder bouwen en het interieur afwerken.  

    Het nest, bestemd voor het 1ste broedsel wordt ergens goed verborgen gebouwd in klimop, palmboompjes, laurier of naaldbomen.

    Later in het seizoen, wanneer planten, struiken en bomen volledig in blad staan, heeft het vrouwtje een grotere keuze om een nieuw nest te maken voor het 2de broedsel.

    Het nest wordt gebouwd op een hoogte tussen een ½ en 2 m van de grond; het bestaat uit een ‘doorzichtig’ buitennest, gemaakt van droge stengels, dunne takjes en plantenpluis.

    Het binnen-nest, dat een stuk steviger is, bestaat uit fijn hooi, worteldraden en paardenharen. Daarin worden 5 eieren gelegd die overdag afwisselend door beide geslachten worden bebroed, maar ’s nachts alleen door het vrouwtje.

    Na 2 weken worden de jongen geboren die een 10-tal dagen in het nest verblijven.

    Na het uitvliegen, zullen ze zich in de onmiddellijke omgeving van het nest verspreiden, onder de hoede van hun ouders, die hen begeleiden tot ze zelfstandig genoeg zijn.

     

    Het geluid dat die voortbrengt is een kenmerkend kort ‘tjek’, maar uit een struik langs een bosrand in het vroege voorjaar komt een warme, riedelende zang: een snelle, schorre voorstelling, aanvankelijk onderdrukt maar later versnellend tot een luide finale. Dit is één van de beste zangers onder de Europese vogels.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=jimZ8Jps-S4

     

    De soort komt in ons land nagenoeg overal voor. In de poldergebieden is haar aanwezigheid vrij schaars, maar elders is ze talrijk, vooral in Hoog-België met grote dichtheden in westelijk Henegouwen, het Hageland, de Dijle-vallei, de Famenne, de Condroz en Lotharingen.

    De meeste zwartkoppen zijn zomergasten; in april komen ze aan en in oktober zijn ze weer weg.

    Het zijn dus trekvogels. Ze overwinteren in het Middellandse Zeegebied, Afrika en sinds kort ook in het Verenigd Koninkrijk

    Zwartkoppen die broeden in West-Europa overwinteren in het algemeen in de savanne ten zuiden van de Sahara, maar de populaties van Zwitserland, Frankrijk en België vliegen niet zo ver en verkiezen de winter door te brengen in het zuiden van Spanje en Noord-Afrika (van Tunesië tot Marokko).

    De vogels uit Scandinavië (Noorwegen en Zweden) en de oostelijke populaties vliegen eerder naar het zuidoosten, o.a. naar Libanon en Egypte en doen dat via Cyprus waar ze fel worden bejaagd en gevangen voor consumptie.

    Maar in streken met in de winter een zacht klimaat (zoals Corsica en Zuid-Frankrijk), blijft een gedeelte van de broedpopulatie ter plaatse overwinteren.

    Zwartkoppen zijn nachttrekkers en de afgelegde afstand bedraagt gemiddeld 45km per nacht. De maximale afstand tussen Zweden en Soedan is ongeveer 6 000km. De resultaten van het ringwerk bevestigen in het algemeen dat zwartkoppen trouw zijn aan hun overwinterings- en broedgebieden.

     

    De zwartkop is een insecteneter die grote hoeveelheden larven en imago’s van insecten wegplukt van de bladeren van bomen en struiken: kevers, rupsen, bladluizen, tweevleugelige insecten, spanrupsen en mieren, maar ook regenwormen en kleine slakjes. Maar dat dierlijk voedsel is onvoldoende, rekening houdend met de seizoenen en de grote trekafstanden. De soort is dus vruchten en bessen beginnen te eten en doet dat op vrij grote schaal ten koste van zo’n 60 plantensoorten: vlier, kamperfoelie, braambes, lijsterbes, zoete kers, maretak, …

    Van zodra ze rijp genoeg zijn, staan ook gecultiveerde vruchten op het menu: kersen, frambozen, stekelbessen, aardbeien, abrikozen, vijgen en druiven.

    Ook vroeg in de lente, wanneer de eerste zwartkoppen in onze streken terugkeren (soms vanaf begin maart) kan men kleine groepjes mannetjes waarnemen, die in de klimop op zoek zijn naar bessen. Je ziet ze hetzelfde doen op de grond waar ze de resten oppikken van appelen en peren die onder de winterse voedertafels zijn blijven liggen.












    08-06-2018 om 18:51 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    27-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De groene vallei, een groen hart, kwaliteitsmerk voor de streek

    Geraadpleegde bron: Natuur & Landschap van Natuurpunt Oost-Brabant

     

    Volgende week zondag is de ‘Walk for Nature’ te gast in de ‘Groene Vallei’.

    Vanuit het bezoekerscentrum Groene Vallei in Erps-Kwerps kan je op de Walk for Nature met heel je gezin, vrienden en kennissen genieten van een uniek gebied met nog ongerepte landschappen, moerassen, bossen en soortenrijke graslanden vol bloeiende orchideeën.

    Je kan kennismaken met het project Groene Vallei waar Natuurpunt samen met een reeks partners een robuust valleicomplex uitbouwt, als open ruimte in de verstedelijkte omgeving van de zogenaamde ‘Vlaamse Ruit’.

    In dit projectgebied van 1 500 ha zijn 516 ha in beheer bij Natuurpunt.

     

    Het netwerk van door Natuurpunt beheerde natuurreservaten omvat:

     

    ·         Rotte Gaten in Kortenberg;

    ·         Silsombos in Kortenberg en Kampenhout;

    ·         Torfbroek;

    ·         Hellebos-Steentjesbos-Rotbos en Weisetterbos in Kampenhout;

    ·         Molenbeekvallei en Kastanjebos in Herent;

    ·         Floordambos op de grens van Steenokkerzeel, Vilvoorde en Machelen,

     

    elk op zich eldorado’s van biodiversiteit met een grote uitstraling.

     

    Je kan die dag ook kennismaken met een enthousiast team van vrijwilligers dat bezig is een versnipperd lappendeken van natuurgebiedjes aan elkaar te breien tot een samenhangend complex van robuuste en biodiverse natuur, verweven met een boeiend open landbouwlandschap. Een project gericht op samenwerking met de actoren.

     

    De Groene Vallei vormt een groen oase met nog ongerepte landschappen in het drukbevolkte gebied tussen Leuven, Brussel en Mechelen.

    Moerassen, bossen, graslanden, struwelen wisselen af met landbouwlandschappen en weidse vergezichten. Water is de verbindende factor in de vallei: beken zoals de Weesbeek, Molenbeek en de Trawool lopen als een rode draad door de regio. De Weesbeek ontspringt in Erps-Kwerps. Op diverse historische kaarten is duidelijk te zien dat Erps-Kwerps zich heeft ontwikkeld in de vallei van de Weesbeek.

    Bij het buiten komen van het Silsombos stroomt de Weesbeek onder de Stenen Goot (een aquaduct van de Molenbeek). Meer naar het noorden vloeit de Weesbeek samen met de Molenbeek.

     

    Het is een uitdagend verhaal: biodiversiteit, streekidentiteit en beleving, landbouw en economische ontwikkeling in één zin te gebruiken.

    Even uitdagend is het de beleidsmakers daarvan te overtuigen.

    Met het project Groene Vallei gaat men ervoor deze brug te blijven maken om tot een robuuste vallei te komen met een samenhangend netwerk van natuurgebieden afgewisseld met een aantrekkelijk open landbouwlandschap dat vele kansen biedt voor (natuur)beleving en ondersteuning van de streekidentiteit.

    Natuurontwikkeling, natuur-inclusieve landbouw, gezonde waterhuishouding en klimaatbuffering en vooral ook landschapsbeleving, recreatie en toerisme kunnen hier hand in hand gaan en zorgen voor een meerwaarde in de streek. Men wil het gebied leefbaarder en zichtbaarder maken.

    Inmiddels is er 516 ha topnatuur in de Groene Vallei in beheer bij Natuurpunt.

    In 1977 werd de uitdaging aangegaan met de uitbouw van een eerste natuurreservaat in de regio: het Torfbroek.

    De erkenning van de eerste percelen gebeurde al in 1981. Zo werd het Torfbroek het eerste erkende natuurreservaat in Vlaanderen.

    De Groene Vallei heeft te maken met een historische versnippering van het gebied en het is werkelijk kwestie van het aan elkaar breien van een lappendeken om te komen tot een meer robuuste natuur. Er is niet alleen weinig speelruimte, maar er zijn ook constante bedreigingen zoals een mogelijke verlenging van de landingsbaan van Brussels Airport die dan tot vlak tegen het Silsombos en het Torfbroek zou komen te liggen.

    Zowel Torfbroek als Silsombos zijn kwelgebieden. Typerend voor de Groene Vallei is het kalkrijk grondwater. Dank zij grote hoeveelheden kalkrijke kwel die er aan het oppervlak komt, komen er zeer zeldzame moeras-, vijver- en graslandbiotopen voor.

    Het gebied vormt zo een belangrijk leefgebied voor wel 14 Europees beschermde soorten.

     

    Het Groot Veld dat Brussels Airport nu wil inpalmen is een infiltratiegebied van het Silsombos en het Torfbroek. Als die plannen doorgaan, zou dit een bedreiging betekenen voor de door Europa prioritair beschermde habitats en soorten aldaar.

    Enkele van die habitats zijn op Europese schaal uitzonderlijk, zoals de galigaanvegetaties (ruigtevegetaties van natte kalkmoerassen of oevers met kalkhoudende bodem, die quasi ondoordringbare uitgestrekte begroeiingen vormen, die zeer lang standhouden) en kalktufbronnen (het bronwater is oververzadigd met kalk zodat zich kalkkorsten vormen, zogenaamde klaktufsteen waarop zeldzame bladmossen voorkomen).

    Maar ook habitats zoals kranswiervegetaties (pioniersvegetatie in pas gegraven sloten, duinpannen of uitgebaggerde vijvers), voedselarme verlandingsvegetaties (vegetatietype dat voorkomt op de overgang van water naar land in stilstaand of traagstromend water) en kalkmoerassen zijn essentieel.

    Door de eeuwen heen hebben deze grondwaterafhankelijke habitats zich hier ontwikkeld.

     

    In 2018 zijn er opnieuw lokale en provinciale verkiezingen.

    Het is aan de beleidsmakers in de ruime regio van de Groene Vallei om biodiversiteit bovenaan op de agenda te zetten en dit te zien als een unieke kans.

    De Groene Vallei is het groene hart van een dichtbevolkt gebied met een sterk verspreide bebouwing. Verstedelijkingsprocessen hebben landbouw-, natuur- en bosgebieden sterk versnipperd. Daardoor is de open ruimte er erg gefragmenteerd en staat ze constant onder druk. Ze moet kost wat kost behouden blijven.

    Het project Groene Vallei vormt het groen tegengewicht voor de verdere verstedelijking en versnippering in deze driehoek. Het is een antwoord op de nog steeds oprukkende verkavelingen en aansnijdingen van de schaarse open ruimten.

    Het project wil met alle actoren verder samenwerken om te komen tot een samenhangend robuust open ruimtegebied met grootse natuurgebieden als klimaatbuffers en dragers van biodiversiteit en daarnaast de landbouwgebieden.

     

    Voor meer info kan je even de weblink www.walkfornature.be raadplegen.

     












    27-05-2018 om 20:33 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    21-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bekroonde merel bedreigd?

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen – Mens & Vogel 2018 – 2 [Jan Rodts]

     

    Dat deze bekende tuinvogel nog steeds erg geliefd is bij het grote publiek mocht blijken uit de ruime stemmenwinst die hij behaalde tijdens de verkiezing van de Vogel van het Jaar 2018.

     

    Los van het feit dat merels half januari al schuchtere pogingen ondernamen om hun lied ten gehore te brengen – vooral dan in de stadscentra – is het niet duidelijk of we ons al dan niet ernstige zorgen moeten maken over hun voortbestaan.

     

    Welke impact heeft het Usutu-virus op de populaties in ons land?

    Het virus vindt zijn oorsprong in Afrika en wordt overgebracht door steekmuggen. Vermoedelijk is het virus via trekvogels in Europa ingevoerd, waar het in 2001 voor het eerst opdook in Oostenrijk. Van daaruit verspreidde het zich over heel Europa, met in 2012 een massale slachting in Duitsland tot gevolg. Meer dan 300 000 vogels stierven. In sommige Duitse steden was de sterfte zo massaal dat de merels praktisch verdwenen waren uit tuinen en parken.

     

    In 2016 vond de eerste introductie van het virus in België plaats. Bij een eerste virusplaag is de sterfte altijd hoog. Het is onbekend hoe lang het duurt voor de populatie voldoende weerstand heeft opgebouwd en de sterfte door dit virus zal afnemen. Het is niet te voorspellen hoelang het virus in de vogelpopulatie zal aanwezig blijven en wat het effect op de merelpopulatie zal zijn. Dit zal de komende jaren duidelijk moeten worden.

     

    Dat de merel de voorbije 2 jaar – zowel in Vlaanderen als in Nederland – rake klappen heeft gekregen, bleek op 29/01/2018 al meteen uit de eerste resultaten van ‘Het Grote Vogeltelweekend’ van Natuurpunt en de ‘Nationale Tuinvogeltelling’ van Vogelbescherming Nederland en Sovon Vogelonderzoek.

    Tijdens deze telling tuimelde de merel in Vlaanderen van de 2de naar de 8ste en in Nederland van de 3de naar de 5de plaats.

     

    De merel is een van de meest voorkomende en talrijkste broedvogels van ons land.

    Laten we er dus van uitgaan dat de soort voldoende veerkracht bezit om dit virus het hoofd te bieden. Fijn is dat we de merel toch zo’n beetje overal kunnen aantreffen.

    We vinden hem in allerlei habitats waar bomen en struiken staan, zoals tuinen, parken, bossen, houtwallen, veldbosjes, holle wegen, hagen, duinstruweel en heidevelden. 

    Vochtige bossen waren zijn oorspronkelijke habitat, maar tegenwoordig bereiken de dichtheden in meer open landschappen – en dan vooral tuinen en parken – het veelvoud van die gesloten bosgebieden.

    In zeer open landbouwgebieden met weinig bomen en struiken, zoals onze polders en op open schrale heidevelden is de merel eerder schaars.

    Merels foerageren het liefst op de grond, bij voorkeur op vochtige bodems, op kort gemaaide grasperken, en tussen gevallen bladeren waar ze op zoek gaan naar hun belangrijkste voedselbron: regenwormen.

     

    Het voedsel van de merel is echter gevarieerder dan dat. Hij foerageert meestal hippend op de grond en hakt met zijn snavel in de bodem. Daarbij werpt hij mos en bladeren op, een techniek waar het bos zelf ook van profiteert, want zo wordt de bodem verlucht.

    Als de vogels op zoek zijn naar regenwormen houden ze hun kop scheef, waarschijnlijk om de wormen te zien met de ogen die aan de zijkant van de kop zitten. Merels zijn immers ‘oogjagers’ die hun prooien zoeken door de grond af te speuren.

    In de nazomer eten ze ook bessen en vlezige, zoete vruchten en dat wordt hen wel eens kwalijk genomen door professionele fruittelers.

    Aangerichte schade wordt evenwel gecompenseerd door de opruiming die de merels houden onder schadelijke ongewervelde dieren. Ze maken ook veel gebruik van het voedselaanbod op voedertafels en eten verspreid liggend, overrijp fruit.

    In de winter foerageren merels soms in groepen, samen met andere lijsterachtigen zoals kramsvogels en koperwieken. Vooral gevallen fruit en bessen zijn dan bijzonder in trek.

    Buiten de koude periode leeft de merel vrijwel nooit in groepsverband en is het elk voor zich.

    Merels stoten na het eten soms braakballetjes uit met daarin onverteerbare zaden. Zaden van gegeten bessen kunnen kilometers verderop worden gedeponeerd. De vogel heeft zo een aandeel in de verspreiding van planten.

     

    Wat kunnen wij zelf voor de merel doen?

     

    Met nestkasten op te hangen zal je de merel niet meteen helpen aangezien de soort maar sporadisch gebruik maakt van kunstmatige broedgelegenheid.

    Wat je wél kan doen, is je tuin op een meer natuurlijke manier inrichten. Daarmee help je trouwens niet enkel de merel, maar ook alle andere in het wild levende dieren.

     

    Je zou bv. een bosje met heesters kunnen aanplanten, die bessen of andere vruchten dragen.

    Enkele vb. zijn: rode kornoelje, kardinaalmuts, gewone vlier, zuurbes, sporkehout, lijsterbes en hulst. Een dichte haag of heg is dan weer een uitstekende broedplek waarin ze hun nest kunnen verstoppen. Een gemengde haag met bv. meidoorn, haagbeuk, braam, hondsroos, sleedoorn en vuurdoorn is ideaal.

     

    Breng mee de slachtoffers in kaart

     

    We willen kunnen opvolgen waar de meeste slachtoffers vallen en hoe snel het virus zich verspreidt. Om zoveel mogelijk gegevens te verzamelen, roept Natuurpunt waarnemers of vinders van slachtoffers op om hun vaststellingen (na een eenvoudige registratie) in te voeren op www.waarnemingen.be.

    Voer de exacte locatie in en kies in het venster ‘Gedrag’ voor ‘ziek/gewond’ of ‘vondst (dood)’ en gebruik het vak ‘Opmerkingen’ om duidelijk te maken dat het vermoedelijk/mogelijk om het Usutu-virus gaat. Voeg hier eventueel een omschrijving van de waargenomen symptomen toe.











