Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Geraadpleegde
bron: Meer dan 30 miljoen dieren en planten op waarnemingen.be [De Standaard Tom
Ysebaert]
Tienduizenden
Vlamingen registreren hun natuurobservaties op Waarnemingen.be.
Burgerwetenschap op zijn best, al 10 jaar lang.
Natuurminnend
Vlaanderen is als een blok gevallen voor Waarnemingen.be.
Iedereen
die een plant, een dier, een amfibie of wat dan ook spot in de natuur, kan dat
op de website invoeren.
In 10
jaar tijd brachten 28.000 deelnemers uit heel België liefst 31 miljoen
waarnemingen van 21.400 soorten bij elkaar. Ze voegden daar 4,8 miljoen fotos
bij. Elke maand komen er 300.000 waarnemingen bij.
Men had
nooit verwacht dat de website zon vlucht zou nemen, zegt Wouter Vanreusel van
Natuurpunt, die de website beheert voor Vlaanderen en Brussel.
De
meeste meldingen betreffen vogels, maar de verbreding zet door. Zo zijn er
steeds meer mensen die zich toespitsen op nachtvlinders of bijen.
Gemiddelde
leeftijd v/d spotters is 48 jaar. Het gros is man; zowat 30 % vrouw.
De digitalisering gaf de website een serieuze boost.
Vroeger werden vogelobservaties gemeld via de telefoon en
opgenomen op een bandje.
Zo konden ze ook worden beluisterd. Wie geen enkele speciale
melding wou missen, liep met een beeper rond.
Vandaag gooi je een waarneming via een app meteen online.
Het
duizelingwekkend hoge aantal waarnemingen is voor een stuk te danken aan
allesmelders, die ook de banaalste vogel signaleren. Dat mag gek lijken maar
toch is dat interessant. Door de meldingen zo nauwgezet te volgen, kon men bv
de achteruitgang v/d merel documenteren.
Overigens
worden de waarnemingen door steeds meer onderzoeksinstellingen en overheden
gebruikt. Voor wetenschappelijke research, beschermingsprojecten,
natuurtoetsen bij infrastructuurwerken, de opmaak van lijsten met bedreigde
soorten enz.
De
kwaliteitscontrole gebeurt door 120 experts zelf ook vrijwilligers die de
meldingen van bepaalde soortengroepen in de gaten houden. Fotos geven vaak de
doorslag bij twijfel over de juistheid v/d melding.
Aanvankelijk
bestond er scepsis over de betrouwbaarheid v/d waarnemingen.
Maar
vergelijkingen met wetenschappelijke studies tonen dat de site zeer geloofwaardig
is. Bovendien werkt dit registratiesysteem sneller dan officiële publicaties,
die jaren in beslag nemen.
Zo kun
je op de site meteen zien hoe de dagpauwoog zich dit jaar heeft gedragen.
Normaal
heeft zon vlinder een piek van waarnemingen in het najaar. Dit jaar blijft die
uit.
Dat is
wellicht aan de droge, hete zomer te wijten. Veel planten waarop de vlinder en
zijn rups voedsel zoeken, raakten verdord.
Op de
site zijn trends over de jaren heen te visualiseren. De opgang v/d uitheemse
buxusmot, waarvan de rups lelijk huisgehouden heeft in de Vlaamse tuinen, is
mooi af te lezen v/d kaarten. Je ziet de vlek zich uitspreiden v/d 2 haarden
in Oost-Vlaanderen en Antwerpen naar de rest van Vlaanderen.
De
waarnemingen maken ook de klimaatverandering zichtbaar.
Er
worden steeds meer Zuid-Europese libellen en sprinkhanen gespot, de
braamparelmoervlinder schuift noordwaarts op, de van oorsprong mediterrane
bijeneter broedt nu ook bij ons.
Waarnemingen.be
kan zo een v/d meest succesvolle vb. van citizen science in
ons land worden genoemd. Dat zijn burgeronderzoeken die steunen op gegevens van
inwoners, zoals CurieuzeNeuzen, die de luchtkwaliteit in kaart bracht.
Waarnemingen.be
wordt overigens nog gebruiksvriendelijker, kondigt Vanreusel aan.
De
volgende versie zal meer vanuit fotos werken. De software zal je de naam v/e
soort suggereren en er de graad van waarschijnlijkheid bijzetten.
Er moet meer toegankelijk
groen komen in de buurt van onze woonkernen, schrijftSteven Vanonckelen,
bestuurder bij BOS+, zodat we niet
langer de auto hoeven te nemen om te gaan recreëren in kwetsbaar natuurgebied.
De krokusvakantie en het
wielerseizoen zijn begonnen; tijd om de fiets van stal te halen en met de hond
te gaan wandelen in het groen. De natuur biedt daarbij een moment van rust, een
gezonde dosis beweging en een gevoel van vrijheid. Dat vrijheidsgevoel draagt
bij aan een perceptie dat in de natuur alles mag en alles van iedereen is.
Maar verstoren al die vormen van recreatie het broze evenwicht
in onze natuur niet?
De natuur en het bos in
Vlaanderen staan onder druk.
Volgens het
recentste rapport (uit 2013) verkeert het grootste deel van de diersoorten in
een ongunstige tot zeer ongunstige staat van instandhouding.
De grote,
aaneengesloten natuurgebieden in Vlaanderen zijn beperkt tot de Kalmthoutse
Heide, het Zoniënwoud, het Nationaal Park Hoge Kempen en Bosland in Limburg.
De reden
daarvoor is eenvoudig: Vlaanderen kent een erg hoge bevolkingsdichtheid en de
hoogste graad van landschapsversnippering in Europa.
Recreatieve
activiteiten
De hoge
bevolkingsdichtheid heeft er mee toe geleid dat onze natuur- en bosgebieden
een dicht netwerk aan wandel-, paarden-, fiets- en mountainbikeroutes bevatten.
Daarnaast
snijden een hoog aantal autowegen dwars door die gebieden heen en is er een
stijgend aanbod aan recreatieve activiteiten in het groen.
Sinds juni
2018 is de wetgeving omgekeerde toegankelijkheid van kracht in bossen en
natuurgebieden die eigendom zijn van de Vlaamse overheid en waarvoor geen
toegankelijkheidsreglement werd opgesteld.
Dit houdt in
dat wandelaars en lopers de paden mogen verlaten in deze gebieden.
Wandelaars met
een hond, fietsers, mountainbikers en andere recreanten moeten daarentegen op
de paden blijven die voor hen voorzien zijn.
In privébossen
en in bossen en natuurgebieden van de overheid waarvoor wel een
toegankelijkheidsreglement werd opgesteld, gelden dan weer andere regels.
Ingewikkeld en er wordt sterk vanuit een menselijk standpunt geredeneerd.
Misschien
redeneren we te weinig vanuit het standpunt van de natuur
Het ene bos is
het andere niet: sommige bostypes zijn robuust genoeg om geregeld bezoek van
ravottende kinderen aan te kunnen, andere bestaan uit kwetsbare biotopen die
dat absoluut niet verdragen. Bovendien gaat dit alleen over de draagkracht van
de vegetatie, terwijl fauna veel gevoeliger is voor verstoring.
Een bekend vb.
van een plek waar men een evenwicht probeert te zoeken tussen recreatie en
bescherming van het natuurlijk erfgoed is het Hallerbos.
Enerzijds
hebben de duizenden toeristen, die het bos jaarlijks bezoeken, een grote impact
op de fauna en flora.
Anderzijds
worden zware inspanningen gedaan om te vermijden dat de wilde hyacinten
platgelopen worden en profiteert de lokale horeca mee door in te spelen op deze
massa.
Het Nationaal
Park Hoge Kempen in Limburg ontwikkelde een internationaal gelauwerd model om
de draagkracht van de natuur te bewaren én mensen welkom te heten.
Alle
toegangspoorten van het nationaal park werden doelbewust buiten het nationaal
park gelokaliseerd en zijn een natuurattractie op zich. Men voegt er de facto
een extra natuurbelevingsruimte aan toe om het nationaal park te bufferen. Het
kan soms eenvoudig: meer ruimte en een goede zonering kunnen de druk op de
natuur verlagen en de natuurbeleving verhogen.
Menselijke verstoring indijken
Het Vlaamse
biodiversiteitsbeleid richt zich in hoge mate, sommigen zouden zeggen bijna
exclusief, op Europees bedreigd natuur- en bosgebied.
Daar wordt veel energie
en geld aan besteed. De vraag rijst of er niet meer middelen moeten gaan naar
natuur- en bosgebied dat níét door Europa wordt beschermd. Ook in die gebieden
is menselijke verstoring bijna permanent aanwezig vanwege de beperkte
oppervlakte, sterke versnippering door allerlei wegen en hoge recreatiedruk.
Zo valt de
impact van loslopende honden op wilde dieren niet te onderschatten.
En wat met de
recente evoluties van draagbare luidsprekers en zoemende drones die je overal
hoort?
Studies tonen
aan dat zelfs een wandelpad door een bos tot lagere broedaantallen leidt.
Het is dan ook
geen toeval dat de Vlaamse wolven zich terugtrekken in de militaire domeinen. Afgezien
van tactische oefeningen in bepaalde zones zijn dat nog relatief onverstoorde
gebieden. Dat er al één wolf werd doodgereden en er heel wat commotie bestaat
over de dieren, bewijst dat we opnieuw moeten leren omgaan met deze nieuwe of
oude wilde natuur.
Betonstop
Er is een
groot tekort aan toegankelijk en veilig bereikbaar groen in Vlaanderen en er
zijn veel parallellen met de discussie over onze ruimtelijke planning.
Er mag geen
bijkomend beslag meer worden gelegd op onze open ruimte. Elke slecht gelegen
kavel die in de komende jaren wordt bebouwd, hypothekeert de kansen voor de
biodiversiteit in Vlaanderen.
Net daarom
moeten we meer toegankelijk groen inrichten dicht bij onze steden en
dorpskernen, snel bereikbaar voor scholen en jeugdverenigingen.
En voor de
toegankelijkheid van bossen en natuurgebieden is er ook nog zoiets als gezond
verstand: soms wel opengesteld en soms beter niet.
Daarin moeten keuzes worden gemaakt,
zodat onze meest kwetsbare gebieden zich in de toekomst kunnen herstellen.
Het is
duidelijk dat meer mensen van de natuur willen genieten. Dat betekent niet dat
we meer mensen moeten toelaten in de al beperkte natuurruimte, we moeten net natuurruimte
bijmaken. Bovendien zijn bossen en andere natuur een efficiënte en duurzame
oplossing voor de gevolgen van de klimaatverandering. Natuur moet weer een
inherent en belangrijk onderdeel worden van ons landschap, onze steden en gemeenten,
zodat we niet langer de auto moeten nemen op zoek naar wat groen om ons gezond
en gelukkig te voelen. De boswachters, bosbrossers én hyacinten van het
Hallerbos zullen ons eeuwig dankbaar zijn.
De Carolina eend was in
het begin van de 20ste eeuw bijna uitgestorven doordat er teveel op werd
gejaagd. Gelukkig is de populatie weer aangegroeid in het oorspronkelijk
leefgebied, zuidelijk Canada en Noord-Amerika (oostelijke helft van de VS tot
en met Cuba / vanaf British Columbia tot zuidelijk California).
De Carolina eend treft men
maar heel zelden aan in West-Europa doordat hij allicht is ontsnapt uit watervogelcollecties.
Vogelbescherming pleit voor
een goede monitoring van alle exoten om te kunnen beoordelen of er geen
negatieve effecten optreden voor inheemse soorten.
Exoten zijn vogels die
buiten het gebied voorkomen waar ze van nature zich voordoen en daar niet zouden
worden aangetroffen zonder directe of indirecte introductie door de mens.
Vogelbescherming is geen
voorstander van het houden van sierwatervogels in gevangenschap.
De Carolina eend is een nauwe
verwant familielid van de Aziatische Mandarijneend, die ook een heel kleurig
verenpak heeft en ook vaak in gevangenschap wordt gehouden.
Desondanks kunnen ze
onderling geen nakomelingen krijgen. Dit komt omdat de Mandarijneend een van de
weinige watervogels is met een afwijkend aantal chromosomenparen.
Eventuele bevruchte eieren
van gemengde paren zullen zich nooit ontwikkelen en sterven in een vroeg
stadium in het ei al af.
Het zijn beide roestende
of pronkeenden die vaak in bomen rusten (roesten) op de grote takken van oude
loofbomen; het zijn dus echte bosbewoners.
De Carolina eend vertoeft
graag in de schaduw bij rustige poelen, meren en rivieren. Af en toe ziet men
de eenden in brak water zoals aan riviermondingen, maar nooit in zout water.
De voorkeur gaat naar
ondiep water in loofbossen.
Vandaar dat hij in de VS
boseend (Wood duck) wordt genoemd. Carolina-eenden zitten graag hoog in
bomen, meestal in paren of kleine groepjes. Zij kunnen behendig tussen de bomen
door vliegen.
De woerd in broedkleed is
zeer contrastrijk van kleur.
Opvallend zijn de
helmvormige kop met een lange kuif in de nek. De kleuren zijn een mengeling van
metaalglanzend groen, blauw en violet.
Een witte streep loopt
vanaf de witte keel en splitst in een witte streep omhoog naar de zijkant van
de wang en onder langs de kaak naar de nek.
Een andere witte streep
loopt vanachter het oog door langs de zijkant van de kuif naar de nek. Het
bovenste deel van de borst is purperkleurig tot kastanjebruin; de onderkant van
de borst en buik zijn wit.
De flanken zijn geelbruin.
De vleugels zijn metaalkleurig blauw, groen tot zwart. De stuit is violet. De
staart is zwart met een metaalkleurige weerschijn.
De snavel begint
scharlaken rood met een geel bandje aan de snavelbasis, gaat vervolgens over
van geel naar wit en weer naar geel met een zwarte snaveltip. De poten zijn
helder okergeel.
Tijdens de ruiperiode in
de zomer draagt het mannetje een eclipskleed, waarbij zijn helm en kuifveren op
de kop verdwijnen.
Hij lijkt dan wat op het
vrouwtje, maar vooral de witte wang- en kaakstreep en licht getinte kop en
rozerode snavel blijven onderscheidend.
Het vrouwtje is overwegend
grijs met tinten van olijfgroen tot bronskleurig. De borst is licht gestreept
en de zijden zijn licht gevlekt op een grijs tot bruine ondergrond. Een witte
ring rond de ogen loopt in een lijntje iets naar achter uit, maar het lijntje
is veel korter en de witte oogring wat dikker dan bij het vrouwtje van de
Mandarijneend.
De snavel is grijsachtig
met een zwarte snaveltip en een wit lijntje aan de snavelbasis. De poten zijn
gelig van kleur.
In hun natuurlijke omgeving
gaan de Carolina eenden in de wintermaanden op eendentrek.
Ze overwinteren vaak in
het zuidelijke deel van Noord-Amerika en in Mexico.
In Europa komen ze amper
voor in het wild, maar gaan ze ook niet op eendentrek.
Carolina eenden zijn
winterhard en kunnen goed tegen de kou in Europese gebieden.
Tijdens het zwemmen
beweegt de kop met rukkende bewegingen voor- en achterwaarts.
Het mannetje heeft een
fluitende, in toonhoogte stijgende roep; het vrouwtje roept bij verstoring
whoe-iek.
De soort foerageert op
water en op land en benut insecten, zaden (eikels, beukennootjes) en groene
delen van water- en landplanten (eendenkroos); de kleine waterdiertjes die
hierin leven, vormen een belangrijke eiwitbron.
De lichaamslengte varieert
tussen 43 en 51 cm; de spanwijdte wissel tussen 65 en 75 cm; het
lichaamsgewicht schommelt tussen 540 en 680 g.
Na de rui in het najaar
zullen de Carolina eenden paren vormen om samen de jonge eenden groot te
brengen. Carolina eenden zijn holenbroeders en leggen dan ook hun eieren in een
beschutte plek zoals een boomholte (verlaten holen van spechten) maar ook in
een nestkastje, zowel dicht bij het water als verder weg.
Soms nestelen de Carolina
eenden zich ook in een ingegraven ton met toegangsbuis.
De eileg start begin april
tot half juni.
Het legsel bestaat uit 9
tot 15 roomkleurige eieren. De broedtijd duurt 28 tot 32 dagen, waarin alleen
het vrouwtje op de eieren zit.
Na 32 dagen komen de
jongen uit. Deze zijn vaak donkerbruin van kleur met witte / gele aftekeningen
op de buik.