    21-05-2018 om 18:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    14-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De fuut, een kenner van paringsrituelen

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen – Mens & Vogel 2015-2

     

    De fuut is een meester in het verleiden. Van alle inheemse vogels is de paringsceremonie van de fuut wellicht de meest opwindende. Ze bestaat uit allerlei rituelen zoals het tegenover elkaar ‘kopschudden’, het samen opzwemmen, rechtop in het water ‘staan’ en elkaar besluipen in de zogenaamde ‘kathouding’, waarbij het mannetje of vrouwtje de ander zijn of haar witte vleugelpartijen laat zien.

    Deze balts schijnt echter weinig met de eigenlijke paring te maken te hebben en zou eerder onverwachts gebeuren.

     

    Vele uren per dag besteden futen aan het ‘kopschudden’. Telkens wanneer de vogels elkaar tegenkomen, begroeten ze elkaar uitbundig alsof het een verheugd weerzien is sinds de vorige zomer.

    Een ander spelletje dat de familieband verstevigt, is het samen duiken. Recht vooruit en met een flinke vaart, vlak onder het wateroppervlak. Als de nervositeit hoog oploopt, doen de vogels de ‘pinguïndans’. Eerst en vooral duiken ze allebei een modderige sliert waterplanten op en met gestrekte hals zwemmen ze vervolgens naar elkaar toe. Vlakbij elkaar zwaaien ze de slierten heen en weer en al watertrappelend staan ze recht op het water met hun lichamen tegen elkaar. Na zoveel spektakel lijken ze meer dan rijp voor de paring.

     

    Maar vaak gebeurt er, zelfs na de vurigste balts, helemaal niets. Beide vogels gaan gewoon verder met verenpoetsen of oplettend dobberen. En dan ineens komt één van beide later op de dag op het idee om het dan maar eens te doen. Hij of zij nodigt zijn of haar partner uit door met gebogen kop op het nest of op een dicht tapijt van waterplanten te gaan staan.

    Als dit de gewenste uitwerking op de ander heeft, leidt het vrouwtje de paring in door in horizontale houding, gestrekt op het nest of plantentapijt, plaats te nemen.

    Na enig aarzelen, bespringt het mannetje haar staande. De paring zelf duurt maar even. Onmiddellijk daarna verlaat hij haasje-over zijn partner en begint hij uitvoerig de veren te poetsen.

     

    Na veelvuldig paren, slaat zowel het mannetje als het vrouwtje driftig aan het bouwen.

    Met vereende krachten wordt gezocht naar stengels en half verrotte plantendelen, die meestal tussen een rietkraag tot een nest worden vervlochten.

    Opnieuw is er sprake van een uitgebreide ceremonie waarbij de futen met een spriet naar elkaar toe zwemmen, de kop schudden en vervolgens de rietstengel een aantal keren laten vallen.

    Het grootste deel van het nestmateriaal wordt vergaard onder water. Terwijl de een het haastig opstapelt en pas later zorgvuldig schikt, is de ander alweer weggezwommen op zoek naar een nieuwe lading.

    Meestal worden de stengels aangesmeerd met modder. Futen in de stad smukken hun nesten ook dikwijls op met eigentijds afval zoals zilverpapier, plastic en karton.

    Omdat futen watervogels zijn, bouwen ze hun nest buiten de oever tegen een in het water uitlopende rietkraag aan. Daar zijn ze veilig voor eierenrovers op het land. Het grootste deel van het nest ligt echter onder water. Het nest blijft drijven dank zij de lucht in de rietstengels, maar ook omdat futen de plantendelen zo stevig en dicht in elkaar hebben gevlochten, dat gassen die bij rotting vrijkomen niet kunnen ontsnappen. Futen zijn in staat om al binnen één tot twee dagen een nest te bouwen.

     

    De eieren worden gelegd op een platform van drijvend plantenmateriaal. Ze liggen daar erg kwetsbaar en als ze eenmaal zijn uitgebroed, worden ook de jongen belaagd door tal van predators. Dus moeten zowel de eieren als de jongen goed worden bewaakt.

    Ook het vangen van voldoende vis om alle snavels te vullen, is een zware taak. Bovendien is vis vangen niet makkelijk. Zolang de jongen dit niet ‘onder de knie’ hebben, blijven ze afhankelijk van hun ouders.

    Maar futen zijn goede vaders en moeders: alle taken van de opvoeding, inclusief het bebroeden van de eieren en het verzorgen van de jongen worden eerlijk verdeeld tussen man en vrouw. Als de jongen groot genoeg zijn, neemt elk van de ouders een deel van de jongen onder zijn of haar hoede om de opvoeding te voltooien.

     

    Voor hun reproductief succes zijn beide partners dus afhankelijk van de inzet en kunde van de ander. Beide geslachten hebben er dus belang bij om een goede partner te vinden. Kieskeurigheid is hier voor beide seksen op zijn plaats omdat de liefde – anders dan bij bv. kemphanen en korhoenders – langer duurt dan de copulatie. Eeuwige liefde is het echter niet: net als bij heel wat andere soorten, waarvan zowel man als vrouw opvallend getooid zijn, loert al snel echtscheiding om de hoek.

    Immers futen blijven vaak maar één seizoen bij elkaar en kiezen ieder jaar een nieuwe partner. In de meeste gevallen kennen de potentiële partners elkaar niet; dus moeten ze op de een of andere manier aan de ander duidelijk zien te maken dat zij voor dat jaar de beste optie zijn. Mogelijk ligt hierin de verklaring waarom beide geslachten zo kleurrijk zijn uitgedost: waarschijnlijk etaleren ze ook hiermee, net als met hun bedrevenheid in de balts, hun kwaliteiten als ouder en opvoeder.

     

    De fuut broedt in bijna geheel Europa: tot in het oosten van Polen en noordwaarts tot in het zuiden van Zweden. Het leven van deze vogel speelt zich volledig af op en in het water, wat een doorgedreven aanpassing vergt.

    De positie van de poten is sprekend in dit opzicht: ze staan helemaal achteraan het spoelvormig lichaam, net zoals een schroef aan de achtersteven van een motorboot. De fel afgeplatte poten doorklieven het water met de minste weerstand. Beide zijden van de tenen zijn voorzien van brede lobben die niet minder efficiënt zijn dan de volledige zwemvliezen waarmee de tenen van eenden zijn uitgerust.

     

    De voorwaartse stuwing gebeurt uitsluitend met de kracht van de poten, want de vleugels komen niet uit het beschermende dons van de flanken. Deze dichte donslaag lijkt op een waterdichte regenjas, goed onderhouden en minutieus ingevet.

    Hoe voordelig ook voor een leven op het water, de positie van de poten laat de fuut niet toe zich op het land voort te bewegen of zich rechtop te houden. Vandaar dat een fuut zich niet graag voortbeweegt op het land waar zijn min of meer onhandige plompheid hem blootstelt aan vele gevaren.

     

    De fuut broedt in onze contreien op allerlei soorten plassen met stilstaand water, op voorwaarde dat ze visrijk en helder zijn. In Vlaanderen is de soort de laatste decennia sterk toegenomen, zowel in aantal als in verspreiding. Door de talrijke ontginningen voor wegen- en andere infrastructuurwerken werden vele plassen gecreëerd, die zich later ontwikkelden tot geschikte biotopen voor de fuut.

    Een ander belangrijke factor die heeft meegespeeld in de toename van futenpopulaties is de verhoogde productiviteit van vele waterpartijen door de toenemende eutrofiëring.

    Algen kunnen sneller groeien wanneer er veel voedingsstoffen, zoals bv. nitraten en fosfaten aanwezig zijn in het water. Een kleine toename in biomassa van de algen heeft geen negatief effect op het ecosysteem en kan zelfs leiden tot een toename van bepaalde vispopulaties: prooien als brasem, blankvoorn en baars worden hierdoor talrijker en zijn erg in trek bij futen.











    14-05-2018 om 16:15 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Slimme vogels

     

    Geraadpleegde bron: National Geographic maandblad februari 2018 [Virginia Morell]

     

    Vogels zijn veel intelligenter dan men vroeger aannam, maar ze zijn niet allemaal even slim. Papegaaien en de vogels uit de familie van de kraaiachtigen horen tot de slimmere soorten.

    Dat hebben ze te danken aan hun relatief grote voorhersenen. Ze behoren ook tot de meer sociale diersoorten. Ze tonen interactief gedrag zoals je dat van een primaat zou verwachten.

     

    Kraaiachtigen zijn de vogels die het beste zijn in het toepassen van nieuw gedrag om een probleem op te lossen.

     

    Brengen vogels werkelijk cadeaus mee voor een vriend die aardig is geweest voor hen?

    Is een kraai – of welke vogel dan ook – écht in staat om dit soort besluiten te nemen?

    Onderzoekers die zich bezighouden met kraaiachtigen (de familie van zangvogels waartoe onder meer gaaien, roeken en eksters worden gerekend), zeggen van wel.

    De overeenkomsten tussen mensen, andere primaten en vogels zijn fascinerend.

    Vogels hebben een andere evolutieweg gevolgd dan zoogdieren, maar zijn kennelijk op vergelijkbare cognitieve oplossingen uitgekomen.

    Daardoor bieden ze ons een unieke kans om te begrijpen welke evolutionaire druk tot welke geestelijke vaardigheden kan leiden.

    Dat neemt niet weg dat tot aan de 21ste eeuw de meeste wetenschappers bepaald niet openstonden voor het idee dat een kraai keuzes kan maken en gul kan zijn, omdat de wetenschap ervan uitging dat vogels en ook de meeste zoogdieren niet zelfstandig kunnen denken.

    Hun hersenen werden al als ‘erwtenbrein’ weggezet, nog voordat de geleerde Ludwig Edinger rond 1900 – verkeerde – conclusies had getrokken over de structuur ervan.

    Hij meende namelijk dat vogels niet beschikken over een neocortex, het hersengebied waar bij zoogdieren veel van de hogere cognitieve functies zijn gelokaliseerd.

    Ook al had de wetenschap geen hoge pet op van de verstandelijke vermogens van vogels, toch werden ze veel gebruikt om het denkvermogen van dieren te bestuderen.

    Vooral duiven die hersens hebben van het formaat van een pinda, maar ook kanaries en zebravinken, die nog kleinere hersens hebben.

    Onderzoekers ontdekten dat duiven een indrukwekkend sterk geheugen hebben en dat ze griezelig goed menselijke gezichten en gelaatsuitdrukkingen kunnen onderscheiden.

    Andere onderzoekers brachten aan het licht hoe goed het geheugen is van grijze notenkrakers. Deze vogels verstoppen elk najaar meer dan 30 000 zaden uit de dennenappels op duizenden verschillende bergplaatsen en weten ze in de winter terug te vinden.

     

    Alex, een grijze roodstaartpapegaai

     

    In de jaren ’50 van de vorige eeuw onderzochten wetenschappers voor het eerst hoe zangvogels hun liedjes leren. Ze ontdekten dat er treffende overeenkomsten bestaan tussen het gezang van vogels en de menselijke spraak.

     

    En dan was er Alex, een grijze roodstaartpapegaai die van psycholoog Irene Pepperberg had geleerd de klanken van het Engels te imiteren. Toen de vogel in 2007 op 31-jarige leeftijd kwam te overlijden, had hij ongeveer 100 Engelse woorden voor kleuren, voorwerpen, getallen en vormen geleerd. 

    Hij kon duidelijk woorden uitspreken als ‘groen’, ‘geel’, ‘wol’, ‘hout’, ‘walnoot’ en ‘banaan’ en hij kon die klanken inzetten om met mensen te communiceren. Hij begreep ‘hetzelfde’ en ‘anders’, kon tot 8 tellen en begreep ook het abstracte concept ‘niets’.

    Alex kon uiting geven aan zijn verlangen naar huis door ‘terug’ te zeggen, toen hij een keer ziek was en bij de dierenarts moest blijven. En elke avond wenste hij Pepperberg met dezelfde woorden welterusten: ‘Lief zijn. Tot morgen. Ik hou van je’

    De vaardigheid van Alex om te ‘communiceren’ – en kennelijk ook om Engelse woorden in de juiste context te gebruiken – hebben geleid tot meer onderzoek bij papegaaien om erachter te komen wat aan de basis ligt van ‘vocaal leren’, het vermogen om betekenisvolle geluiden te imiteren. Dat is een vaardigheid die papegaaien gemeen hebben met zangvogels, kolibries, mensen, walvisachtigen en enkele andere diersoorten.

    Die ontdekkingen hebben er uiteindelijk toe geleid dat een internationaal team het lang gehandhaafde model van Edinger van de hersenanatomie van vogels opnieuw is gaan onderzoeken.

    In 2005 kwamen ze naar buiten met een nieuwe visie. Ze hadden ontdekt dat de hersenen van vogels wel degelijk beschikken over een hersenstructuur die gelijkenis vertoont met de neocortex van zoogdieren en met andere hersengebieden die in verband worden gebracht met intelligent denkwerk.

     

    Kortgeleden ontdekten andere onderzoekers dat de neutrale netwerken die aan de basis liggen van het langetermijngeheugen en van het nemen van beslissingen in de hersenen van vogels en zoogdieren erg veel gelijkenis vertonen.

    Sindsdien is er een hele reeks onderzoeken gedaan, zowel in laboratoria als in de natuur, waaruit blijkt hoe slim vogels zijn.

     

    Japanse koolmezen hebben niet alleen hun vaste hoge alarmkreet ‘pi-pi’, waarmee ze hun soortgenoten waarschuwen voor roofdieren, maar ze hanteren ook een soort grammatica. Kennelijk hebben ze regels voor het combineren van ‘pi’ met een andere toon ‘die-die-die’, waarmee ze de groep mezen bij elkaar roepen om gezamenlijk een roofdier weg te jagen.

     

    Groene muspapegaaien in Zuid-Amerika hebben verschillende kreten. Ze geven daarmee al hun jongen een eigen naam.

     

    Mannelijke zwarte kaketoes in Nieuw-Guinea maken hun vrouwtjes het hof met hun roep en bovendien gebruiken ze takjes en zaaddozen als trommelstokjes, waarmee ze ritmische solo’s kunnen drummen op holle bomen.

     

    Voor zover bekend is dit de enige diersoort die muziekinstrumenten maakt.

    Goffin kaketoes, witte Indonesische papegaaien, gebruiken in gevangenschap gereedschappen, maar voor zover bekend doen ze dat niet in het wild. Ze zijn dol op nieuwe spullen die ze kunnen manipuleren en als kleine ingenieurs verwerken tot handige gereedschappen. Eenvoudige commando’s als ‘kom’, ‘ga’ en ‘blijf’ kan je net zo makkelijk aanleren als aan honden.

     

    Zo is er een proef met een kistje met een raampje waardoor je er een cashewnoot in ziet liggen. 

    Om de noot te bereiken moet de vogel 5 handelingen verrichten. De puzzelkist heeft verschillende sloten die allemaal op een ander manier werken: een pen, een schroef, een grendel, een wieltje en een balkje. Bovendien moeten al deze sloten in een specifieke volgorde worden geopend.

    Soms werd een slot in de serie weggelaten om te onderzoeken of de vogels het probleem als een robot oplossen of echt bekijken hoe de sloten werken.

    Vrij snel bleek uit de diverse proefopstellingen dat de kaketoes wel degelijk de aanpak onthouden om elk slot open te krijgen, in welke volgorde ook. Dat bewees meteen dat hun geest voldoende flexibel is om een nieuwe situatie correct in te schatten en de juiste handelingen te stellen om aan de beloning te geraken.

    Volgens de onderzoekers hebben kraaiachtigen en mensapen opmerkelijk vergelijkbare complexe verstandelijke vermogens ontwikkeld, ook al zijn de 2 groepen al meer dan 300 miljoen jaar geleden uit elkaar gegroeid. Dat komt volgens hen doordat ze vergelijkbare sociale druk ondervonden.

    Voor allebei geldt dat ze in groepen leven. In zo’n setting is het nodig dat je de motieven en de verlangens van anderen begrijpt. Verder hebben primaten en kraaiachtigen gemeen dat ze leven van een mix aan soorten voedsel. Sommige levensmiddelen krijg je alleen naar binnen met behulp van een werktuig. Chimpansees, orang-oetans en één vogelsoort, de wipsnavelkraai, maken in het wild hun eigen werktuigen.

    Wipsnavelkraaien komen alleen voor op de eilanden Grande Terre en Maré in het zuidwesten van de Grote Oceaan, in Nieuw-Caledonië.  

    Het werktuig is ongeveer 15 cm lang, aan het ene uiteinde breed en aan het andere uiteinde in taps toelopend, met twee kartels, zoals de tanden van een zaag.

    Het gereedschap is gemaakt uit het vezelige blad van een pandanus-struik. Als het werktuig klaar is, neemt de kraai het in zijn snavel en vliegt hij ermee naar een boom om tussen het gebladerte te zoeken naar kakkerlakken, spinnen en andere prooien. De kraaien gebruiken ook rechte stokken om daarmee in omgevallen, rottende holle bomen te wroeten op zoek naar larven.

     

    Er bestaan maar weinig diersoorten die hun eigen werktuigen maken en nog minder die bepaalde vaste ontwerpen gebruiken voor bepaalde taken.

    Tot het moment dat Jane Goodall ontdekte dat chimpansees gereedschap maken, meenden wetenschappers dat de mens de enige diersoort is die hiertoe in staat is. Er bestonden theorieën dat de menselijke intelligentie juist door het gebruik van werktuigen zo hoog ontwikkeld is geraakt.

    De ontdekking dat wipsnavelkraaien dit ook doen en dat ze de cultuur hebben van instrumenten te maken, toont aan dat dit talent in elk geval 2 keer en in heel verschillende soorten hersenen tot ontwikkeling is gekomen.

     

    Kraaiachtigen hebben nog een andere overeenkomst met primaten, waaronder ook de mens. Hun hersenen zijn relatief groot in verhouding tot de afmeting van hun lichaam.

    Een mens van 70 kg heeft hersenen van 1.36 kg. Oftewel 2 % van het totale lichaamsgewicht.

    De hersenen van een raaf wegen maar 15 g , maar dat is wel 1.3 % van het totale lichaamsgewicht.

    Vogels moeten wel een klein lichaam hebben, anders kunnen ze niet vliegen.

    Ook al zijn hun hersenen absoluut gezien niet groter dan een noot, ze maken er wel goed gebruik van, doordat de hersenen vol zitten met zenuwcellen.

     

    Veel onderzoekers denken dat, net als in het geval van de primaten, het veelzijdige verstand bij vogels tot ontwikkeling kwam doordat er een complexe samenleving bestond.

    De samenleving van vogels verschilt fundamenteel van die van mensen.

    Bij zoogdieren is de belangrijkste band die tussen moeder en jong, terwijl bij vogels de band binnen het paartje het sterkste is. Die band ontwikkelt zich door een leerproces.

     

    Raven beginnen zulke sociale verbanden al te ontwikkelen als ze nog maar 6 maanden oud zijn, nog vóór ze geslachtsrijp zijn. De meeste volwassen koppels zijn heteroseksueel en de 2 volwassen vogels werken samen om hun territorium te verdedigen om daar te kunnen broeden en hun jongen groot te brengen.

    Volwassen dieren sluiten ook bondgenootschappen met vogels die niet hun partner zijn om op die manier sociale netwerken uit te bouwen. Raven leren over de andere door elkaar te observeren. Ze zien hoe een andere vogel voorraden verstopt,  voedsel uitdeelt of de voorraad van een ander plundert. Andere raven houden scherp in de gaten welke relaties zich ontwikkelen tussen hun soortgenoten. Zodra de vogels een sociaal verbond hebben gesloten met een ander, stijgen ze op  de dominantieladder. Raven met veel sociale verbanden hebben de meeste kans op voedsel en nestplekken.

    Raven moeten leren hoe ze sociale verbanden leggen en hoe ze die connecties kunnen gebruiken om zelf ook succesvol tot voortplanting te komen.

     











    09-05-2018 om 18:38 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    30-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vogeltrek, langzamerhand een opgehelderd mysterie

     

    Geraadpleegde bron: National Geographic – maart 2018 [Yudhijit Bhattacharjee]

     

    Trekvogels leggen soms onwaarschijnlijke grote afstanden af. Door nieuwe technologie beginnen we te begrijpen hoe ze dat doen.

    Trekvogels blijven op koers door onderweg te letten op de stand van de zon, herkenningspunten op de grond, de sterren en het aardmagnetisch veld.

    Sommige soorten blijven in de buurt, maar er zijn vogels die om hun broedgebied of seizoensgebonden voedselbronnen te bereiken hele oceanen en continenten oversteken.

     

    De migratieroute van de rosse grutto bestaat al duizenden jaren en de vogeltrek spreekt al eeuwenlang tot de verbeelding. Toch wisten we er tot enkele decennia geleden niet teveel van.

    Nu het mysterie stukje bij beetje wordt ontrafeld, neemt het ontzag voor de ongelooflijke inspanningen van de vogels alleen maar toe.

    Tegelijk blijkt uit onderzoek dat menselijke activiteiten en klimaatverandering de natuurlijke migraties verstoren en mogelijk bedreigen.

     

    Omdat de rosse grutto Nieuw-Zeeland elk jaar verlaat om elders te gaan broeden, was hij voor de Maori’s een groot mysterie.

    In de jaren ’70 rees bij vogelkenners en biologen het vermoeden dat de rosse grutto’s in Nieuw-Zeeland dezelfde zijn als de vogels die nestelen in Alaska.

    Maar het zou nog tot 2007 duren voor onderzoekers de trekroutes in kaart hadden gebracht.

    Een groep wetenschappers ving enkele rosse grutto’s en voorzag ze van een satellietzender.

    Zo konden ze tussen maart en mei een groep grutto’s volgen op hun trek naar het noorden.

    Ze wisten dat de batterijen in de loop van de zomer leeg zouden raken en inderdaad vielen de zenders één voor één uit, op één na.

    Op 30 augustus 2007 vertrok grutto’E7’ met een nog werkende zender uit Alaska.

    Met toenemende opwinding volgde het team de voortgang van de vogel, van Hawaï naar Fiji, tot hij op 7 september het noordwestelijke puntje van Nieuw-Zeeland bereikte. Het was nagelbijten want de batterij begon al te sputteren. Die avond landde ‘E7’ in de baai van Firth of Thames, niet ver van Auckland. De vogel was 8 dagen en 8 nachten onderweg geweest en had 11 500 km afgelegd. Nooit eerder was zo’n lange trek vastgelegd.

    Dit wapenfeit wakkerde de aloude nieuwgierigheid naar het gedrag van trekvogels verder aan.

     

    Waar gaan ze heen? Hoe kunnen vogels zulke grote afstanden afleggen? Hoe weten ze jaar in, jaar uit de weg te vinden naar hun zomer- en wintergebied?

     

    Met behulp van steeds meer geavanceerde satellietzenders en andere apparatuur kunnen onderzoekers zulke vragen steeds beter beantwoorden.

     

    Tot het begin van de 19de eeuw werden de gekste verklaringen gegeven voor de afwezigheid van vogelpopulaties gedurende een deel van het jaar.

    Aristoteles dacht dat sommige vogels een winterslaap hielden of in andere dieren veranderden. In de Middeleeuwen geloofden Europeanen dat de brandganzen die zich in de winter aandienden aan de bomen groeiden.

     

    Een duidelijke aanwijzing voor het voortbestaan van de vogeltrek kwam er in 1822, toen een jager in Duitsland een ooievaar neerschoot waarvan de nek was doorboord met een pijl.

    Toen de pijl afkomstig bleek uit Centraal-Afrika, concludeerden onderzoekers dat de ooievaar duizenden kilometers moest hebben afgelegd.

    In 1906 ringden vogelkenners enkele ooievaars om te achterhalen waar ze in sub-Saharisch Afrika overwinterden.

     

    Sindsdien zijn de trekroutes van duizenden vogelsoorten in kaart gebracht

     

    Bijna de helft van alle bekende vogelsoorten migreert op het ritme van de seizoenen. Laysanalbatrossen broeden op tropische eilanden in de Grote Oceaan, maar bijna de helft van het jaar zweven ze op zoek naar voedsel op grote hoogte boven zee. Daarbij leggen ze duizenden kilometers af tot aan de kust van Japan en Californië.  

    Indische ganzen broeden in de hooglanden van Centraal-Azië en trekken de Himalaya over om in zuidelijker streken te overwinteren langs meren en riviermondingen op het Indisch Schiereiland.

    Dat een grote spanwijdte geen vereiste is, blijkt wel uit het migratiepatroon van de robijnkeelkolibrie. Dit minuscule vogeltje vliegt solo van zijn broedgebied in de Verenigde Staten en Canada naar een bosgebied tussen Zuid-Mexico en Panama om te overwinteren.

    Vogels trekken om levensbedreigende omstandigheden te vermijden.

    Met het invallen van de winter in Noord-Amerika verdwijnen de nectarrijke bloemen en de insecten waarmee de robijnkeelkolibrie zich voedt. Er zit niets anders op: om te overleven moet hij verkassen naar een gebied waar wel voedsel te vinden is.

    Is het in Canada en de VS weer aangenaam warm, dan keert hij terug naar zijn noordelijke leefgebied, waar de pas ontloken natuur hem weer veel te bieden heeft.

     

    Veel vogelsoorten migreren tussen koelere en warmere streken, maar er zijn ook vogels die uitwijken voor overstromingen.

    Dit geldt voor een ondersoort van de Amerikaanse schaarbek.

    Deze vogel nestelt in het Amazonebekken op zandbanken van de rivier de Manú en voedt zich met vis die hij, scherend over het wateroppervlak, met zijn lange snavel uit het water pakt.

    Wanneer in september de eerste zware regenbuien zich aandienen en de rivier buiten haar oevers treedt, trekken de vogels weg naar de westkust van het continent of naar hoger gelegen gebieden, om pas terug te keren nadat het waterpeil is gezakt.

     

    Andere populaties verlaten hun leefgebied niet, maar trekken alleen van hoger naar lager gelegen gebied en andersom; ze broeden in de bergen wanneer de rivieren stromen en keren terug naar de vallei zodra het water is bevroren.

    Trekvogels ontvluchten een gebied als het te guur wordt, maar in het gunstige seizoen keren ze terug om te broeden en hun jongen groot brengen.

     

    Trekroutes zijn het resultaat van duizenden jaren van uitproberen en bijstellen

     

    Een van de wetenschappelijke verklaringen voor de trek is dat vogels in tropische streken hun leefgebied uitbreidden naar gematigder klimaatzones.

    Een andere theorie luidt dat veel vogelsoorten opkwamen in gematigde streken en door evolutionaire processen werden gedwongen de koudste maanden in de tropen door te brengen.

     

    Dat sommige vogels hun trekroute aanpassen, wordt treffend geïllustreerd door een populatie bosrietzangers, die vanuit het noorden van Duitsland naar Oost-Afrika trekt en na een paar weken doorvliegt naar Zuid-Afrika. Vroeger overwinterden de vogels pal ten zuiden van de Sahara, een streek die lange tijd groen is gebleven. Aanvankelijk een paradijselijke plek, die zo achteruit ging dat de vogels steeds verder naar het zuiden moesten afzakken.

     

    Zit de drang om te migreren besloten in de genen? Of leren vogels van de volwassen dieren waar ze heen moeten vliegen?

     

    Wetenschappers zijn hier nog niet uit, maar het antwoord ligt waarschijnlijk in het midden.

    Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen hoe zwaar het moet zijn om zonder rustpauze van Alaska naar Nieuw-Zeeland te vliegen.

    Trekvogels die grote afstanden afleggen, zoals de grutto, bouwen in de weken voor het vertrek enorme vetreserves op – in het geval van de grutto ruim de helft van zijn lichaamsgewicht – die ze verbruiken tijdens de vlucht. Ze hebben een onderhuidse vetlaag van wel 3cm dik en ook rond hun organen ligt vet opgeslagen. Het zijn echte vetzakjes geworden.

    In de aanloop naar de trek nemen ook de spieren in borst en poten in omvang toe.

     

    Bij langeafstandsvliegers als de kanoet krimpen de spiermaag en andere organen , waarmee ze zich ontdoen van overtollige ballast.

    Grutto’s en andere trekvogels maken ook handig gebruik van de wind. De vogels verlaten Alaska vaak op het staartje van stormen die naar het zuiden wegtrekken. Ook bij hun vertrek uit Nieuw-Zeeland zijn de omstandigheden voor de terugreis goed. Zij benutten gunstige luchtstromen waarop zij meedeinen richting het noorden.

    Albatrossen maken onderweg lange zweefvluchten, maar onderzoekers vermoeden dat grutto’s vrijwel continu met hun vleugels slaan, zelfs wanneer ze een goede luchtstroming te pakken hebben.

    Sommige vogelsoorten blijken onderweg over te schakelen op een zeer flexibel slaappatroon. Onderzoekers op de Galapagoseilanden analyseerden de slaapgewoonten van de grote fregatvogel. Die heeft een spanwijdte van 2m en legt honderden kilometers af boven de Grote Oceaan. Men bracht een datarecordertje aan op de kop van enkele vogels en implanteerden een sensor die de hersenactiviteit registreert. De piepkleine apparaatjes zouden niet alleen doorgeven waar de vogels zijn en hoe hoog ze vliegen, maar zouden ook inzicht bieden in het slaappatroon van de vogels.

    Na een zwerftocht boven de Grote Oceaan van soms 10 dagen keerden de fregatvogels terug op het nest. De data wezen uit dat de vogels, meestal meedrijvend op een luchtstroom, steeds ultrakorte dutjes deden van gemiddeld 12 sec. Bij elkaar opgeteld haalden ze 42 min slaap per dag, terwijl de vogels op het nest vaak 12 uren slapend doorbrachten. In de lucht sliep overigens meestal maar de helft van het vogelbrein; de andere helft bleef alert.

    Om te achterhalen of grutto’s er in de lucht een vergelijkbaar slaappatroon op na houden, zijn veel kleinere batterijen nodig dan nu beschikbaar, maar de ontwikkeling hiervan zal niet lang meer op zich laten wachten.

     

    Hoe weten vogels elke keer weer hun broed- en overwinteringsgebieden te vinden?

     

    Er zijn aanwijzingen dat vogels bij het navigeren niet steunen op één, maar op diverse instrumenten.

    Zo ontdekte men dat spreeuwen de zon als kompas gebruiken; indigogorzen navigeren door naar de stand van de sterren te kijken en roodborstjes beschikken over een inwendig magnetisch kompas.

    Bij de start van een experiment waarbij lijsters op hun trek werden gevolgd, werden de vogels rond zonsondergang opgesloten in een volière, waar ze werden blootgesteld aan een magnetisch veld dat afweek van dat van de aarde [dit plaatste de vogels 70 tot 90 graden te ver naar het oosten]. De lijsters werden voorzien van minuscule zendertjes en kregen die avond, toen het helemaal donker was, hun vrijheid terug. De onderzoekers volgden de vogels over een afstand tot 1100 km. Die eerste nacht vlogen de vogels naar het westen, maar de daaropvolgende nachten verlegden ze hun koers naar het noorden, de juiste windrichting.

    De onderzoekers leidden hieruit af dat de vogels beschikken over een magnetisch kompas, dat ze dagelijks bijstellen door te kijken waar de zon ondergaat.

     

    Het hoeft niet te verbazen dat trekvogels bij het navigeren vertrouwen op meer dan één instrument. Want veel vogels reizen ’s nachts en dan werkt een zonnekompas natuurlijk niet en op bewolkte nachten functioneert zo’n hemelkompas evenmin. Daar komt bij dat hun magnetisch kompas niet overal even betrouwbaar is.

    Diverse zeevogelpopulaties zijn de afgelopen 50 jaar sterk teruggelopen. Het aantal steltlopers in Noord-Amerika is sinds 1973 met 70% gekelderd.

    De scherpte daling doet zich voor bij soorten die op hun trek Oost-Azië en Australazië aandoen, zoals kanoet, strandloper en grutto.

    Het aantal roestplaatsen langs de Gele Zee [de kuststreken van China en het Koreaans schiereiland], waar de vogels in getijdenslikken langs de kust foerageren, neemt snel af doordat de natuur op veel plekken plaatsmaakt voor havens, fabrieken en woningen.

     

    Trekvogels die migreren tussen Europa en Afrika en tussen Noord- en Zuid-Amerika worden bedreigd door illegale jacht en de landbouw.

    Natuurorganisaties schatten dat er elk jaar alleen al in het Middellandse Zeegebied tussen de 25 en 36 miljoen vogels worden gevangen of geschoten.

    De situatie in de overwinteringsgebieden van veel langeafstandsvliegers in sub-Saharisch Afrika verslechtert nu natuurlijke vegetatie steeds vaker plaatsmaakt voor akkers. Door de industrialisatie in de landbouw kunnen trekvogels op hun vaste pleisterplaatsen moeilijk aan eten komen.

    Vroeger was het Europese platteland een lappendeken van kleinschalige boerenbedrijven te midden van ongerepte natuur, waar de vogels voldoende voedsel konden vinden. Nu worden er op grote homogene akkers gewassen als maïs geteeld, die bovendien uiterst efficiënt worden geoogst. Er blijft helemaal niets meer op het land achter; de oogst wordt tot de laatste kolf meegenomen.

    Als je als vogel geluk hebt, vind je een andere stek. Als je pech hebt, dan ziet het er niet te best uit voor je, want voor de trek moet je een flinke vetreserve opbouwen.

     

    Om deze trend om te buigen, is een heel pakket maatregelen nodig – van het beschermen van bossen en kusten tot het handhaven van wetten die het vangen en doden van trekvogels verbieden. Nu de zendertjes en andere apparatuur steeds beter en kleiner worden, kunnen we de vogels beter beschermen.

     











    30-04-2018 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    23-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op veel plekken in Vlaanderen zie je geen huismussen meer

     

    Geraadpleegde bron: Knack [Dirk Draulans]


    Het mannetje van de huismus is een mooi vogeltje, maar de soort heeft het niet gemakkelijk.


    Vroeger was de huismus zo algemeen dat ze deel uitmaakte van het dagelijkse bestaan.

    Veel mensen waren huismussen zo gewend dat ze de vogels niet altijd op foto's herkenden: je ziet ze de hele tijd, maar je kijkt er niet naar.

    Het mannetje is anders een prachtig diertje, met een grijze kruin, kastanjebruine nek, zwarte keelvlek en lichte wangen. De vrouwtjes zijn onopvallend grijsbruin. De zang is een ingetogen getsjilp dat niet opvalt, tenzij huismussen in groep zitten te kwetteren.


    Maar op veel plekken in Vlaanderen zie je geen huismussen meer. Anders dan andere tuinvogels heeft de soort klappen gekregen. In het laatste kwart van de 20ste eeuw is de populatie gekelderd.

    Het bestand halveerde in grote delen van West-Europa. Veranderingen van het voedselaanbod in zowel winter als zomer en moeilijkheden om goede nestplaatsen te vinden in almaar sterker geïsoleerde huizen: dat zouden de voornaamste oorzaken van de crash zijn.

    Er wordt ook naar huiskatten en de opmars van sperwers in tuingebieden gekeken, maar over hun effect op de mussenpopulatie zijn de meningen verdeeld. Het is altijd een heksentoer om de relatie tussen rovertjes en hun prooien te ontrafelen.


    Nu gaat het wat beter met onze huismus, zeker in de steden. Mensen melden trots dat ze weer huismussen in hun tuin hebben. Natuurverenigingen bieden huismussenhotelletjes aan om de problematiek van te weinig nestelgelegenheden aan te pakken.