In het wild springen de
kuikens zonder vrees uit het nest (bomen van 12 tot 15 m hoog) zonder zich te
bezeren en komen dan ook niet meer teug naar het nest; ze kunnen namelijk nog
niet vliegen. Na ongeveer 60 tot 70 dagen kunnen ze pas vliegen en kunnen ze zich
zonder hulp van hun ouders behelpen.
In de onderstaande
fotoreeks van Wim Dekelver zie je een
vrouwtje naast de mannelijke Carolina eend stoeien. Dit is niet zijn partner,
maar wel die van de Mandarijneend die op een bepaald moment agressief wordt
verjaagd. Al kunnen ze geen nakomelingen hebben, toch kunnen de Carolina
mannetjeseend en het Mandarijn-vrouwtje een boontje hebben voor elkaar
Geraadpleegde
bron: De levende natuur Nederlandse huiszwaluwtillen Monitoring, hoe is de
stand?
Om in Nederland huiszwaluwen
aan extra nestgelegenheid te helpen worden er al zon 10 jaar huiszwaluwentillen
geplaatst. De eerste til werd in 2008 in Biddinghuizen (dorp in oostelijk
Flevoland) geplaatst en was het jaar daarop al bezet.
In 2015 stonden er 141
tillen verspreid in Nederland.
Maar in
welke mate worden deze tillen door de huiszwaluw gebruikt?
Ten opzichte van 1970 is
het aantal broedparen van de huiszwaluw met ruim 80% afgenomen. De
achteruitgang vond vooral plaats vóór de jaren 80. In de periode van forse
afname werden de steden grotendeels verlaten en werd de huiszwaluw vooral een
soort van het buitengebied (grond buiten de bebouwde kommen van steden en
dorpen).
Immers, in stedelijk
gebied geraken huiszwaluwen nog nauwelijks aan modderklompjes (nestmateriaal).
Maar daarnaast spelen
verminderde beschikbaarheid van nestmateriaal door erfverharding, aanbrengen
van beschoeiing (constructies die een oever of waterkant tegen afkalven door
golfkrachten of stromingen beschermt), dempen van sloten, verlaging van het
waterpeil en nestgelegenheid (renovatie, beter geïsoleerde bouwwijze) een rol.
Naast verminderde
beschikbaarheid van nestgelegenheid worden huiszwaluwnesten vanwege overlast
door uitwerpselen geregeld afgestoken of wordt de nestbouw op allerlei manieren
verhinderd (aanbrengen van gaas of een glad oppervlak op de gevel waardoor de
modder niet kan hechten).
De landelijke afname werd
echter waarschijnlijk vooral veroorzaakt door afnemend voedselaanbod (vliegende
insecten) als gevolg van landbouwintensivering (pesticidengebruik,
ontwatering).
Massale
insectensterfte
Heel wat recente
onderzoeken hebben aangetoond dat er een dramatische afname is van insecten. En
dat is erg, want het is een grote aanslag op de kringloop van het leven.
Insecten zorgen voor een
gezonde bodem, zodat planten kunnen groeien, bestuiven bloemen, bomen en
gewassen en zijn onmisbaar als voedsel voor vogels en andere dieren.
Uit Duits onderzoek blijkt
dat zon 75 % van de insecten in de afgelopen 27 jaar is verdwenen. In
Frankrijk zijn vogelsoorten die insecten eten sinds 2000 met 33 % afgenomen.
De landbouw is een van de
belangrijkste beheerders van ons buitengebied en de onderzoeken tonen aan dat
de neergang van het aantal insecten het grootst is in gebieden waarde landbouw het sterkst intensiveerde
(mechanisering en ongeremd gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en
bestrijdingsmiddelen) en dat de insectengroep met de grootste afname die van de
zwarte vliegen is. Naast muggen en bladluizen vormen deze het belangrijkste
onderdeel van het dieet van de huiszwaluw.
Nederlandse onderzoekers
toonden aan dat op plaatsen met een hoge concentratie van imidacloprid de meest
gebruikte insecticide ter wereld behorend tot de schadelijke neonicotinoïden die
de massale bijensterfte veroorzaakt vogelpopulaties aanzienlijk uitdunnen.
Huiszwaluwtil
Een standaard zeskantige huiszwaluwtil
gemonteerd op een paal bestaat uit een soort dak-oversteek die 2 tot 3
verdiepingen telt, waar kunstnesten op geplaatst zijn,. Daarnaast is er ruimte
op de tillen voor de huiszwaluwen om nog zelf nesten bij te metselen.
De kost verbonden aan
professioneel gebouwde tillen schommelt tussen de 4 500 en 6 000 euro. Het kan
goedkoper als handige zwaluwliefhebbers aan de hand van een eigen bouwtekening
met medewerking van technische scholen de handen uit de mouwen steken
(2 500 euro).
Van belang is dat een til
goed vrij staat en voldoende aanvliegmogelijkheden heeft.
Het idee komt
oorspronkelijk uit Duitsland, waar deze manier van extra nestgelegenheid
creëren succesvol is gebleken (bezettingspercentage tussen 20 30%).
De meeste tillen in
Nederland zijn geplaatst op initiatief van lokale IVN- (Instituut voor
natuureducatie en duurzaamheid), vogel- en natuurwerkgroepen, vaak financieel
ondersteund door gemeenten.
Ook Vogelbescherming
Nederland blijft het plaatsen van huiszwaluwtillen aanmoedigen.
Effect van
lokgeluid niet duidelijk
Waarom laten huiszwaluwen
zich verleiden een til te betrekken?
Zwaluwtillen wijken
namelijk nogal af van de gebruikelijke nestplaatsen aan woningen, boerderijen
en andere bouwsels. Wellicht zijn het vooral de kunstnesten en de geschikte
oversteken die de aandacht trekken. Vlak in de buurt van verscheidene tillen
wordt vaak ook met modderpoelen geprobeerd het aantrekkelijk te maken voor de
huiszwaluwen.
Het gebruik van lokgeluid
lijkt ook een logische manier om de aandacht te trekken.
Rond een huiszwaluwkolonie
is er altijd wel het nodige gekwetter dat passerende zwaluwen zullen herkennen
en nieuwsgierig maken.
Toch lijkt uit talrijke
proefopstellingen het geluid geen of weinig invloed te hebben op de
aantrekkingskracht. Lokgeluid bij kunstnesten die verder dan bestaande kolonies
af liggen, zou vooral kans maken van juli tot half september. De jonge vogels
vliegen dan rond en kunnen zo verder weg gelegen nestplaatsen opmerken om daar dan
volgend jaar te broeden.
Monitoring
van huiszwaluwtillen
Deze bijdrage beschrijft
de resultaten van een analyse van de bezetting van huiszwaluwtillen in Nederland
tijdens de periode 2009 2015. Men verkent hierbij in hoeverre de bezetting te
verklaren is door omgevingsvariabelen en andere factoren, zoals de nabijheid
van kolonies van huiszwaluwen.
Van 139 tillen werden de
coördinaten van de locatie van de til gecentraliseerd.
Met een GIS-analyse en
topografische ondergronden zijn de omgevingsvariabelen binnen een actieradius
van 500 m van elke til berekend, de afstand waarbinnen huiszwaluwen doorgaans
vanaf de nestplek foerageren. Bovendien werd de drassige vegetatie binnen een
straal van 2 km meegenomen.
Met name tijdens slecht
weer zijn boven poelen en plassen nog voldoende insecten te vinden en vliegen
huiszwaluwen grotere afstanden om deze plekken te bereiken.
Naast de
omgevingsvariabelen speelde ook een achterliggende reden een rol: namelijk of
deze zwaluwtil als extra nestgelegenheid werd geplaatst of als compensatie.
In het geval van
compensatie (13 %) is in de directe nabijheid van de til een nestlocatie
verdwenen en diende de til als vervangende nestgelegenheid.
In 47 % van de gevallen
betrof het verschaffing van extra nestgelegenheid bedoeld als steun in de rug (hier
ging geen nestgelegenheid verloren in de buurt).
Voor het resterend deel
van de tillen (40 %) kon de reden van plaatsing niet worden achterhaald.
De onderzoekers
verwachtten dat de aanwezigheid van broedparen van huiszwaluwen in de nabije
omgeving een positieve invloed zou genereren op de bezetting van een til.
Daartoe werd per til ook
het aantal huiszwaluwnesten binnen een straal van 2 km secuur geïnventariseerd.
Tenslotte werd ook de leeftijd van de til (het aantal jaren na de plaatsing)
meegenomen als mogelijke verklarende variabele.
Het aantal
huiszwaluwtillen in Nederland is sinds de eerste geplaatste til in 2008
toegenomen naar 79 in 2012 tot 141 in 2015. In 2015 waren ze redelijk
gelijkmatig over het land verdeeld.
Het totaal aantal bezette
nesten op tillen is van 8 jaar in 2009 (op een totaal van 11 tillen) toegenomen
naar 188 in 2015 (met 141 tillen).
Naarmate een til langer
staat, neemt het bezettingspercentage toe als die bewoond is.
Het gemiddelde jaarlijkse
bezettingspercentage landelijk is tussen 2009 en 2015 toegenomen van 3 % naar
15 %
Er blijken 2 variabelen
die het grootste deel van de variatie in het aantal bezette nesten per til
verklaren.
De reden voor de plaatsing
en de grondsoort.
Bij compensatie wat betekent
dat de oorspronkelijke nestlocatie is verdwenen of onbereikbaar is gemaakt
geeft dat een aantal bezette nesten per til dat ruim 2 keer groter is dan bij
de andere gevallen.
Bij tillen geplaatst op
zandgrond is het aantal bezette nesten per til ruim anderhalve keer groter dan
op kleigrond en heeft een grotere slootlengte een negatief effect op de
bezetting.
Het nut afwegen
De afweging om al dan niet
een huiszwaluwtil te plaatsen, hangt grotendeels af van het aantal bezette
nesten op de til. Een onbewoonde huiszwaluwtil ervaart iedereen als een
afknapper.
Dat heeft mogelijk te
maken met de hoge mate van de plaats-trouw (honkvastheid) bij huiszwaluwen.
Bij zowel volwassen als
eerstejaars vogels is de kans groot dat zij in opeenvolgende jaren terugkeren
naar dezelfde nestlocatie of nabije omgeving.
Wanneer de vogels na
terugkomst uit de overwinteringsgebieden in Afrika worden geconfronteerd met
een nestgelegenheid die verdwenen is en een alternatief moeten zoeken dan
aanvaarden zij blijkbaar sneller tillen in de buurt van hun oude broedplek.
Van de onderzochte
omgevingsfactoren had de grondsoort het sterkste verklarende effect op het
aantal bezette nesten op een til.
Dat tillen op zandgronden
een betere bezetting hebben ten opzichte van kleigrond zou te maken kunnen
hebben met het gebrek aan geschikt nestmateriaal.
Een groter oppervlak
grasland binnen de 500 m van de til bleek wel een positieve invloed op de
bezetting van de til te hebben. Huiszwaluwen vertonen een duidelijke voorkeur
voor het foerageren boven open grond, zoals graslanden, waarschijnlijk omdat
hier gemiddeld meer geschikte prooien aan vliegende insecten te vinden zijn.
Dat de hoeveelheid
slootlengte in de omgeving van een til een nadelige invloed lijkt te hebben op
de bezettingskans, valt minder goed te verklaren. Het tegengestelde zou eerder
worden verwacht: sloten leveren immers vliegende insecten op en daarmee
foerageermogelijkheden die zeker in periodes van slechte weersomstandigheden
door zwaluwen worden benut.
Uit de opgedane ervaringen
met huiszwaluwtillen in Nederland in de periode 2009 2015 blijkt dat het
plaatsen van een til vooral succesvol is, indien het als een vervangende
nestgelegenheid wordt ingezet. Als zodanig kunnen tillen dus als
compensatiemaatregel dienen, mits ze aan een aantal plaatsingsvoorwaarden
voldoen. Uiteraard moet de til, na het verdwijnen van de nestgelegenheid, al
voor het daaropvolgende voorjaar beschikbaar zijn.
Uit 14 jaar ervaring met
tillen in Duitsland blijkt dat het ontwerp en de grootte van de til geen
bepalende factoren zijn.
Ondanks de stijging in
bezettingspercentage in de loop der jaren is de kans op succes met gemiddeld 15
% nog steeds laag, zeker in vergelijking met het buitenland.
De analyse in dit
onderzoek biedt dus maar beperkte aanknopingspunten voor het verhogen van de
bezettingskans op grond van omgevingsfactoren.
Ondanks alle positieve
aandacht voor de huiszwaluw die de plaatsing van een til met zich mee brengt,
kan het demotiverend werken als hij na vele jaren nog steeds leeg staat.
In Duitsland geldt daarom
het advies om na 6 jaar leegstand de til te verplaatsen, omdat dan
klaarblijkelijk de gekozen plek ongeschikt is.
Met de 188 paar die zich
in 2015 op tillen vestigden is de effectieve bijdrage van huiszwaluwtillen aan
het creëren van nestgelegenheid verwaarloosbaar. Deze aantallen vallen in het
niet bij de naar schatting 70 000 100 000 huiszwaluwparen in
Nederland tijdens de periode 2013 2015.
In hoeverre
moet men blijven inzetten op huiszwaluwtillen?
Alvorens wordt ingezet op
een huiszwaluwtil is het daarom aan te bevelen eerst na te gaan of op de betreffende
locatie geen alternatieven voorhanden zijn om de huiszwaluwen te helpen.
Een effectieve en
goedkopere manier om huiszwaluwen te beschermen is het geven van voorlichting
om de aanvaarding van bestaande zwaluwnesten te bevorderen, inclusief het aandragen
van mogelijkheden om overlast zoveel mogelijk te voorkomen.
Daarnaast kunnen
maatregelen worden genomen die de beschikbaarheid van natuurlijk
nestmateriaal en -gelegenheid bevorderen.
Ook het bijplaatsen van
kunstnesten blijkt op sommige locaties een effectieve methode om een kolonie te
ondersteunen.
Uiteraard kunnen
huiszwaluwen alleen overleven als er voldoende voedselaanbod is.
Net als voor andere
insecteneters zullen daarom alle maatregelen die insecten ten goede komen,
zoals het terugdringen van grootschalig gebruik van
landbouwbestrijdingsmiddelen of het opkrikken van de insectenbiodiversiteit in
het landelijk gebied, positief uitpakken voor deze soort.
De aanwezigheid van
bewoonde huiszwaluwennesten en goede foerageergelegenheid binnen enkele
honderden meters is van het grootste belang voor het bezet raken van een til.
Toch lukt dat in totaal
identieke omstandigheden niet overal. Dit laat zien hoe huiszwaluwen hardnekkig
vasthouden aan de nestplaatsen die ze zelf kiezen en moeilijk te verlokken zijn
een nieuwe woonplaats te betrekken, die men alle goede bedoelingen ten spijt
aanbiedt.
Wanneer een til wordt
geplaatst in de nabijheid van nestelende huiszwaluwen dan is de omgeving per
definitie geschikt. De huiszwaluwen zitten daar immers omdat de factoren als
foerageermogelijkheden en aanwezigheid van modder prima in orde zijn.
In Amel, in Duitstalig
België staat sinds 2006 het grootste zwaluwhuis ter wereld (352 kunstnesten,
waarvan er 17 waren bezet in 2012).
Het stond al op een zeer
laag pitje, maar nu is Vogelbescherming Vlaanderen het vertrouwen in haar
minister voor Natuur zo goed als helemaal kwijt.
Een minister van de Vlaamse
regering die in haar speech op een bijeenkomst van het Algemeen Boerensyndicaat
de 10 000 klimaatbetogers en de vele natuurverenigingen met dun duizenden
vrijwillige medewerkers schoffeert in de hoop er electoraal voordeel uit te
halen, is de naam minister niet waardig.
En blijkbaar draait
mevrouw Schauvliege er haar hand niet voor om flagrante leugens over de
Staatsveiligheid de wereld in te sturen. Het interview met de minister in het
Radio 1-programma De Ochtend van vandaag was om te wenen. Elke vraag van de
wakkere interviewer ontweek ze als een duivel in een wijwatervat. Bijzonder
beschamend!
Naast het schabouwelijk
beleid dat de minister voert op het vlak van soortenbescherming ze werd op 10
januari jongstleden nog door de Raad van State teruggefloten in verband met
haar beleid rond de bestrijding van bepaalde beschermde vogelsoorten omdat haar
maatregelen in strijd zijn met de Europese regelgeving inzake vogelbescherming
gooit ze haar geloofwaardigheid met haar polariserende uitspraken volledig te
grabbel. Onvergeeflijk voor een minister!