    Het is nog te vroeg om van een solide herstel te spreken – maar dat de populatie niet meer afneemt, stemt al tot tevredenheid.


    Toch is de huismus een aanpassingsvaardig beestje. Ze heeft in het zog van de mens een groot deel van de wereld veroverd. Ze is in staat zich goed aan te passen aan wat haar omgeving van haar vergt. Een experiment op Noorse eilanden, waarvan de resultaten in het vakblad ‘Evolution’ verschenen, toonde bv. aan dat de afmetingen van huismussen in een hechte relatie staan met hun leefomgeving.


    Wetenschappers hebben de kleine populaties op drie eilanden zo gemanipuleerd dat er op één eiland een populatie van grote diertjes ontstond en op een ander een populatie van kleine.

    De vorsers vingen jarenlang alle beestjes en haalden respectievelijk de kleinste en grootste exemplaren systematisch weg. De huismussen op het derde eiland fungeerden als controlegroep: ze mochten allemaal blijven. Na enkele jaren stopte de kunstmatige selectie, en wat bleek? Binnen de kortste keren waren de huismussenpopulaties overal opnieuw naar hun gemiddelde afmetingen geëvolueerd.


    Mannetjes en vrouwtjes stemmen zich ook op elkaar af. Beide geslachten zorgen samen voor de jongen. Maar ze laten hun inzet afhangen van een soort evaluatie die ze van elkaar maken. Als mannetjes aanvoelen dat hun vrouwtje hun niet trouw is, doen ze minder moeite om de jongen te voeden, in de veronderstelling dat de kans groot is dat er koekoekskinderen tussen hun kroost zitten (huismusjes van een andere vader).

    Vrouwtjes hebben een voorkeur voor mannetjes met een grotere zwarte keelvlek. Ze laten hun inzet bij het produceren van eieren ook afhangen van hoeveel veren de vader aansleept om het nest te isoleren. Hoe meer veertjes, hoe groter de kans dat veel jongen overleven. Als man en vrouw een goede match vormen, kan een koppeltje jaren samenblijven.












    23-04-2018 om 22:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom fluiten vogels voornamelijk bij ’t ochtendgloren?

     

    Geraadpleegde bron: Wetenschapswinkel – De Standaard [gedragsbioloog en vogelexpert, Marcel Eens aan de UA]

     

    Koolmezen, roodborsten, heggenmussen, merels en pimpelmezen, ze laten veel van zich horen in dit jaargetijde. De meeste vogels zijn territoriaal. De mannetjes zingen om hun territorium af te bakenen en te verdedigen. Maar ze doen het ook om indruk te maken op de wijfjes.

    Hoe vroeger ze beginnen, hoe meer ze in de smaak vallen.

     

    De meeste zangvogelwijfjes leggen maximaal één ei per dag. Dat doen ze niet lang na zonsopkomst. Direct daarna zijn ze extra vruchtbaar. De mannetjes moeten de wijfjes dan al hebben geïmponeerd om er zeker van te zijn dat ze kunnen paren.

     

    Recent werd een onderzoek gedaan op koolmezen.

    Mannetjes zetten een ochtendkoor in tijdens de vruchtbare periode van de wijfjes.

    Ze beginnen 30 tot 10 minuten voor zonsopgang te zingen en doen dat aan één stuk door gedurende bijna een half uur. Ze blijven in de buurt van hun nestkast en vliegen wat rond in hun territorium. Om hun territorium te verdedigen, zingen ze, maar ze keren geregeld terug en hebben vocaal contact met hun wijfje. Zij produceert roepjes wanneer het mannetjes zingt. Als het wijfje een ei heeft gelegd, paren de vogels. Na de copulatie stopt het ochtendkoor bij koolmezen.

     

    Om in de gratie te vallen moet het mannetje vroeg wakker worden en de zang lang volhouden. Geluid produceren, kost immers energie.

    Bovendien moeten de mannelijke vogels testosteron aanmaken om goed en langdurig te kunnen zingen. Omdat mannetjes ’s nachts een paar procent van hun gewicht kunnen verliezen, vergt het ’s ochtends extra inspanningen om te zingen en om rivalen en wijfjes te imponeren. Kunnen ze het lang volhouden, dan tonen ze wel dat ze fit zijn.

     

    Bij zonsondergang gaan de wijfjes als eerste slapen. Vlak daarvoor willen de mannetjes ook indruk maken. De avondzang is wel veel minder geprononceerd dan het ochtendkoor. Meestal duurt deze maar enkele minuten.

     

    In de wetenschappelijke literatuur worden nog andere redenen voor het ochtendkoor genoemd. Bv. de akoestische transmissie; door specifieke atmosferische omstandigheden: ’s morgens draagt de zang verder doordat er weinig wind en een hoge vochtigheidsgraad is.

    Een ander argument: vóór het ochtendgloren zou het vanwege de duisternis moeilijk zijn om voedsel te zoeken; een ideaal moment dus om te zingen. Omgekeerd vallen de vogeltjes minder snel ten prooi van roofdieren; het is dan minder risicovol om te zingen.

     

    Voor al die hypothesen zijn aanwijzingen gevonden. Maar de wetenschap is er nog niet uit hoe significant ze zijn en verklaringen kunnen van soort tot soort verschillen.

    Het belangrijkst is de seksuele selectie: wijfjes houden van mannetjes die vroeg zingen!











    15-04-2018 om 18:56 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beschermde slechtvalk neergeschoten en verminkt


    Geraadpleegde bronnen: de Standaard – Dirk Draulans

     

    Chris Lock stootte afgelopen dinsdag tijdens zijn dagelijkse wandeling op een dode slechtvalk en twee gebruikte jachtgeweerpatronen aan het kanaal tussen Ieper en Boezinge

    De poten en de ringen van het volwassen mannetje waren afgesneden.

    Deze vreselijke misdaad heeft niet alleen de voormalige valkenier diep geschokt en heel kwaad gemaakt.

    Vermoedelijk is dit het mannetje van het slechtvalkkoppel dat jaarlijks hun nest maakt in de torenspits van de Ieperse Sint-Maartenskathedraal.

    Milieuambtenaar Lieven Strubbe merkt op dat de verminkte vogel in zijn jachtgebied op amper 5 km van de kathedraal werd aangetroffen.

    Lieven heeft nog nooit meegemaakt dat een beschermde roofvogel in het Ieperse uit de lucht werd geschoten. Vooral het wegnemen van poten en ringen is verontrustend.

    Inmiddels is een klacht neergelegd bij de politie en een onderzoek opgestart.

    De stad installeerde in 2005 een nestbak voor slechtvalken in de torenspits van de Sint-Maartenskathedraal op 90 m hoogte, in samenwerking met het Fonds voor Instandhouding van Roofvogels.

    De slechtvalk verdween in Vlaanderen in het begin van de jaren 1950 door de toen nog legale jacht op roofvogels en vergiftiging. Door hun bescherming en afbouw van giftige sproeistoffen konden de roofvogels zich langzaam herstellen. Pas in 1966 broedde er opnieuw een slechtvalk in Vlaanderen.

    Momenteel zijn er ongeveer 100 koppels. Ze kiezen meestal voor nestkasten in hoge kerktorens van historische steden. Vanaf 2008 werd geregeld een slechtvalk waargenomen in het Ieperse. In 2012 werden de eerste 4 Ieperse slechtvalkkuikens geringd. Sindsdien broedt de vogel hier elk jaar. Ook vorig jaar bracht het broedkoppel 4 jongen groot.

    Als dat gedode mannetjes van de Ieperse nestplaats afkomstig is, betekent dit meer dan waarschijnlijk de mislukking voor dit broedseizoen. Bovendien moet het vrouwtje op zoek naar een nieuwe partner, want slechtvalken zijn erg honkvast en de paartjes blijven levenslang samen.

     

    Dirk Draulans reageert verontwaardigd

     

    Waar is de tijd dat poten of staarten van gedode dieren konden worden binnengebracht om premies te verkrijgen voor de verdelging van de overlast?

    Het is die praktijk die ertoe heeft geleid dat de meeste roofdieren voor lange tijd uit Vlaanderen verdwenen waren. De jagers konden dan vrolijk het argument gebruiken dat ze nodig waren om de populatiecontrole uit te voeren, die anders door roofdieren zou gebeuren.

    Zo konden ze overlast door beesten als everzwijnen en houtduiven bestrijden, waarmee ze zichzelf een nuttige functie probeerden aan te praten. Eerst je concurrenten verdelgen en dan je zelf nut aanpraten – zo is het gemakkelijk.

    Helaas voor hen opereren jagers nu in een context waarin de meeste mensen milieuvriendelijker zijn dan zijzelf. De meeste mensen zien nu liever levende slechtvalken dan dode, waardoor de dieren onvoorwaardelijke bescherming genieten, net als de meeste andere roofdieren.

    Dat belet echter niet dat er geregeld vergiftigde buizerds worden gevonden – een trage roofvogelsoort die geen jachtwild kwaad doet, maar toch ook geregeld slachtoffer is van de praktijken van ‘natuurbeherend volk met een geweer’. Er wordt her en der ook nog op haviken en haviksnesten geschoten.

     

    Onlangs was er in de gemeente Mol veel commotie over de broedende slechtvalken daar, omdat duivenliefhebbers bij de gemeente hun beklag hadden gedaan over valken die hun prijsdieren uit de lucht zouden plukken. De valken moesten verdwijnen. Ook hier weer bleek hoe weinig de vogelliefhebbers die duivenmelkers pretenderen te zijn van de echte natuur kennen. Alsof een slechtvalk in een omgeving vol stadsduiven en verloren gevlogen prijsduiven, die gewoon aan hun lot worden overgelaten, zijn energie zou verspillen aan het jagen achter snelle prijsduiven. Dieren kiezen voor de gemakkelijkste weg; de slechtvalken in Mol en elders zullen geen enkel effect hebben op duivenliefhebbers. Maar het vijandbeeld van de natuur zit wel in hun kop gebakken.

    De kans is klein dat het soort gespuis dat illegaal slechtvalken uit de lucht knalt, wordt gepakt. Tenzij mensen uit hun entourage vinden dat dit niet kan. Wie geeft de gouden tip om de roofvogeldoder van Ieper (en andere roofvogelkillers) te ontmaskeren?

     

    Inmiddels hebben 3800 mensen het bericht van Dirk Draulans gedeeld omdat ze walgen van zulke wanpraktijken en ook hopen dat de hatelijke dierenopruimer wordt gevat en met een fikse straf en boete wordt veroordeeld.











    08-04-2018 om 15:52 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    01-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pijlstaart, een niet alledaagse verschijning meer

     

    Pijlstaarten doen hun naam eer aan met de opvallende lange en spitse staart, die hen een sierlijk uiterlijk geeft. De staart valt, samen met de lange hals, vooral op wanneer ze komen overvliegen.

     

    Pijlstaarten broeden langs ondiepe meren in open gebieden. In onze streken is de pijlstaart vooral te gast gedurende milde winters; bij koude trekken ze verder naar het zuiden.

    De elegante eenden hebben een voorkeur voor grasland in taiga- en toendragebieden, met ondiepe wateren om naar voedsel te kunnen zoeken. De pijlstaart eet zowel plantaardig als dierlijk materiaal. Met zijn lange nek kan hij dieper grondelen dan andere soorten. De vogel kantelt hierbij voorover, met zijn kop en hals geheel onder water.

     

    De pijlstaart is geen koloniebroeder. Doorgaans komen ze in losse groepen voor met nesten soms maar enkele meters van elkaar. Het nest bevindt zich op droge bodem, verstopt in vegetatie, vaak in de buurt van water. Het broedareaal strekt zich uit van West- en Noord-Europa tot in Siberie¨. De Europese vogels overwinteren van West-Europa tot in Noord-Afrika. Jaarlijks zijn er enkele broedgevallen in Vlaanderen.

    Tijdens de winter- en trekperiode kan het aantal pijlstaarten oplopen tot 2000 à 3000 individuen. Internationaal belangrijke aantallen die de 1%-norm (600 exemplarenà overschrijden, worden geregeld vastgesteld langs de Zeeschelde en Rupel tussen Gent en Zandvliet.

    In De IJzervallei en in het rivierengebied te Mechelen-Willebroek. Andere belangrijke overwinteringsgebieden situeren zich in de kanaalzones van Gent en Antwerpen en in het havengebied van Zeebrugge.

     

    Alleen populaties in het meest zuidelijk gedeelte van het verspreidingsgebied blijven soms jaarrond op dezelfde plek.

    De trek naar overwinteringsgebieden begint al in augustus. De daadwerkelijke trek van pijlstaarten wordt niet vaak gezien, zeker niet in het voorjaar (vooral maart). Immers pijlstaarten trekken meestal ’s nachts en op grote hoogte, in meewindsituaties, voornamelijk wanneer zuidwestenwinden waaien. Pijlstaarten trekken vaak in grote groepen, in lange slierten of in V-formatie.

     

    De soort was altijd al een zeldzame broedvogel in onze contreien, maar sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw is dat nog verder afgenomen, een dalende trend die zich overigens voordoet over heel het verspreidingsgebied. Habitatverlies, verdroging, watervervuiling, intensivering van de landbouw en verstoring zijn de voornaamste bedreigingen voor de soort.

     

    Ook de onverbiddelijke jacht tijdens de trek van en naar de zuidelijke overwinteringsgebieden rondom de Middellandse Zee bedreigt de soort, waardoor die nu op de rode lijst is beland.

    Rode lijsten hebben echter geen officiële juridische status, maar hebben in de praktijk wel een belangrijke signaleringsfunctie.

    Voor deze soorten geldt een hogere prioriteit bij het nemen van actieve beschermingsmaatregelen. Het beheer moet gericht zijn op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waterrijke gebieden, zoals ondiepe plassen met een goed ontwikkelde oever- en watervegetatie, vochtige tot overstroomde meersen en estuarium-gebieden. Essentieel is het voorzien van voldoende rust in die overwinteringsgebieden.

     

    Een mooi filmpje van Kees Vanger (altijd met de ‘Purple Rain’-song op de achtergrond) vat nog eens mooi de kenmerken beeldend samen.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=vlPY_ecDU7Q

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan dit via de zoekrobot in het archief terugvinden.

     

    06/10/2012       De pijlstaart











    01-04-2018 om 18:30 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bruine kiekendief, één van onze grootste roofvogels

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen – Mens & Vogel 2018-2

     

    De bruine kiekendief is de grootste kiekendief van Europa. Hij is iets groter dan de buizerd, maar heeft een slanker lichaam, langere vleugels en een langere staart.

    Net als de andere kiekendieven komt de bruine kiekendief doorgaans voor in open terrein. Meestal broedt de soort in allerlei types rietmoerassen, maar ook in smallere rietkragen van kreken en sloten, op voorwaarde dat er weinig verstoring is.

     

    Tegenwoordig nestelen bruine kiekendieven in toenemende mate op akkers met koolzaad en in graanvelden, hoewel dit – zeker in tarwe – vaak vervolglegsels zijn na het mislukken van een broedsel in riet of maaigras.

    Opmerkelijk is dat recentelijk bruine kiekendieven heel geregeld bij hun aankomst in het broedgebied een nest beginnen in maaigras.

    Zeker na zachte winters staat dit gras eind april-begin mei al vrij hoog en lijkt het voor hen een aantrekkelijke broedhabitat, vooral als de rietvegetaties droog of door een gebrek aan een goed beheer onaantrekkelijk zijn geworden.

    Die maaigraspercelen zijn in werkelijkheid echter ecologische vallen. Omdat maaigras vroeg in het voorjaar wordt gemaaid, gaan hierdoor beginnende nesten van bruine kiekendieven verloren. Waar nestbescherming in samenwerking met de landbouwers mogelijk is, lukt dit meestal ook niet omdat het hoger groeiende gras uiteindelijk plat valt en bijgevolg weinig bescherming biedt aan eieren en nestjongen.

     

    Territoriaal gedrag is bij de bruine kiekendief slechts in geringe mate ontwikkeld.

    Blijkbaar wordt enkel een klein gebied rond het nest tegen soortgenoten verdedigd.

    Tijdens de broedperiode kan het jachtgebied van het mannetje echter een oppervlakte van 3 tot 15 km² beslaan.

    Jagende bruine kiekendieven maken gebruik van verrassingsaanvallen door in een lage vlucht boven riet, water en aangrenzende akkers bliksemsnel op hun prooi te duiken. Ze vangen die meestal op de grond, minder vaak op het water en zelden in de vlucht. Zelfs in dichte vegetatie kunnen ze dankzij hun uitstekend gehoor prooidieren – bv. piepende muizen – lokaliseren en met hun lange poten grijpen.

    Naast kleine zoogdieren worden tijdens het broedseizoen ook wel vogels gevangen.

    Daarbij gaat het vaak om jonge, net uitgevlogen vogels. Maar als de stand van de veldmuizen heel hoog is, dan vormen die het hoofdbestanddeel van het voedsel.

     

    Hoewel de bruine kiekendief zich blijkbaar toch heeft aangepast aan het intensieve landbouwlandschap, is een duurzaam voortbestaan of een verhoging van de populatie enkel mogelijk indien er een goed beheer komt van broedplaatsen (riet- en waterpeilbeheer in de moerasgebieden, bufferzones tussen moeras en intensief gebruikte akkers) en indien er steeds voldoende voedsel voorhanden is.

    De toename van ingezaaide akkerranden, braakranden waar veldmuizen en zangvogels kunnen worden bejaagd, meerjarige graslandpercelen en de zogenaamde ‘vogelakkers’ zullen in de toekomst een belangrijke rol spelen in het behoud van de soort.

     

    De Zuid- en West-Europese bruine kiekendieven zijn gedeeltelijk sedentair. Ze leggen slechts korte afstanden af en overwinteren niet verder dan in zuidelijk Europa.

    De noordwestelijke, noordelijke en oostelijke populaties overwinteren voor een deel ook in Zuid-Europa maar vooral in Noord- en West-Afrika. De vrouwtjes verlaten als eerste het broedgebied terwijl de mannetjes een sterke neiging vertonen om langer in het broedgebied en de directe omgeving te blijven rondhangen om er de jongen te voeden tot ze onafhankelijk zijn. In de winter worden vaak meerdere individuen aangetroffen op gezamenlijke slaapplaatsen.

     

    Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) kleurmerkt sinds 2011 jonge bruine kiekendieven om te weten te komen hoe hun dispersie (verspreiding) verloopt. Dispersie is het fenomeen waarbij vogels zich verplaatsen van de geboorteplaats naar hun eerste broedplaats of tussen verschillende geboorteplaatsen in opeenvolgende jaren. Hierdoor kan worden nagegaan in hoeverre verschillende populaties met elkaar in verbinding staan.

    Van 2011 tot en met 2017 werd een totaal van 800 juveniele bruine kiekendieven gekleurmerkt. Hiervan werden er tot het einde van 2017 niet minder dan 120 teruggezien.

    Terug gemelde vogels worden zowel overvliegend als broedend geobserveerd. Van beide zijn de gegevens interessant om de overleving te bepalen, maar voor het plaats- en habitatonderzoek zijn de broedende vogels natuurlijk het nuttigst. Van hen kan de afstand geboorteplaats / broedplaats worden bepaald en weet men ook in welke habitat ze hun nest maken.













    24-03-2018 om 18:35 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    18-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koester de vogels

     

    Geraadpleegde bron: National Geographic – januari 2018 [Jonathan Frantzen]

     

    Niet alleen voor de natuur maar ook voor ons levensgeluk zijn vogels van belang. Daarom stelt National Geographic in 2018 vogels centraal.

     

    Toen ik dit artikel las, begreep ik meteen hoe bescheiden ik mij – uiteraard ornithologen buiten beschouwing gelaten – moet opstellen als ik mij bij de vogelkenners wil rekenen.

    Verder dan het brein van een modeste vogelliefhebber kan bevatten, reikt mijn kennis niet.

    Maar ik schuw de uitdaging niet om die bagage bij te schaven. Ik hoop dat de lezer zich ook zal aangesproken voelen om dat indrukwekkend vogelrijk beter te leren kennen en al deze opgesomde soorten – voor zover je die al niet kent natuurlijk – eens zal ‘googelen’. Veel plezier! – Birdy

     

    Waarom zijn vogels het beschermen waard?

     

    Een eerste reden is de immense omvang van dat vogelrijk.

    Wie alle vogelsoorten heeft gezien, heeft de hele aardbol afgereisd. Ze komen voor op alle wereldzeeën en in barre streken, waar nauwelijks leven mogelijk is. Grijze meeuwen brengen hun jongen groot op één van de droogste plekken op aarde, de Atacama-woestijn in Chili.

    Keizerspinguïns broeden hartje winter hun eieren uit op Antarctica.

    Haviken nestelen op de begraafplaats waar Marlene Dietrich (Berlijn) ligt, huismussen in de verkeerslichten op Manhattan (Planet Sparrow), gierzwaluwen in grotten langs de kust, vinken in Tsjernobyl en gieren op rotsnesten in de Himalaya.

    De enige levensvormen met een groter verspreidingsgebied dan vogels kun je alleen door een microscoop zien.

    Dat vogels zich in zo veel verschillende leefgebieden kunnen handhaven, is te danken aan de ongekende diversiteit die ze hebben ontwikkeld.

    In afmeting lopen vogels uiteen van de Afrikaanse struisvogel die 2.5m hoog kan worden tot de piepkleine bijenkolibrie op Cuba.

    De snavels zijn enorm (pelikaan, toekan), minuscuul (eucalyptushaantje) of even lang als het lijf (zwaardkolibrie).

    Sommige vogels (de purpergors in Texas, de Goulds honingzuiger in zuidelijk Azië en de regenbooglori in Australië) zijn kleurrijker dan de weelderigste bloemen.

    Andere hebben een verenkleed in een van de subtiel van elkaar verschillende bruintinten die biologen bij het classificeren hoofdbrekens bezorgen: rossig, taankleurig, roestkleurig, roodbruin.

     

    Ook het gedrag laat veel variatie zien. Sommige soorten zijn uiterst sociaal, andere helemaal niet.

    In Afrika leven wevers en flamingo’s in groepen van miljoenen exemplaren, parkieten bouwen met takjes hele steden.

    Waterspreeuwen lopen in hun eentje over de bedding van bergbeekjes en de grote albatros legt met zijn spanwijdte van 3m met gemak honderden km af boven zee, mijlenver verwijderd van soortgenoten.

    Er zijn vriendelijke vogels, zoals de maoriwaaierstaart die je op je wandeling vergezelt, maar ook gemene, zoals de kuifcaracara in Chili die recht op je af duikt.

    Renkoekoeken werken samen om ratelslangen te doden; één vogel leidt de slang af, terwijl de andere vogels hem van achteren besluipen.

    Bijeneters eten bijen. Bladkrabbers wroeten tussen de afgevallen blaadjes. Kortbekzeekoeten duiken wel 200m diep. Slechtvalken halen in duikvlucht een snelheid van meer dan 350km/u.

    Rietzangerstekelstaarten houden zich hun hele leven op eenzelfde waterplas, terwijl een azuurzanger naar Peru vliegt en terugkeert naar de boom in New Jersey (VS) waarin hij het jaar daarvoor heeft genesteld.

     

    Vogels zijn niet zacht, niet aaibaar. Toch hebben ze meer met ons gemeen dan veel zoogdieren.

    Ze bouwen net als wij een ingenieus onderkomen waarin ze hun kroost grootbrengen. In de winter vieren ze vakantie in een warm oord. Kaketoes kraken puzzels waar chimpansees nog moeite mee hebben. Kraaien houden van spelletjes.

    Daarnaast maken vogels ook muziek. In Europese voorsteden hoor je de nachtegaal, in het centrum van Quito de lijster en in Chengdu de witbrauwlijstergaai.

    Matkoppen hebben een complexe eigen ‘taal’ ontwikkeld. Ze communiceren niet alleen onderling, maar met alle vogels in hun omgeving, om aan te geven hoe (on)veilig ze zich voelen.

    Er zijn liervogels in het oosten van Australië die een wijsje zingen dat een voorouder misschien wel een eeuw voordien van een fluit spelende immigrant heeft overgenomen.

    Maak je foto’s van een liervogel, dan neemt hij het geklik van de camera ook in zijn repertoire op.

    Maar vogels doen ook iets wat wij alleen in onze dromen kunnen: vliegen.

    Een arend laat zich hoog in de lucht meedrijven op thermiek, een kolibrie hangt ‘stil’ in de lucht, een kwartel bezorgt je een hartverzakking door vlak voor je neus op te vliegen.

     

    De vliegbewegingen van de vogels op aarde vormen een fijnmazig netwerk dat bestaat uit 100 miljard lijntjes, van de ene boom naar de andere, van het ene continent naar dat ernaast.

    Vogels hebben de wereld altijd binnen hun bereik gehad. Nadat de jongen zijn uitgevlogen, blijft een gierzwaluw bijna een jaar lang onafgebroken in de lucht. Op zijn vlucht naar sub-Saharisch Afrika eet, raast en slaapt hij in de lucht, zonder ook maar één keer neer te strijken.

    Jonge albatrossen hangen zo’n 10 jaar rond boven zee en komen dan pas voor het eerst terug aan land om zich voort te planten.

    Er is een geval bekend van een rosse grutto die zonder te rusten van Alaska naar Nieuw-Zeeland vloog: 11 690km in 9 dagen.

    Robijnkeelkolibries verbranden bij hun oversteek van de Golf van Mexico één derde van hun gewicht.

    De kanoet vliegt jaarlijks van zuidelijk Afrika naar het noorden van Siberië; hij overbrugt in zijn vrij lange leven een afstand groter dan de aarde naar de maan (384 400 km).

     

    Op een essentieel punt verschillen mens en vogel van elkaar: vogels hebben geen zeggenschap over hun omgeving. Vogels zijn niet bij machte om waterrijke natuurgebieden te beschermen, de visserij in te dammen of hun nest te koelen. Ze zijn aangewezen op hun instinct en de fysieke kenmerken waarmee de evolutie hen heeft uitgerust. Die instrumenten voldeden altijd uitstekend: vogels bevolken de wereld 135 miljoen jaar langer dan de mens. Maar wij veranderen de aarde zo ingrijpend en zo snel dat de evolutie het niet meer kan bijbenen.

    Kraaien of meeuwen vinden wel wat van hun gading op onze vuilnishopen, merels en koevogels pikken een graantje mee op veehouderijen, roodborstjes gedijen in stadsparken.

    Maar het lot van de meeste vogelsoorten hangt af van de bescherming, die wij ze bieden.

     

    Hier rijst de vraag: wat zijn de vogels ons waard?

     

    Nu in het late Antropoceen, denken we daarbij vooral aan economische waarde.

    Veel wilde vogels zijn eetbaar. Veel ook zijn onmisbaar in de natuur.

    Immers, ze bestuiven planten, verspreiden zaden en dienen als voedsel voor zoogdieren in ecosystemen die op hun beurt het beschermen waard zijn omdat ze toeristen aantrekken of CO² opslaan.

    Vogelpopulaties zijn – als die kanarie in de kolenmijn – een goede indicator van falend milieubeheer.

    Maar ook zonder teruglopende vogelaantallen kunnen we toch wel zien dat een moeras vervuild, een bos verwoest of een visgrond vernietigd is.

    De trieste waarheid: wilde vogels zullen nooit voldoende gewicht in de schaal leggen. Ze vreten immers alle bosbessen op.

     

    De vogelstand laat vooral zien hoe het is gesteld met ons ethisch kompas.

     

    We zouden wilde vogels moeten koesteren, omdat ze de laatste en mooiste schakel vormen tussen ons en natuur, die ons aan alle kanten ontglipt.

    Vogels zijn de bijzonderste, meest voorkomende nazaten van dieren die de aarde bevolkten lang voordat de mens ten tonele verscheen. Ze stammen af van de grootste landdieren die de evolutie heeft voortgebracht.

    De vink op je vensterbank is een kleine en perfect aan zijn leefomgeving aangepaste dinosauriër. Eenden in de vijver van een park ogen en klinken vrijwel nog hetzelfde als de eenden die leefden in het Mioceen, 20 miljoen jaar geleden, toen de vogels over de aarde heersten.

    De mens zet de planeet steeds meer naar zijn hand. Wij sturen drones de lucht in en vermaken ons met Angry Birds op ons mobieltje.

    Waarom zouden we nog zuinig moeten zijn op die nazaten van die prehistorische reuzen?

     

    Maar je kunt je ook afvragen of het verstandig is om alles altijd maar vanuit economisch perspectief te bekijken.

     

    Als we de vogels niet koesteren, dan verloochenen we onze afkomst.

    Als iemand zegt: het is spijtig voor de vogels, maar wij mensen komen op de eerste plaats, dan kan hij twee dingen bedoelen.

    De impliciete boodschap kan zijn dat mensen even goed of slecht zijn als welk ander dier dan ook. Onze egocentrische houding is genetisch bepaald: wij leven om ons voort te planten en zoveel mogelijk plezier te beleven; jammer dan voor de andere soorten waarmee we deze aardbol delen.

    Het is de opvatting van de cynische realist, voor wie bekommernis om andere soorten alleen getuigt van sentimentaliteit. Tegen deze zienswijze is niets in te brengen; iedereen die er geen moeite mee heeft te erkennen dat hij volstrekt egocentrisch is, deelt dat harde standpunt.

     

    Maar het adagium ‘eigen soort eerst’ kan ook heel anders worden geïnterpreteerd: het is ons mensen gegeven de aarde en de hele natuur te domineren omdat wij anders zijn dan de andere dieren, omdat we een bewustzijn hebben en beschikken over een vrije wil, over het vermogen ons verleden te kennen en onze toekomst vorm te geven. Deze alternatieve zienswijze komt voor onder zowel gelovigen als seculiere humanisten.

    Ze werpt de volgende vraag op: als we echt zo ver boven de andere dieren zijn verheven, hoe komt het dan dat wij goed van kwaad kunnen onderscheiden en beseffen dat het wenselijk is om een beetje comfort op te offeren voor de goede zaak en dan toch zo weinig respect betonen voor de natuur.

    Brengt onze unieke positie niet ook een bijzondere verantwoordelijkheid met zich mee?

     

    Enkele jaren geleden hoorde de schrijver van dit stuk in een bos in het noordoosten van India een zwaar en ritmisch klapwieken. Het indringende geluid werd voortgebracht door de vleugels van twee dubbelhoornige neushoornvogels die neerstreken in een boom vol vruchten. Terwijl de dieren zich in het gebladerte in alle rust laafden aan het fruit werd je overspoeld door een golf van geluk bij het aanschouwen van deze indrukwekkende vogels, waarvoor jij simpelweg niet bestond.

    Vogels zijn in veel opzichten totaal anders dan wij; juist daarom ook boeien ze ons zo.

    Ze vertegenwoordigen die andere zeer succesvolle diersoort, die de evolutie heeft voortgebracht.

    Dat zou ons eraan moeten herinneren dat wij niet de maat der dingen zijn.

    De verhalen die wij vertellen over het verleden en de toekomst die we voor ogen hebben zijn producten van een geest die een vogel niet nodig heeft. Een vogel leeft met de dag. Hoewel er jaar in jaar uit, miljarden ten prooi vallen aan onze huiskatten, ruiten en pesticiden en hoewel sommige soorten voorgoed verloren zijn gegaan, houden ze zich relatief goed in stand.

    Tot in de verste uithoeken van de aarde pikken kuikens hun eierschaal door om voor het eerst het zonlicht te aanschouwen en de zonnewarmte aan te voelen.









    18-03-2018 om 18:55 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    03-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Jan-van-Gent, een mooie en merkwaardige zeevogel

     

    Geraadpleegde bron: Ons Vogelblad – Natuurpunt: vogelwerkgroep Oost-Brabant [Vogelportret door Ludo Grouwels]

     

    Lang was deze rasechte zeevogel bij ons gekend als ‘Sula bassana’, een gekke naam die wat toelichting vraagt.

    Sula blijkt een woord van Scandinavische oorsprong te zijn dat ‘sul’ of zotteke betekent.

    Eigenaardig is dat de Engelse benaming ‘Booby’, die voor tal van genten wordt gebruikt en afkomstig is van het Spaanse ‘bobo’ … ook ‘sul’ betekent.

    Wellicht heeft een en ander te maken met de komische kop van meerdere genten en de potsierlijke wijze van stappen als een clown met overmaatse schoenen.

     

    En dan zijn Vlaamse naam ‘Gent’.

    Die heeft niets te maken met de Vlaamse stad, doch is hoogstwaarschijnlijk een verbastering van het oude Engels woord ‘Gannet’ dat voor gans staat: een zware watervogel met lange hals en zwemvliezen, die zich waggelend op het vasteland voortbeweegt.

     

    De Jan-van-Gent werd door de Zweed Carolus Linnaeus in de aparte familie Sulidae ondergebracht, die op haar beurt onder de Pelicaniformes (pelikaanachtigen) ressorteert. Verwanten zijn aalscholvers, slangenhalsvogels, fregatvogels en de keerkringvogels.

     

    De Sulidae kennen slechts 9 soorten genten, waaronder de bruine gent, de blauwvoetgent, de roodvoetgent en de maskergent.

     

    Portret

     

    De zeevogel heeft een lange, spitse kop met een rechte, aangepunte snavel, een wigvormige staart en zoals de meeste oceaanvogels lange, smalle vleugels, die glijvluchten boven de zeebaren mogelijk maken: weinig weerstand en een groot draagvermogen.

    Mannetje en vrouwtje zijn gelijk, doch het mannetje is wat groter en forser gebouwd.

    Van snavelpunt tot staarteinde varieert de lichaamslengte van 85 tot 100cm; de spanwijdte wisselt tussen 165 en 180cm. Het lichaamsgewicht schommelt tussen 2.5 en 3.5kg.

     

    Het volwassen kleed bereiken de vogels pas op de leeftijd van 4 à 5 jaar. Men krijgt dan een hoofdzakelijk witte vogel te zien met zwarte vleugeltippen, een geel tot oranje ingekleurde kop en twee blauwe tot grijsblauwe ogen. De poten en de met zwemvliezen voorziene tenen zijn zwart; zijn dolksnavel is hoornkleurig tot zilvergrijs.

    Juveniele exemplaren zijn volledig zwartbruin met wat witte spikkels en verkleuren in de daarop volgende jaren via alle mogelijke tussenkleden tot de vertrouwde witte, adulte vogels.

     

    Jan-van-Genten hebben een snelle, ondiepe vleugelslag; zeer typisch is het gezamenlijke stoot- en plonsduiken naar visscholen. Van een hoogte van 10 tot 40m duiken ze met aangesloten vleugels als een torpedo naar vis.

    De door de impact bereikte diepte wordt nog vergroot door enkele zwemslagen, zodat de vogels tot 9m onder de zeespiegel kunnen worden aangetroffen.

    Seconden later verschijnen ze weer dobberend aan het wateroppervlak om de gevangen vis verder te verdoven, hem in de juiste positie te manoeuvreren en door te slikken, waarna ze weer opvliegen voor een nieuwe duik.

    De vliegvaardigheid en de luchtmanoeuvres die ze ten toon spreiden zijn fenomenaal. Zoals bij alle oceaanvogels is hun vliegvermogen haast onbegrensd. Zo sierlijk als ze in de lucht zijn, zo plomp zijn ze op het vasteland door de korte poten en de gewichtsverdeling.