Vogelbescherming
Vlaanderen hoopt enerzijds dat alle generaties blijven opkomen voor een beter
en sociaal klimaatbeleid en anderzijds dat een volgende minister gemeend op
zoek gaat naar een duurzame samenwerking tussen landbouw en natuur.
Nachtzwaluwen in Limburg: graslandfanaten en langeafstandtrekkers
Geraadpleegde
bronnen: Natuur.oriolus Vlaams driemaandelijks tijdschrift voor ornithologie
en natuurgidsen
Weinig vogels spreken op
dezelfde manier tot de verbeelding als de nachtzwaluw: een merkwaardig geluid
in de korte zomernachten, een schaduwachtige vorm in de schemering. Hij wordt
pas actief tegen zonsondergang en is niet gemakkelijk te zien, hoewel hij soms
opmerkelijk nieuwgierig kan zijn. Overdag rust hij roerloos, hetzij op de grond
tussen dode bladeren en de stengels van varens, hetzij door op een horizontale
tak te zitten. In beide gevallen is hij zo goed als onzichtbaar door zijn
perfecte camouflage.
Hij vangt nachtvlinders en
grote kevers in de lucht die hij op hapt met zijn brede, van stevige borstels
voorziene snavel (in de mondhoeken ter vergroting van de diameter van het
vangnet) terwijl hij boven heidevelden, rond struiken en op open plekken in het
bos vliegt.
Tijdens de jacht vliegt
hij op insecten geruisloos, licht en wendbaar; even stijgend, kort biddend,
plots snel glijdend en uit zicht verdwijnend.
Vleugels en staart zijn
lang en smal; de kop is groot; hals en poten zijn kort. Het verenkleed heeft
een zachte bruine, beigewitte, grijze en zwarte tekening, vaak met opvallende sneeuwwitte
signaalvlekken op vleugels en staarthoeken, die tot laat in de schemering te
zien zijn.
Het mannetje zingt vanaf
een zangpost, met een aangehouden, bijna mechanisch gesnor of geratel, dat soms
even van toonhoogte wisselt, als een kikkerachtig sonoor krrruIET. Doorgaans
alleen te horen in broedtijd en van late avondschemering tot ochtendgloren.
Die vérdragende zang is
tot 1 km ver hoorbaar, van dichtbij verbazingwekkend ratelend en intens, dat
met korte pauzes in twee versnellingen urenlang te horen is.
Hij vliegt met 2 3 luide
vleugelslagen van zijn post. De vluchtroep is een nasaal goe-ik.
Broedgedrag
De nachtzwaluw is een
grondbroeder die geen nest maakt, maar zijn eieren (max 2) op de naakte grond
legt. Ze komen na 17 18 dagen uit. Bij gunstige voedselcondities kan een 2de,
ineengeschoven broedsel plaatsvinden. Hierbij laat het vrouwtje de onvolgroeide
jongen (ongeveer 10 dagen oud) uit het 1ste broedsel over aan het
mannetje om elders een nieuw broedsel te starten.
Onderzoek
Sinds 2009 wordt in
Limburg onderzoek verricht naar de ecologie van de nachtzwaluw.
Het hoofddoel van dit
onderzoek is het in kaart brengen van het ruimtegebruik tijdens het broedseizoen,
waardoor men hun leefgebieden beter kan inrichten en de beheermaatregelen
optimaliseren. Verder wordt onderzocht waar de nachtzwaluw overwintert. Het
onderzoek heeft inmiddels geleid tot nieuwe verrassende inzichten in het leven
van deze mysterieuze zomergast.
In Vlaanderen vindt men
broedgebieden van nachtzwaluwen bijna uitsluitend terug op de Kempense
zandgronden, waar deze soort wordt geassocieerd met structuurrijke
heidevegetaties en landduinen.
Deze heidegebieden
besloegen ooit grote oppervlakken van Vlaanderen en creëerden zo ideale
leefomgevingen voor gespecialiseerde heidesoorten.
In de laatste 150 jaar
zorgden maatschappelijke ontwikkelingen en menselijke activiteit ervoor dat
ongeveer 95% van de heidegebieden in Vlaanderen verdwenen.
Ook elders in Europa
veroorzaakte de teloorgang van broedgebieden een sterke reductie in de grootte
van nachtzwaluwpopulaties.
Al komen er positieve
berichten binnen over groeiende populaties, de omvang blijft nog steeds klein
in vergelijking met schattingen uit vorige eeuwen.
De oorzaken van de
achteruitgang zijn grotendeels onbekend, temeer omdat de soort in de schemer en
s nachts actief is.
Zo kon de habitatvoorkeur
van nachtzwaluwen lange tijd alleen worden onderzocht aan de hand van
territoriumkarteringen (de autoclustertool boor broedvogelinventarisatie www.avimap.be) via
de zingende mannetjes. Daardoor werd aangenomen dat deze soort zuiver gebonden
was aan heidegebieden.
Het foerageergedrag bleef
een blinde vlek in de opgedane kennis, die we trachtten in te vullen via het
gebruik van radiotelemetrie en GPS-tracking.
Langeafstandstrekker
Nachtzwaluwen zijn
trekvogels die van mei tot augustus in Europese broedgebieden verblijven. Bij
de aanvang van het onderzoek waren nog geen details over hun trekgedrag bekend.
Hervangsten van geringde nachtzwaluwen buiten de broedgebieden zijn bijzonder
schaars. Op basis van deze terugvangsten en observaties werd verondersteld dat
de overwinteringsgebieden van nachtzwaluwen gelegen waren in Oost-Afrika en in
West-Afrika, ten zuiden van de Sahara.
Recent toonde een Britse
pilootstudie op basis van data verzameld door middel van geolocators echter aan
dat de overwinteringsgebieden van West-Europese nachtzwaluwen zich in de
Democratische Republiek Congo bevinden.
Doelstellingen
Het onderzoek naar de
ecologie van nachtzwaluwen in Limburg omvat 2 grote aandachtspunten. Vooreerst
tracht men zich een duidelijk beeld te vormen van het ruimtegebruik van
nachtzwaluwen tijdens het broedseizoen om beheermaatregelen te optimaliseren.
Dit is van belang omdat
vandaag heidegebieden broedgebieden gesitueerd zijn in een versnipperd
landschap omgeven door bossen, landbouw-, stedelijke en industriegebieden.
Daarnaast tracht men de migratieroutes, rust- en overwinteringsgebieden van
nachtzwaluwen in kaart te brengen om de impact van klimaat- en
landschapsveranderingen buiten Europa in te schatten. Dit omdat populaties van
trekvogels veel sneller afnemen in vergelijking met verwante niet-migrerende
soorten.
Methode (technologie)
Het onderzoek werd
uitgevoerd van mei tot augustus (2009 2017) in 3 Limburgse gebieden: Bosland,
de militaire domeinen van Meeuwen-Gruitrode en Nationaal Park Hoge Kempen.
De gebieden werden
geselecteerd om verschillen in ruimtegebruik vast te stellen en werden daartoe
geschikt bevonden omwille van dun diversiteit in landschapsconfiguratie.
Radiotelemetrie is een
methode waarbij een kleine zender wordt gekleefd op de staartpen van een
nachtzwaluw. Elke zender zendt een signaal uit op een unieke frequentie, dat
door een ontvanger met antenne kan worden opgepikt.
Er worden bij deze
techniek geen GPS-coördinaten uitgezonden. Daarom moet de positie van
individuen worden ingeschat door triangulatie (positiebepaling via
driehoeksmeting). Radiotelemetrie werd van 2010 2014 gebruikt om
foerageergedrag te bestuderen. Vandaag wordt het hoofdzakelijk toegepast om
broedplaatsen te lokaliseren.
GPS-loggers bieden de
mogelijkheid om ruimtegebruik in de broedgebieden met veel hogere precisie en
zekerheid in kaart te brengen omdat zij ongeveer 1 500 locaties opslaan in
een periode van 10 nachten (ongeveer één observatie elke 3 min van
zonsondergang tot zonsopgang).
De GPS-loggers moeten
worden gerecupereerd om de data te downloaden en worden op de staart van de
nachtzwaluwen bevestigd.
GPS-loggers die worden
ingezet om het migratiegedrag te bestuderen, worden geprogrammeerd om één
locatie per nacht op te slaan, waardoor de ganse trekcyclus in kaart kan worden
gebracht. De vogels dragen deze GPS-loggers als een soort rugzakje met zich
mee. De loggers en het harnas waarmee ze om de vogel worden bevestigd, wegen
samen 1.9 g. Dat is circa 2.9 % van het lichaamsgewicht van een nachtzwaluw, vergelijkbaar
met een mens van 85 kg die een rugzak van 2.5 kg draagt.
Resultaten
Tijdens het onderzoek
werden tot op heden meer dan 600 nachtzwaluwen geringd. Uit deze groep werden
84 territoriale vogels uitgerust met radiozenders. Voor 48 van deze individuen
werden meer dan 20 observaties verzameld in één seizoen, voldoende om analyses uit
te voeren om de grootte van hun leefgebied te berekenen en habitatselectie te
bestuderen.
Er werden tevens 92 vogels
uitgerust met GPS-loggers. Voor 63 individuen werden bruikbare observaties
verzameld.
Foerageergedrag
Nachtzwaluwen, die in deze
studie werden opgevolgd, verlaten s nachts de broedgebieden (heide) om te
foerageren boven extensief begraasde graslanden. De belangrijkste reden om deze
vluchten te ondernemen is het hoger aanbod nacht-actieve insecten dat
beschikbaar is infoerageergebieden
vergeleken met de broedgebieden. Tussen broed- en foerageergebieden worden soms
grote afstanden afgelegd. Wanneer nachtzwaluwen verder moeten vliegen, zullen
zij deze langere vliegtijd compenseren door langer te foerageren.
Trek
De nachtzwaluwen begonnen
hun zuidwaartse migratie eind augustus, waarna de vogels hun
overwinteringsgebieden bereikten op het einde van oktober. De noordwaartse
migratie startte op het einde van februari waarna de vogels de broedgebieden
weer bereikten op het einde van april. De hoogste vliegsnelheden werden gemeten
boven ecologische barrières zoals de Sahara en Middellandse Zee, waar de vogels
ongeveer 500 km/nacht aflegden.
West-Europese
nachtzwaluwen migreren vanuit hun broedgebieden via de Middellandse Zee naar
Noord-Afrika, Centraal-Afrika om vervolgens de overwinteringsgebieden in de
Democratische Republiek Congo, Burundi en Angola te bereiken.
Van hieruit trekken ze via
een meer westelijke route terug via Centraal-Afrika, West-Afrika, Noord-Afrika
en Europa. Tijdens deze tocht van ongeveer 19 000 km, werden 3 belangrijke
rustgebieden vastgelegd waar de vogels tot 3 weken verblijven, zoals in Noord-,
Centraal-Afrika (Kameroen, Nigeria) en West-Afrika (Ghana, Ivoorkust, Togo)
alvorens de ecologische barrières (Sahara en het Centraal-Afrikaans tropisch
regenwoud) over te steken. Overigens leiden nachtzwaluwen tijdens de
wintermaanden een sedentair bestaan met een actieradius van slechts 750 m.
Conclusies
Eén van de belangrijkste
bevindingen van deze studie is de vaststelling dat nachtzwaluwen broeden en
foerageren in complementaire habitats. Broedgebieden bestaan hoofdzakelijk uit
heide, daar waar foerageergebieden extensief begraasde percelen omvatten.
De nood aan complementaire
habitats is waarschijnlijk een algemene vereiste voor Europese nachtzwaluwen.
Verder suggereert deze
studie dat de samenstelling en configuratie van het landschap een impact heeft
op de energiehuishouding van nachtzwaluwen omdat lange verplaatsingen tussen
broed- en foerageergebieden over ongunstige habitats moeilijker overbrugbaar
zijn en meer energie vereisen. Hierdoor wordt waarschijnlijk de overleving van
individuen en hun broedsucces gehypothekeerd, met nefaste gevolgen voor de
instandhouding van populaties.
De studies hebben
aangetoond dat West-Europese nachtzwaluwen overwinteren in de Democratische
Republiek Congo en Angola waar zij aangewezen zijn op specifieke
overwinteringsgebieden in twee subtropische ecoregios: het Zuid-Congolese bos-savanne
mozaïek en de Centraal-Zambiaanse Miombo bossen. Beide ecoregios blijken van
cruciaal belang voor de overwintering van onze nachtzwaluwen.
Verder is vastgesteld dat
dat alle getrackte nachtzwaluwen convergeerden in rustgebieden in Noord-,
Centraal- en West-Afrika waar zij zich voorbereidden op de oversteek van
ecologische barrières, zoals andere Europese trekvogels als gierzwaluwen, grote
karekieten en scharrelaars.
Deze waarnemingen tonen
niet enkel het belang van deze gebieden aan, maar ook de bijzondere
kwetsbaarheid van Europese trekvogels en hun gevoeligheid voor habitatverlies
in niet broedgebieden of mogelijke mismatchen in timing door
klimaatveranderingen.
In de media zijn de
voorbije week paniekerige berichten verschenen over mogelijke neveneffecten als
gevolg van de vernietiging (door de Raad van State) van het wijzigingsbesluit
van 17/06/2016, inmiddels zon 10 dagen geleden.
Vogelbescherming
Vlaanderen roept op om zich niet te laten afleiden en bij de les te blijven.
De vereniging trok naar de
Raad van State om het generieke verdelgingssysteem voor kraai, kauw, spreeuw,
ekster, gaai en brandgans te laten vernietigen.
De basis is dat de
regeling in strijd was met de regels van de Europese Vogelrichtlijn uit 1979.
Dát is waarover het ging
en dat is ook wat Vogelbescherming Vlaanderen steeds heeft geargumenteerd in
een zorgvuldig en doordachte conclusie.
Uiteindelijk legde de Raad
van State met zijn arrest de vinger precies op de wonde.
De vereniging is dus wel
degelijk opgetogen over het uitgevaardigd arrest.
Een verzoek tot
vernietiging bij de Raad van State is altijd een laatste redmiddel. Vooraleer
de wijzigingen aan het Soortenbesluit van kracht werden, is er een lange
procedure aan voorafgegaan. Onder andere was er een advies van de Vlaamse
Minaraad (Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen), waarin ook Vogelbescherming
Vlaanderen reeds liet opnemen dat de regeling in strijd was met de bepalingen
van de Vogelrichtlijn.
Eerder had de vereniging het
Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) ook al gewaarschuwd voor een juridische
clash.
De minister (en het ANB)
hadden hier echter geen oren naar en zwichtten onder de druk van de jacht- en
landbouwlobby, wat natuurlijk zeer bedroevend is.
De vernietiging van de
(overigens zeer bescheiden) positieve effecten van het wijzigingsbesluit (de
Raad van State vernietigde immers het hele besluit en niet enkel de door de vereniging
geviseerde bepalingen) is dus niet de schuld van Vogelbescherming Vlaanderen.
Het huiswerk moet opnieuw worden gemaakt én grondig.
Het is trouwens bijzonder
discutabel of de oude regeling van het Soortenbesluit van 15/05/2009 zomaar
herleeft. Dit is juridisch op zijn minst erg onduidelijk. Deze regeling was
immers ook al in strijd met de Vogelrichtlijn.
Minister Schauvlieghe
heeft de kans om zich voor wat betreft de bestrijding van beschermde soorten
in regel te stellen met het kader van de Europese regelgeving. Men zal sowieso
verplicht zijn rekening te houden met de recente uitspraak van de Raad van
State: een simpele melding van het ANB om kraaien, kauwen, spreeuwen, eksters,
gaaien en brandganzen te mogen bestrijden, zal onvoldoende zijn. Het zal moeten
gaan om een aanvraag die zorgvuldig wordt afgetoetst door de beoordelende
overheid (ANB) met een duidelijke, gemotiveerde ja of neen, zoals het
hoort wanneer men beschermde vogels op grote schaal wil doden.
Geraadpleegde
bronnen: De Standaard [Pieter Van Dooren]
Slim zijn geeft je meer
kansen om te overleven en dus om je eigenschappen door te geven aan je
nageslacht. Dat geldt des te meer als slim zijn je ook nog eens betere kansen
geeft bij de andere sekse.
Volgens de volkswijsheid
kijkt een man bij de vrouwen vooral naar het uiterlijk jong, lenig, elegant,
goed voorzien van borsten en billen. Het liefst zijn ze ook intelligent genoeg
om zijn redeneringen te kunnen volgen en vooral om in bewondering te staan
voor zijn superieure intelligentie.
Nog steeds volgens het
cliché is het belangrijkste attribuut van een man zijn linker borstzak of
preciezer, de portefeuille daarin. Vrouwen willen een rijke man of minstens een
met goede vooruitzichten. Ze hechten bij een man minder aan een strak lijf,
maar vinden intelligentie wel van belang, al was het maar omdat die doorgaans
voor een dikkere portefeuille zorgt.
Gruwelijk kort door de
bocht en het doet beide geslachten onrecht aan waar zijn empathie, humor,
tederheid, eerlijkheid, opgewektheid, standvastigheid? maar daarom nog niet
volledig onjuist. Achter clichés zit nogal eens een grond van waarheid.
Er moet een reden zijn
waarom je vaker ouwe kerels in een Porche met een blonde stoot naast zich ziet
dan andersom.
Sterke genen
Hoe langer je leeft en hoe
meer tegenslagen je overleeft, hoe groter je kans om je genen door te geven aan
het nageslacht. We zijn allemaal het eindproduct van duizenden generaties
voorouders die hun genen hebben kunnen doorsluizen en dragen dus de
eigenschappen mee van die overlevers. Van de best aangepasten, de fittest,
zoals Darwin het uitdrukte.
Ook hun vruchtbaarheid
speelde mee: wie meer levensvatbare kinderen op de wereld kreeg, zag zijn/haar
genen zwaarder doorwegen in de volgende generatie.
Maar hoe bijdetijds en
vruchtbaar je ook bent, je zult ook indruk moeten maken op de andere sekse om
nakomelingen te produceren.
Bij mensen is het wat
moeilijker te bepalen, maar bij de meeste dieren heeft het vrouwtje het laatste
woord. Biologen doen dan ook al lang onderzoek naar de paringsvoorkeuren van
vrouwtjes. Naar die van mannetjes ook, want de vrouwtjes kunnen slechts kiezen
uit de aanbidders die zich aanbieden.
Maar zeker de jongste
decennia, sinds we ons als samenleving bewust zijn geworden van hoe groot de
mannelijke dominantie eeuwenlang is geweest, kijken de onderzoekers vooral naar
wat vrouwtjes leuk vinden in mannetjes.
Dus onderzochten biologen
uit Peking en Leiden hoe het stond bij grasparkieten.
Daar bleken
onaantrekkelijke mannetjes door de vrouwtjes plots wel sexy te worden gevonden,
zodra ze de kans hadden gekregen om te demonstreren dat ze pienter waren.
Experimentjes
Er waren al eerder
indicaties dat vrouwtjes een slim mannetje weten te appreciëren, maar daar kon
het ook gaan om een voorkeur voor een pluimage of een liedje die op hogere
intelligentie wezen. Deze keer ging het rechtstreeks om het intelligente
gedrag.
De onderzoekers vertellen
in Science hoe ze het vrouwtje eerst lieten kiezen tussen 2 mannetjes. Dan
trainden ze het afgewezen mannetje stiekem om doorschijnende doosjes met
vogelzaad te openen. Vervolgens kreeg het vrouwtje herhaaldelijke malen te zien
hoe het snuggere mannetje de doosjes opende en hoe het ongetrainde mannetje
daar niet in slaagde.
Dan mocht het vrouwtje
weer kiezen. En jawel, de keuze was snel gemaakt.
De onderzoekers
controleerden ook of de vrouwtjes beter of slechter gingen opschieten met
vrouwtjes die de truc hadden geleerd, maar dat was niet het geval.
Slimheid vonden ze enkel
bij mannetjes van belang.
Of ging het om kracht?
Misschien dachten de vrouwtjes wel dat je niet slim moet zijn om de doosjes
open te krijgen, maar sterk en verkozen ze dus niet een bolleboos, maar een stoere
bink.
Dat zal verder onderzoek
moeten uitwijzen.
Of mannelijke
grasparkieten een voorkeur hebben voor slimme vrouwtjes, hebben de vorsers niet
onderzocht. Ze gaan ervan uit van wel: bij deze monogame vogels brengen beide
geslachten voedsel aan en zijn slimme vrouwtjes even nuttig als slimme
mannetjes.
Maar mailt onderzoeker
Carel ten Cate: Zoiets is niet even te onderzoeken. Dit experiment heeft met
de controles erbij al zon twee jaar geduurd. We hebben dus een keuze moeten
maken.
Wordt dus vervolgd. [PVD]
Bondige Identiteitskaart
De grasparkiet is een
gezellige, kleine papegaaiachtige (18 cm) die erg populair is als huisdier.
Goed verzorgde grasparkieten kunnen gemakkelijk 15 tot 20 jaar oud worden.
De wildkleur van de
grasparkiet is geelgroen. De keel en voorkant van de kop zijn geel, met een
violetblauwe vlek op iedere wang en 3 zwarte stippen aan weerskanten van de
keel.
Op de achterkant van de
kop, bovenkant van de rug en vleugels is iedere veer geelgroen met daarop
zwarte banden. Onderrug, stuit en buik zijn groen, de lange staartveren zijn
donkerblauw.
De neusdop is het stukje
kale huid op de bovensnavel, waarin de neusgaten zitten.
Mannetjes hebben een
blauwe neusdop, terwijl ze bij een pop roze tot lichtbeige is. Bij de pop wordt
de neusdop bruin als ze in broedstemming is; bij een mannetjes kleurt de
neusdop dan naar lichter blauw.
De grasparkiet heeft 2
tenen naar voren en 2 tenen naar achteren gericht in tegenstelling tot de
zangvogels die 3 tenen naar voren en één naar achteren hebben. Hierdoor kunnen
ze goed klimmen en zich vasthouden.
Grasparkieten komen
oorspronkelijk uit Australië en komen daar overal voor behalve in de
kustgebieden. Ze bewonen de droge grasvlakten en vliegen daar in enorme zwermen
rond.
Het zijn intelligente en
sociale dieren. Grasparkieten houden onderling contact door het maken van
lokroepen.
In de morgen verzamelen de
groepen, die in grootte kunnen variëren van 20 tot wel 25 000 vogels, zich
om te drinken en te baden. Ze brengen de ochtend door met voedsel zoeken.
In de natuur leven
grasparkieten vooral van graszaden. Tijdens de middag rusten de vogels in de
schaduw in de takken van een dicht bebladerde struik en later gaan ze weer
foerageren.
s Avonds zoekt de groep
een slaapboom op. Het nestelen gebeurt in holten in takken van levende en
dode bomen.
Het
mannetje van de breedstaartkolibrie laat tijdens de hofmakerij in korte tijd
bijna al zijn kunstjes zien. De wijfjes mogen punten geven.
Binnen
een oogwenk een vrouw versieren: niet veel mannen kunnen het. Maar mannelijke
breedstaartkolibries beheersen de kunst van het vliegensvlug verleiden
uitstekend.
In
slechts 300 milliseconden (3/10 van één seconde) de tijd die mensen nodig
hebben om eenmaal met de ogen te knipperen laten ze al hun verleidingskunsten
tegelijk zien.
Dan
halen ze een topsnelheid tijdens hun U-vormige duikvlucht, produceren ze
zoemklanken en bewegen ze ook zodanig dat ze hun beoogde wijfje met hun
kleurenpracht optimaal kunnen imponeren.
De
twee Amerikaanse biologen Benedict Hogan en Mary Caswell Stoddard gebruiken de
Amerikaanse breedstaartkolibrie als voorbeeld van complex dierlijk
signaalgedrag tijdens de hofmakerij. Veel diersoorten communiceren net als de
breedstaartkolibrie gelijktijdig met geluiden, bewegingen en visuele prikkels
als ze een partner voor zich proberen te winnen.
In
hoeverre die verschillende signaalvormen synchroon verlopen en op elkaar zijn
afgestemd, was tot heden nog niet duidelijk.
Om
te zien hoe bewegingen de geluiden en kleuren beïnvloeden, filmden Hogan en
Stoddard 48 duikvluchten van in het wild levende kolibries in de Rocky
Mountains in Colorado.
Ook
maakten ze geluidopnames.
Gemiddeld
maken de mannetjes 2 tot 8 duikvluchten per versierpoging. Eén duikvlucht van
een kolibrie duurt 6.4 seconden, maar het belangrijkste moment waarbij de
duik overgaat in een terugvlucht lijnrecht omhoog duurt 300 milliseconden, zo
observeerden de onderzoekers.
In
die tijd maken de vogels zoemgeluiden met hun staart en vleugels en tonen ze
het wijfje, dat van onderaf toekijkt, hun kleurrijke keel. Ook bereiken ze dan
hun topsnelheid: ruim 23 m/sec of ongeveer 80 km/u.
Door
de paraboolvorm van de vlucht verandert de toonhoogte van het gezoem; tijdens
de afdaling stijgt de frequentie met zon 6.5%. En juist als het mannetje weer
opstijgt, daalt de frequentie met zon 4%, als gevolg van het Dopplereffect.
Ook
de door het wijfje waargenomen kleuren van de keel van het mannetje veranderen:
van rood (tijdens de duik) naar zwart (tijdens het stijgen).
Al
met al is de rode kleur zon 120 milliseconden zichtbaar.
Beweging
en richting zijn heel belangrijk wanneer de dieren elkaar het hof maken, omdat
ze in grote mate beïnvloeden hoe een beoogde partner kleuren en geluiden
waarneemt.
Waarom
het mannetje gelijktijdig met visuele en auditieve signalen probeert te
imponeren, weten Hogan en Stoddard nog niet. Wellicht is het gewoon efficiënt
zo veel mogelijk uiterlijk vertoon in een zo kort mogelijke tijdspanne of
wellicht verraadt de mate van synchroniciteit iets over de kwaliteiten van het
mannetje; kijk eens hoe goed ik dit allemaal tegelijk kan.
Geraadpleegde bronnen: een
mix commentaren van natuurfotografen: Erik Ruitermans Daan Schoonhoven
René Alblas
Vogels zijn fotogenieke en
boeiende wezens om in beeld te brengen. Het is daarom niet vreemd als je de
focus graag wil verleggen van vogels kijken naar vogels fotograferen.
Wel is het een gewaagde
stap, want vogels fotograferen is niet bepaald makkelijk en dat kan ik
schrijver van dit stuk volmondig beamen.
Boeken over fotografie
zijn er genoeg; het ene boek is al wat praktischer dan het andere, maar
allemaal leren ze je keurig om te gaan met je camera. Hoe te belichten, hoe
scherp te stellen, welke lenzen te gebruiken en zovoort en zoverder.
Maar zon technische boek
is niet zaligmakend. Als je liefde voor de schoonheid van de natuur het
uitgangspunt is om te fotograferen heb je ook andere informatie nodig.
Leg de lat niet te hoog
als je begint, adviseert mijn leermeester natuurfotograaf, Wim Dekelver. Het is
vooral van belang dat je ervaring opdoet en routine krijgt in het bedienen van
je camera en het beheersen van de instellingen. Eigenlijk moet je blindelings
je fototoestel kunnen manoeuvreren en manipuleren.
Bekijk op je computer de
resultaten, analyseer waarom sommige fotos niet scherp zijn of niet goed zijn
belicht en pas je instellingen de volgende keer aan. Als je je camera goed
kent, ben je in staat snel te anticiperen op wisselende omstandigheden en bv.
je belichting aan te passen.
Vogel- en
wildlifefotografen vragen het zich iedere keer opnieuw af telkens ze erop uit
trekken.
Heb ik wel voldoende
millimeters? En eenmaal op de locatie aangekomen altijd nieuwsgierig.
Waar
lopen de anderen mee rond, wie heeft de langste, al kan je nu al kortere en
lichtere 500mm-lenzen aankopen bv.
Want iedereen weet het
vogels vliegen echt niet alleen voor de lol of om de zon op te zoeken, maar ook
en vooral om bij fotografen uit de buurt te blijven. Dus je moet ze héél
voorzichtig benaderen om vervolgens van grote afstand met zoveel mogelijk
millimeters een kiekje te kunnen schieten.
En dan maar hopen dat je het beest er een
beetje beeldvullend op krijgt. Vergeet dus vooral je extenders niet!
Je kan natuurlijk ook een
fotohut huren. Een dag lang opgevouwen in een ruimte van 3 m² je plas ophouden,
terwijl het buiten meer dan 30°C warm is en je dus wel moet drinken.
En alsof dat nog niet erg
genoeg is, hebben die fotohutten allemaal hetzelfde mankement.
Direct achter de
spiegelruit of het camouflagenetje lig een vijvertje, bedoeld om de vogels te
lokken en doorgaans lukt dat ook wel. Met als gevolg dat ze op 2 à 3 m van de
fotograaf af gaan zitten. En daar zit je dan met je minimale scherpstelafstand
van 4 m.
Toch is het een misvatting
dat een vogel groot in beeld moet staan. Meestal wordt een foto mooier als de
omgeving ook een rol speelt.
Ook zijn er fotografen die
projecten uitvoeren. Wekenlange voorbereiding, diverse observatietochten, je
onderwerp leren kennen en vooral zorgen dat je dicht bij je onderwerp kan
komen. Zo ben je maanden bezig om een toonbaar plaatje te schieten.
Maar dan kan je wel fotos
maken met een groothoeklens. Ook wel leuk maar het vergt zon enorme hoop geduld.
En als je daar niet over beschikt of gewoon de tijd niet hebt, kan je dat
compenseren met millimeters, want dat geeft je meer bewegingsvrijheid ; je kan
gaan en staan waar je wil.
Door met andere ervaren
vogelfotografen op te trekken, kun je in relatief korte tijd veel leren, want oefening
baart kunst.
Toch is er ook een
interessant boek Zo fotografeer je de natuur![roots] dat dichtbij de
natuurliefhebbende lezer probeert te blijven en zoveel mogelijk inspirerende
beelden laat zien. Want het cliché een beeld zegt meer dan 1 000 woorden,
geldt ook voor het bespreken van natuurfotografie.
Inspirerende beelden, dienen
dan ook beeldopnames te zijn die bereikbaar blijven voor de lezer. Een boek vol
met de allermooiste beelden van de allerbeste topfotografen geeft immers nogal
een drempel voor een beginnend fotograaf.
Zo werden in dit rijk geïllustreerd boek geschikte
voorbeelden gezocht gecombineerd met een praktische kraakheldere tekst.
Hierdoor ontstond een brede waaier aan onderwerpen die de natuurfotograaf laagdrempelig
inspireren. In een aantal hoofdstukken achterin het boek worden de basisregels
rond het hanteren van het fototoestel op een eenvoudige wijze toegelicht, want zoals eerder vermeld, dien je toch wel te weten waarvoor alle knopjes aan je toestel dienen.
Dat voor Wim Dekelver
vogels een onuitputtelijke inspiratiebron zijn, bewijst hij door heel frequent
mij prachtige fotoreeksen aan te leveren van vogels die ik met dit educatief
blog onder de aandacht wil brengen.
Al probeer ik wel wat in
zijn voetsporen mee te lopen, toch blijft hij de deskundige natuurfotograaf, de
expert die met grote passie de schoonheid van die mooie wezens weet te
vereeuwigen en daar ben ik hem uiteraard heel dankbaar voor. Dank je Wim!
Zoals elk jaar sluit ik het jaar af met een selectie van Wims
pareltjes door mij zelf gekozen. Misschien moet ik in 2019 jullie allen uit een
20-tal pregeselecteerde momentopnames de top-5 laten kiezen. Ik verneem het later wel
via dit forum, Facebook of Twitter allicht.
Jullie zien achtereenvolgens (niet in orde van voorkeur): de
velduil met oogcontact; de visoverdracht bij een koppel visdiefjes; de
mannelijke slobeend in vlucht; de gracieuze glijvlucht van de grote zilverreiger;
de krakeend vliegend tegen een lichte, wazige achtergrond.
Beste Vogelliefhebbers en Natuurfans
Ik
wens jullie na de schitterende, spetterende en sprankelende jaarwisseling,
een
jaar met gezellige en hartverwarmende momenten in en buiten je familiekring,
geluk
en succes met jullie ambitieuze en constructieve plannen,
alsook
het doorzettingsvermogen om uitdagingen niet te bannen,
maar
bovenal een stralende gezondheid en plaats en tijd voor vertedering.
Dit is de grootste van de
7 soorten zaagbekken. Zaagbekken zijn vreemde eenden in de bijt: deze
eend-achtigen hebben een opvallend lange, smalle snavel met een gekromd
uiteinde en een gezaagde binnenkant. Dat laatste geeft ze grip op glibberige
visjes, hun belangrijkste voedsel.
In tegenstelling tot de
nauw verwante middelste zaagbek wordt zout water door de grote zaagbek gemeden.
Naast de geslacht-specifieke
kleuren van het vederpak die ook bij de zaagbek verschillen, heeft het vrouwtje
een volle kuif, terwijl het mannetje een apart bol achterhoofd heeft.