    Habitat

     

    Jan-van-Genten hebben een groot verspreidingsgebied en verruimen dit nog met hun verre trektochten.

    In West-Europa bevolken ze onder meer de Noord-Atlantische Oceaan, waarbij ze geregeld voor de kusten van Portugal tot Scandinavië hun opwachting maken. Bovendien kiezen ze een nestgelegenheid op de steile rotsrichels van de kust of op rotsige eilanden. Een grote concentratie broedvogels vindt men in West-Schotland (St-Kilda).

    Verder nestelen ze op IJsland, de Faroër-Eilanden, Noorwegen, Engeland, Ierland, de Kanaaleilanden en Noordwest-Frankrijk.

    Buiten het broedseizoen trekken de vogels rond en doen daarbij de West-Afrikaanse kust en het Middellandse Zeegebied aan.

     

    Levensloop

     

    Jan-van-Genten worden weliswaar als enig kind geboren maar dan toch in een heel grote ‘vriendenkring’. Genten zijn immers koloniebroeders die met duizenden op één plek kunnen verblijven.

     

    Met zeewier, gras, wat houtsnippers en veren, wordt een slordig nest van enige hoogte gevormd met een diameter van 60cm. Hierin wordt veelal slechts één, heel zelden twee, blauwachtig tot wit langwerpig ei gelegd. De buitenschaal is grof en ongelijk in dikte. Vaak zijn de eieren bekrast – ze worden immers met de tenen (nagels) en zwemvliezen bebroed – en  kleuren ze roodbruin door het rottend nestmateriaal.

    Beide geslachten ‘broeden’ op het enige ei gedurende 43 tot 45 dagen.

    Genten beschikken niet over broedvlekken. Bij andere vogels wordt via de naakte huidzone op de buik, die zeer sterk doorbloed is en daardoor een paarsrode schijn heeft, de lichaamstemperatuur van 40 tot 42°C doorgegeven. 

    Genten broeden met hun voeten en tenen waarmee ze het ei afdekken en vleien zich dan neer op het nest.

    Na ruim 6 weken het ei te hebben omklemd, schenken ze het leven aan een quasi naakt zwarthuidig kuiken, dat slechts schaars met crèmig-wit dons is bedekt. Wat later is het hele lichaam gehuld in een dichter, wolachtig dons, spaarzaam rond de snavelbasis, de ogen en het voorhoofd.

    Gedurende 84 tot 97 dagen worden de pulli gevoed met opgebraakt, halfverteerd voedsel, dat door de overijverige kuikens uit de slokdarm wordt gehaald. De jongen krijgen slechts 2 tot 3 voederbeurten per dag. Immers de ouders leggen tijdens het jagen doorgaans erg grote afstanden af, waardoor ze uren lang wegblijven.

    Natuurlijk valt er slechts één kuiken groot te brengen, dat snel opgroeit en zelfs behoorlijk wat overgewicht ontwikkelt: tot 4.5 kg met een vetlaag die hem zelfs het vliegen zal bemoeilijken.

    Op een mooie dag blijven de ouders gewoon weg van het nest: het bijna vliegvlugge jong teert dan maar enkele dagen op de reserves, verliest wat overgewicht en ook het geduld.

    Dan is het moment aangebroken om zich in zee te storten, want van vliegen is nog geen sprake. Gedurende een anderhalve week blijft het jong op zee dobberen en duikt al naar passerende vissen.

    Na 7 tot 10 dagen beheersen de jonge vogels de vistechniek en kunnen ze tevens op hun vleugels rekenen. Nu wordt het stootduiken beoefend, want vanaf zijn hogere positie in de lucht heeft de juveniele vogel een beter zicht op de visscholen. Genten zijn dus autodidacten; zij worden niet opgeleid door hun ouders.

     

    Baltsgedrag

     

    Mannetjes markeren hun nestplaats door voortdurende verkenning vanuit de lucht of door er te voet naar toe te waggelen. Hierbij schudden ze de kop zijdelings of knikken ze met gestrekte hals, terwijl ze met de snavel de nestplaats aanwijzen.

    De balts van het mannetje getuigt van enige agressie, onder meer bij het nekbijten, wanneer het wijfje de kop afwendt. De agressie overtuigt het vrouwtje van zijn gedrevenheid en houdt de belofte in dat hij het nest zal verdedigen tegen indringers en rovers.

    Net als de meeste watervogels merkt men bij genten ook een reeks rituelen en ceremoniën: ‘snavelen’, de kop over de rug buigen, met de koppen heen en weer wiegen, met hoge borst tegen elkaar aan klimmen, luid krijsen om hun emoties en opwinding kenbaar te maken, vleugelflapperen en korte vluchtjes maken, waarmee ze de partner wille imponeren en de band versterken. Ook voor de buitenwereld is dit van groot belang, om de positie en rang binnen de broedkolonie te handhaven.

     

    Levenswijze

     

    Jan-van-Genten zijn vogels van de open zee. Slechts bij stormweer, bij de achtervolging van visscholen of voor het broedseizoen naderen ze de kust: in Groot-Brittannië komen zowat

    160 000 broedparen aan wal, bijna 70% van de wereldpopulatie.

    De genten hangen een groot deel van hun leven in de lucht. Hun vlucht wordt gekenmerkt door snelle ondiepe vleugelslagen, veelvuldig onderbroken door lange en moeiteloze glijpauzes, waarbij ze handig gebruik maken van de opwaartse luchtstromingen, die ontstaan door het spel van de golven.

    Na het broedseizoen vertonen een aantal vogels honkvastheid, terwijl anderen uitzwerven richting evenaar naar tropische of subtropische bestemmingen.

     

    Daar het tot 4 jaar duurt alvorens de genten broedrijp zijn, treden er grote verschillen op in het zwerfgedrag. Oude vogels willen terugkeren naar hun broedgebieden, onvolwassen vogels hebben daar hoegenaamd geen behoefte aan.

    Genten leven niet alleen in kolonies samen, ook bij het jagen vormen zij formaties, wellicht ter verbetering van hun jachtsucces. Het gezamenlijke stootduiken verwekt paniek in de visschool zodat er inefficiënt vluchtgedrag optreedt. Bovendien krijg je het ‘gieren-effect’; zie je een vogel een stootduik uitvoeren, dan weet je dat hij een visschool heeft opgemerkt en kunnen de anderen meteen aansluiten.

     

    Op het menu staan een hele reeks zoutwatervissen: zalm, haring, sprot, makreel, koolvis, wijting, ‘pilchard’, ansjovis, zandpaling, … vissoorten die kort tegen het wateroppervlak leven en vanuit de lucht gemakkelijk kunnen worden waargenomen.

    Daar genten er niet voor terugdeinzen vis te stelen uit pas opgehaalde vissersnetten, komen er ook soms ‘diepzeevissen’ op het menu: katvis, schar, tongschar, bot, blauwe leng.

    Genten maken soms jachttrips van 150 tot 300 km en kunnen daarbij 7 tot 13 u van huis zijn.

    Jan-van-genten hebben een snavel van 95 tot 103 cm, waarmee ze de vis knellen, hem verdoven en hem herschikken met de kop naar voren, zodat ze hem in één beweging kunnen inslikken, net als de reiger of het ijsvogeltje.

     

    Parnertrouw

     

    Hoewel de paartjes zich reeds vormen vanaf het 3de levensjaar, duurt het tot het 5de of 6de jaar alvorens genten gaan broeden. Er is kennelijk sprake van jarenlange, zelfs levenslange partnertrouw. Genten worden vrij oud en zijn 10 tot 15 jaar productief.

    Nochtans wordt de echtelijke liefde erg op de proef gesteld: door de zeer dicht bevolkte kolonies, is er permanent ruzie en rivaliteit en vermits de jagende partner vaak uren van huis is …

    Hoewel de nesten bijna in elkaar overgaan (tot 3 nesten / m²) blijft het jong goed op zijn plaats. Zwervende jongeren worden immers erg hardhandig aangepakt door de buren, die op pikafstand zitten en hun minuscule territorium alsnog verdedigen.

    Bovendien zou het een quasi onmogelijke taak worden in zulke rumoerige massa een piepkuiken te gaan zoeken, met telkens weer geruzie over de landingsrechten. Veel kabaal en gegrom is nu eenmaal inherent aan een gentenkolonie.

     

    De Jan-van-Gent is een dagvogel, die de nacht doorbrengt al dobberend op de zee, gezeten op een rotsklif of liggend in een grasveld van een onbewoond eilandje.

    Tijdens het broedseizoen wordt de nachtrust op het nest doorgebracht. Het territorium wordt dagelijks weer afgebakend door baltsgedrag, blufpoker jegens de buren en onophoudelijk opvliegen en neerstrijken om de eigen nestlocatie te markeren.

    De oudere paren – ‘de gevestigde waarden’ – zitten veelal in het midden van de kolonie. Immers dit is de veiligste plaats voor opduikende rovers, zoals waterroofvogels of marterachtigen, die tijdens het grote tumult steeds aan de buitenkant van de kolonie een ei of een nestkuiken zullen trachten mee te graaien.

     

    Wie graag een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan dit via de zoekrobot in het archief opvragen.

     

    18/10/2008      Jan-van-Gent











    03-03-2018 om 16:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    20-02-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Film- & voordrachtavond 15/02/2018 – cultuurhoeve Mariadalkasteel

    Met de slogan ‘Je hebt meer buren dan je denkt’ startte de provincie Vlaams-Brabant in 2010 haar ambitieuze biodiversiteitscampagne.

    Samen met gemeenten, verenigingen en scholen werken aan een rijke en blijvende variatie aan planten en dieren, is het ultieme doel.

    Iedere gemeente is uniek in haar samenstelling van leefgebieden en daaraan gekoppelde soorten.
    Of anders gezegd, elke gemeente heeft haar specifieke groep van buren om te koesteren: vandaar ook de naam
    koesterburen.

     

    Gemeenten, bedrijven, organisaties, burgers, verenigingen en scholen kunnen één van de koesterburen uitroepen tot hun totemdier of -plant.

    Deze totem staat dan symbool voor hun bijdrage aan de grote biodiversiteitscampagne.

    Ze dragen er zorg voor, koesteren haar en nemen maatregelen om haar leefgebied te beschermen.

     

    De Kille Meutel Vogelvrienden kozen voor de huismus nu reeds 13 jaar geleden met hun actie ‘Red de straatket!’, een actie die helpt de bestaande huismussenpopulaties in stand te houden.

     

    Zowat een jaar geleden toen we ornitholoog Didier Vangeluwe van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen hadden uitgenodigd voor een film- en voordrachtavond over de huismus, had milieuambtenaar Guido Declercq de suggestie gedaan voortaan de huismus op te nemen in de reeks koestersoorten.

    En zo geschiedde. Met een gemotiveerd schrijven stelden we het gemeentebestuur voor de huismus, naast de huiszwaluw, de geelgors en de braamsluiper aan het lijstje koesterburen toe te voegen. Eerste schepen Erik Rennen nam deze oproep ter harte en zorgde samen met het burgemeester en schepencollege voor de bekrachtiging hiervan.

    Inmiddels prijkt onze trouwe tuinbezoeker op de affiche.

     

    Op deze webblog verschenen al meer dan een dozijn bijdragen over de huismus en over de diverse initiatieven rond de instandhouding van de soort. Deze kunnen uit het archief worden opgevist door in de zoekrobot ‘huismus’ in te tikken.  

     

    Met een kort filmpje en een bondige toelichting werden de 4 vogelsoorten, die we in Zaventem koesteren, nog eens voorgesteld.

    Bedoeling is de attente natuur- en vogelliefhebbers nauwer te betrekken bij het in kaart brengen van deze zeldzame vogelsoorten. Wie bereid is de acties van de Kille Meutel Vogelvrienden te helpen ondersteunen, is zeer welkom!

    Immers, hoe meer milieubewuste burgers zich engageren om de bedreigde biodiversiteit te helpen in stand houden, hoe beter we daartoe in staat zijn, al was het maar door te signaleren waar onze koesterburen het in Zaventem naar hun zin hebben.

     

     

    De braamsluiper [filmpje van Kees Vanger (3.45 min)]

     

    https://www.youtube.com/watch?v=0EOnb0zvBFI

     

    De braamsluiper is – zoals de naam al doet vermoeden – een kleine compacte vogel die meestal onopgemerkt blijft. Deze zomergast die hier verblijft van april tot oktober, is een schuwe bewoner van bosranden en dikke hagenrijen.

    Terwijl grasmussen gewoonlijk leven in lage, struikachtige vegetatie, zijn braamsluipers te vinden in hogere en dichtere begroeiing.

    Zo geeft een paartje braamsluipers de voorkeur aan een hoge, dichte wijd gespreide heg van meidoorn en sleedoorn, met hier en daar een hoge boom zoals eik en es.

    Erg bontgekleurd is de braamsluiper niet, maar slechts weinig vogelsoorten hebben zo’n witte keel; alleen de grasmus (die net als de heggenmus geen familie is van de huismus) vertoont datzelfde patroon.

    Dat opzichtig kenmerk en de uitbundige zang maakt het mogelijk de kleine zangvogel te herkennen, al verplaatst hij zich haast na elke zangstonde enkele meters verder, zeker tijdens de baltsperiode wanneer hij een wijfje tracht te lokken.

    Tijdens de herfst is hij gemakkelijker te vinden in struikgewas en bomen met bessen, zoals vlieren en kamperfoelies en soms in het bijzijn van andere zangvogels, zoals zwartkoppen en tuinfluiters.

    Hij pikt insecten op van bladeren, maar eet in de nazomer hoofdzakelijk veel bessen.

    De braamsluiper is een vaalbruine vogel met een grijze kap op de kop, vaak met een iets donkerdere oorstreek en een spierwitte keel die fel contrasteert met de vuilwitte onderdelen (borst en buik).

    Er is geen verschil tussen het verenpak van het mannetje en het vrouwtje.

    De zang heeft een zachte riedelende inleiding, gevolgd door een holle houtige ratel, lang niet zo metalig klinkend als die van de geelgors bv.

    De meest gehoorde roep is een korte tik, net twee keitjes (knikkers) die tegen elkaar worden gekletst.

    Het paar bouwt een nest van gras en stengels in een struik of boom, vastgemaakt aan klimplanten vlak langs de stam of tussen andere opgaande vegetatie. Binnenin wordt het kommetje afgewerkt met fijner materiaal, zoals fijne haarwortels, mos, wat haar en pluizen van planten.

    Er is één legsel in de periode mei-juni dat 4 tot 6 eieren telt.

    Deze worden 11 tot 14 dagen bebroed en de jongen vliegen al uit als ze 10 tot 13 dagen oud zijn.

    Ze overwinteren in Afrika ten zuiden v/d Sahara.

     

    Vindplaats in Zaventem: al komt die verspreid voor over de gemeente, werd hij het recentst opgemerkt in het parkje aan het Hoekplein in Zaventem, achter het Crown Plazza hotel

     

     

    De huiszwaluw [filmpje van Kees Vanger (4.45 min)]

     

    https://www.youtube.com/watch?v=nozuupIhA-o

     

    Het nest van de huiszwaluw is een meesterwerkje van modder; het heeft slechts een kleine ingang aan één kant van de bovenzijde en wordt gebouwd onder dakgoten en –randen, afdaken of nokbalken.

    Mannetje en wijfje voeren samen de modderballetjes aan, die met plantenvezeltjes worden verstevigd. De modder voor de bouw van het nest wordt bij poeltjes en sloten in de nabije omgeving verzameld.

    Van oorsprong is het een bewoner van rotswanden en kliffen, maar in onze streken heeft de huiszwaluw zich uitstekend aangepast aan de geschikte broedplaatsen die de menselijke bouwwerken hem bieden.

    Hij heeft echter geen behoefte aan de mensen zelf in tegenstelling tot de huismus. In Zuid-Europa broedt hij nog op afgelegen plaatsen en bouwt zijn nest tegen kliffen hoog in de bergen.

    Het broeden begint eind mei, enkele weken nadat de vogels van hun Afrikaanse winterkwartieren zijn teruggekomen.

    Het nest wordt met hooi, ander plantenmateriaal en veertjes gevoerd, waarna het wijfje er haar 4 tot 5 glanzend witte eieren in deponeert.

    Deze komen na 13 tot 19 dagen uit; de jongen blijven 3 tot 3 ½ week in het nest voordat ze uitvliegen. Jaarlijks brengen ze 2 tot 3 broedsels groot. Soms helpen de oudste jongen met het voeden v/d jongere.

    Huiszwaluwen vangen in een zwenkende en tamelijk fladderende vlucht vliegende insecten of zwevende spinnen.

    Van bovenaf gezien is de huiszwaluw te onderscheiden van de boerenzwaluw door de witte stuit en de kortere staart.

    Het verenpak wordt gekenmerkt door de hoofdzakelijk blauwzwarte bovendelen (rug), bruine vleugels en de zuiver witte onderdelen, de kin en keel inbegrepen. De poten zijn tot op de tenen bevederd.

    Het geluid vertoont wat gelijkenissen met de huismus, een hard, snel tjilpend sjirrrit of tjirrrip en de zang is een kwetterende improvisatie van dergelijke tonen.

    De lichaamslengte reikt tot 12cm, de spanwijdte varieert tussen 26 en 29cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 15 en 21g.

     

    Naast de huiszwaluw kennen we ook nog de gier-, de boeren- en oeverzwaluw.

     

    De gierzwaluw brengt de nacht vliegend door en nestelt in gaten en spleten onder daken van oude gebouwen. De vogel is helemaal donker gekleurd en heeft die karakteristieke sikkelvormige vleugels die hem heel wendbaar maken. Vaak hoort men hun opgewonden krijsende kreten tijdens hun groepsvluchten over de daken in de buurt van hun nesten.