Het broedseizoen start
eind maart, begin april tot uiterlijk augustus. De eend is vrij plaatstrouw en
keert terug naar een geschikte broedplaats aan meren en traag stromende
waterlopen in bosrijke gebieden.
De grote zaagbek
overwintert op grote niet bevroren meren, rivieren en lagunes. De grote zaagbek
kan uitstekend duiken en vliegt ondanks zijn vrij, kleine vleugels 100 km/u.
De grote zaagbek eet puur
dierlijke kost. Met zijn smalle spitse snavel richt hij zich geheel op de
vangst van vis, ongewervelden en soms een amfibie of jong zoogdiertje of
kuiken.
Noordelijke populaties van
deze soort trekken in februari naar de broedgronden in Scandinavië en Rusland,
waar ze omstreeks maart aankomen.
In oktober vliegen ze
vervolgens naar de zuidelijk gelegen overwinteringsgebieden op zoek naar een
aangenaam klimaat.
Het winterweer heeft
invloed op het voorkomen van de soort in ons land. Daarom schommelen getelde
aantallen sterk. De afname over een langere periode valt te verklaren door de
gemiddeld zachtere winters en de slinkende aantallen beschikbare prooivissen.
Onze
noorderburen geven het goede voorbeeld
Maximaal een kwart van de
Noordwest-Europese populatie van de grote zaagbek verblijft s winters in
Nederland. Dat is een fors aantal vogels, die het belang van een goed beheer
van zoete wetlands nog eens onderschrijft.
Vogelbescherming Nederland
zet zich in voor het behoud van waterrijke gebieden (IJselmeergebied), waarbij
de aandacht wordt toegespitst op de waterkwaliteit, de rustgebieden en de
beschikbaarheid van voedsel (duurzame visserij opleggen om de overbeviste spiering
te sparen).
Verschillende
natuurgebieden die door de grote zaagbek worden gebruikt als foerageergebied of
als slaapplaats zijn aangewezen en beschermd als Natura 2000-gebied. De
belangrijkste daarvan zijn Biesbosch, De Wieden, IJselmeer, Ketelmeer &
Vossemeer, Markemeer & IJmeer, Veluwerandmeren en Waddenzee.
Voor deze gebieden gelden
strenge regels voor alle plannen, projecten en andere handelingen die mogelijk
significante negatieve effecten kunnen hebben op de natuurwaarden waarvoor het
gebied is aangewezen.
Vogels en hun leefgebieden
worden in Nederland primair beschermd door de Wet natuurbescherming die op 1
januari in werking trad.
Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan via de
zoekrobot in het archief de bijdrage terugvinden
Geraadpleegde
bron: Natuurpunt: nabeschouwingen symposium 10 jaar Waarnemingen.be
Waarnemingen.be is een
steeds groeiende bron van natuurinformatie. Alleen al in 2017 werden meer dan 3
miljoen biodiversiteitsgegevens toegevoegd. Vraag is of deze kwantiteit de
kwaliteit in de weg staat.
In dit artikel bespreekt
men de noodzaak van validatie en licht men de validatieprocedure toe. Men toont
dat er verschillende niveaus van betrouwbaarheid zijn die kunnen worden
geselecteerd afhankelijk van de onderzoeksvraag.
Je hoort wel eens kritiek
op de kwaliteit van de gegevens in waarnemingen.be.
Iedereen kan daar zomaar
eender wat invullen of Het is niet zo moeilijk om daar een fout in te
vinden.
Beide opmerkingen zijn
waar, maar hebben enkel betrekking op het eerste deel van het proces, namelijk
de invoer van gegevens.
In 2017 werden uit
Vlaanderen en Brussel 3,2 miljoen nieuwe waarnemingen gemeld. In 2018 waren er
dat in de eerste helft van het jaar al 1.8 miljoen. Dagelijks komen er
duizenden gegevens bij (op topdagen tot 24 000 per dag).
Daar zitten bij de invoer
natuurlijk ook onjuiste determinaties bij, fouten in de locatie of in andere
velden. Maar is waarnemingen.be daarom een mesthoop?
Fouten bij
invoer
Waarnemers doen hun best
om soorten zo goed mogelijk op naam te brengen. Toch is het onvermijdelijk dat
er soms vergissingen gebeuren. Waarnemingen.be is een open systeem,
toegankelijk voor iedereen die zich registreert. Het waarnemingspubliek is dan
ook heel divers, van beginners tot top-experts. Het systeem heeft ook expliciet
het doel om een interactieve leergemeenschap te vormen, waarbij informatie snel
wordt gedeeld en waar waarnemers de kans krijgen om fouten te maken en bij te
leren van andere gebruikers of validators.
Deze feedback en
interactie ligt mee aan de basis van het succes dat het waarnemingen.be
dataportaal nu is. Maar het leidt er natuurlijk ook toe dat er fouten worden
ingevoerd die door iedereen zichtbaar zijn op de website.
Validatie
noodzakelijk
De ambitie van het team
achter de waarnemingen.be is om informatie van de best haalbare kwaliteit te
verkrijgen. Hiervoor is het dus belangrijk dat de waarnemingen goed nagekeken
en waar nodig worden gecorrigeerd. Daarvoor is er een uitgebreide
validatieprocedure voorzien, zodat fouten enerzijds niet lang online blijven
staan en anderzijds bij officieel gebruik kwaliteitsvolle datasets kunnen
worden aangeleverd.
De
validatiestatus wordt weergegeven door middel van een aantal symbolen.
Bij
elke waarneming kan je zien of deze al dan niet een beoordeling kreeg. De nog
niet beoordeelde waarnemingen moeten uiteraard met de nodige voorzichtigheid
worden geïnterpreteerd. De waarnemingen mét een beoordeling werden bekeken door
het validatieteam, steeds vaker bijgestaan door een computeralgoritme. Het
validatieteam bestaat momenteel uit 115 validators, het merendeel
vrijwilligers, die de binnenkomende waarnemingen opvolgen. Zij bekijken de
waarnemingen van een specifieke soortgroep, voor heel Vlaanderen of voor een
provincie. Bij vogels is er bovendien een zeldzaamhedencommissie die de zeer
zeldzame soorten behandelt. Tenslotte zijn er de regiomoderators die de
waarnemingen van niet-zeldzaamheden kunnen beoordelen binnen hun werkingsgebied.
Afhankelijk van de soortgroep gebeurt de beoordeling onmiddellijk of binnen een
aantal dagen of weken. Sommige groepen worden echter met een lagere frequentie
(bv enkel in de wintermaanden) systematisch nagekeken.
Hoe
verloopt de validatie?
Na het
posten van een waarneming volgt er een deels geautomatiseerd en deels manueel
proces van validatie. Indien automatische validatie mogelijk is, krijgt de
waarneming een grijs vinkje. Bij
manuele validatie kan de validator deze onmiddellijk goedkeuren met een blauw
of een groen
vinkje, of meer uitleg vragen of suggesties doen via de
commentaar-functie. Daarna volgt de validator deze waarnemingen op tot de soort
werd gewijzigd of tot de extra informatie werd aangereikt en volgt de
beoordeling. Indien nodig kan de validator ook zelf een waarneming wijzigen,
maar het principe is dat aanpassingen zoveel mogelijk door de waarnemer zelf
gebeuren.
Bij
waarnemingen, die door de waarnemer als onzeker werden gelabeld, probeert de
validator in overleg tot een zekere determinatie te komen. Als dit niet
mogelijk is, kan de waarneming op onzeker blijven staan of worden gewijzigd
naar een hoger taxonomisch niveau (soortengroep, genus, familie) dat wel zeker
is.
Waarnemingen
die niet voldoende zeker kunnen worden bewezen, maar niet onmogelijk zijn,
krijgen de beoordeling (nog) niet te beoordelen (wekker-icoontje).
Twijfelachtige
waarnemingen of waarnemingen die aantoonbaar fout zijn en niet worden
gecorrigeerd door de waarnemer, worden afgekeurd (rood vinkje). Deze zijn daarna nog
terug te vinden in het persoonlijke waarnemingenoverzicht van de waarnemer,
maar zijn niet langer zichtbaar voor anderen en worden uitgesloten van doorgave
of analyse.
Validatie van fotos
Het
aandeel van fotos gaat in stijgende lijn: van 3% in 2008 naar 13% in 2017.
Hoewel
niet voor alle soorten determinatie op foto mogelijk is, lukt dit voor de
meeste soorten wel, zeker voor de soortgroepen met de meeste waarnemingen
(vogels, dagvlinders, libellen, nachtvlinders, planten, amfibieën en
reptielen).
Het
doel is dat alle fotos worden nagekeken door een validator (of de automatische
herkenningsmodule van de server). Die verifieert of de soortnaam juist is en
steekproefsgewijs ook de volledigheid van de andere informatie of de locatie.
Sinds
kort worden de validators bij het nakijken van fotos bijgestaan door
automatische beeldherkenning (op de server van Naturalis waarop Obsidentify
draait).
Op niet
zo lange termijn zal die methode een groot deel van het validatiewerk van de
fotos kunnen overnemen, waardoor zij zich meer kunnen focussen op moeilijke
gevallen of op nazicht van locaties en details van waarnemingen
Validatie van waarnemingen zonder foto
Ook
alle waarnemingen van soorten die als zeldzaam of zeer zeldzaam staan
gemarkeerd, worden manueel bekeken. De validators schatten de waarneming in aan
de hand van hun expertise, datum van inzending, locatie, kennis van de
waarnemer en een aantal hulpmiddelen.
Zo is
er een handige tool waarbij de validator kan zien hoeveel ervaring de waarnemer
heeft met deze soort (aantal eerder goedgekeurde waarnemingen van deze soort)
en of de soort gekend is uit het gebied (aantal eerdere goedgekeurde
waarnemingen van deze soort in het gesignaleerd gebied).
Waarnemingen
zonder foto van algemene of vrij algemene soorten worden niet allemaal door een
validator nagekeken. Er gebeuren wel steekproeven, waarnemingen buiten de
gekende datumgrenzen worden manueel bekeken en voor een toenemend aantal
soorten staat intussen de autovalidatie op. Dat is een slimme tool die meteen
na het invoeren nakijkt of er in de omgeving van deze waarneming (binnen een
ingesteld perimeter en binnen een ingestelde periode) manueel goedgekeurde
waarnemingen met foto bestaan van deze soort. Zo ja, wordt deze waarneming
automatisch gelabeld als goedgekeurd op basis van kennisregels.
Dit
bewijst niet dat een waarneming 100% zeker is, maar het bevestigt dat het niet
onwaarschijnlijk is dat deze soort in deze periode op deze plek kan worden
waargenomen.
Tenslotte
is er nog de publieke validatie. Andere gebruikers kunnen een opmerking
plaatsen bij een waarneming waarvan ze vermoeden dat deze niet juist is en de
gebruikersgemeenschap is heel groot. Wie ondanks alle validatie-inspanningen toch nog een fout denkt te vinden bij reeds
gevalideerde waarnemingen, kan dit melden via de functie Rapporteer een
mogelijke foutieve waarneming.
Fraude
In 10
jaar tijd werden buiten een aantal 1 aprilgrappen nog maar enkele gevallen
vastgesteld waarbij moedwillig foutieve waarnemingen werden ingevoerd. De
intensive validatie en grote sociale controle maakt dat valsspelers meestal
snel door de mand vallen.
Bij
twijfel over de bon van de fotos wordt via Google image search vergeleken
met andere online beschikbare fotos.
Daarnaast
is het grote validatieteam een sterkte. Zij kunnen de betrouwbaarheid van een
waarnemer inschatten op basis van zijn hele curriculum en overleggen over
soortgroepen heen. Ze beoordelen een waarneming ook op basis van kennis van de
locatie en kijken bv. of de vegetatie op de achtergrond wel overeenkomt met het
seizoen of de gemelde plaats. Bij vermoedens van fraude wordt eerst uitleg
gevraagd aan de waarnemer en krijgt deze een kans om de waarneming(en) te
corrigeren. Zo niet wordt het waarnemersprofiel afgesloten en/of
verwijderd.
Conclusie
Waarnemingen.be
is dus zeker niet zomaar een mesthoop, maar eerder een berg ruwe diamanten. Na
het hierboven beschreven polijstwerk levert die een schatkist aan waardevolle
natuurinformatie op. Die wordt bovendien permanent aangevuld door een groeiende
schare aan natuurliefhebbers. Moderne computertechnieken dragen bij tot het
haalbaar houden van de validatieprocedure. Experts blijven nodig voor
interactie met de waarnemer en om twijfelgevallen te beoordelen.
Wie er
zin in heeft gekregen de waarnemersgroep te vervoegen, kan alvast een kijkje
nemen.
Nieuwe vogelatlas:
vogelstand in 40 jaar spectaculair op zn kop
Geraadpleegde
bronnen: Nederlandse Omroep Stichting (NOS) Vogelonderzoek Nederland (Sovon)
De vogelwereld in
Nederland is de afgelopen 40 jaar behoorlijk op zn kop gezet.
Dat blijkt uit het
veldwerk van 2 000 vogelaars. In de nieuwe vogelatlas maken ze de balans
op en beschrijven ze 369 vogelsoorten die in Nederland voorkomen.
Klik op onderstaande
weblink om het kijkexemplaar van de vogelatlas te bekijken.
De Vogelatlas van
Nederland toont de veranderingen en laatste stand van zaken omtrent de
vogelpopulaties. Het is een schitterend naslagwerk met fraaie fotos, kaartjes
en grafieken, waardoor je inzicht krijgt in de actuele verspreiding van
broedvogels en wintergasten.
Tijdens het broedseizoen
zijn er ongeveer evenveel vogels in Nederland als 40 jaar geleden. Alleen is de
samenstelling van de vogelbevolking drastisch gewijzigd.
De klapekster, de
duinpieper en de ortolaan zijn als broedvogel vrijwel verdwenen.
Maar vogelaars noemen de
zee- en visarend, de wilde zwaan en de kraanvogel als spectaculaire nieuwkomers.
Ook grote zilverreigers en slechtvalken zijn van sporadische dwaalgasten
doodnormale verschijningen geworden.
Ondanks de nieuwkomers
signaleren onderzoekers toch een verarming in het totaal aantal soorten.
Vogelgemeenschappen in verschillende regios gaan steeds meer op elkaar lijken.
Soorten zoals de grote bonte specht en de boomkruiper duiken overal op.
Hierdoor wordt de verscheidenheid in de vogelpopulaties in Nederland kleiner.
In de atlas is goed te
zien hoe de veranderde inrichting van Nederland tijdens de afgelopen 40 jaar
veel effect heeft gehad op de vogels. Vogels moeten zich steeds weer aanpassen
aan herschikkingen en herbestemmingen in het landschap, aan klimaatverandering
en de omstandigheden tijdens de trekroutes.
Het gaat
slecht met de nationale vogel
Vooral broedvogels in het
boerenland hadden het zwaar de afgelopen decennia. Was in 1975 de helft van de
broedvogels nog boerenlandvogel, nu is dat minder dan 20%.
De oer-Hollandse grutto
in 2015 nog gekozen als de nationale vogel is dramatisch achteruitgegaan.
Ooit waren er 150 000, nu naar schatting minder dan 30 000.
Nieuw Europees
landbouwbeleid zou zijn redding kunnen zijn, maar waarschijnlijk verandert er
niets dat in het voordeel van de vogel zou kunnen werken. Natuurorganisaties
zijn in ieder geval zwaar teleurgesteld in de Europese Commissie die lidstaten
niet verplicht om natuur te herstellen.
Ook de patrijs gedijt het
best in akkerland, vooral als dat wordt afgewisseld met ruige dijkjes,
slootranden en houtwallen. Maar door de schaalvergroting in de landbouw is het
aantal patrijzen enorm afgenomen.
Volgens het kenniscentrum
over Nederlandse vogels, Sovon, dat de atlas heeft samengesteld, is het door de
enorme hoeveelheid verzamelde data over vogels en hun verspreiding mogelijk om
ze in de toekomst beter te beschermen.
De vogelatlas is een
bedankje aan de vrijwilligers die in hun vrije tijd vogels hebben geteld voor
de atlas.
De vuursalamander, wilde
kat en tuimelaar zijn allemaal dieren die in Nederland leven, maar ernstig met
uitsterven worden bedreigd en er zijn nog meer dieren die kans maken om op die
lijst terecht te komen.
Intensieve
landbouw is boosdoener
De natuur is in Nederland
sterk achteruit gegaan door intensieve landbouw van de afgelopen decennia. Dat
zegt ecoloog Henk Simons van IUCN (International Union for Conservation of
Nature), de internationale organisatie die wereldwijd de rode lijsten met
bedreigde diersoorten opstelt. De grutto staat op die lijst en wordt aangemerkt
als een soort die sterk in aantal afneemt en wordt ingedeeld in de categorie
bijna bedreigd/gevoelig.
Wat voor China de
reuzenpanda is, is voor Nederland de grutto. 80% van alle gruttos broedt in
Nederland. De populatie neemt per jaar met 8% af. In dit tempo is er over 30
jaar geen grutto meer.
Ook andere weidevogels
gaan in Nederland hard in aantal achteruit. Veel weilanden zijn een soort
woestijn geworden. Er groeit alleen maar Engels raaigras (een dichte
zoden-vormende vaste plant uit de grassenfamilie); er zijn minder planten en
het is droger geworden waardoor er minder bodemleven is. De patrijs, de veldleeuwerik,
maar ook de kievit hebben het zwaar De kemphaan is al niet meer in Nederland te
vinden en van de korhoen zijn er nog maar een paar.
Bijen
Ook het aantal bijen holt
hard achteruit. Van de 539 bijensoorten staan er 181 op de nationale rode
lijst: 30 zijn ernstig bedreigd en 46 zijn inmiddels verdwenen. De bijen hebben
last van parasieten, infectieziekten en van de mens. Bestrijdingsmiddelen en
eenzijdig voedsel door te weinig bloemsoorten zorgen er namelijk voor dat de
bijenvolken verdwijnen. De hommel is één van de bekendste bijensoorten die
worden bedreigd.
Om het tij te keren zeggen
natuurorganisaties vooral dat er meer variatie moet komen in Nederlandse
landbouwgebieden en dat het gebruik van intensieve bemesting en pesticiden
omlaag moeten door bv. stukken natuur rond en langs weilanden in stand te
houden.
Men is 85% van de
biodiversiteit kwijtgeraakt in Nederland, zegt Gert Polet, hoofd van de
afdeling wildlife bij het Wereld Natuur Fonds.
De Marker
Wadden
Toch zijn er ook
succesverhalen. Met de zeehond gaat het weer beter. En ook de herintroductie
van de bever en de otter mag volgens Polet een succes worden genoemd.
De dieren waren verdwenen
maar aan het begin van deze eeuw zijn ze opnieuw uitgezet.
Simons noemt de
ontwikkeling van de Marker Wadden, een uniek natuurgebied, een succesverhaal.
De natuureilanden worden aangelegd met zand, klei, veen en slib uit het
Markermeer. Dit grote project draagt bij aan het natuurherstel van het
Markermeer.
Op deze nieuwe groep
eilanden met natuurlijke oevers komt nieuwe natuur tot ontwikkeling, zowel
onder als boven water. Terwijl de 5 eilandjes worden aangelegd, nestelen zich
er de eerste vogels, insecten en bodemdieren.
De ambitie is van de
Marker Wadden een grote archipel te maken van in totaal 10 000 ha, waarmee
het één van de grootste natuurherstelprojecten is van West-Europa.
Met dit initiatief van
Natuurmonumenten zie je dat men ook echt iets kan betekenen voor de natuur.
Natuurmonumenten is de
vereniging voor mensen met een hart voor de natuur.
Ze geven de natuur in
Nederland ruimte, beschermen bestaande natuurgebieden, waardevolle landschappen
en cultureel erfgoed. Men dankt het succes aan de ruim 700 000 leden en
donateurs, vrijwilligers en partnerbedrijven.
De ruigpootbuizerd lijkt
een moeilijk te determineren soort. Door zijn nauwe verwantschap met de gewone
buizerd kunnen zelfs ervaren waarnemers hem soms moeilijk identificeren.
De typische kenmerken van
een ruigpootbuizerd zijn: heel lichtbruine kop, een brede donkerbruine
buikband, de zwarte polsvlekken op de ondervleugel, een witte staart met
donkere dwarsstrepen en een eindband en de broek van witte veren op de poten,
waaraan hij zijn naam dankt.
In feite is er een gulden
regel voor de determinatie: als je twijfelt, is het geen ruigpootbuizerd maar
een buizerd.
Deze soort vervangt de
buizerd in het hoge noorden. Zoals kan worden verwacht bij een vogel die in een
koud klimaat leeft, is hij iets groter, zodat het lichaamsoppervlak in
verhouding tot het gewicht kleiner is en daardoor minder warmte verloren gaat.
De lichaamslengte varieert
tussen 50 en 60cm; de vleugelspanwijdte wisselt tussen 120 en 150cm en het
lichaamsgewicht schommelt tussen de 600 en 1300g.
In veel opzichten gelijkt
hij op de buizerd, maar de vlucht is eleganter, met een elastischere, soepelere
vleugelslag. Zijn ontspannen vleugelslagen lijken meer op die van een wouw dan
die van een buizerd. Hij zweeft met vlakke of iets geheven vleugels.
Hij bidt vaker en beter
dan de buizerd, maar hij kan ook lange perioden bewegingsloos in een boom, op
een paaltje of zelfs op de vlakke grond zitten.
De ruigpootbuizerd is een
van de weinige grote roofvogels die echt kan bidden: een tijdje met stevige
vleugelslag ter plekke boven een prooi blijven hangen.
Aan het gedrag van andere
vogels kan je soms zien dat je met een ruigpootbuizerd te maken hebt. Een
gewone buizerd veroorzaakt zelden commotie in een vogelgemeenschap. Het dier is
te traag om in zijn vlucht een vogel te grijpen. Als een ruigpootbuizerd
verschijnt, is er wel eens paniek onder lokale vogels. Hij is evenmin een
wendbare jager, maar mogelijk schrikt zijn indrukwekkender verschijning dieren
af, zeker in een gebied waar ze niet aan zijn aanwezigheid gewend zijn.
De ruigpootbuizerd is een
schaarse overwinteraar in onze contreien. Hij komt uit het hoge noorden, waar
hij een niet zeldzame broedvogel is.
Ook in de mensenwereld
zijn noorderlingen doorgaans kloeker dan wij. Maar in ons land waren er recent
winters waarin er zo goed als geen ruigpootbuizerds meer werden gezien.
In Nederland overwinterden
20 jaar geleden gemiddeld nog zon 200 ruigpootbuizerds, vandaag hooguit 50.
Er spelen twee factoren in
de plaatselijke achteruitgang in zijn broedtijd lijkt de ruigpootbuizerd het
niet slecht te doen. Enkele jaren geleden rapporteerden wetenschappers in het
vakblad Public Library of Science One dat hij door de klimaatopwarming voor hun
overwintering niet zo ver meer naar het zuiden afzakt. Hij zou nu gemiddeld
zon
300 km noordelijker
overwinteren dan een halve eeuw geleden. Als je dan in een zone woont die tegen
de ondergrens van zijn verspreidingsgebied aanschurkt, verlies je een soort.
Het paren vindt waarschijnlijk
plaats in de winter, omdat de vogels die aankomen in het broedgebied al een
paar vormen. De balts bestaat uit zweef- en duikvluchten boven het nest, maar
deze worden in stilte uitgevoerd, zonder de doordringende roepen van de
buizerd.
De alarmroep is langer en
hoger dan die van de buizerd en buiten de directe omgeving van het nest niet
vaak te horen.
s Zomers foerageren
ruigpootbuizerds op kleine knaagdieren, voornamelijk op woelmuizen en
lemmingen. Ze doden ook jonge hazen en zelfs hermelijnen, maar ook jonge
vogels, zoals eenden en steltlopers.
s Winters jagen ze nog
steeds op woelmuizen, maar nemen dan ook genoegen met aas, zoals doodgereden
konijnen.
In Scandinavië fluctueren
de knaagdierenpopulaties in een 4-jaarlijkse cyclus en in jaren met weinig
knaagdieren broeden ruigpootbuizerds niet of ze trekken ver weg totdat ze een
plek vinden met een beter voedselaanbod om zich daar te vestigen. Het nest
wordt op een rotsrichel of in beboste streken in een boom gebouwd. Op de open
toendra kan het gewoon op een pol worden gebouwd. De 3 tot 4 eieren worden 31
dagen bebroed, grotendeels door het vrouwtje. De jongen vliegen na 34 tot 43
dagen uit, maar zijn daarna nog een paar weken afhankelijk van hun ouders.
Alle broedvogels verlaten
Noorwegen en Zweden in de herfst, maar hun trektocht naar het zuiden wordt
vooral bepaald door het voedselaanbod onderweg. Veel exemplaren brengen de
winter door in Denemarken, Duitsland, Nederland, maar sommigen trekken naar de
Balkan en de Zwarte Zee.
Voorts heeft de
ruigpootbuizerd te lijden onder veranderende landbouwomstandigheden. Ondanks
zijn indrukwekkende karakter eet hij vooral bescheiden muizen, maar de open
landschappen vol muizen waarvan hij profiteert, zijn almaar schaarser geworden.
De ruigpootbuizerd wordt
in onze streken het slachtoffer van dezelfde maatregelen die maken dat
akkervogels het moeilijk krijgen.
Zo zijn groenbemesters een
ramp voor vogels: een als groen gepresenteerde maatregel van de Europese
Commissie, die boeren aanmaant om in het najaar, vlak na het oogsten, hun
akkers in te zaaien met planten die ze in het voorjaar in de grond kunnen
ploegen als een vorm van bodemverrijking.
De maatregel heeft als
gevolg dat zon winterakker veel minder geschikt is voor vogels dan vroeger,
toen hij nog gewoon een stoppelveld was.
Het is een schoolvoorbeeld
van een maatregel die zijn goede doel voorbijschiet.
Een ruigpootbuizerd heeft
vogelvriendelijke plekken nodig, eventueel bezaaid met planten als luzerne.
Anders blijft hij weg.
Vlaanderen en Nederland
kampen met een heus stikstofprobleem. Er hangt een wolk boven ons land waaruit
gif neerdaalt op natuurgebieden. Typische planten zoals hondsviooltje dreigen
te verdwijnen en de botten van kleine vogels breken.
Wat overblijft is een
eentonige natuur. Het Europese Hof tikte Nederland op de vingers omdat het de
natuur onvoldoende beschermt tegen stikstof. Vlaanderen kan hier belangrijke
lessen uit trekken.
Een overdosis stikstof
voor de natuur
95% van de heiden en
veengebieden en 70% van de duinen, loofbossen en zoete waters in Vlaanderen
krijgen te veel stikstof over zich heen. In graslanden is de 40% overschreden.
Oorsprong van dat teveel:
landbouw, transport en industrie.
De gevolgen van die
overdosis zijn niet meteen zichtbaar. Bomen zullen niet meteen omvallen, dieren
vallen niet massaal dood en rivieren drogen niet ineens op.
De impact is subtieler,
maar daarom niet minder gevaarlijk. Stikstof werkt sluipend, als een vergif dat
langzaam een heel ecosysteem aantast. Het sloopt de weerbaarheid van bossen,
heiden, venen en graslanden.
De laatste jaren wordt
duidelijk hoe verregaand de gevolgen zijn.
In bossen op arme
zandgronden gaat het aantal sperwers achteruit, slakken verdwijnen er door een
tekort aan calcium en daarmee ook vogels zoals de zanglijster, die slakken eet.
Bovendien breken jonge
koolmeesjes door het stikstofprobleem spontaan hun poten.
Net als in Nederland wordt
er gewerkt aan een Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
Vlaanderen werkt evenwel
niet met een centraal aangestuurd softwaresysteem, maar beoordeelt apart elke
vergunningsaanvraag voor een activiteit die stikstof uitstoot.
De regels voor
vergunningsverlening zijn wel aangepast en aan de landbouwsector wordt een
extra inspanning gevraagd om de stikstofuitstoot te verminderen.
Maar de concrete
uitwerking wordt ook hier net als in Nederland gebaseerd op modelmatige
voorspellingen, die uitgaan van een daling van de stikstofuitstoot in de
toekomst.
Vraag is of het niet te
laat gaat zijn als we merken dat de voorspellingen niet kloppen.
De vergunningen zullen
namelijk al uitgereikt zijn.
De regering maakt zich
sterk dat extra natuurbeheermaatregelen de immuniteit van de natuur tegen
stikstof kunnen verhogen.
Dat klopt voor een stuk:
je kan bv. stikstof uit de grond verwijderen door een dik stuk grond af te
schrapen en af te voeren. Je kan er ook voor zorgen dat waterstanden verhogen,
waardoor er meer bufferend vermogen is.
Maar die maatregelen
hebben hun grenzen. Heiden of bossen op droge zandgronden kan je bv. moeilijk
onder water gaan zetten. Je kan één keer een grondlaag verwijderen, maar ook
geen 10 keer.
Een muur die door een
storm is ingestort kan je een paar keer opnieuw opbouwen, maar je hebt steeds
minder cement. En daardoor zal de muur steeds iets minder stevig staan.
Zo is het ook met herstel
van natuur. Het is een lapmiddel dat vroeg of laat op zijn limieten botst.
Intussen is het duidelijk
dat zonder daling in stikstofuitstoot grote zones natuur (voornamelijk op de
meest verzurings-gevoelige bodems) achteruitgang onvermijdelijk is. Ook al gooi
je er ettelijke miljoenen euros voor natuurherstel tegenaan.
Vlaanderen kiest er
momenteel voor om het gezond maken van onze natuur nog even uit te stellen,
zodat er nog uitbreidingen van landbouwbedrijven kunnen komen, meer wegen
kunnen worden aangelegd en de industrie kan groeien.
De natuur heeft deze
marges niet meer. Het lijkt wel alsof economie en natuur lijnrecht tegenover
elkaar staan. En toch hoeft dat niet zo te zijn.
In natuur-inclusieve
landbouw gaat voedselproductie samen met natuur binnen de grenzen van onze
planeet en het gaat dan niet alleen over bio-landbouw. Door werk te maken van
grote, verbonden natuurgebieden kunnen natuurlijke processen hun gang gaan,
terwijl ze zorgen voor een buffering tegen invloeden vanbuitenaf. En met een duurzaam
mobiliteitsverhaal boeken we niet alleen winst voor onze eigen longen, maar ook
voor de longen van onze planeet: de natuur.
Geraadpleegde bron: Natuur
in de IJsdelta [Henk Dorgelo]
Een reigerachtige in een
smetteloos wit verenpak die zich sierlijk voortbeweegt en langs meer-oevers en
sloten in het achterland geregeld opduikt: de Egretta alba, wat betekent
glansloos zilverwitte reiger met sierveren (aigrettes).
In grootte komt de
zilverreiger overeen met de blauwe reiger. Hij meet van snavelpunt tot
staarteinde zon 85 100 cm. Hij is alleen slanker dan de blauwe reiger en
zijn poten en hals zijn wat langer. De boven-poot ook wel dijbeen genoemd
en het bovenste deel van de onder-poot is geelachtig; de rest van de onder-poot
en de tenen zijn donker van kleur.
De snavel is het grootste
deel van het jaar geel. In de broedtijd is de snavel echter zwart en zijn de
schouderveren sterk verlengd.
De grote zilverreiger kan
worden verward met de kleine zilverreiger, maar die is veel kleiner (55 65
cm), heeft het hele jaar door een zwarte snavel, zwarte poten met gele tenen en
een sierlijke kuif.
In de vlucht steken de
poten van de grote zilverreiger veel verder buiten de staart uit dan bij de
kleine zilverreiger. De grote zilverreiger vliegt ook statiger met een
langzamere vleugelslag.
Buiten de broedkolonies
laten zilverreigers zich bijna niet horen. Bevinden ze zich in de kolonie, dan
maken ze rauwe geluiden.
Geduldig wachtend of
langzaam wadend door het water van sloten, langs waterkanten van meren en op
ondergelopen land, vangt hij vissen en waterinsecten, kikkers en padden; in
drogere tijden vangt hij ook kleine reptielen en zoogdieren (muizen).
Ook in het zoeken van
voedsel onderscheidt hij zich van zn kleinere broer, die veel actiever is en
achter prooidieren aanjaagt; die kun je in ondiep water achter de vissen aan
zien rennen.
De grote zilverreiger komt
in bijna de hele wereld voor, maar vooral op het zuidelijke halfrond tot in
Australië toe. In Europa is het een bedreigde vogelsoort, die evenals de kleine
zilverreiger veel te lijden heeft gehad door vervolgingen in de tijd dat de
verlengde schouderveren heel gewild waren in de mode-industrie. Ze werden
vooral gebruikt om dameshoeden op te sieren.
In 1902 werden
op een Londense markt de veren aangevoerd van 200 000 zilverreigers. Er
werd dus een ware slachting onder deze prachtige witte vogels aangericht, die
ze nog steeds niet te boven zijn gekomen. Er rees heel wat protest vanuit
vogelbeschermingsorganisaties om zilverreigers voor uitsterven te behoeden. Gelukkig
is de mode aan trends onderhevig en werd ook het vangen van deze witte vogels
verboden. Tegenwoordig hebben ze nogal te leiden van rietexploitatie en
drooglegging van moerassen.
Recent is de
grote zilverreiger als broedvogel en overwinteraar in West-Europa toegenomen.
Door het beschikbaar komen van geschikte leefgebieden heeft deze reiger zijn
verspreiding inmiddels uitgebreid tot in Nederland. De Oostvaardersplassen
vormen daar het belangrijkste bolwerk van waaruit inmiddels ook andere gebieden
worden gekoloniseerd.
In Vlaanderen
overwinteren recent meerdere tientallen exemplaren in waterrijke gebieden,
vochtige graslanden en opspuitterreinen.
Een betere
bescherming van de grote zilverreiger in de broedgebieden en het geleidelijk
verhogen van het waterpeil in diezelfde gebieden blijken succesrijke
maatregelen te zijn voor de uitbreiding van deze soort. Als men de soort ook in
Vlaanderen in potentiële broedgebieden wil zien verschijnen, zal men grote,
natte gebieden moeten creëren met overjarig rietland in combinatie met ondiep,
helder en visrijk water. Een belangrijke factor voor een bestendige vestiging
is het garanderen van rust.
Op dit moment
is het natuurgebied De Blankaart in het West-Vlaamse Woumen (tussen
Oost-Vleteren en Diksmuide) dé hotspot voor de mythische reiger. Een mogelijke
verklaring schuilt in het grote voedselaanbod, het zachter wordend weer en de
lonende natuurinrichtingswerken. Nadat de reigers in het gebied hebben
overnacht, genieten ze s morgens van een heerlijk gevulde ontbijttafel aan de
waterkant en de slootjes. Daarna vliegen ze weg en verspreiden ze zich over de
IJzervlakte op zoek naar een steviger maal. Het blijft tot nu toe echter bij
overwinteringen; broeden doet de soort er nog niet.
Wie graag een
eerder verschenen artikel raadpleegt, kan via de zoekrobot in het archief een
bijdrage opdiepen:
Geraadpleegde bron: Vogelbescherming
Vlaanderen: Mens & Vogel 2017 2
De zwarte roodstaart is
een van de eerste vogelsoorten die we na de winter opnieuw te horen en te zien
krijgen. Over het algemeen brengt dit vogeltje de winter door in het westelijk
Middellands Zeegebied, soms ook iets noordelijker.
Een klein aantal van onze
broedvogels overwintert zelfs in Vlaanderen, zonder voorkeur voor bepaalde
provincies en zonder schijnbare invloed van de weersgesteldheid.
De eerste zwarte
roodstaarten die elders de winter hebben doorgebracht, komen hier reeds toe of
trekken door vanaf de 2de decade van februari, maar meestal pas
vanaf de 3de decade van maart tot in mei.
Overal waar stenen te
vinden zijn in eender welke vorm kan je de zwarte roodstaart aantreffen.
Waar woningen, scholen, nieuwbouwwijken of torenflats als paddenstoelen uit de
grond rijzen, is dit vogeltje er spreekwoordelijk als de kippen bij om in de
ruwbouw van toekomstige toiletten, vergaderzalen of slaapkamers zijn intrek te
nemen.
Loodsen, kerken en
kathedralen, stations ,ruïnes, stuwdammen en sluiscomplexen, molens,
veestallen, forten en bunkers, krotten en sloopterreinen Al die plekken
kunnen op zijn interesse rekenen.
Van oorsprong is de zwarte
roodstaart een vogel uit bergachtig gebied. Hij heeft zich de voorbije decennia
sterk uitgebreid in noordwestelijke richting. Daar bezet hij nu een grote
verscheidenheid aan habitats.
Door zijn vermogen om zich
vlot aan te passen aan menselijke bebouwing doet de zwarte roodstaart het
overal in zijn verspreidingsgebied erg goed. Hij breidt zijn broedareaal zelfs
nog verder uit. Zo wordt hij in Europa broedend aangetroffen in tal van
uiteenlopende biotopen van bergland op een hoogte tot ongeveer 2 500 m, waarbij
schaars begroeide droge hellingen de voorkeur genieten tot laagland in allerlei
soorten menselijke bebouwing op industrieterreinen, in stadscentra en
dorpskernen.
Het mannetje is roetzwart
met een witte vleugelvlek, heeft een nerveus trillende roestkleurige staart en een
grijze kap; het oog is donker en de poten zijn zwart; het wijfje is eerder
donkergrijs van kleur en mist de witte vleugelvlekken.
De roestrode staart speelt
een belangrijke rol bij het baltsritueel en wordt dan door het mannetje zo
breed mogelijk uitgespreid om de schitterende kleurenpracht ervan te laten
zien.
De lichaamslengte reikt
tot 14.5 cm; de spanwijdte varieert tussen 23 en 26 cm; het lichaamsgewicht
schommelt tussen 14 en 20 g.
Zwarte roodstaarten
nestelen in holten of spleten, onder een rots of op een richel in een grot of
gebouw, in oude zwaluwnesten, onder bruggen en af en toe zelfs in een nestkast.
Het nest is een komvormig
bouwsel vaak los bijeengevoegd van droog gras, mos, plantenstengels en
-vezels, bekleed met haar, wol en wat veertjes.
Enkel het vrouwtje houdt
zich met de bouw van het nest bezig. Jaarlijks worden meestal 2, soms 3 legsels
geproduceerd. Doorgaans telt een legsel 4 tot 6 eieren, die gedurende 2 weken enkel
door het vrouwtje worden bebroed. Na het uitkomen, helpt het mannetje met
voeren gedurende 12 tot 16 dagen dat de jongen in het nest verblijven.
In het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest (BHG) kent de zwarte roodstaart een ruime verspreiding,
behalve in het zuiden en het noordwesten van de agglomeratie.
De soort bereikt een
maximale dichtheid van 12 paren / km²; dus ook in het BHG maakt de zwarte
roodstaart dankbaar gebruik van de verstedelijking.
De uitgesproken bebossing
van bepaalde residentiële wijken in de regio speelt dan weer in het nadeel van
de soort.
Ook in Wallonië wordt de
zwarte roodstaart als een algemeen voorkomende soort beschouwd. De populatie
wordt er geschat op 18 000 broedparen. Het vogeltje houdt zich voornamelijk
op in verstedelijkt gebied met een maximale dichtheid in de regio Luik. In de
grote bosmassieven van de Ardennen en op de Hoge Venen is het zo goed als
afwezig. Het aantal geschikte nestplaatsen hangt af van het al dan niet
ingrijpend restaureren en isoleren van oude gebouwen.
Dat de zwarte roodstaart
wel eens steenkrassertje wordt genoemd, heeft alles te maken met de manier
waarop hij zingt. Zijn zang is relatief luid en wordt vaak bij het
ochtendgloren ten gehore gebracht, altijd vanaf een hoge zitplaats. Het liedje
begint met enkele fluittonen en een ratelende herhaling van dezelfde klanken,
gevolgd door een pauze van ongeveer 2 sec. Dan volgt er een vreemd krassend
geluid dat je met enige fantasie kan vergelijken met het leegmaken van de
prullenbak op je computer. De zang eindigt weer met enkele korte fluittonen. Je
kan de zwarte roodstaart tot laat in het jaar horen zingen. Hij verdedigt
immers nagenoeg het hele jaar door zijn jachtgebiedje tegen mogelijke
indringers.
De zwarte roodstaart is
een trekvogel die s nachts trekt. Zwerfbewegingen en korte verplaatsingen
vinden al plaats vanaf midden juni. Eerstejaarsvogels en vrouwtjes verlaten
eerst het broedgebied, wat later gevolgd door de mannetjes. De eigenlijke
najaarstrek komt begin september op gang en loopt tot midden november. Dat de
zwarte roodstaart al vele eeuwen goed gekend is bij het grote publiek, bewijzen
de talloze volksnamen die hij heeft gekregen: ovenmanneke, duiveltje,
steenpikkertje, rosstaartje, zwartborstje, dakzanger, schouwvagerke, schouwschijter,
muurschreeuwer, zwarte muurnachtegaal, Allemaal namen die rechtstreeks
verband houden met zijn uiterlijk of zijn geliefkoosde habitat.
De zwarte roodstaart is
een insecteneter. Constant is hij in de buurt van gebouwen, kerken en fabrieksloodsen
op zoek naar: kevers, dagvlinders, muggen, vliegen, nachtvlinders, bladluizen,
duizendpoten, slakjes, spinnen en wormen. Meestal wordt de aanval op een prooi
ingezet vanop een uitkijkpost. Dat kan een dakrand zijn, een schoorsteen, een
kruisbeeld, een torenspits of een oude televisieantenne.
Herken de zwarte
roodstaart met een filmfragmentje van Kees Vanger
Geraadpleegde bronnen:
Knack-magazine / Het Parool
De 31-jarige Amsterdammer,
Arjan Dwarshuis is al vanaf de wieg gefascineerd door vogels.
In 2016 vestigde hij een
wereldrecord met het waarnemen van 6852 vogelsoorten in 366 dagen tijd in 40
landen.
Hij vertrok op 2 januari
2016 naar de Verenigde Arabische Emiraten voor anderhalve dag. Daarna verbleef
hij 5 dagen in Sri Lanka, 21 dagen in India, 7 dagen in Thailand, 14 dagen in
Maleisië en 10 dagen op de Filippijnen. En toen had hij nog tien maanden te
gaan.
Vanaf anderhalf jaar voor
zijn vertrek begon hij de beste reisroutes uit te stippelen. Alleen de eerste 3
maanden in Azië, Australië en Papoea-Nieuw-Guinea had hij van tevoren geboekt.
De overige etappes heeft hij onderweg uitgetekend, zodat hij kon inspelen op de
vogels die hij reeds had waargenomen. Het gebeurde wel eens dat hij vreesde het
vooropgesteld aantal te observeren vogels niet te zullen halen, maar toch was
het jaar fysiek en mentaal minder zwaar dan hij had verwacht.
Elke dag lag er een lijst
klaar met de af te vinken vogelsoorten. In Ecuador kon Dwarshuis op een goede
lokale gids rekenen, die hem naar de 68 te spotten zeldzame soorten moest
leiden. Elke nacht vertrokken de vogelspotters om 2u om de nachtvogels te
vinden en kwamen pas terug wanneer het weer donker was. Gemiddeld liepen ze 17
km per dag achter de zeldzaamheden aan.
In Zuid-Amerika, het
rijkste vogelcontinent, verbleef Dwarshuis het langst, ongeveer 4 maanden. Peru
was het succesvolste land met 574 soorten, waargenomen in 24 dagen.
Maar ook Ecuador, Suriname
en Argentinië zijn vogelparadijzen.
De top drie van de unieke
vogelsoorten
De koning van de vogels,
de apenarend
trof hij aan op de Filippijnen, een supermooi, gigantisch beest, dat apen eet. Er
zijn nog minder dan 100 paartjes. Dwarshuis lag al heel lang op de loer toen
ineens een heleboel makkaken kabaal maakten en twee arenden opdoken.
Met de witnekkaalkopkraai,
een unieke vogel met een schitterend verenkleedin Ghana was Dwarshuis ook erg opgetogen. Hij had tijdens de
opnames een David Attenborough-momentje: toen hij voor de camera iets insprak, kwam
opeens de vedette achter hem in beeld.
De hoorngoean in Guatemala vond hij
ook extreem gaaf, echt een mythische vogelsoort. Daarvoor diende hij 2.5 km een
bergwand van de Atitlan-vulkaan op te klimmen om dan in een ravijn op een tak
een specimen rustig om zich heen kijkend te ontdekken.
Zijn favoriete vogel in
onze contreien is de roerdomp, wegens zijn schitterende schutkleuren, zijn
verborgen leefwijze en zijn prachtige tot op 4 km afstand hoorbare
misthoornachtige geluid.
Het vestigen van dat
record was zijn hele leven een droom, die hij ooit wou vervullen, maar een
andere hele belangrijke reden was het ophalen van geld voor het Birdlife
Preventing Extinction Programme, een programma dat zich bezighoudt met de 500
meest bedreigde vogels en dus ecosystemen ter wereld. Het is immers zeer
slecht gesteld met de vogelstand wereldwijd. Meer dan 10% van alle vogels ter
wereld is bedreigd. Enkele honderden daarvan zijn zelfs kritiek bedreigd en dat
betekent dat ze binnen enkele jaren kunnen uitsterven als er niet snel iets
gebeurt. Denk hierbij aan een aantal iconische vogelsoorten zoals de apenarend,
de Siberische kraanvogel, bijna alle Aziatische en Afrikaanse gieren, de
Californische Condor en tal van albatrossen.
Zijn missie: iedereen
enthousiast maken om vogels te observeren.
Zijn eerste knuffel was
een wit-zwarte vogel Pica pica genaamd, de Latijnse naam voor ekster.
Hij tekende vogels terwijl
zijn klasgenootjes autos en kastelen tekenden. Vol bewondering observeerde hij
de vogels die afkwamen op de zelf geregen pindasnoeren in zijn achtertuin.
Dat is het mooie aan
vogels gadeslaan, je hoeft helemaal geen verre reizen te maken om ze waar te
nemen. Vogels zijn er overal en altijd, dag en nacht. Zonder vogels zou onze
wereld maar een stille bedoening zijn.
De meeste mensen hebben
niet het geluk gehad om al op zon jonge leeftijd besmet te raken met het
vogelkijkvirus.
Dwarshuis probeert
iedereens enthousiasme om vogels te observeren aan te zwengelen. Mensen zullen
niet van de ene dag op de andere in een professionele vogelaar veranderen, maar
al snel zullen ze in staat zijn om de meeste vogels in hun eigen omgeving te
herkennen. Daar is niet veel voor nodig. Gewapend met een verrekijker (8 x of
10 x vergroting) en een geïllustreerde vogelgids ben je perfect uitgerust voor
de verkenningstocht.
Tegenwoordig kan je een
erg goede app downloaden: de Collins Bird Guide.
Als je echt fanatiek
wordt, kan je er voor kiezen om een telescoop aan te schaffen, maar het
belangrijkste is dat je gewoon lol hebt om de natuur in te trekken en vogels te
bekijken.
Om zoveel mogelijk mensen
te motiveren om vogelaar te worden vertelt Dwarshuis geregeld op radio en
televisie over de prachtige hobby vogels gade te slaan. Momenteel werkt hij aan
een boek dat in mei 2018 moet verschijnen.
De vink is een vlijtige en
levendige zangvogel, gezellig, vreedzaam en vrolijk. Doorgaans is hij niet
schuw maar wel voorzichtig. Hij besteedt veel zorg aan de bouw van het nest en
onderhoudt het geregeld. Hij leert zijn typische zang van de oudere vogels.
Wim Dekelver wist vanuit
kijkhut 8 van Glenn Vermeersch in Kalmthout de vink te strikken.
De documentaire Arjans
Big Year ging vorig jaar in oktober in première en inmiddels zou er ook een
boek over het leren vogels kijken zijn verschenen (was voorzien in mei 2018).
Wie de man even in een
interview in actie wil zien, kan dit filmfragmentje bekijken.
Geraadpleegde
bron: National Geographic 2018 10 [Peter Gwin]
Aan de horizon is de
glinsterende skyline van Dubai te zien, dat door de grootvader van de sjeik is
omgetoverd van een slaperig dorp in een hypermoderne havenstad. In de stad heeft
sjeik Butti bin
Maktoum bin Jula al Maktoum allerlei
verantwoordelijkheden: managementbesluiten, onroerendgoedtransacties,
aangelegenheden van de koninklijke families,
Als vooraanstaand lid van
de koninklijke familie van Dubai heeft de sjeik belangrijke veranderingen in de
valkerij in het Midden-Oosten teweeggebracht met de keuze voor zelf gefokte in
plaats van wilde vogels.
Hier in het verstilde
landschap van zijn bedoeïenenvoorouders, vindt de sjeik rust bij zijn valken.
Het is oktober en
valkeniers in de Verenigde Arabische Emiraten zijn druk bezig met het africhten
van hun vogels voor de jacht en voor het valkenraceseizoen.
De sjeiks en hun gevolg
staan elke ochtend om 4u00 op en rijden ruim een uur de woestijn in om hun
vogels te trainen, vóór de hitte van het middaguur toeslaat.
Een dozijn valken met een
huif op de kop zitten op een voetstuk.
Het zijn slechtvalken,
giervalken, sakervalken en kruisingen. De vogels stammen af van voorzaten uit
Europa, Azië en het noordpoolgebied. Het is maar een klein deel van de
honderden vogels van de sjeik, ongetwijfeld één van de indrukwekkendste
verzamelingen ter wereld ooit.
Besef dat valken door de
eeuwen heen fanatiek zijn verzameld door onder anderen Assyrische heersers,
Vikinghoofdmannen, Russische tsaren, Mongoolse khans en zowat elke Britse
monarch.
Na de training in de woestijn
worden de valken op de balken vastgezet voor de rit terug naar Dubai. De dieren
hebben zulke scherpe ogen dat ze schrikken van de minste beweging of
verandering van lichtinval. Daarom dragen ze een huif. Deze oude techniek, die
is ontwikkeld door Arabieren, houdt de vogels rustig.
De sjeik beschikt over
diverse voorzieningen, zoals gigantisch grote openluchtvolières, waar hij met
zijn zoons en personeel voor een paar honderd verschillende soorten zorgt. Elk
najaar kiest hij er de beste uit, meestal een 12-tal vogels, om ze af te
richten voor de jacht.
De afgelopen 20 jaar
hebben sjeik Butti en uitmuntend valkenier, alsook vertrouweling van de sjeik, Howard Waller (57) bijgedragen tot belangrijke veranderingen in
de Arabische valkerij.
Zo hebben ze alle vogels
waarmee ze werken zelf gefokt en grootgebracht iets wat vroeger voor
volstrekt onmogelijk werd gehouden.
De eerste die met succes
slechtvalken in gevangenschap wist te fokken, was Renz Waller, de valkenier van
nazileider Hermann
Göring.
Howard en sjeik Butti
denken dat deze aanpak belangrijke gevolgen kan hebben voor het behoud van de
valken. Diverse soorten worden bedreigd door illegale handel en inkrimping van
hun habitat. Verreweg de meeste valkeniers in de Verenigde Arabische Emiraten werken
inmiddels met vogels die in gevangenschap zijn gefokt, maar er zijn in andere
delen van het Midden-Oosten nog veel traditioneel ingestelde valkeniers die
liever wilde vogels hebben.
In het wild kan een
giervalk een snelheid bereiken van 100 km/u wanneer hij recht vooruit vliegt.
Een slechtvalk kan in een duikvlucht zelfs 390 km/u (record) halen; het is
daarmee het snelste dier op aarde. Met dergelijke snelheden kunnen deze vogels,
al wegen ze amper één kilo, toch een dodelijke klap uitdelen.
Historici weten niet exact
wanneer mensen voor het eerst op het idee kwamen om roofvogels te vangen en af
te richten voor de jacht op dieren die ze zelfniet met pijl of strik konden verschalken.
In het Gilgamesj-epos
vermoedelijk uit circa 2100 VC wordt gerefereerd aan de valkerij, wat
betekent dat de praktijk al 4 000 jaar geleden bekend was in het huidige
Irak.
In de loop van de eeuwen
zijn in allerlei culturen valken gevangen en afgericht.
Toetanchamon werd begraven
met een valkenhanger om. De Grieken sloegen munten waarop Zeus met een valk
staat afgebeeld. Scandinavische kooplui handelden in heel Europa in IJslandse
giervalken en ooit berustte de economie van Valkenswaard bijna uitsluitend op
de handel in valken.
Toen Marco Polo in de 13de
E Koebilai Khan ontmoette, had de Mongoolse heerser 60 opzichters in dienst om
toezicht te houden op zijn 10 000 valkeniers.
In Europa hield rond
dezelfde tijd keizer Frederik II van het Heilige Roomse Rijk zich 30 jaar lang
bezig met het samenstellen van een uiterst compleet en wetenschappelijk
georiënteerd boek over de kunst van de valkenjacht. Tot op de dag van vandaag
wordt het beschouwd als hét standaardwerk over de geschiedenis en de techniek
van de sport.
Nergens is de valkerij zo
populair als in Arabië.
In Europa was de valkerij
(waartoe ook het jagen met andere roofvogels, zoals haviken en arenden, wordt
gerekend) grotendeels een liefhebberij van de adel en de vorsten; in de
Arabische woestijn was het levensnoodzaak.
Bedoeïenen vingen de
valken die als trekvogels kwamen overvliegen. Ze trainden ze om wilde dieren
voor hen te vangen, onder meer kraagtrappen (lijkt wat op een gans op hoge
poten met een scherpe snavel) en woestijnhazen.
In de tijd dat de bedoeïenen
nog niet over vuurwapens beschikten, konden ze dank zij de valkenjacht hun
gezin voeden. Voor wie in de woestijn leeft, kan een beetje eiwit het verschil
maken.
Maar de snelle
ontwikkeling van Dubai en de andere Emiraten leidde er in de 20ste E
toe dat de valkerij in de Verenigde Arabische Emiraten op het punt stond te verdwijnen.
Er waren nauwelijks nog
kraagtrappen, want van hun leefgebied bleef er amper nog iets over waardoor de
jacht werd verboden.
Alleen de rijken konden
het zich veroorloven valken te houden om in Centraal-Azië en Noord-Afrika op
kraagtrappen te jagen.
Aan het begin van de 21ste
E introduceerde kroonprins sjeik Hamdan bin Mohammedbin Rachid al Maktoum valkenraces
als een manier om de valkerij toegankelijk te maken voor de bevolking van de
Emiraten.
Bij zon wedstrijd worden
de vogels geklokt terwijl ze over een vastgestelde afstand achter een lokaas
aan jagen. Het wedstrijdseizoen is in december en januari. Het hoogtepunt is de
Presidents Cup, een kampioenschap waaraan wordt meegedaan door meer dan 2 000
valken en waarmee 6 miljoen euro aan prijzengeld is gemoeid.
Overal in Dubai is te zien
hoe populair de valkenraces zijn. Mensen hebben massaal valken aangeschaft. In
de lobbys van hotels en in kantoorgebouwen in de stad zijn blokken en rekken
waar de valken op kunnen zitten.
Valkeniers kunnen met hun
zieke vogel naar het valkenziekenhuis in Abu Dhabi. Dierenartsen en assistenten
behandelen elk jaar zon 11 000 vogels. Het is het grootste
vogelziekenhuis ter wereld. Er is ook een aan de sport gewijd winkelcentrum met
valkenvoer (diepvriesduif en kwartel) en radiografische vliegtuigjes die eruit
zien als kraagtrappen om jonge valken te leren jagen.
Een sakervalk beschermt
haar kuikens in een nest met uitzicht over de hoogvlakte van Mongolië. Volgens
de overlevering hield Dzjengis Khan honderden sakervalken voor de jacht.
Vandaag de dag worden ze beschouwd als een bedreigde soort vanwege het slinken
van hun habitat en de illegale handel.
De valkensmokkel in andere
delen van de wereld baart nog steeds zorgen. Volgens natuurbeschermers worden
saker- en slechtvalken tijdens hun migratie in Pakistan gevangen en gesmokkeld naar
rijke kopers in het Midden-Oosten. Ook giervalken uit het Russische
noordpoolgebied vallen in handen van de stropers.
De enige van deze soorten
die op het moment als bedreigd geldt, is de sakervalk, maar de giervalk lijkt
er niet veel beter aan toe.
Natuurbeschermers vrezen
dat de illegale handel en de krimpende habitat door klimaatverandering, vooral
in het noordpoolgebied, hun overleven op lange termijn in gevaar brengen.
Deze zorg is een van de
voornaamste redenen waarom sjeik Butti hecht aan het zelf fokkenvan valken.
Een paar jaar geleden besloten
de sjeik en Howard om een 2de locatie in Schotland te openen waar
het klimaat meer lijkt op de omstandigheden in de herkomstlanden van slecht- en
giervalken en waar ook andere gerenommeerde valkenfokkers zitten, zodat er meer
mogelijkheden zijn om de vogels met andere kwaliteitsvogels te laten paren.
Elk jaar houdt de sjeik
een deel van de jonge vogels zelf om ze af te richten voor de jacht; met de
andere fokt hij.
Het succes van de sjeik
met zijn zelf gefokte valken heeft andere koninklijke valkeniers aangemoedigd
ook in gevangenschap geboren vogels voor de jacht te kopen of zelfs een eigen
fokprogramma op te zetten.
Daardoor neemt de vraag
naar gesmokkelde wilde valken af.
Uiteindelijk streven
Howard en de sjeik ernaar giervalken die in gevangenschap zijn grootgebracht in
de natuur uit te zetten. Daarmee hopen ze de populatie weer op peil te brengen
in die delen van het noordpoolgebied waar de giervalkenstand achteruit is
gegaan.
Een sakervalk is een grote
en zwaargebouwde valk die een zomergast is in de steppe van Oost-Europa. In het
filmpje van Kees Vanger kan je ze van heel nabij observeren.
Geraadpleegde
bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2014-1 /
Geen enkele
vogel is in Vlaanderen zo zwaar aangepakt als de spreeuw [Dirk Draulans]
Tijdens het broedseizoen
is het bij de spreeuw ieder voor zich, maar daarbuiten is deze sympathieke
zangvogel bijzonder sociaal en verkiest hij de nabijheid van (tien)duizenden
soortgenoten waarmee hij rondzwerft op zoek naar voedsel en een veilige
slaapplaats.
En zon groep kan
indrukwekkend groot zijn. Enkele tien- of honderdduizenden vogels die in
ingewikkelde patronen door het luchtruim zwenken alvorens met een oorverdovend
vleugelgedruis op de slaapplaats in te vallen, is geen uitzondering.
Meestal zijn die
spreeuwenzwermen bij valavond waar te nemen in de buurt van of vlak boven
opgeschoten struikgewas, een uitgestrekt rietveld of een dicht sparrenbos.
Een eerste voordeel van de
spreeuwenzwerm is veiligheid. Spreeuwen maken immers voor 5% deel uit van het
voedselpakket van roofvogels en uilen. Het foerageren in groepsverband houdt
minder risicos in. Allereerst geraakt de predator enigszins in de war wanneer
hij met een hele bende prooidieren te maken krijgt die bovendien voortdurend in
beweging is. Hij moet er tenslotte één spreeuw uitkiezen, bespieden, isoleren,
achtervolgen en uiteindelijk verrassen.
Soms gebeurt het wel eens
dat een door de lucht zwenkende spreeuwenzwerm zelf een slechtvalk of sperwer
achterna zit om hem uit zijn winterverblijf te verdrijven.
Een ander voordeel is
energiebesparing. Door het feit dat een groep foeragerende spreeuwen bestaat
uit een verzameling van meerdere individuen, die elk op hun beurt even stoppen
met voedsel zoeken en even opkijken, ligt de waakzaamheid een flink stuk hoger.
Er is altijd wel één spreeuw die uitkijkt naar gevaar en onmiddellijk alarm
slaat wanneer een mogelijke predator in de buurt wordt gesignaleerd.
Buiten het in groep zoeken
naar voedsel verkiezen spreeuwen ook elkaars gezelschap om te slapen. Het
verzamelen vangt in de late namiddag aan wanneer de lichtsterkte begint af te
nemen. Afzonderlijk foeragerende kleine groepjes spreeuwen stoppen dan met hun
activiteiten en beginnen boven hun voedselgebied rond te cirkelen. Geleidelijk
verplaatsen ze zich richting slaapplaats waar ze ook de vorige nacht hebben
doorgebracht. Andere kleine groepjes spreeuwen voegen zich bij de overvliegende
soortgenoten en na een tijdje zwelt de groep aan tot een kolossale zwerm die
uiteindelijk recht op zijn doel afstevent.
Voor sommige spreeuwen kan
de slaapplaats wel 20 km of verder van hun foerageergebied verwijderd liggen.
Waarom deze energieverspilling?
Er wordt aangenomen dat
dergelijke slaapplaatsen fungeren als informatiecentrum: een gelegenheid voor
de spreeuwen om te weten te komen via de welgesteldheid van sommige
soortgenoten waar de beste voedselgebieden zich bevinden. Als het ochtend
wordt, zullen ze die spreeuwen volgen die er het meest doorvoed uitzien.
Kortom, spreeuwen in goede conditie en met een goed uitziend verenkleed zullen
de anderen de weg wijzen naar de beste foerageergebieden.
Lang hebben mensen zich
afgevraagd hoe al die wonderbaarlijke variaties aan vormen van spreeuwenzwermen
tot stand komen.
Met gesofisticeerde wiskundige
modellen tracht men het vlieggedrag met behulp van een vereenvoudigde vorm van
aerodynamica te verklaren.
Biologe prof. dr.
Charlotte Hemelrijk van de rijksuniversiteit Groningen onderzoekt complex
collectief gedrag als gevolg van individuele gedragingen bij onder meer vissen
en vogels.
Met computermodellen
toonde ze aan dat dit mysterieuze verschijnsel simpelweg ontstaat door
eenvoudige gedragsregels.
De dieren worden
aangetrokken tot elkaar, willen dezelfde kant op bewegen en tegelijkertijd
stoten ze elkaar af, want ze willen niet botsen. Toch ziet een school vissen er
heel anders uit dan zon vlucht vogels. Visscholen veranderen zelden van vorm
en zijn langwerpig. Ook dat is simpel te verklaren. Elke vis volgt zijn
voorgangers en past zijn snelheid daarop aan. Door wat af te remmen, botsen ze
niet en zo ontstaat die langwerpige vorm. Bij spreeuwen werkt dit anders, want
die vliegen met een constante snelheid van ongeveer 36 km / u. Voor hen is het
een groot probleem om te remmen of te versnellen, want dat kost teveel energie.
Het mooie is dat spreeuwen daardoor nooit botsen. Hetzelfde principe van
blokrijden op de snelweg: als we allemaal even hard rijden, kunnen we ook niet
botsen.
Spreeuwen draaien allemaal
precies op hetzelfde moment. Zo wordt de vogel die naast je vliegt ineens je
voorganger, waardoor de zwerm van vorm verandert. Als de vogels een bocht
nemen, hellen ze voorover, net als een vliegtuig. Op dat moment zakken ze een
beetje naar beneden en ontstaat er een verticale beweging in de zwerm.
Er is geen squadron
leader; omdat een spreeuw alleen let op de 7 vogels om zich heen, verplaatst zon
beweging zich wat vertraagd door de zwerm, vergelijkbaar met een wave.
Door toeval hellen een
paar vogels wat naar links, bv door een windvlaag. Omdat ze zich allemaal
razendsnel aanpassen aan die 7 buurvogels, draait ineens de hele zwerm.
Spreeuwen dansen
uitsluitend boven hun slaapplaats. Vliegen ze daar voorbij, dan keren se snel
weer om. Bij de grens van hun slaapplaats draaien de voorste vogels dus om,
terwijl de achterste nog even doorvliegen. Vooral bij grote zwermen van zon 2 000
vogels krijg je op deze manier dichtheidsveranderingen, wat prachtige
bewegingen oplevert in de meest ingewikkelde vormen.
Ook vandaag
nog belandt de spreeuw als delicatesse op het eetbord
Volgens een recente update van de
populatietrends van broedvogels in Vlaanderen blijkt dat het aantal spreeuwen fors
is gedaald. De European Bird Census Council stelt dat de populatie van de spreeuw
(Sturnus vulgaris)
sinds 1980 met 68% is afgenomen.
In de jaren 70 en 80 bereikte de
strijd tegen spreeuwen in Vlaanderen een hoogtepunt.
Vooral fruittelers die hun oogst
verloren zagen gaan, bestreden de spreeuwen onder andere met dynamiet.
Ook consumenten joegen op
spreeuwen en verkochten ze vervolgens door op de zwarte markt. Tegenover de
jaren tachtig is het aantal spreeuwen vandaag gehalveerd, zegt Gerald Driessens
van Natuurpunt. Door de verdwijning van vochtige graslanden door steeds
dichtere bouw, zijn er ook minder broedplaatsen voor de vogels.
Op
15/05/2009 maakte het Soortenbesluit bovendien mogelijk dat er in beperkte mate
mag worden gejaagd op de spreeuw. Dat kan bv. om schade aan
boomgaarden en fruitbomen te voorkomen.
De spreeuw is zeker niet beter
geworden van het Soortenbesluit, zegt Jan Rodts van Vogelbescherming
Vlaanderen. Bovendien wordt hij ook vandaag nog als een delicatesse gezien, al
wordt de vogel op kleinere schaal gegeten dan vroeger.
Dat het heel moeilijk is om de
spreeuw te beschermen, beaamt Driessens.
Hoewel de bestrijding intens was,
behoort de vogel niet tot de soorten die het sterkst zijn achteruitgegaan
tussen 2007 en 2016.
Andere soorten, zoals de patrijs en
de kievit, doen het nog slechter in Vlaanderen, zegt Koen Van Muylem van het
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.