     

    De boerenzwaluw is zeer herkenbaar aan de lange gevorkte staart met een dikke witte stippenlijn en de roodbruine keel. Zij is merkelijk groter dan de huiszwaluw. Ook boerenzwaluwen strijken zelden neer, behalve voor het verzamelen van nestmateriaal. Eten en drinken doen ze al vliegend.

     

    De oeverzwaluw – kleiner dan de huiszwaluw – heeft lichtbruine bovendelen en is onderaan tijdens de vlucht te herkennen aan de bruine band over de witte borst. De kolonies graven net zoals de ijsvogel gaten in de steile kleiwanden liefst in de directe buurt van water.

     

    Vindplaats in Zaventem (huiszwaluw): voornamelijk treffen we de huiszwaluw aan in en rond het Woluweveld in Sint-Stevens-Woluwe. Recent trokken we op verkenning in de wijk Rijmelgem in de buurt van de Sint-Stefaansstraat en omliggende straten, waar we tegen de gevels van huizen enkele afgestoken huiszwaluwnesten aantroffen. Ook in de Woluwevallei richting Machelen zijn er al opgemerkt. Vroeger trof men ook wel op de hippodroomsite in Sterrebeek – waar nu de Golf is – samen met boerenzwaluwen, huiszwaluwen aan.

     

     

    De geelgors aan de beurt [filmpje van Kees Vanger (3.28 min)]

     

    https://www.youtube.com/watch?v=E0CoExofJE4

     

    Het mannetje van de geelgors is zijn territorium zeer trouw en kan jaren na elkaar op een vaste plek – meestal een hoge zangpost – zijn lied verkondigen.

    Weinig vogels zingen op een zomerdag in de hitte van de middag, maar de geelgors zingt zijn vrolijke zang de hele dag en zomer door.

    Hij heeft een opmerkelijke zang, een serie van 5 tot 7 noten, die veel weg heeft van de aanzet van de 5de symfonie van Beethoven.

     

    Geelgorzen zijn algemeen voorkomende vogels in kleinschalige cultuurgebieden, langs bosranden, struikenrijke heidevelden of jonge dennenaanplant … vooral in open grazige stroken met lage begroeiing en weinig hoge bomen.

    Deze perceelranden met grassen en onkruiden vormen immers een belangrijke voedselbron voor geelgorzen tijdens het broedseizoen.

    In agrarische gebieden zijn de aantallen afgenomen door het verlies van heggen en vooral van wintervoedsel; stoppelvelden en hooimijten zijn nu eerder een zeldzaamheid.

    Het mannetje heeft een helder gele kop met donkere strepen; een dunne bovensnavel en een forsere ondersnavel en een fletse vlek op de wang.

    De borst en bovendelen zijn kastanjebruin met zwarte en rossige strepen; de flanken zijn roestkleurig en de gele onderkant vertoont eveneens een lichtbruin strepenpatroon.

    De roodbruine stuit loopt uit in een slanke zwarte staart, die is afgezoomd met witte randen.

    De vlucht is golvend met een vrij snelle reeks van vleugelslagen.

    Na verstoring vliegen ze in een snelle vlucht steil naar de dichtstbijzijnde heg of hoge boom, waarbij het wit op de staart goed te zien is.

    De lichaamslengte wisselt tussen 16 en 17cm; de spanwijdte varieert tussen 23 en 29cm; het gewicht schommelt tussen 24 en 30g.

    ’s Winters vormen ze kleine groepen of mengen zich met andere gorzen en vinken en zoeken ze naar zaden, scheuten, gemorst veevoer en ander afval op begroeide velden of geploegd land.

    De broedtijd begint eind april.

    De balts omvat een woeste achtervolging van het wijfje door het mannetje. Het door het wijfje gebouwde omvangrijke nest is een keurige kom van gras, mos en plantenstengels gevoerd met pluisjes en haren.

    Meestal ligt het verborgen op de grond onder overhangende hagen, vlak tegen houtkanten, ruigtes en struwelen, maar soms vlak erboven in een dicht struikgewas en heg; doornstruiken als mei- en sleedoorn genieten de voorkeur.

    De 3 tot 5 eieren zijn wit of paarsachtig wit met een krabbeltekening. Meestal broedt het wijfje.

    De jongen verschijnen na 12 tot 14 dagen en verlaten het nest na 2 weken voordat ze goed kunnen vliegen.

     

    Vindplaats in Zaventem: de geelgors treft men voornamelijk aan in het zuiden van Zaventem in de grote open ruimte rond het Golfdomein Sterea. Guido nam vorig jaar geelgorzen waar in de open ruimte tussen Nossegem en Zaventem, gebied bekend als ‘Nossegemdelle’ en verderop in het landbouwgebied in Steenokkerzeel, de zogenaamde ‘Runderenberg’.

     

                                                   

    Het totemdier onder de koestersoorten, de huismus (filmpje van Kees Vanger (2.35 min)]

     

    https://www.youtube.com/watch?v=nSAZSpR8-ak

     

    De tsjilpende huismus is een uitgesproken cultuurvolger, die zich vooral in de nabijheid van bewoning ophoudt, zowel in landelijke als in stedelijke omgevingen.

    Huismussen nestelen zich vaker onder dakpannen, in nissen of holtes in muren dan in bomen en struiken.

    De huismus houdt van gezelschap; ze vinden het erg gezellig om met zijn allen bij elkaar te wonen. Het zijn standvogels die zich meestal niet meer dan enkele honderden meters van de broedplaats verwijderen en in het broedseizoen nog minder ver.

    Toch zijn struiken, bomen en andere groene elementen in het landschap essentieel voor huismussen. Ze dienen als schuilplaatsen, voedselbronnen en nestgelegenheid. Huismussen foerageren langs groene stroken van klimop-hagen, struiken en lage bomen.

     

    Huismussen zijn honkvast en hebben een sociale leefwijze, d.w.z. dat wanneer ze een geschikte locatie vinden om te leven, de populatie hier generaties na elkaar zal blijven. 

    Broeden, foerageren, baltsen, stofbaden nemen, slapen en uitzwermen zijn allemaal activiteiten die in groepsverband plaatsvinden.

    Het mannetje en vrouwtje verschillen van uiterlijk. Het mannetje heeft een grijze kruin en een zwarte bef tot op de bovenborst, warmbruin, zwart-gestreepte bovendelen en vleugels en een opvallende witte vleugelstreep. Het vrouwtje heeft licht bruine bovendelen met een grijze waas en donker-bruine strepen, een effen lichte borst en eenkleurig grijze onderdelen met een beige teint.

    Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit zaden. De huismus heeft zich gespecialiseerd in de zaden van cultuurgewassen: tarwe, gerst, haver, gierst en maïs. Ook zaden van grassen, ganzenvoet en muur staan op het menu, aangevuld met een ruim aanbod aan tafelrestjes.

    De jongen worden vooral met insecten (onder meer bladluizen) gevoederd.

    De huismus is 14 tot 16cm lang en weegt max circa 30g; de spanwijdte varieert tussen 20 en 22cm.

    In de 10 dagen voor het vrouwtje haar eerste ei legt, kan het aantal paringen oplopen tot 40 per dag. Huismuspaartjes blijven levenslang samen. Mannetjes met een grote keelvlek, hebben ook grotere teelballen, produceren meer zaadcellen en zijn bij de vrouwtjes erg in trek.

    Een huismusvrouwtje legt gemiddeld 4 tot 7 eieren per legsel en kan in een broedseizoen tot 3 legsels voltooien. Het vrouwtje neemt het uitbroeden van de eieren haast volledig voor haar rekening.

     

    Toch gaat het niet goed met de kleine vogel; de aantallen lopen de laatste decennia heel sterk terug. Voor het duurzaam overleven is een groepsgrootte van minimaal 15 broedparen noodzakelijk.

    Verspreiding vindt over kleine afstanden plaats: (her)kolonisatie van geschikte habitats vindt alleen plaats direct aangrenzend aan gebieden waar de huismus al aanwezig is. In het residentieel gebied blijven de meeste jonge dieren binnen 1,5 à 2 kilometer van de nestplaats waar ze zijn opgegroeid. Voorwaarde om die wat langere afstanden te overbruggen, is dat er groene corridors aanwezig zijn waarlangs de huismussen de oversteek kunnen wagen.

     

    Vindplaats in Zaventem: over enkele weken zal een link op deze webblog toelaten via CartoWeb de locaties te markeren op kaart – work in progress!

     

    20-02-2018 om 20:19 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-02-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijwilligers van het Wildlife Taxi Team zorgen voor dierenwelzijn

     

    Geraadpleegde bron: WTT- Vlaams-Brabant, regio-coördinator Koen De Troyer / Anne  & Maurice Vandeput, de bezielers van het eerste uur

     

    In 2017 werden maar liefst 900 gewonde en verzwakte wilde inheemse dieren door vrijwilligers van het Wildlife Taxi Team (WTT) in Vlaams-Brabant gered van een mogelijke dood.

    De onfortuinlijke dieren waren tegen een venster gevlogen, hingen verstrikt in prikkeldraad, vielen als jong uit het ouderlijk nest of werden gewond aangetroffen langs de kant van een druk bereden weg.

    Iedereen kan met een gewond of verzwakt wild dier terecht in een erkend opvangcentrum voor vogels en wilde dieren (VOC).

     

    Maar wat als je de mogelijkheid niet hebt om het dier zelf te brengen?

     

    Gelukkig kan je dan een beroep doen op het WTT. Dit Vlaams-Brabantse team van vrijwilligers van Vogelbescherming Vlaanderen geeft jou advies en transporteert wanneer nodig het noodlijdende dier naar het dichtstbijzijnde VOC.

    Het team is sinds 2012 actief in Vlaams-Brabant, als eerste provincie in Vlaanderen en bestaat inmiddels uit een 60-tal gemotiveerde natuur- en dierenliefhebbers, die zich vrijwillig inzetten.

    Oproepen komen van wandelaars, mensen die een hulpbehoevend dier in hun tuin vinden, maar ook van politie, brandweer, dierenartsen en andere instanties.

     

    Afgelopen jaar werd een record van 900 oproepen geregistreerd, een stijging met meer dan 40% ten op zichte van 2016.

    Meer dan de helft van de dieren moest effectief door de vrijwilligers worden getransporteerd naar een VOC. Daarenboven konden de vrijwillige dispatchers – die instaan voor de telefoonpermanentie – een 400-tal personen met vragen over een wild dier in nood met het juist advies verder helpen of motiveren het dier zelf naar een naburig VOC te brengen.

     

    Alle mogelijke inheemse wilde diersoorten kunnen worden gemeld.

    De top 3 werd dit jaar vertegenwoordigd door de meer algemene soorten, respectievelijk houtduif, egel en merel.

    Opvallend was het aantal hulpbehoevende bosuilen dat de laatste maanden verstrikt raakte in prikkeldraad of gekneld zat in een schouw. Dankzij een snelle interventie en een goede samenwerking tussen melder, vrijwilliger en het VOC konden de dieren allemaal snel worden bevrijd en vlogen ze na enkele dagen revalidatie weer rond in de natuur.

     

    Ter info: je kan op het Wildlife Taxi Team beroep doen 7 dagen op 7 van 09u00 tot 21u00 via het noodtelefoonnummer 03 331 97 00

    Eén van de vrijwiller-dispatchers helpt je dan graag verder.

     

    Wil jij ook helpen bij het transporteren van noodlijdende wilde dieren of het beantwoorden van oproepen over wilde dieren?

    Het WTT is nog op zoek naar gemotiveerde vrijwilligers.

    Als je hiervoor interesse hebt, contacteer dan de regio-coördinator Koen De Troyer via e-mail:

    wtt.vlaams-brabant@vogelbescherming.be

     

    Om je een idee te geven van hoe het eraan toegaat, kan je even de fotoreportage met een woordje uitleg erbij van het WTT-team Vlaams-Brabant hieronder bekijken.

     

     

    Prikkeldraad blijft een gevaarlijk obstakel voor vogels. Gelukkig werd deze grijze variant bosuil opgedoken in het Haachtse Broek door de snelle actie van het Wildlife Taxi Team Vlaams-Brabant gered van een pijnlijke dood. Het dier werd aan beide kanten van de linkervleugel losgeknipt, waarna het vliegensvlug werd overgebracht naar een VOC. Een natuurlijke haag in plaats van prikkeldraad had dit ongeval kunnen voorkomen. Ondertussen vliegt deze geluksvogel alweer rond dankzij de vlotte samenwerking tussen, de bezorgde melder het attente WTT en het reddend VOC.

     

     

    Hier zien we een geringde kerkuil in de handen van een landbouwer te Breisem. De man merkte vanuit zijn tractor een geringde kerkuil op in een resterende pluk graanveld. Daarop liet hij het dier uitgeput door de verzengende hitte bekomen in zijn met airco gekoelde tractor en zorgde een snelle interventie van het WTT Vlaams-Brabant ervoor dat het dier een uur later in het natuurhulpcentrum van Opglabbeek werd opgevangen.

    Daar werd de vogel onderzocht en ontdaan van naaldaar in de vleugelpennen en borstpluimen. De aren uit deze plant van de grassenfamilie bleven allicht kleven in het verenpak tijdens de jachtsessies van de kerkuil in het graanveld.

    Nog geen 2 uur later kon een vrijwilliger van het WTT de gelukkige vogel alweer vrijlaten aan de kerktoren van Bunsbeek, nog geen km verwijderd van de vindplaats. Bij het observeren van het vrijgelaten dier kon een teamlid tot zijn grote verwondering vaststellen dat de prachtige uil bij valavond al terug aan het jagen was.

     

     

    Deze buizerd werd totaal uitgeput aangetroffen aan de rand van de vijvers in Erps-Kwerps. Het dier was zwaar ondervoed en werd onmiddellijk na melding overgebracht naar het NHC van Opglabbeek, waar de roofvogel in een couveuse werd gezet om onderkoeling te voorkomen. Een dagje later verorberde de buizerd al een kuiken.

     

     

    Een jonge houtduif waaide uit het nest, wat aan onze dispatcher van dienst meteen werd gemeld. Aangezien niemand graag wordt ontvoerd zocht onze vrijwilliger naar een nest in de nabije omgeving. Op de foto zien we de houtduif, gezond en wel terug in het nest geplaatst met een nog volle krop.

     

     

    Een fel verzwakte knobbelzwaan werd met visdraad om de tong en haak in de bek uit de ‘Zoete Waters’ in Oud-Heverlee opgevist. In een VOC werden de haak en de visdraad vakkundig verwijderd en werden voor de zekerheid enkele XR-scans genomen van de hals.

    Een week later mocht de zwaan alweer terug naar haar vertrouwde omgeving. Op de foto zie je de herstelde en net aangekomen knobbelzwaan die allicht blij was haar partner opnieuw te mogen vervoegen.

     

    Een getuigenis van Maurice en Anne

     

    Ziehier een momentopname van wat wij tijdens een heel jaar beleven. Elke opdracht is verschillend. Het is telkens een ander dier en het zijn altijd heel verscheiden mensen waarmee we in contact komt. Zo zijn we ooit al ontvangen geweest op een kasteeldomein waar een aangeschoten vos op de inrijlaan lag te verkommeren. Ook bij de minst begoeden worden we wel eens verwelkomd, waarbij we dan vaststellen dat deze behoeftige mensen toch nog een plaats in hun hart bewaren voor de dieren. Geregeld ook worden we door de politie opgebeld zoals die ene keer tijdens de vorige winterperiode dat de brigade van Tervuren op ons beroep deed om een verstoteling te redden. Het park lag ondergesneeuwd en als we toekwamen opende de politieagenten de barelen voor ons. Het was al laat en behoorlijk duister toen ze ons een wegeltje aanwezen waarlangs we moesten rijden om bij de eenzame jonge zwaan te geraken, die doorhaar ouders werd verstoten. Eens ter plekke verlieten de politieagenten ons want ze hadden een nieuwe opdracht. Daar stonden we dan moederziel alleen in die desolate witte vlakte. We volgden het aangeduide weggetje en reden pardoes haast het meer in zo smal was het pad. Toen we stopten zagen we de zwaan op zowat 4 m van de oever verwijderd radeloos rondkijken. Alle pogingen om haar te benaderen of te lokken, waren vergeefs en we beslisten dan maar de volgende ochtend met daglicht een nieuwe poging te ondernemen. Nu wij wisten hoe we de barelen konden omhoog heffen, waren we weer snel ter plaatse. We bevonden ons op de tussenweg van de twee vijvers toen we getuige waren van een hevige schermutseling onder 3 zwanen.

    Juist op het ogenblik dat wij aankwamen bij de plaats waar die zwanen in een hevig gevecht waren gewikkeld, sprong de jonge zwaan, die we moesten te pakken krijgen op de begane grond, weggejaagd door de twee ouders die wederom in hun nuptiale fase, het vervelend jong weg wilden. Inmiddels hadden we met ons groot vangnet post gevat achter de geopende voordeur van onze wagen. Op het gepaste moment gooiden we het net over de jonge zwaan en konden we het opgeschrikte dier met een aangeleerde veilige houdgreep in de wagen stoppen en warm houden tot we de siervogel in een VOC afleverden. Na een poosje bekomen werd de jonge zwaan te water gelaten in het vijverpark te Londerzeel, waar ze niet meer in conflict kon komen met het ouderpaar.

     

    Bij Vogelbescherming Vlaanderen hebben ze al vaker Maurice en Anne aangeraden al deze boeiende verhalen eens te bundelen en in een boek te publiceren. Het zou alvast geen saaie lectuur worden.

     

    01-02-2018 om 18:35 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    27-01-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tel mee tijdens het Grote Vogelweekend!

    Geraadpleegde bron: Tuingids voor blije vogels [Natuurpunt]

     

    Elke winter organiseert Natuurpunt deze telling.

    Dit weekend tellen duizenden kinderen, volwassenen en gezinnen gedurende een half uurtje de vogels die op hun balkon of in hun tuin neerstrijken.

    Die massale gegevens zijn van onschatbare waarde om de vogelpopulatie in kaart te brengen. Doe mee aan dit grote burgeronderzoek!

     

    Vogels houden van tuinen, zelfs van de kleinste.

    In heel Vlaanderen wordt de totale oppervlakte tuin geschat op 9%. In de stad maken tuinen zelfs 20% uit van het grondgebied. Daarmee is er meer privégroen dan openbaar groen.

    Voor heel wat planten en dieren vormt jouw tuin(tje) een levensnoodzakelijke biotoop, zeker in de stadskern. Gazon neemt in onze Vlaamse tuinen vaak meer dan 50% in beslag. Kies je daarentegen voor een natuurlijke tuin, dan krijg je ongetwijfeld meer bezoekers in je tuin.

     

    Vooral tijdens de winterperiode is geregeld voederen belangrijk. De vogels moeten op jou kunnen rekenen. Ze nemen een vaste route langs de tuinen en willen graag precies weten waar en wanneer er iets te rapen valt. Immers in elk seizoen hebben vogels behoefte aan voldoende voedsel. Je kan daarom op elk moment in het jaar beginnen met voederen. Wel altijd goed overwegen wat je best voedert in welk seizoen; vet alleen in de winter en tijdens de zomer alleen natuurlijke voeding zoals granen en noten.

    In elk jaargetijde kan voedselschaarste optreden. Langdurige regen, droogte of een slecht insectenjaar kunnen oorzaken zijn.

    Door bij te voederen is het toch mogelijk om vogels in alle seizoenen door periodes met weinig voedsel heen te helpen. Ook in augustus en september, de periode waarin ze hun veren vervangen (de rui) kunnen een aantal soorten een extra graantje gebruiken.

    Volwassen vogels zullen altijd proberen hun jongen eiwitrijk voedsel te geven zoals, insecten, spinnen of andere kleine diertjes. Wanneer er een voedselgebrek is, worden alle insecten aan de jongen gevoederd en schakelen de ouders over op ander voedsel.

     

    Op een voedertafel kunnen alle vogels makkelijk landen, goed om zich heen kijken en snel wegwezen als er gevaar dreigt.

    Het is makkelijk er zelf één te maken van een stuk watervast multiplex. Met latjes maak je opstaande randen die voorkomen dat het voer er af rolt of weg waait. In de hoeken laat je openingen vrij om regenwater af te voeren.

    Voor de gezondheid van de vogels is het van belang dat je de voederplank wekelijks schoonmaakt met heet water en een borstel. Zo verwijder je de uitwerpselen, beschimmelde etensresten en allerlei vervelende bacteriën.

     

    Plaats het voederhuisje of –tafel op een open plek waar de etende vogels een goed overzicht hebben op de omgeving. Het liefst met een vluchtstruik in de buurt. Op een hoogte van anderhalve meter is de voedertafel doorgaans veilig voor springende katten.

     

    Ik ben echt benieuwd naar de resultaten, want van vele vogelliefhebbers in het Zaventemse hoor ik dat zowat alle tuinvogels in veel kleinere aantallen in de tuinen opdagen.











    27-01-2018 om 11:15 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    13-01-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ons geluid maakt vogels onwennig  

    Geraadpleegde bron: De Standaard: Continu lawaai kan erger zijn dan luid lawaai

     

    Vogels beleven de omgeving op een andere manier dan mensen. Een aantal experimenten die  rekening hielden met de frequentiekarakteristieken van het omgevingsgeluid en met het soort specifieke gehoorvermogen van vogels vertellen ons meer.

     

    Communicatie door middel van geluid heeft diverse functies.

    Zo dient het bij vogels om partners te vinden, om rivalen te verjagen en waarborgt het de veiligheid doordat predatoren tijdig kunnen worden gedetecteerd.

     

    Het bepalen van de effecten van verstoring van de communicatie tussen vogels door omgevingsgeluid is echter niet eenvoudig. Uit tal van onderzoeken is gebleken dat het gehoorvermogen van vogels sterk afwijkt van dat van de mens. Veel soorten horen minder goed en in een smaller frequentiebereik dan de mens.

    De verschillen tussen de gehoordrempels van vogels en mensen kunnen wel 20 dB zijn.

     

    Met de kennis van de frequentieverdeling van het stoorlawaai en de kennis over het gehoorvermogen van een specifieke vogelsoort kan worden geanalyseerd in hoeverre de voor die vogelsoort relevante frequenties uit het mogelijke stoorlawaai daadwerkelijk verstorend werken.

    In de ruimtelijke procedures moet worden gekeken in hoeverre vogels met elkaar kunnen communiceren in een bepaald type omgevingslawaai en op bepaalde afstanden.

     

    Vroege vogels woonachtige in de buurt van de luchthaven schijnen eerder op te staan om in alle rust te kunnen zingen. Maar niet alle vogels kunnen even goed overweg met lawaaiige plekken. De soorten die verdwijnen zijn soorten met lage liedjes of zelfs vogels die niet zingen zoals uilen en de koekoek, maar ook boomklevers en wielewalen.

     

    Dat stadsvogels een en ander te verduren krijgen, lijkt evident, maar zelfs een ‘rustige’ activiteit als aardgaswinning zet vogels in de buurt onder zware stress.

    Amerikaanse onderzoekers hingen nestkastjes op verschillende afstanden van een aardgaswinning in New Mexico, in het zuiden van de Verenigde Staten en grenzend aan Mexico. Er klinkt daar wat geluid van compressors, maar niet meteen iets dat je spontaan als ‘hinderlijk’ zou bestempelen. Maar zelfs in die ‘redelijk rustige’ omgeving zagen de vogels in de nestkastjes hun stresshormonen in de soep draaien, legden ze minder eieren en hadden ze jongen met verminderde groei.

    Het was de eerste keer dat iemand vogels onderzocht in een omgeving met niet al te intensief, maar wel aanhoudend geluid van menselijke oorsprong.

     

    Zo is al in 10 Europese steden, waaronder Antwerpen en Brussel, vastgesteld dat koolmezen hoger gaan zingen om gemakkelijker boven het verkeerslawaai, dat vooral lage frequenties bevat, uit te komen. Voor koolmeesmannetjes pakt dat slecht uit, want wijfjes raken vooral opgewonden door mannetjes met een lage stem. Als de stadsmannetjes met hun hogere zang dan toch een wijfje vastkrijgen, is de kans groter dat zij vreemdgaat. De vrouwtjes houden namelijk van mannen met zwoele stemmen.

    Koolmezen zijn sowieso al fameuze ‘schuin-marcheerders’, maar ons verkeersgeluid maakt dat nog erger.

    De huismussen in San Francisco – waarvan men geluidsopnames had van 30 en 60 jaar geleden – blijken echter niet schriller, maar ook 10 dB luider te zingen. Bovendien hadden ze 60 jaar geleden 3 liedjes op hun repertoire, nu nog amper één: dát met de meeste hoge tonen. Geelgorzen in Nederlandse steden gaan zelfs tot 14 dB extra luider zingen.

    Nachtegalen zingen in de week luider dan in het weekend, gelijk op met het stadslawaai. Stadsvogels beginnen vroeger in de ochtend te zingen dan vogels op het platteland, om de ochtendspits voor te zijn.

    De biologen in het aardgasveld onderzochten plaatselijke vogels, waaronder de blauwkeelsialia, de bergsialia en de grijskeeltiran. Bij alle drie de vogels werkte het constante achtergrondgeruis als een ‘geluidsdeken’: het dempte de geluiden van roofdieren, concurrenten en soortgenoten, waardoor de moeders niet meer zeker waren of de omgeving veilig was en voortdurend moesten kiezen of ze op wacht bleven of de jongen toch maar achterlieten om voedsel te zoeken.  











    13-01-2018 om 18:45 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-01-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kunst van fotograferen – deel 2

     

    Hier volgen nog een reeks knappe momentopnames van Wim Dekelver.

     

    De schuchtere roerdomp in volle vlucht kunnen vereeuwigen, is een hele krachttoer.

    De reigersoort leidt een zeer verborgen leven en een ontmoeting met een roerdomp is zeer zeldzaam. Immers het is een mysterieuze vogel die moeilijk te zien is wanneer hij de ‘paalhouding’ aanneemt (het imiteren van een pol rietstengels door stijf rechtop en onbeweeglijk te staan).

    Het vergt dan ook uren geduld om een geslaagde foto te maken van deze schichtige rietvogel, die zich slechts aan korte verplaatsingen waagt.

    Maar met het fabuleuze AF-systeem in de Nikon D500 maak je al meer kans om de vogel passend in het vizier te krijgen.

     

    Een leuk filmpje schetst de levensloop in een 5-tal minuten

    https://www.youtube.com/watch?v=fyxBXS2fTqs

     

    Een slobeend die net opvliegt na een forse aanloop in het water met waterdruppels die nog van het verenpak afglijden is een dankbaar moment.

    De eend is een broedvogel van vochtige weilandcomplexen, moerassen en ondiepe plassen met modderzones en een weelderige oevervegetatie.

    Tijdens de broedseizoen leeft het vrouwtje zeer verborgen tot de jongen vlieg-vlug zijn.

    Het mannetje patrouilleert dan ergens in de buurt van het nest. Tijdens de winter zitten grote aantallen in overstroomde meersen, maar ook op open water zoals dokken, spaarbekkens en grote vijvers. Tijdens het foerageren zeeft de slobeend, net onder het wateroppervlak kleine ongewervelden uit het water.

     

    Ook dit kort filmfragment leert je meer over de karakteristieke eigenschappen

    https://www.youtube.com/watch?v=N84wQTAFE-w

     

    De aalscholver is een oude vertrouwde bewoner van waterrijke gebieden. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een handig instrument voor de visvangst.

    De aalscholver lijkt wel een zwarte vogel, maar feitelijk is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk veertje van de boven-vleugels heeft een subtiel zwart randje. Dat geef de vogel een ‘geschubd’ uiterlijk.

    Hun vlucht is stevig en resoluut; ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming. Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om deze te laten drogen.

     

    In dit filmpje zie je zelfs hoe Chinese vissers gebruik maken van aalscholvers om vis te vangen.

    https://www.youtube.com/watch?v=nounx7eAbcI

     

    De krakeend is een onopvallend gekleurde middelgrote grondeleend. Het vrouwtje van de krakeend lijkt sterk op het vrouwtje van de wilde eend, maar heeft een oranje rand langs de donkere snavel. Het mannetje heeft in het zomerkleed een zeer fijne gedetailleerde donkere tekening op een verder grijsbruine ondergrond, een zwarte stuit met daarvoor hagelwitte spiegelvlakken op de vleugels, die bij de wilde eend blauw is. De krakeend is een wijd verbreide broedvogel van moerasgebieden, duinplassen en open polders met veel grasland en sloten.

     

    In dit filmpje zie je bij een aantal foto’s van de vlucht duidelijk de afgetekende witte vlekken op de vleugels.

    https://www.youtube.com/watch?v=5nFy-Dzg0Xk











    08-01-2018 om 18:48 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    31-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kunst van het fotograferen

     

    Wanneer de jaarwisseling nadert, maakt men doorgaans het bilan op van het verstreken jaar.

    Hoogtepunten dit jaar waren de viering van het 10-jarig bestaan van deze educatieve blog en het behaald bezoekersaantal, dat ondertussen meer dan 100 000 views telt.

    Inmiddels zijn er 600 artikels verschenen en meer dan 2300 foto’s gepubliceerd waarvan 60% aangeleverd door Wim Dekelver.

     

    De duivel-doet-al en jonge ambitieuze Pieter Cox heeft het almaar drukker en vindt nog zelden de tijd om een compositie van 5 foto’s samen te stellen voor dit blog, maar dat wordt hem absoluut niet kwalijk genomen. Hij zoekt af en toe wel eens een nachtelijk moment om in hoogste nood te helpen of goede raad te verstrekken. Hij blijft als gastfotograaf erg welkom!

     

    De jarenlange vriendschappelijke band met Wim dwingt respect en erkentelijkheid af. Wim is immers altijd bereid om voor het beeldend materiaal te zorgen, wat onbetwistbaar het succes van de populariteitcijfers verklaart. De recente prachtige reportage over de visarend is daar een mooi voorbeeld van.

     

    Onze huisfotograaf kan ongelooflijk genieten van de aanwezigheid van vogels in de natuur en slaagt er telkens weer in die passionele beleving in een beeld te vatten om het te delen met andere vogelliefhebbers. Wanneer Wim een reeks geselecteerde foto’s aanlevert, besef je als leek helemaal niet welke inspanningen de gerichte verkenning (voorbereiding vooraf) en de geduldige observatie (soms urenlang waarnemen en soms zonder resultaat) heeft gevergd.

    Af en toe heb je wel eens een toevaltreffer tijdens die geduldige waarnemingssessies. Onverwacht duikt dan een vogel op die het aandurft haast vlak voor je lens een poosje zijn verenpak te poetsen, maar dat gebeurt maar zelden.

     

    Door de jaren heen heeft onze natuurfotograaf nieuwe natuurgebieden gezocht, contacten gelegd met natuurbeheerders, conservators, boswachters die hem vertellen waar de dieren zich ophouden. Zulke belangrijke relaties bouw je op telkens je in een schuilhut andere even enthousiaste natuurfanaten ontmoet. Doordat je gerichter kijkt, valt er niet alleen meer te ontdekken, maar het fotograferen wordt ook leuker om te doen, wat ik zelf kon ondervinden toen ik Wim een dagje vergezelde in een vogelkijkhut van Glenn Vermeersch in Kalmthout.

     

    Als de scherpte en de compositie goed zitten, heb je fraaie foto’s geschoten, maar de drang en het doorzettingsvermogen om unieke momentopnames vast te leggen die de ultieme kick geven, blijven Wims grootste verdienste. Hij zoekt altijd weer nieuwe manieren om de natuur onderscheidend in beeld te brengen. En de reeks foto’s die bij deze bijdrage werden aangeleverd, bewijzen dat zonneklaar. Dank je wel, Wim!

     

    Aan al onze lezers en fans wens ik  

     

    een sprankelend en bruisend,

    een stralend en schitterend,

    een gezond en gelukkig,

    een zorgeloos en prachtig jaar.











    31-12-2017 om 17:18 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 69 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Met hun krachtige tenen en nagels ‘kleven’ boomklevers echt aan boomstammen
  • De kans is reëel dat je elke winter op onze stranden dezelfde drieteentjes ziet
  • Vogelbescherming Vlaanderen dagvaardt rijke kasteelheer en de Vlaamse Waterweg
  • Domesticatie behoedde onze knobbelzwanen voor uitroeiing
  • Paul en Betty, het eerste koppel zeearenden in België
  • De fuut als voorbeeld van wat een ‘perfect koppel’ kan zijn
  • Succesvolle drietenen gaan voor garnaal
  • De houtsnip
  • Massale koperwiekentrek in oktober
  • De patrijs is in Vlaanderen met uitsterven bedreigd, maar toch mag er nog op gejaagd worden. De politiek doet een nieuwe poging om dat anachronisme te stoppen.
  • De vink werkt sommige mensen mateloos op de zenuwen
  • De zwaluw die geen zwaluw is
  • Broedt weldra de imposante Europese zeearend in onze contreien?
  • Red de Straatket! 20 jaar lang termijnonderzoek naar huismussenpopulaties
  • De zwarte stern is een vogel waarvoor alles tegenzit in onze contreien
  • Kan een verhuizing naar de stad de scholekster redden?
  • Het baardmannetje is eigenlijk een bakkebaardmannetje
  • De oeverzwaluw kan op menselijke assistentie rekenen
  • De roodborsttapuit stelt het vrij goed
  • Sommige zanglijnen van de zanglijster gaan al eeuwen mee
  • En de boer, vervuilt hij voort?
  • De raaf is een verspreide stand- en zwerfvogel
  • Onze grootste specht is een black beauty
  • Hoe meer de kruisbek vliegt, hoe roder hij wordt
  • Het jaarlijkse Grote Vogelweekend 2023 op 28 & 29 januari 
  • Goudhaantje en vuurgoudhaantje, de kleinste koninkjes van het Vlaams vogelrijk
  • De impact van vuurwerk op vogels
  • De tureluur doet het bij ons iets minder slecht dan de andere weidevogels
  • De fraaie lepelaar is een van de stilste vogels ter wereld
  • De koereiger in opmars
  • De wereld door de ogen van de rosse grutto
  • De koolmees wordt bedreigd door sluipende problemen
  • De drieteenstrandloper, steeds achter terugtrekkende golven aanrennend
  • De havik is de krachtigste roofvogel in onze contreien
  • Uitgestorven reuzenzeevogel
  • De strandplevier in de verdrukking door strandtoerisme
  • De woestijnbuizerd is een veel gebruikte roofvogel in de valkerij
  • De kleine karekiet brengt geregeld ook koekoekskuikens groot
  • Gierzwaluwen hebben van vliegen een levensstijl gemaakt
  • De blauwe reiger is de laatste decennia aan een sterke opmars bezig
  • Dramatisch biotoopverlies voor de veldleeuwerik
  • De gekraagde roodstaart, adonis van het bos
  • Officieel is de stadsduif dezelfde soort als de rotsduif waarvan ze afstamt
  • De boomvalk, de sierlijke, snelle rover 
  • Modern bosbeheer heeft een averechts effect op de kuifmees
  • De kievit, de luchtacrobaat van de wei
  • De kleine fitis is met 13 000 km de recordhouder in trekafstand
  • De bosuil doet het uitstekend in onze contreien

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    lucky007
    www.bloggen.be/lucky00
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs