Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
In de media zijn de
voorbije week paniekerige berichten verschenen over mogelijke neveneffecten als
gevolg van de vernietiging (door de Raad van State) van het wijzigingsbesluit
van 17/06/2016, inmiddels zon 10 dagen geleden.
Vogelbescherming
Vlaanderen roept op om zich niet te laten afleiden en bij de les te blijven.
De vereniging trok naar de
Raad van State om het generieke verdelgingssysteem voor kraai, kauw, spreeuw,
ekster, gaai en brandgans te laten vernietigen.
De basis is dat de
regeling in strijd was met de regels van de Europese Vogelrichtlijn uit 1979.
Dát is waarover het ging
en dat is ook wat Vogelbescherming Vlaanderen steeds heeft geargumenteerd in
een zorgvuldig en doordachte conclusie.
Uiteindelijk legde de Raad
van State met zijn arrest de vinger precies op de wonde.
De vereniging is dus wel
degelijk opgetogen over het uitgevaardigd arrest.
Een verzoek tot
vernietiging bij de Raad van State is altijd een laatste redmiddel. Vooraleer
de wijzigingen aan het Soortenbesluit van kracht werden, is er een lange
procedure aan voorafgegaan. Onder andere was er een advies van de Vlaamse
Minaraad (Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen), waarin ook Vogelbescherming
Vlaanderen reeds liet opnemen dat de regeling in strijd was met de bepalingen
van de Vogelrichtlijn.
Eerder had de vereniging het
Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) ook al gewaarschuwd voor een juridische
clash.
De minister (en het ANB)
hadden hier echter geen oren naar en zwichtten onder de druk van de jacht- en
landbouwlobby, wat natuurlijk zeer bedroevend is.
De vernietiging van de
(overigens zeer bescheiden) positieve effecten van het wijzigingsbesluit (de
Raad van State vernietigde immers het hele besluit en niet enkel de door de vereniging
geviseerde bepalingen) is dus niet de schuld van Vogelbescherming Vlaanderen.
Het huiswerk moet opnieuw worden gemaakt én grondig.
Het is trouwens bijzonder
discutabel of de oude regeling van het Soortenbesluit van 15/05/2009 zomaar
herleeft. Dit is juridisch op zijn minst erg onduidelijk. Deze regeling was
immers ook al in strijd met de Vogelrichtlijn.
Minister Schauvlieghe
heeft de kans om zich voor wat betreft de bestrijding van beschermde soorten
in regel te stellen met het kader van de Europese regelgeving. Men zal sowieso
verplicht zijn rekening te houden met de recente uitspraak van de Raad van
State: een simpele melding van het ANB om kraaien, kauwen, spreeuwen, eksters,
gaaien en brandganzen te mogen bestrijden, zal onvoldoende zijn. Het zal moeten
gaan om een aanvraag die zorgvuldig wordt afgetoetst door de beoordelende
overheid (ANB) met een duidelijke, gemotiveerde ja of neen, zoals het
hoort wanneer men beschermde vogels op grote schaal wil doden.
Geraadpleegde
bronnen: De Standaard [Pieter Van Dooren]
Slim zijn geeft je meer
kansen om te overleven en dus om je eigenschappen door te geven aan je
nageslacht. Dat geldt des te meer als slim zijn je ook nog eens betere kansen
geeft bij de andere sekse.
Volgens de volkswijsheid
kijkt een man bij de vrouwen vooral naar het uiterlijk jong, lenig, elegant,
goed voorzien van borsten en billen. Het liefst zijn ze ook intelligent genoeg
om zijn redeneringen te kunnen volgen en vooral om in bewondering te staan
voor zijn superieure intelligentie.
Nog steeds volgens het
cliché is het belangrijkste attribuut van een man zijn linker borstzak of
preciezer, de portefeuille daarin. Vrouwen willen een rijke man of minstens een
met goede vooruitzichten. Ze hechten bij een man minder aan een strak lijf,
maar vinden intelligentie wel van belang, al was het maar omdat die doorgaans
voor een dikkere portefeuille zorgt.
Gruwelijk kort door de
bocht en het doet beide geslachten onrecht aan waar zijn empathie, humor,
tederheid, eerlijkheid, opgewektheid, standvastigheid? maar daarom nog niet
volledig onjuist. Achter clichés zit nogal eens een grond van waarheid.
Er moet een reden zijn
waarom je vaker ouwe kerels in een Porche met een blonde stoot naast zich ziet
dan andersom.
Sterke genen
Hoe langer je leeft en hoe
meer tegenslagen je overleeft, hoe groter je kans om je genen door te geven aan
het nageslacht. We zijn allemaal het eindproduct van duizenden generaties
voorouders die hun genen hebben kunnen doorsluizen en dragen dus de
eigenschappen mee van die overlevers. Van de best aangepasten, de fittest,
zoals Darwin het uitdrukte.
Ook hun vruchtbaarheid
speelde mee: wie meer levensvatbare kinderen op de wereld kreeg, zag zijn/haar
genen zwaarder doorwegen in de volgende generatie.
Maar hoe bijdetijds en
vruchtbaar je ook bent, je zult ook indruk moeten maken op de andere sekse om
nakomelingen te produceren.
Bij mensen is het wat
moeilijker te bepalen, maar bij de meeste dieren heeft het vrouwtje het laatste
woord. Biologen doen dan ook al lang onderzoek naar de paringsvoorkeuren van
vrouwtjes. Naar die van mannetjes ook, want de vrouwtjes kunnen slechts kiezen
uit de aanbidders die zich aanbieden.
Maar zeker de jongste
decennia, sinds we ons als samenleving bewust zijn geworden van hoe groot de
mannelijke dominantie eeuwenlang is geweest, kijken de onderzoekers vooral naar
wat vrouwtjes leuk vinden in mannetjes.
Dus onderzochten biologen
uit Peking en Leiden hoe het stond bij grasparkieten.
Daar bleken
onaantrekkelijke mannetjes door de vrouwtjes plots wel sexy te worden gevonden,
zodra ze de kans hadden gekregen om te demonstreren dat ze pienter waren.
Experimentjes
Er waren al eerder
indicaties dat vrouwtjes een slim mannetje weten te appreciëren, maar daar kon
het ook gaan om een voorkeur voor een pluimage of een liedje die op hogere
intelligentie wezen. Deze keer ging het rechtstreeks om het intelligente
gedrag.
De onderzoekers vertellen
in Science hoe ze het vrouwtje eerst lieten kiezen tussen 2 mannetjes. Dan
trainden ze het afgewezen mannetje stiekem om doorschijnende doosjes met
vogelzaad te openen. Vervolgens kreeg het vrouwtje herhaaldelijke malen te zien
hoe het snuggere mannetje de doosjes opende en hoe het ongetrainde mannetje
daar niet in slaagde.
Dan mocht het vrouwtje
weer kiezen. En jawel, de keuze was snel gemaakt.
De onderzoekers
controleerden ook of de vrouwtjes beter of slechter gingen opschieten met
vrouwtjes die de truc hadden geleerd, maar dat was niet het geval.
Slimheid vonden ze enkel
bij mannetjes van belang.
Of ging het om kracht?
Misschien dachten de vrouwtjes wel dat je niet slim moet zijn om de doosjes
open te krijgen, maar sterk en verkozen ze dus niet een bolleboos, maar een stoere
bink.
Dat zal verder onderzoek
moeten uitwijzen.
Of mannelijke
grasparkieten een voorkeur hebben voor slimme vrouwtjes, hebben de vorsers niet
onderzocht. Ze gaan ervan uit van wel: bij deze monogame vogels brengen beide
geslachten voedsel aan en zijn slimme vrouwtjes even nuttig als slimme
mannetjes.
Maar mailt onderzoeker
Carel ten Cate: Zoiets is niet even te onderzoeken. Dit experiment heeft met
de controles erbij al zon twee jaar geduurd. We hebben dus een keuze moeten
maken.
Wordt dus vervolgd. [PVD]
Bondige Identiteitskaart
De grasparkiet is een
gezellige, kleine papegaaiachtige (18 cm) die erg populair is als huisdier.
Goed verzorgde grasparkieten kunnen gemakkelijk 15 tot 20 jaar oud worden.
De wildkleur van de
grasparkiet is geelgroen. De keel en voorkant van de kop zijn geel, met een
violetblauwe vlek op iedere wang en 3 zwarte stippen aan weerskanten van de
keel.
Op de achterkant van de
kop, bovenkant van de rug en vleugels is iedere veer geelgroen met daarop
zwarte banden. Onderrug, stuit en buik zijn groen, de lange staartveren zijn
donkerblauw.
De neusdop is het stukje
kale huid op de bovensnavel, waarin de neusgaten zitten.
Mannetjes hebben een
blauwe neusdop, terwijl ze bij een pop roze tot lichtbeige is. Bij de pop wordt
de neusdop bruin als ze in broedstemming is; bij een mannetjes kleurt de
neusdop dan naar lichter blauw.
De grasparkiet heeft 2
tenen naar voren en 2 tenen naar achteren gericht in tegenstelling tot de
zangvogels die 3 tenen naar voren en één naar achteren hebben. Hierdoor kunnen
ze goed klimmen en zich vasthouden.
Grasparkieten komen
oorspronkelijk uit Australië en komen daar overal voor behalve in de
kustgebieden. Ze bewonen de droge grasvlakten en vliegen daar in enorme zwermen
rond.
Het zijn intelligente en
sociale dieren. Grasparkieten houden onderling contact door het maken van
lokroepen.
In de morgen verzamelen de
groepen, die in grootte kunnen variëren van 20 tot wel 25 000 vogels, zich
om te drinken en te baden. Ze brengen de ochtend door met voedsel zoeken.
In de natuur leven
grasparkieten vooral van graszaden. Tijdens de middag rusten de vogels in de
schaduw in de takken van een dicht bebladerde struik en later gaan ze weer
foerageren.
s Avonds zoekt de groep
een slaapboom op. Het nestelen gebeurt in holten in takken van levende en
dode bomen.
Het
mannetje van de breedstaartkolibrie laat tijdens de hofmakerij in korte tijd
bijna al zijn kunstjes zien. De wijfjes mogen punten geven.
Binnen
een oogwenk een vrouw versieren: niet veel mannen kunnen het. Maar mannelijke
breedstaartkolibries beheersen de kunst van het vliegensvlug verleiden
uitstekend.
In
slechts 300 milliseconden (3/10 van één seconde) de tijd die mensen nodig
hebben om eenmaal met de ogen te knipperen laten ze al hun verleidingskunsten
tegelijk zien.
Dan
halen ze een topsnelheid tijdens hun U-vormige duikvlucht, produceren ze
zoemklanken en bewegen ze ook zodanig dat ze hun beoogde wijfje met hun
kleurenpracht optimaal kunnen imponeren.
De
twee Amerikaanse biologen Benedict Hogan en Mary Caswell Stoddard gebruiken de
Amerikaanse breedstaartkolibrie als voorbeeld van complex dierlijk
signaalgedrag tijdens de hofmakerij. Veel diersoorten communiceren net als de
breedstaartkolibrie gelijktijdig met geluiden, bewegingen en visuele prikkels
als ze een partner voor zich proberen te winnen.
In
hoeverre die verschillende signaalvormen synchroon verlopen en op elkaar zijn
afgestemd, was tot heden nog niet duidelijk.
Om
te zien hoe bewegingen de geluiden en kleuren beïnvloeden, filmden Hogan en
Stoddard 48 duikvluchten van in het wild levende kolibries in de Rocky
Mountains in Colorado.
Ook
maakten ze geluidopnames.
Gemiddeld
maken de mannetjes 2 tot 8 duikvluchten per versierpoging. Eén duikvlucht van
een kolibrie duurt 6.4 seconden, maar het belangrijkste moment waarbij de
duik overgaat in een terugvlucht lijnrecht omhoog duurt 300 milliseconden, zo
observeerden de onderzoekers.
In
die tijd maken de vogels zoemgeluiden met hun staart en vleugels en tonen ze
het wijfje, dat van onderaf toekijkt, hun kleurrijke keel. Ook bereiken ze dan
hun topsnelheid: ruim 23 m/sec of ongeveer 80 km/u.
Door
de paraboolvorm van de vlucht verandert de toonhoogte van het gezoem; tijdens
de afdaling stijgt de frequentie met zon 6.5%. En juist als het mannetje weer
opstijgt, daalt de frequentie met zon 4%, als gevolg van het Dopplereffect.
Ook
de door het wijfje waargenomen kleuren van de keel van het mannetje veranderen:
van rood (tijdens de duik) naar zwart (tijdens het stijgen).
Al
met al is de rode kleur zon 120 milliseconden zichtbaar.
Beweging
en richting zijn heel belangrijk wanneer de dieren elkaar het hof maken, omdat
ze in grote mate beïnvloeden hoe een beoogde partner kleuren en geluiden
waarneemt.
Waarom
het mannetje gelijktijdig met visuele en auditieve signalen probeert te
imponeren, weten Hogan en Stoddard nog niet. Wellicht is het gewoon efficiënt
zo veel mogelijk uiterlijk vertoon in een zo kort mogelijke tijdspanne of
wellicht verraadt de mate van synchroniciteit iets over de kwaliteiten van het
mannetje; kijk eens hoe goed ik dit allemaal tegelijk kan.
Geraadpleegde bronnen: een
mix commentaren van natuurfotografen: Erik Ruitermans Daan Schoonhoven
René Alblas
Vogels zijn fotogenieke en
boeiende wezens om in beeld te brengen. Het is daarom niet vreemd als je de
focus graag wil verleggen van vogels kijken naar vogels fotograferen.
Wel is het een gewaagde
stap, want vogels fotograferen is niet bepaald makkelijk en dat kan ik
schrijver van dit stuk volmondig beamen.
Boeken over fotografie
zijn er genoeg; het ene boek is al wat praktischer dan het andere, maar
allemaal leren ze je keurig om te gaan met je camera. Hoe te belichten, hoe
scherp te stellen, welke lenzen te gebruiken en zovoort en zoverder.
Maar zon technische boek
is niet zaligmakend. Als je liefde voor de schoonheid van de natuur het
uitgangspunt is om te fotograferen heb je ook andere informatie nodig.
Leg de lat niet te hoog
als je begint, adviseert mijn leermeester natuurfotograaf, Wim Dekelver. Het is
vooral van belang dat je ervaring opdoet en routine krijgt in het bedienen van
je camera en het beheersen van de instellingen. Eigenlijk moet je blindelings
je fototoestel kunnen manoeuvreren en manipuleren.
Bekijk op je computer de
resultaten, analyseer waarom sommige fotos niet scherp zijn of niet goed zijn
belicht en pas je instellingen de volgende keer aan. Als je je camera goed
kent, ben je in staat snel te anticiperen op wisselende omstandigheden en bv.
je belichting aan te passen.
Vogel- en
wildlifefotografen vragen het zich iedere keer opnieuw af telkens ze erop uit
trekken.
Heb ik wel voldoende
millimeters? En eenmaal op de locatie aangekomen altijd nieuwsgierig.
Waar
lopen de anderen mee rond, wie heeft de langste, al kan je nu al kortere en
lichtere 500mm-lenzen aankopen bv.
Want iedereen weet het
vogels vliegen echt niet alleen voor de lol of om de zon op te zoeken, maar ook
en vooral om bij fotografen uit de buurt te blijven. Dus je moet ze héél
voorzichtig benaderen om vervolgens van grote afstand met zoveel mogelijk
millimeters een kiekje te kunnen schieten.
En dan maar hopen dat je het beest er een
beetje beeldvullend op krijgt. Vergeet dus vooral je extenders niet!
Je kan natuurlijk ook een
fotohut huren. Een dag lang opgevouwen in een ruimte van 3 m² je plas ophouden,
terwijl het buiten meer dan 30°C warm is en je dus wel moet drinken.
En alsof dat nog niet erg
genoeg is, hebben die fotohutten allemaal hetzelfde mankement.
Direct achter de
spiegelruit of het camouflagenetje lig een vijvertje, bedoeld om de vogels te
lokken en doorgaans lukt dat ook wel. Met als gevolg dat ze op 2 à 3 m van de
fotograaf af gaan zitten. En daar zit je dan met je minimale scherpstelafstand
van 4 m.
Toch is het een misvatting
dat een vogel groot in beeld moet staan. Meestal wordt een foto mooier als de
omgeving ook een rol speelt.
Ook zijn er fotografen die
projecten uitvoeren. Wekenlange voorbereiding, diverse observatietochten, je
onderwerp leren kennen en vooral zorgen dat je dicht bij je onderwerp kan
komen. Zo ben je maanden bezig om een toonbaar plaatje te schieten.
Maar dan kan je wel fotos
maken met een groothoeklens. Ook wel leuk maar het vergt zon enorme hoop geduld.
En als je daar niet over beschikt of gewoon de tijd niet hebt, kan je dat
compenseren met millimeters, want dat geeft je meer bewegingsvrijheid ; je kan
gaan en staan waar je wil.
Door met andere ervaren
vogelfotografen op te trekken, kun je in relatief korte tijd veel leren, want oefening
baart kunst.
Toch is er ook een
interessant boek Zo fotografeer je de natuur![roots] dat dichtbij de
natuurliefhebbende lezer probeert te blijven en zoveel mogelijk inspirerende
beelden laat zien. Want het cliché een beeld zegt meer dan 1 000 woorden,
geldt ook voor het bespreken van natuurfotografie.
Inspirerende beelden, dienen
dan ook beeldopnames te zijn die bereikbaar blijven voor de lezer. Een boek vol
met de allermooiste beelden van de allerbeste topfotografen geeft immers nogal
een drempel voor een beginnend fotograaf.
Zo werden in dit rijk geïllustreerd boek geschikte
voorbeelden gezocht gecombineerd met een praktische kraakheldere tekst.
Hierdoor ontstond een brede waaier aan onderwerpen die de natuurfotograaf laagdrempelig
inspireren. In een aantal hoofdstukken achterin het boek worden de basisregels
rond het hanteren van het fototoestel op een eenvoudige wijze toegelicht, want zoals eerder vermeld, dien je toch wel te weten waarvoor alle knopjes aan je toestel dienen.
Dat voor Wim Dekelver
vogels een onuitputtelijke inspiratiebron zijn, bewijst hij door heel frequent
mij prachtige fotoreeksen aan te leveren van vogels die ik met dit educatief
blog onder de aandacht wil brengen.
Al probeer ik wel wat in
zijn voetsporen mee te lopen, toch blijft hij de deskundige natuurfotograaf, de
expert die met grote passie de schoonheid van die mooie wezens weet te
vereeuwigen en daar ben ik hem uiteraard heel dankbaar voor. Dank je Wim!
Zoals elk jaar sluit ik het jaar af met een selectie van Wims
pareltjes door mij zelf gekozen. Misschien moet ik in 2019 jullie allen uit een
20-tal pregeselecteerde momentopnames de top-5 laten kiezen. Ik verneem het later wel
via dit forum, Facebook of Twitter allicht.
Jullie zien achtereenvolgens (niet in orde van voorkeur): de
velduil met oogcontact; de visoverdracht bij een koppel visdiefjes; de
mannelijke slobeend in vlucht; de gracieuze glijvlucht van de grote zilverreiger;
de krakeend vliegend tegen een lichte, wazige achtergrond.
Beste Vogelliefhebbers en Natuurfans
Ik
wens jullie na de schitterende, spetterende en sprankelende jaarwisseling,
een
jaar met gezellige en hartverwarmende momenten in en buiten je familiekring,
geluk
en succes met jullie ambitieuze en constructieve plannen,
alsook
het doorzettingsvermogen om uitdagingen niet te bannen,
maar
bovenal een stralende gezondheid en plaats en tijd voor vertedering.
Dit is de grootste van de
7 soorten zaagbekken. Zaagbekken zijn vreemde eenden in de bijt: deze
eend-achtigen hebben een opvallend lange, smalle snavel met een gekromd
uiteinde en een gezaagde binnenkant. Dat laatste geeft ze grip op glibberige
visjes, hun belangrijkste voedsel.
In tegenstelling tot de
nauw verwante middelste zaagbek wordt zout water door de grote zaagbek gemeden.
Naast de geslacht-specifieke
kleuren van het vederpak die ook bij de zaagbek verschillen, heeft het vrouwtje
een volle kuif, terwijl het mannetje een apart bol achterhoofd heeft.
Het broedseizoen start
eind maart, begin april tot uiterlijk augustus. De eend is vrij plaatstrouw en
keert terug naar een geschikte broedplaats aan meren en traag stromende
waterlopen in bosrijke gebieden.
De grote zaagbek
overwintert op grote niet bevroren meren, rivieren en lagunes. De grote zaagbek
kan uitstekend duiken en vliegt ondanks zijn vrij, kleine vleugels 100 km/u.
De grote zaagbek eet puur
dierlijke kost. Met zijn smalle spitse snavel richt hij zich geheel op de
vangst van vis, ongewervelden en soms een amfibie of jong zoogdiertje of
kuiken.
Noordelijke populaties van
deze soort trekken in februari naar de broedgronden in Scandinavië en Rusland,
waar ze omstreeks maart aankomen.
In oktober vliegen ze
vervolgens naar de zuidelijk gelegen overwinteringsgebieden op zoek naar een
aangenaam klimaat.
Het winterweer heeft
invloed op het voorkomen van de soort in ons land. Daarom schommelen getelde
aantallen sterk. De afname over een langere periode valt te verklaren door de
gemiddeld zachtere winters en de slinkende aantallen beschikbare prooivissen.
Onze
noorderburen geven het goede voorbeeld
Maximaal een kwart van de
Noordwest-Europese populatie van de grote zaagbek verblijft s winters in
Nederland. Dat is een fors aantal vogels, die het belang van een goed beheer
van zoete wetlands nog eens onderschrijft.
Vogelbescherming Nederland
zet zich in voor het behoud van waterrijke gebieden (IJselmeergebied), waarbij
de aandacht wordt toegespitst op de waterkwaliteit, de rustgebieden en de
beschikbaarheid van voedsel (duurzame visserij opleggen om de overbeviste spiering
te sparen).
Verschillende
natuurgebieden die door de grote zaagbek worden gebruikt als foerageergebied of
als slaapplaats zijn aangewezen en beschermd als Natura 2000-gebied. De
belangrijkste daarvan zijn Biesbosch, De Wieden, IJselmeer, Ketelmeer &
Vossemeer, Markemeer & IJmeer, Veluwerandmeren en Waddenzee.
Voor deze gebieden gelden
strenge regels voor alle plannen, projecten en andere handelingen die mogelijk
significante negatieve effecten kunnen hebben op de natuurwaarden waarvoor het
gebied is aangewezen.
Vogels en hun leefgebieden
worden in Nederland primair beschermd door de Wet natuurbescherming die op 1
januari in werking trad.
Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan via de
zoekrobot in het archief de bijdrage terugvinden
Geraadpleegde
bron: Natuurpunt: nabeschouwingen symposium 10 jaar Waarnemingen.be
Waarnemingen.be is een
steeds groeiende bron van natuurinformatie. Alleen al in 2017 werden meer dan 3
miljoen biodiversiteitsgegevens toegevoegd. Vraag is of deze kwantiteit de
kwaliteit in de weg staat.
In dit artikel bespreekt
men de noodzaak van validatie en licht men de validatieprocedure toe. Men toont
dat er verschillende niveaus van betrouwbaarheid zijn die kunnen worden
geselecteerd afhankelijk van de onderzoeksvraag.
Je hoort wel eens kritiek
op de kwaliteit van de gegevens in waarnemingen.be.
Iedereen kan daar zomaar
eender wat invullen of Het is niet zo moeilijk om daar een fout in te
vinden.
Beide opmerkingen zijn
waar, maar hebben enkel betrekking op het eerste deel van het proces, namelijk
de invoer van gegevens.
In 2017 werden uit
Vlaanderen en Brussel 3,2 miljoen nieuwe waarnemingen gemeld. In 2018 waren er
dat in de eerste helft van het jaar al 1.8 miljoen. Dagelijks komen er
duizenden gegevens bij (op topdagen tot 24 000 per dag).
Daar zitten bij de invoer
natuurlijk ook onjuiste determinaties bij, fouten in de locatie of in andere
velden. Maar is waarnemingen.be daarom een mesthoop?
Fouten bij
invoer
Waarnemers doen hun best
om soorten zo goed mogelijk op naam te brengen. Toch is het onvermijdelijk dat
er soms vergissingen gebeuren. Waarnemingen.be is een open systeem,
toegankelijk voor iedereen die zich registreert. Het waarnemingspubliek is dan
ook heel divers, van beginners tot top-experts. Het systeem heeft ook expliciet
het doel om een interactieve leergemeenschap te vormen, waarbij informatie snel
wordt gedeeld en waar waarnemers de kans krijgen om fouten te maken en bij te
leren van andere gebruikers of validators.
Deze feedback en
interactie ligt mee aan de basis van het succes dat het waarnemingen.be
dataportaal nu is. Maar het leidt er natuurlijk ook toe dat er fouten worden
ingevoerd die door iedereen zichtbaar zijn op de website.
Validatie
noodzakelijk
De ambitie van het team
achter de waarnemingen.be is om informatie van de best haalbare kwaliteit te
verkrijgen. Hiervoor is het dus belangrijk dat de waarnemingen goed nagekeken
en waar nodig worden gecorrigeerd. Daarvoor is er een uitgebreide
validatieprocedure voorzien, zodat fouten enerzijds niet lang online blijven
staan en anderzijds bij officieel gebruik kwaliteitsvolle datasets kunnen
worden aangeleverd.
De
validatiestatus wordt weergegeven door middel van een aantal symbolen.
Bij
elke waarneming kan je zien of deze al dan niet een beoordeling kreeg. De nog
niet beoordeelde waarnemingen moeten uiteraard met de nodige voorzichtigheid
worden geïnterpreteerd. De waarnemingen mét een beoordeling werden bekeken door
het validatieteam, steeds vaker bijgestaan door een computeralgoritme. Het
validatieteam bestaat momenteel uit 115 validators, het merendeel
vrijwilligers, die de binnenkomende waarnemingen opvolgen. Zij bekijken de
waarnemingen van een specifieke soortgroep, voor heel Vlaanderen of voor een
provincie. Bij vogels is er bovendien een zeldzaamhedencommissie die de zeer
zeldzame soorten behandelt. Tenslotte zijn er de regiomoderators die de
waarnemingen van niet-zeldzaamheden kunnen beoordelen binnen hun werkingsgebied.
Afhankelijk van de soortgroep gebeurt de beoordeling onmiddellijk of binnen een
aantal dagen of weken. Sommige groepen worden echter met een lagere frequentie
(bv enkel in de wintermaanden) systematisch nagekeken.
Hoe
verloopt de validatie?
Na het
posten van een waarneming volgt er een deels geautomatiseerd en deels manueel
proces van validatie. Indien automatische validatie mogelijk is, krijgt de
waarneming een grijs vinkje. Bij
manuele validatie kan de validator deze onmiddellijk goedkeuren met een blauw
of een groen
vinkje, of meer uitleg vragen of suggesties doen via de
commentaar-functie. Daarna volgt de validator deze waarnemingen op tot de soort
werd gewijzigd of tot de extra informatie werd aangereikt en volgt de
beoordeling. Indien nodig kan de validator ook zelf een waarneming wijzigen,
maar het principe is dat aanpassingen zoveel mogelijk door de waarnemer zelf
gebeuren.
Bij
waarnemingen, die door de waarnemer als onzeker werden gelabeld, probeert de
validator in overleg tot een zekere determinatie te komen. Als dit niet
mogelijk is, kan de waarneming op onzeker blijven staan of worden gewijzigd
naar een hoger taxonomisch niveau (soortengroep, genus, familie) dat wel zeker
is.
Waarnemingen
die niet voldoende zeker kunnen worden bewezen, maar niet onmogelijk zijn,
krijgen de beoordeling (nog) niet te beoordelen (wekker-icoontje).
Twijfelachtige
waarnemingen of waarnemingen die aantoonbaar fout zijn en niet worden
gecorrigeerd door de waarnemer, worden afgekeurd (rood vinkje). Deze zijn daarna nog
terug te vinden in het persoonlijke waarnemingenoverzicht van de waarnemer,
maar zijn niet langer zichtbaar voor anderen en worden uitgesloten van doorgave
of analyse.
Validatie van fotos
Het
aandeel van fotos gaat in stijgende lijn: van 3% in 2008 naar 13% in 2017.
Hoewel
niet voor alle soorten determinatie op foto mogelijk is, lukt dit voor de
meeste soorten wel, zeker voor de soortgroepen met de meeste waarnemingen
(vogels, dagvlinders, libellen, nachtvlinders, planten, amfibieën en
reptielen).
Het
doel is dat alle fotos worden nagekeken door een validator (of de automatische
herkenningsmodule van de server). Die verifieert of de soortnaam juist is en
steekproefsgewijs ook de volledigheid van de andere informatie of de locatie.
Sinds
kort worden de validators bij het nakijken van fotos bijgestaan door
automatische beeldherkenning (op de server van Naturalis waarop Obsidentify
draait).
Op niet
zo lange termijn zal die methode een groot deel van het validatiewerk van de
fotos kunnen overnemen, waardoor zij zich meer kunnen focussen op moeilijke
gevallen of op nazicht van locaties en details van waarnemingen
Validatie van waarnemingen zonder foto
Ook
alle waarnemingen van soorten die als zeldzaam of zeer zeldzaam staan
gemarkeerd, worden manueel bekeken. De validators schatten de waarneming in aan
de hand van hun expertise, datum van inzending, locatie, kennis van de
waarnemer en een aantal hulpmiddelen.
Zo is
er een handige tool waarbij de validator kan zien hoeveel ervaring de waarnemer
heeft met deze soort (aantal eerder goedgekeurde waarnemingen van deze soort)
en of de soort gekend is uit het gebied (aantal eerdere goedgekeurde
waarnemingen van deze soort in het gesignaleerd gebied).
Waarnemingen
zonder foto van algemene of vrij algemene soorten worden niet allemaal door een
validator nagekeken. Er gebeuren wel steekproeven, waarnemingen buiten de
gekende datumgrenzen worden manueel bekeken en voor een toenemend aantal
soorten staat intussen de autovalidatie op. Dat is een slimme tool die meteen
na het invoeren nakijkt of er in de omgeving van deze waarneming (binnen een
ingesteld perimeter en binnen een ingestelde periode) manueel goedgekeurde
waarnemingen met foto bestaan van deze soort. Zo ja, wordt deze waarneming
automatisch gelabeld als goedgekeurd op basis van kennisregels.
Dit
bewijst niet dat een waarneming 100% zeker is, maar het bevestigt dat het niet
onwaarschijnlijk is dat deze soort in deze periode op deze plek kan worden
waargenomen.
Tenslotte
is er nog de publieke validatie. Andere gebruikers kunnen een opmerking
plaatsen bij een waarneming waarvan ze vermoeden dat deze niet juist is en de
gebruikersgemeenschap is heel groot. Wie ondanks alle validatie-inspanningen toch nog een fout denkt te vinden bij reeds
gevalideerde waarnemingen, kan dit melden via de functie Rapporteer een
mogelijke foutieve waarneming.
Fraude
In 10
jaar tijd werden buiten een aantal 1 aprilgrappen nog maar enkele gevallen
vastgesteld waarbij moedwillig foutieve waarnemingen werden ingevoerd. De
intensive validatie en grote sociale controle maakt dat valsspelers meestal
snel door de mand vallen.
Bij
twijfel over de bon van de fotos wordt via Google image search vergeleken
met andere online beschikbare fotos.
Daarnaast
is het grote validatieteam een sterkte. Zij kunnen de betrouwbaarheid van een
waarnemer inschatten op basis van zijn hele curriculum en overleggen over
soortgroepen heen. Ze beoordelen een waarneming ook op basis van kennis van de
locatie en kijken bv. of de vegetatie op de achtergrond wel overeenkomt met het
seizoen of de gemelde plaats. Bij vermoedens van fraude wordt eerst uitleg
gevraagd aan de waarnemer en krijgt deze een kans om de waarneming(en) te
corrigeren. Zo niet wordt het waarnemersprofiel afgesloten en/of
verwijderd.
Conclusie
Waarnemingen.be
is dus zeker niet zomaar een mesthoop, maar eerder een berg ruwe diamanten. Na
het hierboven beschreven polijstwerk levert die een schatkist aan waardevolle
natuurinformatie op. Die wordt bovendien permanent aangevuld door een groeiende
schare aan natuurliefhebbers. Moderne computertechnieken dragen bij tot het
haalbaar houden van de validatieprocedure. Experts blijven nodig voor
interactie met de waarnemer en om twijfelgevallen te beoordelen.
Wie er
zin in heeft gekregen de waarnemersgroep te vervoegen, kan alvast een kijkje
nemen.
Nieuwe vogelatlas:
vogelstand in 40 jaar spectaculair op zn kop
Geraadpleegde
bronnen: Nederlandse Omroep Stichting (NOS) Vogelonderzoek Nederland (Sovon)
De vogelwereld in
Nederland is de afgelopen 40 jaar behoorlijk op zn kop gezet.
Dat blijkt uit het
veldwerk van 2 000 vogelaars. In de nieuwe vogelatlas maken ze de balans
op en beschrijven ze 369 vogelsoorten die in Nederland voorkomen.
Klik op onderstaande
weblink om het kijkexemplaar van de vogelatlas te bekijken.
De Vogelatlas van
Nederland toont de veranderingen en laatste stand van zaken omtrent de
vogelpopulaties. Het is een schitterend naslagwerk met fraaie fotos, kaartjes
en grafieken, waardoor je inzicht krijgt in de actuele verspreiding van
broedvogels en wintergasten.
Tijdens het broedseizoen
zijn er ongeveer evenveel vogels in Nederland als 40 jaar geleden. Alleen is de
samenstelling van de vogelbevolking drastisch gewijzigd.
De klapekster, de
duinpieper en de ortolaan zijn als broedvogel vrijwel verdwenen.
Maar vogelaars noemen de
zee- en visarend, de wilde zwaan en de kraanvogel als spectaculaire nieuwkomers.
Ook grote zilverreigers en slechtvalken zijn van sporadische dwaalgasten
doodnormale verschijningen geworden.
Ondanks de nieuwkomers
signaleren onderzoekers toch een verarming in het totaal aantal soorten.
Vogelgemeenschappen in verschillende regios gaan steeds meer op elkaar lijken.
Soorten zoals de grote bonte specht en de boomkruiper duiken overal op.
Hierdoor wordt de verscheidenheid in de vogelpopulaties in Nederland kleiner.
In de atlas is goed te
zien hoe de veranderde inrichting van Nederland tijdens de afgelopen 40 jaar
veel effect heeft gehad op de vogels. Vogels moeten zich steeds weer aanpassen
aan herschikkingen en herbestemmingen in het landschap, aan klimaatverandering
en de omstandigheden tijdens de trekroutes.
Het gaat
slecht met de nationale vogel
Vooral broedvogels in het
boerenland hadden het zwaar de afgelopen decennia. Was in 1975 de helft van de
broedvogels nog boerenlandvogel, nu is dat minder dan 20%.
De oer-Hollandse grutto
in 2015 nog gekozen als de nationale vogel is dramatisch achteruitgegaan.
Ooit waren er 150 000, nu naar schatting minder dan 30 000.
Nieuw Europees
landbouwbeleid zou zijn redding kunnen zijn, maar waarschijnlijk verandert er
niets dat in het voordeel van de vogel zou kunnen werken. Natuurorganisaties
zijn in ieder geval zwaar teleurgesteld in de Europese Commissie die lidstaten
niet verplicht om natuur te herstellen.
Ook de patrijs gedijt het
best in akkerland, vooral als dat wordt afgewisseld met ruige dijkjes,
slootranden en houtwallen. Maar door de schaalvergroting in de landbouw is het
aantal patrijzen enorm afgenomen.
Volgens het kenniscentrum
over Nederlandse vogels, Sovon, dat de atlas heeft samengesteld, is het door de
enorme hoeveelheid verzamelde data over vogels en hun verspreiding mogelijk om
ze in de toekomst beter te beschermen.
De vogelatlas is een
bedankje aan de vrijwilligers die in hun vrije tijd vogels hebben geteld voor
de atlas.
De vuursalamander, wilde
kat en tuimelaar zijn allemaal dieren die in Nederland leven, maar ernstig met
uitsterven worden bedreigd en er zijn nog meer dieren die kans maken om op die
lijst terecht te komen.
Intensieve
landbouw is boosdoener
De natuur is in Nederland
sterk achteruit gegaan door intensieve landbouw van de afgelopen decennia. Dat
zegt ecoloog Henk Simons van IUCN (International Union for Conservation of
Nature), de internationale organisatie die wereldwijd de rode lijsten met
bedreigde diersoorten opstelt. De grutto staat op die lijst en wordt aangemerkt
als een soort die sterk in aantal afneemt en wordt ingedeeld in de categorie
bijna bedreigd/gevoelig.
Wat voor China de
reuzenpanda is, is voor Nederland de grutto. 80% van alle gruttos broedt in
Nederland. De populatie neemt per jaar met 8% af. In dit tempo is er over 30
jaar geen grutto meer.
Ook andere weidevogels
gaan in Nederland hard in aantal achteruit. Veel weilanden zijn een soort
woestijn geworden. Er groeit alleen maar Engels raaigras (een dichte
zoden-vormende vaste plant uit de grassenfamilie); er zijn minder planten en
het is droger geworden waardoor er minder bodemleven is. De patrijs, de veldleeuwerik,
maar ook de kievit hebben het zwaar De kemphaan is al niet meer in Nederland te
vinden en van de korhoen zijn er nog maar een paar.
Bijen
Ook het aantal bijen holt
hard achteruit. Van de 539 bijensoorten staan er 181 op de nationale rode
lijst: 30 zijn ernstig bedreigd en 46 zijn inmiddels verdwenen. De bijen hebben
last van parasieten, infectieziekten en van de mens. Bestrijdingsmiddelen en
eenzijdig voedsel door te weinig bloemsoorten zorgen er namelijk voor dat de
bijenvolken verdwijnen. De hommel is één van de bekendste bijensoorten die
worden bedreigd.
Om het tij te keren zeggen
natuurorganisaties vooral dat er meer variatie moet komen in Nederlandse
landbouwgebieden en dat het gebruik van intensieve bemesting en pesticiden
omlaag moeten door bv. stukken natuur rond en langs weilanden in stand te
houden.
Men is 85% van de
biodiversiteit kwijtgeraakt in Nederland, zegt Gert Polet, hoofd van de
afdeling wildlife bij het Wereld Natuur Fonds.
De Marker
Wadden
Toch zijn er ook
succesverhalen. Met de zeehond gaat het weer beter. En ook de herintroductie
van de bever en de otter mag volgens Polet een succes worden genoemd.
De dieren waren verdwenen
maar aan het begin van deze eeuw zijn ze opnieuw uitgezet.
Simons noemt de
ontwikkeling van de Marker Wadden, een uniek natuurgebied, een succesverhaal.
De natuureilanden worden aangelegd met zand, klei, veen en slib uit het
Markermeer. Dit grote project draagt bij aan het natuurherstel van het
Markermeer.
Op deze nieuwe groep
eilanden met natuurlijke oevers komt nieuwe natuur tot ontwikkeling, zowel
onder als boven water. Terwijl de 5 eilandjes worden aangelegd, nestelen zich
er de eerste vogels, insecten en bodemdieren.
De ambitie is van de
Marker Wadden een grote archipel te maken van in totaal 10 000 ha, waarmee
het één van de grootste natuurherstelprojecten is van West-Europa.
Met dit initiatief van
Natuurmonumenten zie je dat men ook echt iets kan betekenen voor de natuur.
Natuurmonumenten is de
vereniging voor mensen met een hart voor de natuur.
Ze geven de natuur in
Nederland ruimte, beschermen bestaande natuurgebieden, waardevolle landschappen
en cultureel erfgoed. Men dankt het succes aan de ruim 700 000 leden en
donateurs, vrijwilligers en partnerbedrijven.
De ruigpootbuizerd lijkt
een moeilijk te determineren soort. Door zijn nauwe verwantschap met de gewone
buizerd kunnen zelfs ervaren waarnemers hem soms moeilijk identificeren.
De typische kenmerken van
een ruigpootbuizerd zijn: heel lichtbruine kop, een brede donkerbruine
buikband, de zwarte polsvlekken op de ondervleugel, een witte staart met
donkere dwarsstrepen en een eindband en de broek van witte veren op de poten,
waaraan hij zijn naam dankt.
In feite is er een gulden
regel voor de determinatie: als je twijfelt, is het geen ruigpootbuizerd maar
een buizerd.
Deze soort vervangt de
buizerd in het hoge noorden. Zoals kan worden verwacht bij een vogel die in een
koud klimaat leeft, is hij iets groter, zodat het lichaamsoppervlak in
verhouding tot het gewicht kleiner is en daardoor minder warmte verloren gaat.
De lichaamslengte varieert
tussen 50 en 60cm; de vleugelspanwijdte wisselt tussen 120 en 150cm en het
lichaamsgewicht schommelt tussen de 600 en 1300g.
In veel opzichten gelijkt
hij op de buizerd, maar de vlucht is eleganter, met een elastischere, soepelere
vleugelslag. Zijn ontspannen vleugelslagen lijken meer op die van een wouw dan
die van een buizerd. Hij zweeft met vlakke of iets geheven vleugels.
Hij bidt vaker en beter
dan de buizerd, maar hij kan ook lange perioden bewegingsloos in een boom, op
een paaltje of zelfs op de vlakke grond zitten.
De ruigpootbuizerd is een
van de weinige grote roofvogels die echt kan bidden: een tijdje met stevige
vleugelslag ter plekke boven een prooi blijven hangen.
Aan het gedrag van andere
vogels kan je soms zien dat je met een ruigpootbuizerd te maken hebt. Een
gewone buizerd veroorzaakt zelden commotie in een vogelgemeenschap. Het dier is
te traag om in zijn vlucht een vogel te grijpen. Als een ruigpootbuizerd
verschijnt, is er wel eens paniek onder lokale vogels. Hij is evenmin een
wendbare jager, maar mogelijk schrikt zijn indrukwekkender verschijning dieren
af, zeker in een gebied waar ze niet aan zijn aanwezigheid gewend zijn.
De ruigpootbuizerd is een
schaarse overwinteraar in onze contreien. Hij komt uit het hoge noorden, waar
hij een niet zeldzame broedvogel is.
Ook in de mensenwereld
zijn noorderlingen doorgaans kloeker dan wij. Maar in ons land waren er recent
winters waarin er zo goed als geen ruigpootbuizerds meer werden gezien.
In Nederland overwinterden
20 jaar geleden gemiddeld nog zon 200 ruigpootbuizerds, vandaag hooguit 50.
Er spelen twee factoren in
de plaatselijke achteruitgang in zijn broedtijd lijkt de ruigpootbuizerd het
niet slecht te doen. Enkele jaren geleden rapporteerden wetenschappers in het
vakblad Public Library of Science One dat hij door de klimaatopwarming voor hun
overwintering niet zo ver meer naar het zuiden afzakt. Hij zou nu gemiddeld
zon
300 km noordelijker
overwinteren dan een halve eeuw geleden. Als je dan in een zone woont die tegen
de ondergrens van zijn verspreidingsgebied aanschurkt, verlies je een soort.
Het paren vindt waarschijnlijk
plaats in de winter, omdat de vogels die aankomen in het broedgebied al een
paar vormen. De balts bestaat uit zweef- en duikvluchten boven het nest, maar
deze worden in stilte uitgevoerd, zonder de doordringende roepen van de
buizerd.
De alarmroep is langer en
hoger dan die van de buizerd en buiten de directe omgeving van het nest niet
vaak te horen.
s Zomers foerageren
ruigpootbuizerds op kleine knaagdieren, voornamelijk op woelmuizen en
lemmingen. Ze doden ook jonge hazen en zelfs hermelijnen, maar ook jonge
vogels, zoals eenden en steltlopers.
s Winters jagen ze nog
steeds op woelmuizen, maar nemen dan ook genoegen met aas, zoals doodgereden
konijnen.
In Scandinavië fluctueren
de knaagdierenpopulaties in een 4-jaarlijkse cyclus en in jaren met weinig
knaagdieren broeden ruigpootbuizerds niet of ze trekken ver weg totdat ze een
plek vinden met een beter voedselaanbod om zich daar te vestigen. Het nest
wordt op een rotsrichel of in beboste streken in een boom gebouwd. Op de open
toendra kan het gewoon op een pol worden gebouwd. De 3 tot 4 eieren worden 31
dagen bebroed, grotendeels door het vrouwtje. De jongen vliegen na 34 tot 43
dagen uit, maar zijn daarna nog een paar weken afhankelijk van hun ouders.
Alle broedvogels verlaten
Noorwegen en Zweden in de herfst, maar hun trektocht naar het zuiden wordt
vooral bepaald door het voedselaanbod onderweg. Veel exemplaren brengen de
winter door in Denemarken, Duitsland, Nederland, maar sommigen trekken naar de
Balkan en de Zwarte Zee.
Voorts heeft de
ruigpootbuizerd te lijden onder veranderende landbouwomstandigheden. Ondanks
zijn indrukwekkende karakter eet hij vooral bescheiden muizen, maar de open
landschappen vol muizen waarvan hij profiteert, zijn almaar schaarser geworden.
De ruigpootbuizerd wordt
in onze streken het slachtoffer van dezelfde maatregelen die maken dat
akkervogels het moeilijk krijgen.
Zo zijn groenbemesters een
ramp voor vogels: een als groen gepresenteerde maatregel van de Europese
Commissie, die boeren aanmaant om in het najaar, vlak na het oogsten, hun
akkers in te zaaien met planten die ze in het voorjaar in de grond kunnen
ploegen als een vorm van bodemverrijking.
De maatregel heeft als
gevolg dat zon winterakker veel minder geschikt is voor vogels dan vroeger,
toen hij nog gewoon een stoppelveld was.
Het is een schoolvoorbeeld
van een maatregel die zijn goede doel voorbijschiet.
Een ruigpootbuizerd heeft
vogelvriendelijke plekken nodig, eventueel bezaaid met planten als luzerne.
Anders blijft hij weg.
Vlaanderen en Nederland
kampen met een heus stikstofprobleem. Er hangt een wolk boven ons land waaruit
gif neerdaalt op natuurgebieden. Typische planten zoals hondsviooltje dreigen
te verdwijnen en de botten van kleine vogels breken.
Wat overblijft is een
eentonige natuur. Het Europese Hof tikte Nederland op de vingers omdat het de
natuur onvoldoende beschermt tegen stikstof. Vlaanderen kan hier belangrijke
lessen uit trekken.
Een overdosis stikstof
voor de natuur
95% van de heiden en
veengebieden en 70% van de duinen, loofbossen en zoete waters in Vlaanderen
krijgen te veel stikstof over zich heen. In graslanden is de 40% overschreden.
Oorsprong van dat teveel:
landbouw, transport en industrie.
De gevolgen van die
overdosis zijn niet meteen zichtbaar. Bomen zullen niet meteen omvallen, dieren
vallen niet massaal dood en rivieren drogen niet ineens op.
De impact is subtieler,
maar daarom niet minder gevaarlijk. Stikstof werkt sluipend, als een vergif dat
langzaam een heel ecosysteem aantast. Het sloopt de weerbaarheid van bossen,
heiden, venen en graslanden.
De laatste jaren wordt
duidelijk hoe verregaand de gevolgen zijn.
In bossen op arme
zandgronden gaat het aantal sperwers achteruit, slakken verdwijnen er door een
tekort aan calcium en daarmee ook vogels zoals de zanglijster, die slakken eet.
Bovendien breken jonge
koolmeesjes door het stikstofprobleem spontaan hun poten.
Net als in Nederland wordt
er gewerkt aan een Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
Vlaanderen werkt evenwel
niet met een centraal aangestuurd softwaresysteem, maar beoordeelt apart elke
vergunningsaanvraag voor een activiteit die stikstof uitstoot.
De regels voor
vergunningsverlening zijn wel aangepast en aan de landbouwsector wordt een
extra inspanning gevraagd om de stikstofuitstoot te verminderen.
Maar de concrete
uitwerking wordt ook hier net als in Nederland gebaseerd op modelmatige
voorspellingen, die uitgaan van een daling van de stikstofuitstoot in de
toekomst.
Vraag is of het niet te
laat gaat zijn als we merken dat de voorspellingen niet kloppen.
De vergunningen zullen
namelijk al uitgereikt zijn.
De regering maakt zich
sterk dat extra natuurbeheermaatregelen de immuniteit van de natuur tegen
stikstof kunnen verhogen.
Dat klopt voor een stuk:
je kan bv. stikstof uit de grond verwijderen door een dik stuk grond af te
schrapen en af te voeren. Je kan er ook voor zorgen dat waterstanden verhogen,
waardoor er meer bufferend vermogen is.
Maar die maatregelen
hebben hun grenzen. Heiden of bossen op droge zandgronden kan je bv. moeilijk
onder water gaan zetten. Je kan één keer een grondlaag verwijderen, maar ook
geen 10 keer.
Een muur die door een
storm is ingestort kan je een paar keer opnieuw opbouwen, maar je hebt steeds
minder cement. En daardoor zal de muur steeds iets minder stevig staan.
Zo is het ook met herstel
van natuur. Het is een lapmiddel dat vroeg of laat op zijn limieten botst.
Intussen is het duidelijk
dat zonder daling in stikstofuitstoot grote zones natuur (voornamelijk op de
meest verzurings-gevoelige bodems) achteruitgang onvermijdelijk is. Ook al gooi
je er ettelijke miljoenen euros voor natuurherstel tegenaan.
Vlaanderen kiest er
momenteel voor om het gezond maken van onze natuur nog even uit te stellen,
zodat er nog uitbreidingen van landbouwbedrijven kunnen komen, meer wegen
kunnen worden aangelegd en de industrie kan groeien.
De natuur heeft deze
marges niet meer. Het lijkt wel alsof economie en natuur lijnrecht tegenover
elkaar staan. En toch hoeft dat niet zo te zijn.
In natuur-inclusieve
landbouw gaat voedselproductie samen met natuur binnen de grenzen van onze
planeet en het gaat dan niet alleen over bio-landbouw. Door werk te maken van
grote, verbonden natuurgebieden kunnen natuurlijke processen hun gang gaan,
terwijl ze zorgen voor een buffering tegen invloeden vanbuitenaf. En met een duurzaam
mobiliteitsverhaal boeken we niet alleen winst voor onze eigen longen, maar ook
voor de longen van onze planeet: de natuur.
Geraadpleegde bron: Natuur
in de IJsdelta [Henk Dorgelo]
Een reigerachtige in een
smetteloos wit verenpak die zich sierlijk voortbeweegt en langs meer-oevers en
sloten in het achterland geregeld opduikt: de Egretta alba, wat betekent
glansloos zilverwitte reiger met sierveren (aigrettes).
In grootte komt de
zilverreiger overeen met de blauwe reiger. Hij meet van snavelpunt tot
staarteinde zon 85 100 cm. Hij is alleen slanker dan de blauwe reiger en
zijn poten en hals zijn wat langer. De boven-poot ook wel dijbeen genoemd
en het bovenste deel van de onder-poot is geelachtig; de rest van de onder-poot
en de tenen zijn donker van kleur.
De snavel is het grootste
deel van het jaar geel. In de broedtijd is de snavel echter zwart en zijn de
schouderveren sterk verlengd.
De grote zilverreiger kan
worden verward met de kleine zilverreiger, maar die is veel kleiner (55 65
cm), heeft het hele jaar door een zwarte snavel, zwarte poten met gele tenen en
een sierlijke kuif.
In de vlucht steken de
poten van de grote zilverreiger veel verder buiten de staart uit dan bij de
kleine zilverreiger. De grote zilverreiger vliegt ook statiger met een
langzamere vleugelslag.
Buiten de broedkolonies
laten zilverreigers zich bijna niet horen. Bevinden ze zich in de kolonie, dan
maken ze rauwe geluiden.
Geduldig wachtend of
langzaam wadend door het water van sloten, langs waterkanten van meren en op
ondergelopen land, vangt hij vissen en waterinsecten, kikkers en padden; in
drogere tijden vangt hij ook kleine reptielen en zoogdieren (muizen).
Ook in het zoeken van
voedsel onderscheidt hij zich van zn kleinere broer, die veel actiever is en
achter prooidieren aanjaagt; die kun je in ondiep water achter de vissen aan
zien rennen.
De grote zilverreiger komt
in bijna de hele wereld voor, maar vooral op het zuidelijke halfrond tot in
Australië toe. In Europa is het een bedreigde vogelsoort, die evenals de kleine
zilverreiger veel te lijden heeft gehad door vervolgingen in de tijd dat de
verlengde schouderveren heel gewild waren in de mode-industrie. Ze werden
vooral gebruikt om dameshoeden op te sieren.
In 1902 werden
op een Londense markt de veren aangevoerd van 200 000 zilverreigers. Er
werd dus een ware slachting onder deze prachtige witte vogels aangericht, die
ze nog steeds niet te boven zijn gekomen. Er rees heel wat protest vanuit
vogelbeschermingsorganisaties om zilverreigers voor uitsterven te behoeden. Gelukkig
is de mode aan trends onderhevig en werd ook het vangen van deze witte vogels
verboden. Tegenwoordig hebben ze nogal te leiden van rietexploitatie en
drooglegging van moerassen.
Recent is de
grote zilverreiger als broedvogel en overwinteraar in West-Europa toegenomen.
Door het beschikbaar komen van geschikte leefgebieden heeft deze reiger zijn
verspreiding inmiddels uitgebreid tot in Nederland. De Oostvaardersplassen
vormen daar het belangrijkste bolwerk van waaruit inmiddels ook andere gebieden
worden gekoloniseerd.
In Vlaanderen
overwinteren recent meerdere tientallen exemplaren in waterrijke gebieden,
vochtige graslanden en opspuitterreinen.
Een betere
bescherming van de grote zilverreiger in de broedgebieden en het geleidelijk
verhogen van het waterpeil in diezelfde gebieden blijken succesrijke
maatregelen te zijn voor de uitbreiding van deze soort. Als men de soort ook in
Vlaanderen in potentiële broedgebieden wil zien verschijnen, zal men grote,
natte gebieden moeten creëren met overjarig rietland in combinatie met ondiep,
helder en visrijk water. Een belangrijke factor voor een bestendige vestiging
is het garanderen van rust.
Op dit moment
is het natuurgebied De Blankaart in het West-Vlaamse Woumen (tussen
Oost-Vleteren en Diksmuide) dé hotspot voor de mythische reiger. Een mogelijke
verklaring schuilt in het grote voedselaanbod, het zachter wordend weer en de
lonende natuurinrichtingswerken. Nadat de reigers in het gebied hebben
overnacht, genieten ze s morgens van een heerlijk gevulde ontbijttafel aan de
waterkant en de slootjes. Daarna vliegen ze weg en verspreiden ze zich over de
IJzervlakte op zoek naar een steviger maal. Het blijft tot nu toe echter bij
overwinteringen; broeden doet de soort er nog niet.
Wie graag een
eerder verschenen artikel raadpleegt, kan via de zoekrobot in het archief een
bijdrage opdiepen:
Geraadpleegde bron: Vogelbescherming
Vlaanderen: Mens & Vogel 2017 2
De zwarte roodstaart is
een van de eerste vogelsoorten die we na de winter opnieuw te horen en te zien
krijgen. Over het algemeen brengt dit vogeltje de winter door in het westelijk
Middellands Zeegebied, soms ook iets noordelijker.
Een klein aantal van onze
broedvogels overwintert zelfs in Vlaanderen, zonder voorkeur voor bepaalde
provincies en zonder schijnbare invloed van de weersgesteldheid.
De eerste zwarte
roodstaarten die elders de winter hebben doorgebracht, komen hier reeds toe of
trekken door vanaf de 2de decade van februari, maar meestal pas
vanaf de 3de decade van maart tot in mei.
Overal waar stenen te
vinden zijn in eender welke vorm kan je de zwarte roodstaart aantreffen.
Waar woningen, scholen, nieuwbouwwijken of torenflats als paddenstoelen uit de
grond rijzen, is dit vogeltje er spreekwoordelijk als de kippen bij om in de
ruwbouw van toekomstige toiletten, vergaderzalen of slaapkamers zijn intrek te
nemen.
Loodsen, kerken en
kathedralen, stations ,ruïnes, stuwdammen en sluiscomplexen, molens,
veestallen, forten en bunkers, krotten en sloopterreinen Al die plekken
kunnen op zijn interesse rekenen.
Van oorsprong is de zwarte
roodstaart een vogel uit bergachtig gebied. Hij heeft zich de voorbije decennia
sterk uitgebreid in noordwestelijke richting. Daar bezet hij nu een grote
verscheidenheid aan habitats.
Door zijn vermogen om zich
vlot aan te passen aan menselijke bebouwing doet de zwarte roodstaart het
overal in zijn verspreidingsgebied erg goed. Hij breidt zijn broedareaal zelfs
nog verder uit. Zo wordt hij in Europa broedend aangetroffen in tal van
uiteenlopende biotopen van bergland op een hoogte tot ongeveer 2 500 m, waarbij
schaars begroeide droge hellingen de voorkeur genieten tot laagland in allerlei
soorten menselijke bebouwing op industrieterreinen, in stadscentra en
dorpskernen.
Het mannetje is roetzwart
met een witte vleugelvlek, heeft een nerveus trillende roestkleurige staart en een
grijze kap; het oog is donker en de poten zijn zwart; het wijfje is eerder
donkergrijs van kleur en mist de witte vleugelvlekken.
De roestrode staart speelt
een belangrijke rol bij het baltsritueel en wordt dan door het mannetje zo
breed mogelijk uitgespreid om de schitterende kleurenpracht ervan te laten
zien.
De lichaamslengte reikt
tot 14.5 cm; de spanwijdte varieert tussen 23 en 26 cm; het lichaamsgewicht
schommelt tussen 14 en 20 g.
Zwarte roodstaarten
nestelen in holten of spleten, onder een rots of op een richel in een grot of
gebouw, in oude zwaluwnesten, onder bruggen en af en toe zelfs in een nestkast.
Het nest is een komvormig
bouwsel vaak los bijeengevoegd van droog gras, mos, plantenstengels en
-vezels, bekleed met haar, wol en wat veertjes.
Enkel het vrouwtje houdt
zich met de bouw van het nest bezig. Jaarlijks worden meestal 2, soms 3 legsels
geproduceerd. Doorgaans telt een legsel 4 tot 6 eieren, die gedurende 2 weken enkel
door het vrouwtje worden bebroed. Na het uitkomen, helpt het mannetje met
voeren gedurende 12 tot 16 dagen dat de jongen in het nest verblijven.
In het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest (BHG) kent de zwarte roodstaart een ruime verspreiding,
behalve in het zuiden en het noordwesten van de agglomeratie.
De soort bereikt een
maximale dichtheid van 12 paren / km²; dus ook in het BHG maakt de zwarte
roodstaart dankbaar gebruik van de verstedelijking.
De uitgesproken bebossing
van bepaalde residentiële wijken in de regio speelt dan weer in het nadeel van
de soort.
Ook in Wallonië wordt de
zwarte roodstaart als een algemeen voorkomende soort beschouwd. De populatie
wordt er geschat op 18 000 broedparen. Het vogeltje houdt zich voornamelijk
op in verstedelijkt gebied met een maximale dichtheid in de regio Luik. In de
grote bosmassieven van de Ardennen en op de Hoge Venen is het zo goed als
afwezig. Het aantal geschikte nestplaatsen hangt af van het al dan niet
ingrijpend restaureren en isoleren van oude gebouwen.
Dat de zwarte roodstaart
wel eens steenkrassertje wordt genoemd, heeft alles te maken met de manier
waarop hij zingt. Zijn zang is relatief luid en wordt vaak bij het
ochtendgloren ten gehore gebracht, altijd vanaf een hoge zitplaats. Het liedje
begint met enkele fluittonen en een ratelende herhaling van dezelfde klanken,
gevolgd door een pauze van ongeveer 2 sec. Dan volgt er een vreemd krassend
geluid dat je met enige fantasie kan vergelijken met het leegmaken van de
prullenbak op je computer. De zang eindigt weer met enkele korte fluittonen. Je
kan de zwarte roodstaart tot laat in het jaar horen zingen. Hij verdedigt
immers nagenoeg het hele jaar door zijn jachtgebiedje tegen mogelijke
indringers.
De zwarte roodstaart is
een trekvogel die s nachts trekt. Zwerfbewegingen en korte verplaatsingen
vinden al plaats vanaf midden juni. Eerstejaarsvogels en vrouwtjes verlaten
eerst het broedgebied, wat later gevolgd door de mannetjes. De eigenlijke
najaarstrek komt begin september op gang en loopt tot midden november. Dat de
zwarte roodstaart al vele eeuwen goed gekend is bij het grote publiek, bewijzen
de talloze volksnamen die hij heeft gekregen: ovenmanneke, duiveltje,
steenpikkertje, rosstaartje, zwartborstje, dakzanger, schouwvagerke, schouwschijter,
muurschreeuwer, zwarte muurnachtegaal, Allemaal namen die rechtstreeks
verband houden met zijn uiterlijk of zijn geliefkoosde habitat.
De zwarte roodstaart is
een insecteneter. Constant is hij in de buurt van gebouwen, kerken en fabrieksloodsen
op zoek naar: kevers, dagvlinders, muggen, vliegen, nachtvlinders, bladluizen,
duizendpoten, slakjes, spinnen en wormen. Meestal wordt de aanval op een prooi
ingezet vanop een uitkijkpost. Dat kan een dakrand zijn, een schoorsteen, een
kruisbeeld, een torenspits of een oude televisieantenne.
Herken de zwarte
roodstaart met een filmfragmentje van Kees Vanger
Geraadpleegde bronnen:
Knack-magazine / Het Parool
De 31-jarige Amsterdammer,
Arjan Dwarshuis is al vanaf de wieg gefascineerd door vogels.
In 2016 vestigde hij een
wereldrecord met het waarnemen van 6852 vogelsoorten in 366 dagen tijd in 40
landen.
Hij vertrok op 2 januari
2016 naar de Verenigde Arabische Emiraten voor anderhalve dag. Daarna verbleef
hij 5 dagen in Sri Lanka, 21 dagen in India, 7 dagen in Thailand, 14 dagen in
Maleisië en 10 dagen op de Filippijnen. En toen had hij nog tien maanden te
gaan.
Vanaf anderhalf jaar voor
zijn vertrek begon hij de beste reisroutes uit te stippelen. Alleen de eerste 3
maanden in Azië, Australië en Papoea-Nieuw-Guinea had hij van tevoren geboekt.
De overige etappes heeft hij onderweg uitgetekend, zodat hij kon inspelen op de
vogels die hij reeds had waargenomen. Het gebeurde wel eens dat hij vreesde het
vooropgesteld aantal te observeren vogels niet te zullen halen, maar toch was
het jaar fysiek en mentaal minder zwaar dan hij had verwacht.
Elke dag lag er een lijst
klaar met de af te vinken vogelsoorten. In Ecuador kon Dwarshuis op een goede
lokale gids rekenen, die hem naar de 68 te spotten zeldzame soorten moest
leiden. Elke nacht vertrokken de vogelspotters om 2u om de nachtvogels te
vinden en kwamen pas terug wanneer het weer donker was. Gemiddeld liepen ze 17
km per dag achter de zeldzaamheden aan.
In Zuid-Amerika, het
rijkste vogelcontinent, verbleef Dwarshuis het langst, ongeveer 4 maanden. Peru
was het succesvolste land met 574 soorten, waargenomen in 24 dagen.
Maar ook Ecuador, Suriname
en Argentinië zijn vogelparadijzen.
De top drie van de unieke
vogelsoorten
De koning van de vogels,
de apenarend
trof hij aan op de Filippijnen, een supermooi, gigantisch beest, dat apen eet. Er
zijn nog minder dan 100 paartjes. Dwarshuis lag al heel lang op de loer toen
ineens een heleboel makkaken kabaal maakten en twee arenden opdoken.
Met de witnekkaalkopkraai,
een unieke vogel met een schitterend verenkleedin Ghana was Dwarshuis ook erg opgetogen. Hij had tijdens de
opnames een David Attenborough-momentje: toen hij voor de camera iets insprak, kwam
opeens de vedette achter hem in beeld.
De hoorngoean in Guatemala vond hij
ook extreem gaaf, echt een mythische vogelsoort. Daarvoor diende hij 2.5 km een
bergwand van de Atitlan-vulkaan op te klimmen om dan in een ravijn op een tak
een specimen rustig om zich heen kijkend te ontdekken.
Zijn favoriete vogel in
onze contreien is de roerdomp, wegens zijn schitterende schutkleuren, zijn
verborgen leefwijze en zijn prachtige tot op 4 km afstand hoorbare
misthoornachtige geluid.
Het vestigen van dat
record was zijn hele leven een droom, die hij ooit wou vervullen, maar een
andere hele belangrijke reden was het ophalen van geld voor het Birdlife
Preventing Extinction Programme, een programma dat zich bezighoudt met de 500
meest bedreigde vogels en dus ecosystemen ter wereld. Het is immers zeer
slecht gesteld met de vogelstand wereldwijd. Meer dan 10% van alle vogels ter
wereld is bedreigd. Enkele honderden daarvan zijn zelfs kritiek bedreigd en dat
betekent dat ze binnen enkele jaren kunnen uitsterven als er niet snel iets
gebeurt. Denk hierbij aan een aantal iconische vogelsoorten zoals de apenarend,
de Siberische kraanvogel, bijna alle Aziatische en Afrikaanse gieren, de
Californische Condor en tal van albatrossen.
Zijn missie: iedereen
enthousiast maken om vogels te observeren.
Zijn eerste knuffel was
een wit-zwarte vogel Pica pica genaamd, de Latijnse naam voor ekster.
Hij tekende vogels terwijl
zijn klasgenootjes autos en kastelen tekenden. Vol bewondering observeerde hij
de vogels die afkwamen op de zelf geregen pindasnoeren in zijn achtertuin.
Dat is het mooie aan
vogels gadeslaan, je hoeft helemaal geen verre reizen te maken om ze waar te
nemen. Vogels zijn er overal en altijd, dag en nacht. Zonder vogels zou onze
wereld maar een stille bedoening zijn.
De meeste mensen hebben
niet het geluk gehad om al op zon jonge leeftijd besmet te raken met het
vogelkijkvirus.
Dwarshuis probeert
iedereens enthousiasme om vogels te observeren aan te zwengelen. Mensen zullen
niet van de ene dag op de andere in een professionele vogelaar veranderen, maar
al snel zullen ze in staat zijn om de meeste vogels in hun eigen omgeving te
herkennen. Daar is niet veel voor nodig. Gewapend met een verrekijker (8 x of
10 x vergroting) en een geïllustreerde vogelgids ben je perfect uitgerust voor
de verkenningstocht.
Tegenwoordig kan je een
erg goede app downloaden: de Collins Bird Guide.
Als je echt fanatiek
wordt, kan je er voor kiezen om een telescoop aan te schaffen, maar het
belangrijkste is dat je gewoon lol hebt om de natuur in te trekken en vogels te
bekijken.
Om zoveel mogelijk mensen
te motiveren om vogelaar te worden vertelt Dwarshuis geregeld op radio en
televisie over de prachtige hobby vogels gade te slaan. Momenteel werkt hij aan
een boek dat in mei 2018 moet verschijnen.
De vink is een vlijtige en
levendige zangvogel, gezellig, vreedzaam en vrolijk. Doorgaans is hij niet
schuw maar wel voorzichtig. Hij besteedt veel zorg aan de bouw van het nest en
onderhoudt het geregeld. Hij leert zijn typische zang van de oudere vogels.
Wim Dekelver wist vanuit
kijkhut 8 van Glenn Vermeersch in Kalmthout de vink te strikken.
De documentaire Arjans
Big Year ging vorig jaar in oktober in première en inmiddels zou er ook een
boek over het leren vogels kijken zijn verschenen (was voorzien in mei 2018).
Wie de man even in een
interview in actie wil zien, kan dit filmfragmentje bekijken.
Geraadpleegde
bron: National Geographic 2018 10 [Peter Gwin]
Aan de horizon is de
glinsterende skyline van Dubai te zien, dat door de grootvader van de sjeik is
omgetoverd van een slaperig dorp in een hypermoderne havenstad. In de stad heeft
sjeik Butti bin
Maktoum bin Jula al Maktoum allerlei
verantwoordelijkheden: managementbesluiten, onroerendgoedtransacties,
aangelegenheden van de koninklijke families,
Als vooraanstaand lid van
de koninklijke familie van Dubai heeft de sjeik belangrijke veranderingen in de
valkerij in het Midden-Oosten teweeggebracht met de keuze voor zelf gefokte in
plaats van wilde vogels.
Hier in het verstilde
landschap van zijn bedoeïenenvoorouders, vindt de sjeik rust bij zijn valken.
Het is oktober en
valkeniers in de Verenigde Arabische Emiraten zijn druk bezig met het africhten
van hun vogels voor de jacht en voor het valkenraceseizoen.
De sjeiks en hun gevolg
staan elke ochtend om 4u00 op en rijden ruim een uur de woestijn in om hun
vogels te trainen, vóór de hitte van het middaguur toeslaat.
Een dozijn valken met een
huif op de kop zitten op een voetstuk.
Het zijn slechtvalken,
giervalken, sakervalken en kruisingen. De vogels stammen af van voorzaten uit
Europa, Azië en het noordpoolgebied. Het is maar een klein deel van de
honderden vogels van de sjeik, ongetwijfeld één van de indrukwekkendste
verzamelingen ter wereld ooit.
Besef dat valken door de
eeuwen heen fanatiek zijn verzameld door onder anderen Assyrische heersers,
Vikinghoofdmannen, Russische tsaren, Mongoolse khans en zowat elke Britse
monarch.
Na de training in de woestijn
worden de valken op de balken vastgezet voor de rit terug naar Dubai. De dieren
hebben zulke scherpe ogen dat ze schrikken van de minste beweging of
verandering van lichtinval. Daarom dragen ze een huif. Deze oude techniek, die
is ontwikkeld door Arabieren, houdt de vogels rustig.
De sjeik beschikt over
diverse voorzieningen, zoals gigantisch grote openluchtvolières, waar hij met
zijn zoons en personeel voor een paar honderd verschillende soorten zorgt. Elk
najaar kiest hij er de beste uit, meestal een 12-tal vogels, om ze af te
richten voor de jacht.
De afgelopen 20 jaar
hebben sjeik Butti en uitmuntend valkenier, alsook vertrouweling van de sjeik, Howard Waller (57) bijgedragen tot belangrijke veranderingen in
de Arabische valkerij.
Zo hebben ze alle vogels
waarmee ze werken zelf gefokt en grootgebracht iets wat vroeger voor
volstrekt onmogelijk werd gehouden.
De eerste die met succes
slechtvalken in gevangenschap wist te fokken, was Renz Waller, de valkenier van
nazileider Hermann
Göring.
Howard en sjeik Butti
denken dat deze aanpak belangrijke gevolgen kan hebben voor het behoud van de
valken. Diverse soorten worden bedreigd door illegale handel en inkrimping van
hun habitat. Verreweg de meeste valkeniers in de Verenigde Arabische Emiraten werken
inmiddels met vogels die in gevangenschap zijn gefokt, maar er zijn in andere
delen van het Midden-Oosten nog veel traditioneel ingestelde valkeniers die
liever wilde vogels hebben.
In het wild kan een
giervalk een snelheid bereiken van 100 km/u wanneer hij recht vooruit vliegt.
Een slechtvalk kan in een duikvlucht zelfs 390 km/u (record) halen; het is
daarmee het snelste dier op aarde. Met dergelijke snelheden kunnen deze vogels,
al wegen ze amper één kilo, toch een dodelijke klap uitdelen.
Historici weten niet exact
wanneer mensen voor het eerst op het idee kwamen om roofvogels te vangen en af
te richten voor de jacht op dieren die ze zelfniet met pijl of strik konden verschalken.
In het Gilgamesj-epos
vermoedelijk uit circa 2100 VC wordt gerefereerd aan de valkerij, wat
betekent dat de praktijk al 4 000 jaar geleden bekend was in het huidige
Irak.
In de loop van de eeuwen
zijn in allerlei culturen valken gevangen en afgericht.
Toetanchamon werd begraven
met een valkenhanger om. De Grieken sloegen munten waarop Zeus met een valk
staat afgebeeld. Scandinavische kooplui handelden in heel Europa in IJslandse
giervalken en ooit berustte de economie van Valkenswaard bijna uitsluitend op
de handel in valken.
Toen Marco Polo in de 13de
E Koebilai Khan ontmoette, had de Mongoolse heerser 60 opzichters in dienst om
toezicht te houden op zijn 10 000 valkeniers.
In Europa hield rond
dezelfde tijd keizer Frederik II van het Heilige Roomse Rijk zich 30 jaar lang
bezig met het samenstellen van een uiterst compleet en wetenschappelijk
georiënteerd boek over de kunst van de valkenjacht. Tot op de dag van vandaag
wordt het beschouwd als hét standaardwerk over de geschiedenis en de techniek
van de sport.
Nergens is de valkerij zo
populair als in Arabië.
In Europa was de valkerij
(waartoe ook het jagen met andere roofvogels, zoals haviken en arenden, wordt
gerekend) grotendeels een liefhebberij van de adel en de vorsten; in de
Arabische woestijn was het levensnoodzaak.
Bedoeïenen vingen de
valken die als trekvogels kwamen overvliegen. Ze trainden ze om wilde dieren
voor hen te vangen, onder meer kraagtrappen (lijkt wat op een gans op hoge
poten met een scherpe snavel) en woestijnhazen.
In de tijd dat de bedoeïenen
nog niet over vuurwapens beschikten, konden ze dank zij de valkenjacht hun
gezin voeden. Voor wie in de woestijn leeft, kan een beetje eiwit het verschil
maken.
Maar de snelle
ontwikkeling van Dubai en de andere Emiraten leidde er in de 20ste E
toe dat de valkerij in de Verenigde Arabische Emiraten op het punt stond te verdwijnen.
Er waren nauwelijks nog
kraagtrappen, want van hun leefgebied bleef er amper nog iets over waardoor de
jacht werd verboden.
Alleen de rijken konden
het zich veroorloven valken te houden om in Centraal-Azië en Noord-Afrika op
kraagtrappen te jagen.
Aan het begin van de 21ste
E introduceerde kroonprins sjeik Hamdan bin Mohammedbin Rachid al Maktoum valkenraces
als een manier om de valkerij toegankelijk te maken voor de bevolking van de
Emiraten.
Bij zon wedstrijd worden
de vogels geklokt terwijl ze over een vastgestelde afstand achter een lokaas
aan jagen. Het wedstrijdseizoen is in december en januari. Het hoogtepunt is de
Presidents Cup, een kampioenschap waaraan wordt meegedaan door meer dan 2 000
valken en waarmee 6 miljoen euro aan prijzengeld is gemoeid.
Overal in Dubai is te zien
hoe populair de valkenraces zijn. Mensen hebben massaal valken aangeschaft. In
de lobbys van hotels en in kantoorgebouwen in de stad zijn blokken en rekken
waar de valken op kunnen zitten.
Valkeniers kunnen met hun
zieke vogel naar het valkenziekenhuis in Abu Dhabi. Dierenartsen en assistenten
behandelen elk jaar zon 11 000 vogels. Het is het grootste
vogelziekenhuis ter wereld. Er is ook een aan de sport gewijd winkelcentrum met
valkenvoer (diepvriesduif en kwartel) en radiografische vliegtuigjes die eruit
zien als kraagtrappen om jonge valken te leren jagen.
Een sakervalk beschermt
haar kuikens in een nest met uitzicht over de hoogvlakte van Mongolië. Volgens
de overlevering hield Dzjengis Khan honderden sakervalken voor de jacht.
Vandaag de dag worden ze beschouwd als een bedreigde soort vanwege het slinken
van hun habitat en de illegale handel.
De valkensmokkel in andere
delen van de wereld baart nog steeds zorgen. Volgens natuurbeschermers worden
saker- en slechtvalken tijdens hun migratie in Pakistan gevangen en gesmokkeld naar
rijke kopers in het Midden-Oosten. Ook giervalken uit het Russische
noordpoolgebied vallen in handen van de stropers.
De enige van deze soorten
die op het moment als bedreigd geldt, is de sakervalk, maar de giervalk lijkt
er niet veel beter aan toe.
Natuurbeschermers vrezen
dat de illegale handel en de krimpende habitat door klimaatverandering, vooral
in het noordpoolgebied, hun overleven op lange termijn in gevaar brengen.
Deze zorg is een van de
voornaamste redenen waarom sjeik Butti hecht aan het zelf fokkenvan valken.
Een paar jaar geleden besloten
de sjeik en Howard om een 2de locatie in Schotland te openen waar
het klimaat meer lijkt op de omstandigheden in de herkomstlanden van slecht- en
giervalken en waar ook andere gerenommeerde valkenfokkers zitten, zodat er meer
mogelijkheden zijn om de vogels met andere kwaliteitsvogels te laten paren.
Elk jaar houdt de sjeik
een deel van de jonge vogels zelf om ze af te richten voor de jacht; met de
andere fokt hij.
Het succes van de sjeik
met zijn zelf gefokte valken heeft andere koninklijke valkeniers aangemoedigd
ook in gevangenschap geboren vogels voor de jacht te kopen of zelfs een eigen
fokprogramma op te zetten.
Daardoor neemt de vraag
naar gesmokkelde wilde valken af.
Uiteindelijk streven
Howard en de sjeik ernaar giervalken die in gevangenschap zijn grootgebracht in
de natuur uit te zetten. Daarmee hopen ze de populatie weer op peil te brengen
in die delen van het noordpoolgebied waar de giervalkenstand achteruit is
gegaan.
Een sakervalk is een grote
en zwaargebouwde valk die een zomergast is in de steppe van Oost-Europa. In het
filmpje van Kees Vanger kan je ze van heel nabij observeren.
Geraadpleegde
bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2014-1 /
Geen enkele
vogel is in Vlaanderen zo zwaar aangepakt als de spreeuw [Dirk Draulans]
Tijdens het broedseizoen
is het bij de spreeuw ieder voor zich, maar daarbuiten is deze sympathieke
zangvogel bijzonder sociaal en verkiest hij de nabijheid van (tien)duizenden
soortgenoten waarmee hij rondzwerft op zoek naar voedsel en een veilige
slaapplaats.
En zon groep kan
indrukwekkend groot zijn. Enkele tien- of honderdduizenden vogels die in
ingewikkelde patronen door het luchtruim zwenken alvorens met een oorverdovend
vleugelgedruis op de slaapplaats in te vallen, is geen uitzondering.
Meestal zijn die
spreeuwenzwermen bij valavond waar te nemen in de buurt van of vlak boven
opgeschoten struikgewas, een uitgestrekt rietveld of een dicht sparrenbos.
Een eerste voordeel van de
spreeuwenzwerm is veiligheid. Spreeuwen maken immers voor 5% deel uit van het
voedselpakket van roofvogels en uilen. Het foerageren in groepsverband houdt
minder risicos in. Allereerst geraakt de predator enigszins in de war wanneer
hij met een hele bende prooidieren te maken krijgt die bovendien voortdurend in
beweging is. Hij moet er tenslotte één spreeuw uitkiezen, bespieden, isoleren,
achtervolgen en uiteindelijk verrassen.
Soms gebeurt het wel eens
dat een door de lucht zwenkende spreeuwenzwerm zelf een slechtvalk of sperwer
achterna zit om hem uit zijn winterverblijf te verdrijven.
Een ander voordeel is
energiebesparing. Door het feit dat een groep foeragerende spreeuwen bestaat
uit een verzameling van meerdere individuen, die elk op hun beurt even stoppen
met voedsel zoeken en even opkijken, ligt de waakzaamheid een flink stuk hoger.
Er is altijd wel één spreeuw die uitkijkt naar gevaar en onmiddellijk alarm
slaat wanneer een mogelijke predator in de buurt wordt gesignaleerd.
Buiten het in groep zoeken
naar voedsel verkiezen spreeuwen ook elkaars gezelschap om te slapen. Het
verzamelen vangt in de late namiddag aan wanneer de lichtsterkte begint af te
nemen. Afzonderlijk foeragerende kleine groepjes spreeuwen stoppen dan met hun
activiteiten en beginnen boven hun voedselgebied rond te cirkelen. Geleidelijk
verplaatsen ze zich richting slaapplaats waar ze ook de vorige nacht hebben
doorgebracht. Andere kleine groepjes spreeuwen voegen zich bij de overvliegende
soortgenoten en na een tijdje zwelt de groep aan tot een kolossale zwerm die
uiteindelijk recht op zijn doel afstevent.
Voor sommige spreeuwen kan
de slaapplaats wel 20 km of verder van hun foerageergebied verwijderd liggen.
Waarom deze energieverspilling?
Er wordt aangenomen dat
dergelijke slaapplaatsen fungeren als informatiecentrum: een gelegenheid voor
de spreeuwen om te weten te komen via de welgesteldheid van sommige
soortgenoten waar de beste voedselgebieden zich bevinden. Als het ochtend
wordt, zullen ze die spreeuwen volgen die er het meest doorvoed uitzien.
Kortom, spreeuwen in goede conditie en met een goed uitziend verenkleed zullen
de anderen de weg wijzen naar de beste foerageergebieden.
Lang hebben mensen zich
afgevraagd hoe al die wonderbaarlijke variaties aan vormen van spreeuwenzwermen
tot stand komen.
Met gesofisticeerde wiskundige
modellen tracht men het vlieggedrag met behulp van een vereenvoudigde vorm van
aerodynamica te verklaren.
Biologe prof. dr.
Charlotte Hemelrijk van de rijksuniversiteit Groningen onderzoekt complex
collectief gedrag als gevolg van individuele gedragingen bij onder meer vissen
en vogels.
Met computermodellen
toonde ze aan dat dit mysterieuze verschijnsel simpelweg ontstaat door
eenvoudige gedragsregels.
De dieren worden
aangetrokken tot elkaar, willen dezelfde kant op bewegen en tegelijkertijd
stoten ze elkaar af, want ze willen niet botsen. Toch ziet een school vissen er
heel anders uit dan zon vlucht vogels. Visscholen veranderen zelden van vorm
en zijn langwerpig. Ook dat is simpel te verklaren. Elke vis volgt zijn
voorgangers en past zijn snelheid daarop aan. Door wat af te remmen, botsen ze
niet en zo ontstaat die langwerpige vorm. Bij spreeuwen werkt dit anders, want
die vliegen met een constante snelheid van ongeveer 36 km / u. Voor hen is het
een groot probleem om te remmen of te versnellen, want dat kost teveel energie.
Het mooie is dat spreeuwen daardoor nooit botsen. Hetzelfde principe van
blokrijden op de snelweg: als we allemaal even hard rijden, kunnen we ook niet
botsen.
Spreeuwen draaien allemaal
precies op hetzelfde moment. Zo wordt de vogel die naast je vliegt ineens je
voorganger, waardoor de zwerm van vorm verandert. Als de vogels een bocht
nemen, hellen ze voorover, net als een vliegtuig. Op dat moment zakken ze een
beetje naar beneden en ontstaat er een verticale beweging in de zwerm.
Er is geen squadron
leader; omdat een spreeuw alleen let op de 7 vogels om zich heen, verplaatst zon
beweging zich wat vertraagd door de zwerm, vergelijkbaar met een wave.
Door toeval hellen een
paar vogels wat naar links, bv door een windvlaag. Omdat ze zich allemaal
razendsnel aanpassen aan die 7 buurvogels, draait ineens de hele zwerm.
Spreeuwen dansen
uitsluitend boven hun slaapplaats. Vliegen ze daar voorbij, dan keren se snel
weer om. Bij de grens van hun slaapplaats draaien de voorste vogels dus om,
terwijl de achterste nog even doorvliegen. Vooral bij grote zwermen van zon 2 000
vogels krijg je op deze manier dichtheidsveranderingen, wat prachtige
bewegingen oplevert in de meest ingewikkelde vormen.
Ook vandaag
nog belandt de spreeuw als delicatesse op het eetbord
Volgens een recente update van de
populatietrends van broedvogels in Vlaanderen blijkt dat het aantal spreeuwen fors
is gedaald. De European Bird Census Council stelt dat de populatie van de spreeuw
(Sturnus vulgaris)
sinds 1980 met 68% is afgenomen.
In de jaren 70 en 80 bereikte de
strijd tegen spreeuwen in Vlaanderen een hoogtepunt.
Vooral fruittelers die hun oogst
verloren zagen gaan, bestreden de spreeuwen onder andere met dynamiet.
Ook consumenten joegen op
spreeuwen en verkochten ze vervolgens door op de zwarte markt. Tegenover de
jaren tachtig is het aantal spreeuwen vandaag gehalveerd, zegt Gerald Driessens
van Natuurpunt. Door de verdwijning van vochtige graslanden door steeds
dichtere bouw, zijn er ook minder broedplaatsen voor de vogels.
Op
15/05/2009 maakte het Soortenbesluit bovendien mogelijk dat er in beperkte mate
mag worden gejaagd op de spreeuw. Dat kan bv. om schade aan
boomgaarden en fruitbomen te voorkomen.
De spreeuw is zeker niet beter
geworden van het Soortenbesluit, zegt Jan Rodts van Vogelbescherming
Vlaanderen. Bovendien wordt hij ook vandaag nog als een delicatesse gezien, al
wordt de vogel op kleinere schaal gegeten dan vroeger.
Dat het heel moeilijk is om de
spreeuw te beschermen, beaamt Driessens.
Hoewel de bestrijding intens was,
behoort de vogel niet tot de soorten die het sterkst zijn achteruitgegaan
tussen 2007 en 2016.
Andere soorten, zoals de patrijs en
de kievit, doen het nog slechter in Vlaanderen, zegt Koen Van Muylem van het
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).
Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens &
Vogel december 2018
De kwartel is de kleinste
van de Europese hoenders, kleiner zelfs dan een spreeuw.
Van snavel tot staartpunt
meet hij slechts 16 tot 18 cm. Zijn vleugels hebben een spanwijdte van 32 tot
35 cm en zijn dus in verhouding relatief groot. Het lichaamsgewicht schommelt
tussen de 70 en 135 g.
Het verenpak is bruin,
beige, kastanjebruin gestreept en gevlekt met een lichte borst, witte
wenkbrauwstrepen die naar achter doorlopen, een lichte kruinstreep en bij het
mannetje een donkere keel; het camouflagekleed maakt de kwartel moeilijk waar
te nemen in het veld.
Net als de patrijs houdt
hij zich goed schuil en dankzij zijn zandkleurige schutkleur slaagt hij erin
zich op akkers tussen het gewas en op braakliggende terreinen te verstoppen.
Enkel bij zonsopgang en zonsondergang komt hij tevoorschijn. Je hoort hem vaak
eerder dan je hem ziet.
Als er gevaar dreigt,
vliegen ze vaak niet op. Ze proberen zich eerst al rennend in veiligheid te
brengen. Ondanks hun verborgen bestaan kan je hun aanwezigheid vaststellen door
de ritmische, drielettergrepige territoriumzang van het mannetje kwik-me-dit.
Deze reeks wordt meestal
enkele malen herhaald en is tot wel 500 m afstand te horen.
Veel minder ver te horen
is de tweelettergrepige hese voorzang die klinkt als chrau-chrau. Opgeschrikt vliegen kwartels meestal op met een hoog
prri-prri-prri of rick-rick-rick
De kwartel is de enige
trekvogel onder de inheemse hoenderachtigen. Terwijl patrijs, fazant en korhoen
na de broedperiode gewoon hier bij ons blijven en de winterse koude trotseren,
zoekt de kwartel de zon op in Zuid-Europa, maar vooral in Afrika ten noorden en
net ten zuiden van de Sahara.
De najaarstrek loopt van
eind juli tot eind oktober, maar vooral van midden augustus tot midden
september. Na 20 september komt hij hier nog enkel voor in zeer kleine
aantallen.
De Vlaamse broedvogels
trekken in zuidoostelijk richting via Italië en doen dat vooral s nachts op
relatief lage hoogte (vanaf 1 m boven de grond).
Continentaal klimaat
Kwartels houden van een
continentaal klimaat met warme, droge zomers. Alleen dan worden er met succes
jongen grootgebracht. Ze verkiezen open, droge steppe en graslandbiotopen met
weinig bomen en struiken, maar hebben zich vlot aangepast aan bepaalde
agrarische landschappen.
In België komen ze voor in
open landbouwgebieden met teelten van graan, luzerne, klaver, aardappelen,
bieten en vlas, maar ook in hooiland en extensief begraasd weiland.
Bebouwing, bosgebieden en
maïsteelt worden gemeden.
De kwartel voedt zich
voornamelijk met de zaden van allerlei akker(on)kruiden zoals duizendknoop,
ganzerik, spurrie, weegbree, zuring, muur, wikke, alsook met mals groen zoals
klaverblaadjes en bladspitsen.
In de lente voedt hij zich
ook met insecten en slakjes. De kuikens doorgaans 7 tot 12 per nest worden
uitsluitend met dierlijk voedsel grootgebracht. Als ze uit het ei kruipen en
hun dons na enkele uurtjes volledig is opgedroogd, verlaten de nestvlieders
meteen het nest.
Negatieve trend
In Europa broeden de
kwartels het talrijkst in de klimaatzones met warmere en drogere zomers.
De grootste aantallen
bevinden zich in Spanje (320 000 435 000 broedparen), Roemenië,
Frankrijk, Oekraïne, Polen en Hongarije (70 000 95 000 bp).
In de meeste Europese
landen zou de broedpopulatie er sterk op achteruitgaan.
Die in Vlaanderen
schommelde tijdens de periode 2000-2002 rond de 400-700 broedparen. Nieuwe
cijfers zijn (nog) niet beschikbaar.
De kwartel is lastig te
inventariseren omdat de mannetjes zeer mobiel zijn. Het voorkomen van de soort als
broedvogel in Vlaanderen én Europa is bovendien sterk wisselend waardoor een
nauwkeurige trendbepaling niet zo vanzelfsprekend is. De kwartel werd in de
nieuwe Rode Lijst van Vlaamse broedvogels (2016) beschouwd als momenteel niet in gevaar.
Broedvogels die kenmerkend
zijn voor landbouwgebied, zoals de kwartel, alsook akkervogels nemen in
Vlaanderen. bijna allemaal in aantal af in het tijdsvenster 2007-2017.
De kwartel is in
Vlaanderen beschermd via het soortenbesluit.
Er is weinig concrete
informatie beschikbaar over de invloed van habitatveranderingen op de
verspreiding en de populatietrend van kwartels in Vlaanderen. Er gebeuren
zoveel ingrijpende veranderingen in ons landschap die zo negatief zijn voor de
soort, dat het verbazend is dat ze überhaupt nog kan stand houden;
intensivering van de landbouw en de forse afname van insecten, (on)kruiden en
braakliggende terreinen, vermesting en hogere begrazingsdruk, enorme
uitbreiding van het areaal maïsteelt, mechanisatie en vroege maaitijden voor
hooiland, verdere versnippering en verkaveling van de open ruimte
Het is mogelijk dat
Vlaanderen nauwelijks over een eigen kwartelpopulatie beschikt.
Het aantal vogels dat hier
belandt in het voorjaar, wordt in hoofdzaak bepaald door omstandigheden elders,
zoals gunstige overleving gedurende de winter, slechte condities in de vertrouwde
broedgebieden, uitzonderlijke hoge temperaturen in april en mei, veel
zuidoostelijke wind tijdens de trek,
Of er in Vlaanderen ook
voldoende kwarteljongen groot worden om behoorlijk bij te dragen aan een lokale
populatie blijft een open vraag. Het legsel bestaat gewoonlijk uit 8-13 eieren,
gelegd onder een dichte beschutting, die in 17-20 dagen uitkomen.
Vleugel breken
Deze trekvogel lijdt
bovendien erg onder de zware jachtdruk in het Middellands Zeegebied en
Noord-Afrika. De Afrikaanse noordkust die grenst aan de Middellandse Zee is elk
jaar het vroegtijdige eindstation voor miljoenen Europese trekvogels.
Meer dan 700 km verticale
netten staan vrijwel ononderbroken opgesteld vanaf de Libische kust, over die
van Egypte tot aan de Sinaï. Jaarlijks worden op die manier miljoenen
trekvogels gevangen om uiteindelijk in de Egyptische eethuizen en restaurants
te belanden.
De vogelvangers hebben
zich er vooral gespecialiseerd in de vangst van kwartels.
De vangnetten zijn
allesbehalve selectief waardoor ook heel wat soorten worden gevangen waarvoor
wij in Europa veel geld over hebben om ze voor uitsterven te behoeden.
Deze grootschalige vangst
vindt vooral plaats tijdens de najaarstrek. Je kan je afvragen hoe de
vogelvangers erin slagen om aan de rand van een hete woestijn hun buit vers te
houden? Investeren in dure koelkasten of diepvrieswagens kunnen ze niet. Ze
hebben er dus iets anders op gevonden. Als de goed doorvoede vogels uit het net
zijn gehaald (ze hebben een vetlaag opgebouwd om de woestijn te kunnen
oversteken), wordt minstens één vleugel gebroken.
De vogels blijven dus in
leven tot de verwerking in de stad begint. De manier waarop miljoenen
trekvogels worden gevangen, vervoerd, behandeld en afgemaakt, plaatst niet
alleen de vangst op zich in een macaber daglicht, ook het vreselijke dierenleed
dat ermee gepaard gaat, schreeuwt om doelgerichte actie.
Massasport
De situatie op Cyprus en
Malta, maar ook die in Italië en Frankrijk blijft een doorn in het oog van
Vogelbescherming Vlaanderen.
Tijdens de trek hebben
vogels sowieso al af te rekenen met allerlei hindernissen. Ze kunnen in mist
terechtkomen en daardoor gedesoriënteerd raken, ze kunnen noodweer treffen
boven zee of in de bergen of door stormen uit koers worden geslagen. Of misschien
vinden ze niet genoeg voedsel zodat ze onvoldoende vetreserves kunnen aanleggen
en niet in één ruk de Middellandse Zee of Sahara kunnen oversteken.
Al deze natuurlijke
verliezen, hoe groot ze misschien ook lijken, zijn echter op de een of andere
manier ingecalculeerd. Met andere woorden: er overleven voldoende individuen
om de populaties op peil te houden.
Het is echter door toedoen
van de mens dat een kwart van alle vogelsoorten in Europa in aantal achteruit
gaat en ernstig in de problemen komt. Veel van die soorten zijn trekvogels.
De meest directe,
menselijke ingreep in het leven van de trekvogels is de jacht.
In landen rond de
Middellandse Zee niet alleen in Zuid-Europa, maar ook in Noord-Afrika is de
jacht op trekvogels een massa-evenement. De omvang tart elke verbeelding.
Elk jaar worden tientallen
miljoenen vogels geschoten en gevangen. De inventiviteit die hierbij aan de dag
wordt gelegd, is grenzeloos.
De vraag is hoe lang deze soorten dit nog kunnen volhouden?
Op Malta bv. mogen volledig
legaal 52 vogelsoorten worden bejaagd tussen 1 september en 31 januari; 40
soorten daarvan mogen enkele vanop het land worden bejaagd, 12 vanop het land
én vanop zee. Het gaat om heel wat soorten ganzen en eenden, zoals rietgans,
grauwe gans, wilde eend, pijlstaart, krakeend, slobeend en smient, maar ook om
rallen, koeten, snippen, plevieren en lijsterachtigen.
Ook kwartel en zomertortel
behoren er tot het jachtwild. Uitgezonderd voor de jacht op de zomertortel
(7 000 exemplaren) is op deze eilandenarchipel voor geen enkele andere
jachtwildsoort een quotum vastgelegd.
Jacht en vangst in België
Tot en met het
jachtseizoen 1972 1973 kon de kwartel in België legaal worden bejaagd en wel
van 1 september tot 31 december. Toen was jacht nog een federale materie die
viel onder de bevoegdheid van de minister van Landbouw. In die periode stonden
ook nog andere merkwaardige soorten op de lijst waarvan we het nu ondenkbaar
vinden dat die ooit nog zouden mogen worden bejaagd: merel, grote lijster,
kramsvogel en koperwiek bv.
Kwartels werden vroeger
ook gevangen met nettenEen goed zingend
kwartelmannetje in een kooitje tegen de gevel klonk voor vele als muziek in de
oren. Er werd ook flink geld mee verdiend. Een bepaalde vangstmethode gebeurde
met behulp van een zogenoemd steeknet dat tussen de vegetatie werd geplaatst.
De vogels werden gelokt met een lokbeentje, een fluitje dat werd vervaardigd
uit een stukje bot. Een groot beentje (de wekker) werd overdag gebruikt en een
klein in de schemering en s nachts.
Omdat kwartelmannetjes
overdag minder roepen, moest het fluitje verder reiken.
De wekker werd gemaakt uit
de ellepijp van een ree, het kleinere beentje uit het opperarmbeen van een
(blauwe) reiger.
Met de fluitjes werd het
geluid van een vrouwtje nagebootst: ruu-tuu,
ruu-tuu.
Dat geluid maakt ze om een
mannetje te roepen of om diens roep te beantwoorden.
Het vangen van kwartels
voor consumptie en voor de zogenoemde vogelliefhebberij is gelukkig al een
hele tijd verboden en zoals reeds eerder aangehaald, behoort de soort tot de
onvoorwaardelijk beschermde vogels.
De kwartels die je nu op
je bord krijgt als je ze in een restaurant bestelt, zijn dan ook in gevangenschap
gefokt, net zoals de kwarteleieren die afkomstig zijn van kwartelkwekerijen.
Een beeldmontage van Kees
Vanger met fotos en geluidsfragmenten.
Geraadpleegde bron: De Standaard: Flappy leert ons vliegen als
een vlieg [Pieter Van Doorn]
Een robot die werd
ontworpen om met slaande vleugels te vliegen zoals een vlieg dat doet, blijkt
ook in staat tot het soepele bochtenwerk waarmee vliegen steeds weer aan hun
belager weten te ontsnappen.
Biologen zijn dankbare
gebruikers van hogesnelheidscameras.
De eerste beelden van een
paard in beweging zijn zelfs al gemaakt vóór de uitvinding van de filmcamera. Immers,
Eadweard Muybridge zette een hele reeks fototoestellen op een rij, elk
verbonden met een gespannen draad en stuurde dan een paard in galop doorheen de
rij draden. Hij wou weten of een paard in galop, al dan niet met alle vier de
poten tegelijk van de grond komt. Het antwoord was ja!
Ook de luchtacrobatie van
vliegende insecten is uitgebreid gefilmd.
Maar zelfs
hogesnelheidscameras zijn niet in staat om alle trucs van de vliegkunst te
achterhalen.
Hoe maak je bv. in volle
vlucht plots een haakse bocht om een aanzoevende krant of duikende vogel te
ontwijken of om zelf een ontwijkende prooi te achtervolgen?
Zelfs met stapels beelden
en biomechanische reconstructies van hoe vleugels, spieren en pantser kunnen
bewegen, kwam men er niet uit.
Ingenieurs van de
Technische Universiteit Delft, bekend om haar luchtvaartafdeling en biologen
van de universiteit van Wageningen, sterk in biowetenschappen, sloegen de
handen in elkaar.
Ze bouwden een vuistgroot
robotje met flapperende vleugels. Doordat Flappy officieel heet hij DelFly Nimble 55 keer groter is dan
een fruitvlieg, kan hij navenant trager bewegen, waardoor je beter kunt filmen
wat er gebeurt.
Doordat de ingenieurs de
software die hem aandrijft zelf schrijven, weten ze bij voorbaat precies wat
hij doet. Op die manier konden ze uitzoeken hoe een fruitvlieg in staat is om
plotse snelle bochten te nemen.
De onderzoekers kozen voor
een bananenvlieg of fruitvlieg een tweevleugelig insect omdat daar in
Wageningen al heel wat onderzoek naar was gedaan. Vliegen hebben geen staart en
kunnen die dus ook niet gebruiken bij zwenkbewegingen. Zowel het draaien van
hun lichaam naar de nieuwe vliegrichting als het rollen het zich leggen in
de bochten moet dus puur met de vleugels gebeuren. Wat prima lukt, zoals
iedereen weet die al eens heeft geprobeerd om een (fruit)vlieg uit de lucht te
meppen.
Maar hoe een vlieg precies
een bocht neemt, dat wist niemand.
Of vliegen actief of
passief door de bocht gaan, was onbekend. Oefenden ze zelf kracht uit om hun
lichaam rond zijn verticale as te draaien gieren in luchtacrobatietermen
of kantelden ze gewoon hun lijf en gleden ze passief door de bocht, een beetje
zoals een skiër die zijwaarts tegen de helling aan gaat hangen. Of een
autoracer die een bocht neemt met een gecontroleerde slip.
De experimenten met Flappy
toonden aan dat je best pas na de bocht actief kan bijsturen en je lijf weer in
lijn kan brengen met je bewegingsrichting, net zoals een autoracer doet.
Dat gaat het snelst en met
de minste energieverspilling.
Rollen (kantelen om de
lengteas) doet Flappy door de linker- en rechtervleugels met een verschillende
snelheid te doen slaan. Om naar links of rechts te draaien, verandert Flappy
normaal de hoek van de vleugels ten opzichte van het lichaam.
Maar een snelle haakse
bocht bleek niet beter te lukken toen de ingenieurs ook een draaicommando,
boven op het rolcommando programmeerden.
Als het snel moet gaan,
kantel dan gewoon opzij en laat de natuurkrachten de rest doen. Bovenal spaart
dat energie uit. En energie, of juister gezegd, het batterijgewicht is
belangrijk voor een robotvlieg.
Flappy heeft nog meer
kunstjes in huis. De vliegrobot kan ook perfect ter plaatse blijven hangen en
flips van 360° uitvoeren. Bij een vliegtuig mét staart zou je spreken van een
looping of een kurkentrekker. Flappy haalt een topsnelheid van 25 km/u en
ondanks zijn slechts 28.2 g (waarvan 2.8 g computerhersenen) heeft hij genoeg
batterijen aan boord om het één km lang uit te houden of om 5 min ter plaatse te
blijven klapwieken, 17 keer/sec.
Geen enkele vliegrobot kan
dergelijke prestaties voorleggen. Hij vliegt efficiënter dan een klassieke
drone en hij is nog veilig in de buurt van mensen ook. Bovendien zit Flappy
volgens zijn ontwerpers eenvoudig in elkaar met onderdelen die je gewoon in de
handel kan verkrijgen. Het tuigje werd puur gebouwd voor onderzoek, maar in de
Technische Universiteit Delft denken ze dat het ook geschikt kan zijn voor
toepassingen in het echte leven.
Geraadpleegde
bron: National Geographic: maanblad-sept_2018
De zeldzamer
wordende helmneushoornvogel wordt bedreigd door grootschalige houtkap en
stroperij [Rachael Bale]
De helmneushoornvogel
dreigt het veld te moeten ruimen als gevolg van de illegale handel in de
karakteristieke hoorn op zijn snavel.
In Afrika en Azië komen 57
neushoornvogels voor, waaronder de helmneushoornvogel.
Deze leeft uitsluitend in
de laaglandbossen van Brunei, Indonesië, Maleisië, Myanmar en het zuiden van
Thailand.
De helmneushoornvogel
heeft een uniek kenmerk: de hoorn bestaat uit een vrijwel massieve laag keratine (waaruit
ook ons haar en vingernagels bestaan, evenals de hoorn van neushoorns).
Over zijn leefwijze is
niet zoveel bekend, maar we weten wel dat de hoorn een rol speelt wanneer hij
in de lucht met soortgenoten strijdt om rijp fruit of een geschikte nestplaats.
Er zijn lange gevechten
waargenomen tussen rivaliserende vogels die hun hoorns wel 12 keer tegen elkaar
beukten, waarschijnlijk om de ander te verjagen. De
kracht van het impact die deze frontale kopstoten veroorzaken, is zo hevig dat
de opponenten tijdelijk de controle over hun vlucht verliezen en dus even
versuft rondfladderen.
Vaak valt wat de
nestkeuze betreft een plankwortelboom (tropisch hardhout) best in de
smaak. Deze boom kan tot 55 m hoog worden en ongeveer halverwege de stam, waar een
knoestige holte zit of een tak ernaast, kan het mannetje neerstrijken wanneer
hij voedsel aanvoert.
Doordat de veren van zijn
vleugels niet volledig aansluiten (zoevend geluid wordt verwekt doordat de
luchtstroom zich onder de slagpennen door beweegt), geldt de helmneushoornvogel
als een van de lawaaierigste
vliegers van de vogelwereld.
Gezien hun wat gebrekkige
manier van vliegen, wekt het weinig verwondering dat neushoornvogels geen
trekvogels zijn. In de grote ongerepte (voor zolang het nog duurt) wouden waar
ze leven, beperken ze zich tot korte afstandsvluchten.
De helmneushoornvogel stoot
een vreemde roep uit die klinkt als een lachende plaaggeest.
Helmneushoornvogels zijn
omnivoren, maar ze hebben een voorkeur voor de vruchten van een inheemse wurgvijg.
Zaden van deze ficussoort ontkiemen hoog in het bladerdak van een andere boom
en sturen wortels naar beneden waarmee ze hun gastheer langzaam maar zeker
verstikken.
De vogel wordt meer dan
een 1 m lang, de 50 cm lange wit en zwart gebandeerde staartveren niet
meegerekend; hij heeft in verhouding tot de kop een buitensporig grote gele krachtige
snavel met de rode hoorn daarbovenop; de kale rimpelige rode borst en hals,
de veren op de borst zijn zwart en de buik is wit. De vleugels zijn zwart en kenmerkend
ook is dat deze vogel de enige soort is met een massieve hoorn, die van nut is
bij vechten en hameren.
De hoorn laat ook zien of een vogel geslachtsrijp
is.
Het vrouwtje heeft een
lichaamslengte van 1.1 m en een lichaamsgewicht van 2.7 kg; het mannetje heeft
een lichaamslengte van 1.3 m en een lichaamsgewicht van 3.1 kg.
Tijdens de broedperiode
zoekt het paar een holte in de stam van een oude boom, met een knoest. Voordat
het vrouwtje
wordt ingesloten, maken de vogels elkaar een maand lang het hof en
baltsen ze rond het nest.
De vogels metselen samen
de nestholte dicht met een mengsel van modder, boomschors, kleine stukjes hout,
voedselresten. Het wijfje vermengt dit alles met opgebraakt fruit of haar uitwerpselen,
waarna de specie keihard opdroogt. De toegang tot het nest wordt helemaal
dichtgemaakt op een verticale spleet na, waardoor het mannetje het wijfje van
voedsel voorziet.
Het vrouwtje legt een of
twee eieren. Slechts één jong overleeft, meestal het kuiken dat het eerst uit
het ei kruipt.
Op de rug van het kuiken
ontstaan luchtzakken,
vermoedelijk om de lichaamswarmte te reguleren tot dat het jong veren krijgt.
Het wijfje verbreekt de verzegeling en komt verzwakt tevoorschijn. Het jong krijgt
geen eten meer en wordt met roepen uit het nest gelokt.
Neushoornvogels zijn van
levensbelang voor de bossen in Zuidoost-Azië.
Met het uitbraken of
uitpoepen van zaden dragen deze bosbouwers ertoe
bij dat bomen zich over vele km² kunnen verspreiden. Deze taak wordt nog
belangrijker nu steeds meer oerbos ten prooi valt aan commerciële houtkap, door de
aanleg van oliepalmplantages.
Door grootschalige
ontbossing neemt de nestgelegenheid voor Aziatische neushoornvogelsoorten
drastisch af.
Wat ook al niet helpt, is
dat helmneushoornvogels op dit vlak ook zelf zeer kieskeurig zijn: ze broeden
in nestholten in de stam van zeer hoge bomen.
En juist de oudste en grootste
bomen van het bos worden het eerst omgezaagd.
De vogels planten zich
langzaam voort; ze broeden eens per jaar en brengen dan maar één
jong groot. De moeder en haar kroost blijven net zolang in het verzegelde nest
tot het jong groot genoeg is om uit te vliegen. Al die tijd het hele proces
kan wel 5 maanden duren zijn ze volledig afhankelijk van het voedsel dat het
mannetje komt brengen, doorgaans vijgen, die in de krop worden bewaard, maar
ook insecten en kleine dieren op het moment dat het jong in volle groei is..
Als hij wordt gedood, bv.
door stropers die uit zijn op zijn hoorn, dan zijn zij ook vrijwel zeker ten
dode opgeschreven.
Er is in Azië veel vraag
naar de hoorn van de helmneushoornvogel, die zachter is dan ivoor en daardoor
gemakkelijker kan worden bewerkt tot kralen, hangers en kunstvoorwerpen.
Voor sommige rijke Aziaten
zijn voorwerpen waarvoor zeldzame dieren als helmneushoornvogels, olifanten of neushoorns
zijn gedood, een felbegeerd statussymbool.
In elk land waar de
helmneushoornvogel voorkomt, is hij wettelijk beschermd, maar in Indonesië
blijkt stroperij schering en inslag, niettegenstaande de handel sedert 1975
verboden is. De Indonesische autoriteiten hebben in totaal reeds meer dan 1 300
snavels in beslaggenomen. De smokkelaars hebben vaak banden met criminele
netwerken die op grote schaal handelen in lichaamsdelen van bedreigde dieren.
Om te voorkomen dat deze spullen ooit op de zwarte markt belanden, wordt alles
uiteindelijk vernietigd.
Maar voor het zover is,
gaat neushoornvogelonderzoeker Yokyok Hadiprakarsa
in het hele land opslagloodsen af om snavels te meten en kennis op te
doen over variaties binnen de soort.
Yokyok probeert ook
toestemming te krijgen voor het nemen van DNA-monsters, zodat hij kan bepalen of het een
mannelijk of vrouwelijk exemplaar betreft. En vergelijking van DNA met de
afmetingen van de hoorn kan nuttige informatie opleveren over het verschil
tussen mannelijke en vrouwelijke snavels en hoorns.
De vogels zijn belangrijk
voor de Dayak,
een niet islamitische inheemse bevolking van Borneo en dat al minstens
2 000 jaar. Nog altijd worden de lange staartveren verwerkt in hoofdtooien.
Van de hoorn maken ze oorhangers en andere sieraden.
Tegen het jaar 700 bloeide
de handel tussen Borneo en China en de eerste melding dat ivoor van de
helmneushoornvogel China bereikte, stamt uit 1371.
De Chinezen, die al
bedreven waren in het bewerken van olifantenivoor, maakten van de snavel van de
helmneushoornvogel gespen, knopen, armbanden, snuifdoosjes en meer.
Soms werden er
gedetailleerde figuren gesneden in de hoorn die nog aan de schedel vastzat.
Halverwege de 19de
E verschoof de vraag naar het westen en importeerde China de snavels
voornamelijk met als doel de bewerkte hoorn aan Europeanen te verkopen.
Tegenwoordig is er vanuit
China weer veel vraag naar de bewerkte snavels. Het is niet helemaal duidelijk
waarom dat zo is mogelijk omdat de soort zeldzaam wordt of misschien wel
alleen omdat het een rage is. Hoe het ook zij, de snavels zijn gewild onder de
nieuwe rijken in China.
Yokyok was een van de
eersten die signalen van het naderende drama oppikte.
In 2012 stuurde een vriend
hem een foto toe van te koop aangeboden neushoornvogelkoppen in
West-Kalimantan. Hij stelde een onderzoek in en ontdekte dat er alleen al in
West-Kalimantan zon 6 000 helmneushoornvogels waren gedood.
Tijgertanden, Indische
schubdieren en snavels van de helmneushoornvogel vormen het hart van de door Chinezen
gecontroleerde illegale handel.
De benden worden aangestuurd door
een Chinese spil die een fijnmazig, internationaal handels- en witwasnetwerk
onderhoudt.
Zo groep omvat stropers,
tussenhandelaren, smokkelaars en degenen die het vervolgens op de eindbestemming afleveren.
Elke keer dat de hoorn in andere landen overgaat, stijgt de prijs.
De klant in China betaalt
per gram waarschijnlijk meer dan voor olifantenivoor ($ 1 000 / snavel).
De netwerken maken handig
gebruik van de lakse
handhaving en het feit dat de
illegale handel in wilde dieren juridisch minder zwaar wordt bestraft dan
andere soorten georganiseerde misdaad, zoals drugshandel en mensensmokkel.
In het Nationaal Park
Budo-Su-Ngai Padi heeft prof Pilai Poonswad een programma ontwikkeld om de neushoornvogel te
beschermen.
Pilai is van huis uit een parasitoloog,
maar raakte gefascineerd door de vogels toen ze in 1978 een filmploeg van de
BBC hielp ze te vinden.
De beelden van een
neushoornvogel die eten bracht naar een nestholte raakten haar diep en niet
lang daarna stichtte ze de Hornbill Research Foundation.
Snel achterhaalde ze dat
stropers neushoornvogeljongen roofden om ze als huisdier te verhandelen. Met de
verkoop van een of twee jonge neushoornvogels verdienden de mannen meer dan met
een jaar werken op het land.
Pilai bedacht een tactiek
om een einde te maken aan het stropen: ze ging dorpelingen betalen om
neushoornvogels te beschermen in plaats van ze te roven.
Begin 2018 nemen 36 mensen
in 6 dorpen deel aan het project. Onder hen zijn veel voormalige stropers. Zij
houden boomholten in de gaten om te zien of een van de 6 neushoornvogelsoorten
er in het park broedt. Blijkt een nest in gebruik, dan verzamelen ze voor de
Hornbill Research Foundation informatie over het komen en gaan van de vogels,
hun gedrag en voedselvoorkeur.
In Indonesië volgt Rangkong
Indonesia, de stichting van Yokyok, een vergelijkbare strategie:
ook zij trainen en betalen lokale assistenten in een dorp in West-Kalimantan om
informatie te verzamelen over neushoornvogels.
De bevolking kan hiervan
uiteindelijk profiteren als er ecotoerisme voor vogelspotters van de grond komt.
De Indonesische overheid
heeft onlangs een 10-jarenplan gelanceerd voor het behoud van de
helmneushoornvogel. Het omvat onderzoek en monitoring, strengere handhaving,
meer samenwerking met onafhankelijke organisaties en andere overheden,
voorlichtingscampagnes én voldoende budget om dit alles mogelijk te maken.
Gebeurt dit niet, dan zal
ook de met uitroeiing bedreigde helmneushoornvogel straks één van de dieren
zijn die we alleen nog maar kennen van de plaatjes.
In dit beeldverslag krijg
je een idee van welke ravage de illegale handel in hoorn (ivoor) aanricht.
Majestic
Helmeted Hornbill becoming extinct by poaching for its Red Ivory beak.
Geraadpleegde
bron: Sovon Vogelonderzoek Nederland
Het gaat niet goed met de
huiszwaluw. Sinds de jaren 70 zijn de aantallen met zon 80% afgenomen.
Over het nestsucces en hoe
dit wordt beïnvloed door kenmerken van de nestplaats en de biotoop is weinig
bekend. De informatie is nochtans cruciaal wil je de huiszwaluwen helpen.
Zo is één van de
hypothesen dat het aantal tweede legsels afhangt van het voedselaanbod in de
leefomgeving. Immers, er zijn steeds minder insecten.
Door elke week enkele
nesten in een kolonie te observeren, kun je als waarnemer waardevolle gegevens
verzamelen.
Klein lichtpuntje voor
deze Rode Lijst-soort is dat sinds de eeuwwisseling de aantallen weer
lichtjes toenemen, zij het met regionale verschillen.
Het is niet duidelijk wat
ten grondslag ligt aan deze recente toename en hoe dit verder te stimuleren is.
Dit jaar, het jaar van de
huiszwaluw, vroeg men in Nederland de activiteit bij nesten te registreren.
Op deze manier krijgt men
inzicht in de timing van het broedseizoen, het aantal legsels per seizoen, het
broedsucces en hoe dit mogelijk varieert tussen regios.
Vervolgens wil men nagaan
hoe deze gegevens worden beïnvloed door omgevingsfactoren.
Voor deze neststudie werd
een waarnemingsprotocol opgesteld waarmee wekelijks de bewegingen rond de
nesten kunnen worden opgevolgd.
In een notendop volgt de
observatieopdracht die aan huiszwaluwenspotters werd opgelegd.
Deelnemers bezoeken
minimaal wekelijks een broedlocatie en leggen van een beperkt aantal nesten de
broedfase vast. Voor alle mogelijke broedfases in het broedseizoen is een
uniforme lijst met nestcodes opgesteld, waaruit er bij elk bezoek [elke
waarneming] voor elk gevolgde nest eentje wordt gekozen.
Waarnemingsformulier:
·
kies
voor je studie een gebouw met één of meerdere nesten die goed waarneembaar zijn
vanop de grond;
·
bedenk
dat de locatie vanaf half april wekelijks moet worden bezocht, dus een locatie
dicht bij huis verdient de voorkeur;
één van de doelen van de studie is om
vast te stellen of nesten worden gebruikt voor één of meer legsels. Wanneer er
na een 1ste legsel een tijd geen activiteit meer wordt waargenomen,
mag er niet vanuit worden gegaan dat het nest verlaten is. Zoals bij de
broedfase van het 1ste legsel kan er tijdens de broedfase van het 2de
legsel sprake zijn van beperkte activiteit. Ga in ieder geval door tot in de
loop van september
·
noteer
bij de 1ste controle halverwege april wat het nestaanbod is: hoeveel
restanten van natuurlijke nesten [incomplete], hoeveel complete natuurlijke
nesten en hoeveel kunstnesten, zie je?
·
tel
in de maand juli eenmaal het aantal bezette nesten op je studielocatie. Dit
kunnen er dus meer zijn dan het aantal nesten dat je voor de neststudie
opvolgt. Bewoonde nesten zijn herkenbaar aan een goede conditie in- en
uitvliegende volwassen vogels of al dan niet uit de nestopening kijkende jongen
en uitwerpselen onder de nesten;
·
maak
een schets van de nesten en nummer deze, zodat je er zeker van bent dat je elke
week dezelfde nesten controleert. Gebruik hiervoor de ruimte onder Aanzicht
locatie/verdeling nesten op het waarnemingsformulier. In de loop van de
waarnemingsperiode kunnen er immers nesten bijkomen. Vandaar de noodzaak de
nestenreeks precies te tekenen en te nummeren. De nummers van de nesten die je
uiteindelijk besluit te volgen, kan je op het waarnemingsformulier invullen;
·
de
ervaring leert dat er niet meer dan 10 nesten tegelijk kunnen worden
bijgehouden. Om te voorkomen dat alleen de vroegste legsels worden gevolgd, kan
je in de loop van mei en juni ook een aantal latere eerste legsels gaan volgen;
·
bezoek
je studielocatie vanaf half april tot en met begin september. Dat laatste omdat
huiszwaluwen een broedseizoen hebben en tot in de nazomer legsels grootbrengen;
·
bezoek
de nesten minimaal wekelijks. Een waarneming duurt circa een kwartier tot een
uur, afhankelijk van het aantal te controleren nesten, de fase in het
broedseizoen en de weersomstandigheden. Het is echter geen ramp als je een keer
een week overslaat omwille van een vakantieperiode;
·
vul
op de achterkant van het waarnemingsformulier per bezoek de datum in per
gevolgd nest de hoogste nestcode die van toepassing is op het stadium waarin
het nest zich bevindt;
·
vul
nadat de vogels het broedsel hebben afgerond [succesvol of niet] een C-code
[nacontrole] in.
Via onderstaande weblink
kan je het gebruiksvriendelijk opgesteld waarnemingsformulier even inkijken en
beter begrijpen waar de codes precies voor staan.
Tijdens de wandeling
waarbij huismussen en huiszwaluwen werden gespot [zie bericht gepost op 23/07],
maakte Dirk
Van Schepdael onder meer deze
reeks fotos van de huiszwaluwenkolonie in het luchthavengebied, die op termijn
omwille van nieuwbouw en veiligheid zal moeten verhuizen.
De Kille Meutel
Vogelvrienden hebben een migratieplan voorgelegd dat in samenwerking met
Brussels Airport Company, de Milieudienst Zaventem, Vogelbescherming
Vlaanderen, Huismussen- en zwaluwenwerkgroep Koksijde en ProNatura in detail
verder wordt uitgewerkt.
Wat bepaalt de grens van
een verspreidingsgebied van een diersoort?
Geen eenvoudige kwestie,
weten biologen.
En klimaatverandering
schudt de verspreidingskaarten. Veldexperimenten bieden inzicht.
Grote bergketens of
oceanen kunnen harde grenzen vormen voor een verspreiding van een diersoort.
Omgekeerd kan voor een bergsoort een grote laagvlakte een stoorzender zijn om
een afgelegen leefgebied te koloniseren. De geografie laat zich duidelijk
gelden voor de grenzen van het verspreidingsgebied van dier- en plantensoorten.
En er is meer. Vooral het
klimaat heeft een erg bepalende invloed. Ook zonder opmerkelijke geografische
barrières kan het de verspreiding begrenzen.
Een goudvink, vuurlibel of
wijngaardslak gedijt niet overal. Er zijn grenzen en no-go-zones.
Biogeografie houdt zich
bezig met de beschrijving en het begrip van arealen of verspreidingsgebieden
van soorten. Deze tak van de biologie is zo oud als de straat, maar
tegelijkertijd springlevend en brandend actueel.
Door klimaatverandering en
wijzigingen in het landgebruik zien we arealen inkrimpen, uitbreiden of
verschuiven. Door warmere gemiddelde temperaturen verschuiven tal van arealen
poolwaarts. Dieren en planten proberen de klimaatwijzigingen te volgen, maar er
is veel variatie in de mate waarin ze daar in slagen. Het veranderende klimaat
snel bijbenen, lukt zelden.
Om een gedetailleerd beeld
te krijgen van het verspreidingsgebied van een soort zijn veel waarnemingen
nodig. Het is geknipt voer voor citizen science-projecten.
Een wetenschappelijke
eenzaat krijgt dit niet voor elkaar.
Iedere soort heeft
leefomstandigheden nodig als temperatuur of vochtigheid en ecologische
hulpbronnen zoals voedsel en nestplaats. De mate waarin zij afwijkende
milieuomstandigheden tolereren varieert. Bij de ene soort zit er wat meer rek
op dan bij de andere. Biologen duiden het geheel van de leefomstandigheden aan
als de ecologische niche. Die stelt fundamentele grenzen aan de overleving van
de soort.
Het experimenteel
verplaatsen en opvolgen van planten of dieren buiten hun natuurlijk
verspreidingsgebied is een eenvoudige, maar erg leerrijke studiemethode.
Enkele jaren geleden
stuurde een stel Britse onderzoekers twee vlindersoorten een eind voorbij de
noordgrens van hun verspreidingsgebied in Zuid-Engeland. Het dambord en
het geelsprietdikkopje
hadden weinig moeite om daar succesvol lokale populaties op te bouwen. Dat was
geen kwestie van de geschiktheid van de omgeving. Het experiment toonde aan dat
het niet-bevolkt noordelijk gebied wel degelijk binnen de fundamentele niche
van deze vlinders viel.
Het was niet de eerste
keer dat er in de naam van de wetenschap met vlinders werd gezeuld. De bekende
Amerikaanse bioloog Paul Ehrlich deed het al in 1977. Hij verkaste eitjes en
jonge rupsen van een parelmoervlinder Van Wyoming naar het
zuidelijker gelegen Colorado.
Ook dat lukte, al
verspreidden de vlinders zich nauwelijks verder vanuit hun nieuwe stek.
Na enkele generaties
fladderden ze nog steeds in een zone van amper 300 m rond de introductieplaats.
Naast de ecologische niche
is de mobiliteit van een soort van belang om areaalgrenzen te begrijpen. Anders
dan dit vlinderwerk suggereert, tonen meerdere andere studies dat areaalgrenzen
geregeld samenvallen met nichegrenzen.
Dergelijke
wetenschappelijke experimenten kunnen leiden tot de introductie van een soort.
Ze inspireerden
wetenschappers de methode aan te bevelen voor soortbescherming in tijden van
snelle klimaatverandering. In de vakliteratuur heet dit assisted migration en
ze leidde tot forse debatten tussen voor- en tegenstanders.
Of een organisme in een
regio succesvol kan overleven, hangt niet alleen af van de niche en de
mobiliteit van de soort. Alleen op de wereld bestaat niet in biologische
kringen. Andere soorten kunnen het succes afremmen of de overleving zelfs
onmogelijk maken.
De gerealiseerde niche of
het geheel aan omstandigheden die een soort succesvol kan benutten, is
beperkter dan de theoretische niche. Die laatste houdt geen rekening met
concurrenten en natuurlijke vijanden.
Een soortgelijke aanpak
waarbij simultaan twee of meerdere soorten verhuizen voorbij de areaalgrens
vormt een ferme logistieke uitdaging. Het biedt wel een kans om een oud
ecologisch idee te toetsen.
Darwin formuleerde als
eerste de hypothese dat klimaat en andere abiotische factoren een dominante rol
spelen voor de afbakening van een areaal, maar dat binnen gunstige gebieden
vooral de wisselwerking met andere soorten bepalend is voor de aanwezigheid voor
een soort.
Onderaan het artikel vind
je in deze volgorde fotos van het dambordje, het geelsprietdikkopje, de
parelmoervlinder, de kleine ijsvogelvlinder en de keizersmantel.
Een ramp voltrekt zich in alle stilte bij de zeevogels
Geraadpleegde bron:
National Geographic_juni 2018 [Jonathan Frantzen]
Het gaat slecht met de
zeevogels. Maar omdat hun leven zich vrijwel volledig buiten ons gezichtsveld
afspeelt, hebben we het nauwelijks in de gaten.
Bij weer en wind vangt het
Californische
stormvogeltje visjes en
ongewervelde oceaandieren. Het warmbloedige dier van nog geen 40 g fladdert
vlak boven het wateroppervlak, zijn pootjes omlaag zodat de tenen net het oppervlak
raken.
Deze stormvogeltjes zijn
alleen voor de kust van Californië te vinden. Ze voelen zich het meest thuis op
zee, maar zoals alle vogels hebben ze wel land nodig om eieren te leggen en uit
te broeden. Ze hebben een voorkeur voor onbewoonde eilanden. Om niet te worden
gespot door roofdieren maken ze nesten onder de grond, in rotsspleten of holen.
Op de Farallon-eilanden
voor de kust bij San Francisco krijg je een idee hoe het vroeger was, in de
tijd dat overal nog massas zeevogels leefden.
Op het hoofdeiland broeden er
ruim een half miljoen vogels in het reservaat.
Op steile hellingen en op
kale stukken vlak terrein, omringd door diepblauwe wateren vol zeehonden en
zeeleeuwen, papegaaiduikers,
duifzeekoeten,
aalscholvers,
kleine stevige Cassins
alken, neushoornalken en Californische zeemeeuwen.
In juni kruipen
zeemeeuwkuikens uit het ei en overal waar je je voeten neerzet, riskeer je de
woede van vader- en moedermeeuwen. Ze proberen de indringers te verjagen met
een bombardement van uitwerpselen.
Vanuit een vogelkijkhut
ontdek je een massa zeekoeten; 20 000 zwart-witte vogels bezetteneen landtong van rotsen die eindigt in door
de golven gebeukte kliffen. De zeekoeten met hun puntige snavel staan schouder
aan schouder, als pinguïns. Elke vogel is aan het broeden of past op een
kuiken.
De kolonie straalt een sfeer uit van kalme bedrijvigheid.
Van tijd tot tijd klinkt
er zacht gekakel. De dreigende zeemeeuwen vliegen steeds over; kennelijk lusten
ze wel een kuiken of een ei. Soms vliegt een zeekoet wat onbeholpen op of landt
er juist eentje, waarbij het tot een korte schermutseling komt met een buur. Kort
daarna gaan de vogels dan rustig verder met het verzorgen van hun verenpak, alsof
er helemaal niets is voorgevallen.
Zeekoeten zijn trouw.
Meestal blijft een paartje 30 jaar of langer bij elkaar.
Elk jaar keren ze terug
naar een vaste plek, waar ze dan steeds één kuiken grootbrengen.
De broedtaken worden
eerlijk verdeeld. Een van de ouders blijft in de kolonie, terwijl de andere op
zoek gaat naar ansjovis, jonge roodbaars en ander klein grut. Als een vogel
terugkeert na zon lange periode van voedsel zoeken, is de thuisblijver
uitgehongerd en hij of zij zit onder de guano [uitgedroogde en stikstofhoudende
mest van visetende zeevogels], maar toch wil deze vogel niet weg bij het ei.
Een zeekoetkuiken gaat de
zee op als het nog maar 3 weken oud is. Het kan dan nog niet vliegen of duiken.
De vader blijft maandenlang bij het jong zwemmen. Hij voert het en leert het
zelf vis vangen. Ondertussen komt de moeder op krachten.
Het voortplantingssucces
onder de zeekoeten op Farallon is groot; 70%van de kuikens haalt het.
Toch waren er 200 jaar
geleden 3 miljoen zeekoeten op de Farallon-eilanden.
Toen San Francisco in 1849
razendsnel groeide door de goudkoorts, moest er ergens eten vandaan komen. In
de stad werd geen pluimvee gefokt.
De eilanden met hun eierleggende zeevogels
boden aantrekkelijke mogelijkheden.
In 1851 leverde de Farallone
Egg Company een half miljoen zeekoeteieren per jaar aan bakkerijen en eethuizen
in San Francisco.
In het voorjaar gingen de
eierrapers per boot naar de eilanden.
Gedurende een halve eeuw
werden zeker 14 miljoen zeekoeteieren op de Farallon-eilanden geraapt. De
trouwe vogels keerden jaar na jaar terug naar hun vaste broedplek, ook al werd
elke keer hun ei onder de neus weg geroofd.
In 1910 was het aantal
zeekoeten op het hoofdeiland onder de 20 000 gedaald.
Eierrapers kwamen niet
meer, maar nu werden de zeekoeten het slachtoffer van de katten en honden die
op het eiland waren geïntroduceerd.
Ook kwamen op het water
veel zeekoeten om door olie, die werd geloosd door schepen die de San Francisco
Bay invoeren.
De zeekoetpopulatie kwam
er pas na 1969 weer bovenop. In dat jaar werd het eiland een federaal
natuurreservaat.
Aan het begin van de jaren
80 zakte de populatie plotseling weer in. Dat was te wijten aan de visserij
met kieuwnetten. Vissen met kieuwnetten is een passieve vismethode waarbij een
net in het water wordt gespannen. De mazen van het net zijn groot genoeg voor
de vis om met zijn kop er doorheen te zwemmen maar zijn lijf is te groot. De
vis moet omdraaien en blijft vervolgens met zijn kieuwen in het net hangen.
Door een net verticaal in
de oceaan te hangen, wordt niet alleen de vissoort gevangen waar het de visser
om gaat, maar komen ook bruinvissen, otters, schildpadden en duikende zeevogels
vast te zitten.
Vandaag de dag kosten dergelijke
netten wereldwijd het leven aan400 000 zeevogels, elk jaar
weer.
Halverwege de jaren 80
trokken veel Amerikaanse staten, waaronder Californië, hun conclusies. Ze
legden het gebruik aan banden, waarna dit tot een explosieve toename van
zeevogels leidde. De afgelopen 15 jaar is de meerkoetpopulatie er
verviervoudigd.
De enige bedreiging
waarmee ze nu op de eilanden te maken hebben, is ontregeling van hun
voedselbronnen door klimaatverandering of overbevissing.
De meerkoeten van Farallon
hebben geluk gehad, want wereldwijd is de zeevogelpopulatie in 60 jaar tijd met liefst 70% gedaald.
Immers zeevogels brengen
het broedseizoen door op afgelegen, onherbergzame eilanden en de rest van het
jaar zien we ze ook niet: dan zijn ze ver weg, ergens boven de ijskoude oceaan.
Zelfs als ze totaal van de aardbodem zouden verdwijnen, zou bijna geen mens het
merken.
Het overkomt jonge albatrossen,
die dagelijks wel 800 km afleggen op zoek naar voedsel, al te vaak dat ze op
tragische wijze omkomen. De albatros gebruikt zijn reukzin om vissen,
inktvissen of schaaldieren te traceren, die dicht onder het wateroppervlak
zwemmen.
De beste plek om veel
voedsel te vinden is vaak vlak achter een schip van diepzeevissers.
De albatros cirkelt rond
boven een trawler [vissersschip met een trechtervormig sleepnet] en bekijkt
onder zich het gekrioel van kleine zeevogels, die vechten om het visafval dat
overboord wordt gegooid. Als de albatros zich ook in de strijd werpt, heeft hij
het voordeel van zijn formaat: hij heeft een enorme snavel en door zijn
spanwijdte van 3 m alleen al laat hij weten dat er met hem niet valt te
spotten. De andere vogels gaan ervandoor, maar op het moment dat de albatros in
aanraking komt met het wateroppervlak, gaat er iets ernstigs mis. Hij blijft
met zijn vleugelpunten hangen aan de kabel van het net van de trawler, waardoor
de enorme vogel in een oogwenk diep onder water wordt getrokken. Niemand ziet
het gebeuren.
De bemanningsleden zijn
met andere zaken bezig en al zouden ze kijken, dan nog is het allemaal zo snel
gebeurd dat ze de vogel waarschijnlijk niet onder water zien verdwijnen.
Het lijf komt pas
bovendrijven wanneer het schip alweer verder is.
Elk jaar vinden duizenden
albatrossen op deze manier ongezien de dood.
Nog eens tienduizenden
sterven aan de haken van lange-lijnvissersschepen, samen met een nog veel
groter aantal stormvogeltjes
en pijlstormvogels.
Onbedoelde sterfte veroorzaakt
door visserij is een van de twee ernstigste bedreigingen voor zeevogels en dat
valt behoorlijk moeilijk te voorkomen.
De lange-lijnvisserij (op
tonijn bv.) is op een andere manier dodelijk voor albatrossen dan bij het
gebruik van sleepnetten.
Een kleinere zeevogel
duikt het water in en komt boven met een geaasde haak. Hij probeert het aas
eraf te krijgen. Dan komt de albatros erbij en hij slikt het hele geval in. Hij
slaat zichzelf als het ware aan de haak en verdrinkt.
Een oplossing is om de
lijn te verzwaren, zodat de geaasde haak snel zinkt. Maar een metalen gewicht
kan een dodelijk projectiel worden voor de bemanning.
BirdLife [world leader in
Bird Conservation] raadt gewichten aan met een los eromheen bevestigde huls van
lichtgevend plastic (vissen worden immers aangetrokken door het licht).
Vissersboten kunnen de
ongewenste zeevogelbijvangst verder verminderen door een
vogelverschrikkerlijn aan de boot te hangen. Die bestaat uit een draad met
felgekleurde franjes eraan en een plastic huls aan het eind. Zon lijn is niet
duur, makkelijk in gebruik en houdt vogels weg uit het kielzog van het schip.
De bescherming van
zeevogels vraagt om meer dan alleen regelgeving.
Er is onafhankelijke
controle op de vissersboten nodig en daarnaast zou een financiële stimulans
voor de branche helpen de zeevogelbijvangst terug te dringen.
Lange-lijnvissers hebben
zelf een heel duidelijke reden waarom ze minder vogels willen vangen. Ze vangen
liever briefjes van 10 000 dollar, het bedrag dat een blauwvintonijn
opbrengt.
De beste manier waarop een
overheid kan garanderen dat vissers zich aan de regels houden, is het plaatsen
van digitale cameras op alle schepen, zodat vangst en bijvangst kunnen worden
gecontroleerd.
Een andere veelbelovende
nieuwe vinding is de hookpod, die bestaat uit een harde plastic huls die om
een geaasde haak geklemd zit. Daardoor wordt het aas niet opgegeten door de
vogels en belanden de vogels niet aan de haak. Hij springt pas open als hij op
een veilige diepte is. Als de hookpod standaard tot de uitrusting van een
lange-lijnvisser gaat behoren en als de zeevissers ook al die andere
maatregelen zouden treffen, dan is het in theorie mogelijk om de wereldzeeën
veilig te maken voor zeevogels.
De vissersboten van China
en Taiwan, die samen goed zijn voor 2/3 van alle vissersboten op de
wereldzeeën, hebben weinig tot geen aandacht voor de sterfte onder de zeevogels
en zij verkopen hun vangst op markten waar duurzaamheid geen thema is.
Men schat dat elk jaar
300 000 zeevogels, waaronder 100 000 albatrossen ten prooi vallen aan
lange-lijnvissers. Op soorten die overvloedig aanwezig zijn, zoals grauwe
pijlstormvogels, is dat al een zware aanslag, maar veel
albatrossoorten die lang nodig hebben voor ze geslachtsrijp zijn en
gewoonlijk maar eens in de 2 jaar een ei leggen worden bedreigd met
uitsterven.
Niet alleen door de
moderne visserijmethoden, maar ook door een nog fatalere dreiging.
Hallucinant kannibalisme
Op het eiland Gough
[archipel Tristan da Cunha], een 65 km² groot brok vulkanisch gesteente in het
zuiden van de Atlantische Oceaan, broeden miljoenen zeevogels, waaronder de
totale wereldpopulatie aan Schlegels stormvogels en bijna alle paren tristanalbatrossen,
die de status ernstig bedreigd hebben.
Het was al eerder bekend
dat ratten en katten, ooit door mensen meegenomen, de kuikens van zeevogels
eten. Maar op Gough waren geen ratten en katten, alleen muizen.
Met videocameras en
infraroodlampen kon men achterhalen wat de muizen deden met de stormvogelkuikens.
Bij zonsondergang
verscheen een muis in het hol van de stormvogel, waar na een moment van
aarzeling ze haar tanden zette in het kuiken.
Toen het bloed van het kuiken
begon te stromen, kwamen er meer muizen opdagen die steeds opgewondener
geraakten en langs de wond het kuiken binnen kropen om aan de inwendige organen
te knagen. Weerzinwekkende beelden! Zeevogels hebben in hun evolutie nooit te
maken gehad met landdieren als natuurlijke vijanden. Daardoor zijn ze totaal
weerloos tegenover muizen. Een stormvogelouder, die in zijn donkere hol zit,
ziet niet eens wat er met het kuiken gebeurt. Een albatros heeft niet het
instinct om te beseffen dat muizen een gevaar kunnen zijn.
Op Gough worden elk jaar 2
miljoen kuikens van verschillende vogelsoorten door de muizen gedood. Voor veel
van deze vogelsoorten geldt bovendien dat er ook volwassen exemplaren sterven
door toedoen van de visserij. Tegenwoordig sterft zon 10% van de volwassen
tristanalbatrossen op zee; dat is meer dan 3 keer zo hoog als de natuurlijke
sterfte.
De rampzalige neergang
onder de zeevogelpopulaties heeft veel verschillende oorzaken.
Door overbevissing van
ansjovis en andere kleine vissen hebben pinguïns, jan-van-genten en
aalscholvers
niet genoeg energie om zich voor te planten.
Door overbevissing van
tonijn kunnen de pijlstormvogels en stormvogeltjes niet genoeg eten vinden, want
normaal eten zij de kleine vissen die door de tonijnen naar het wateroppervlak
worden gedreven.
De klimaatverandering, die
invloed heeft op de oceaanstromingen, lijkt te leiden tot sterfte onder de
kuikens van de papegaaiduikers
op IJsland.
Vogels die broeden op
laaggelegen eilanden zijn kwetsbaar voor stijging van het zeeniveau. Door de
plasticvervuiling van vooral de Grote Oceaan zitten de ingewanden van zeevogels
vol plasticafval, maar tegelijkertijd lijden ze honger.
En doordat het goed gaat
met zeezoogdieren zijn er meer zeehonden die jonge pinguïns eten, meer zeeleeuwen
die aalscholvers van hun nesten verjagen en meer walvissen die jagen op
dezelfde vis als duikende zeevogels.
De grootste dreiging voor
zeevogels wordt gevormd door de door mensen ingevoerde roofdieren: ratten,
katten en muizen die ooit naar de eilanden, waar de vogels broeden, zijn
gebracht en die later zijn verwilderd. Dat is het slechte nieuws.
Het goede nieuws is dat
hiervoor wel een oplossing bestaat.
Zuid-Georgië is een eiland
op 1 500 km van het Antarctisch Schiereiland. Het is het broedgebied van
ongeveer 30 miljoen zeevogels. Als er geen ratten en muizen zouden zijn, zou
dat aantal met gemak 3 keer zo groot kunnen zijn.
Van 2011 tot 2015 is
steeds met 3 helikopters, uitgerust met GIS-technologie [Geographic Information
Systems] over het eiland gevlogen en lokgif gedropt op de ijsvrije delen van
het eiland. Sinds 2015 is er nooit meer een levende rat of muis waargenomen.
Zeevogels zijn zowel
kwetsbaar als taai.
Een 10 kg wegende tristanalbatros
kan niet ingrijpen als een muisje zijn kuiken opeet, maar hij kan wel overleven
in ijskoud zout water en in een harde storm en grote zeemeeuwen zijn bang voor
hem. Hij kan zo lang leven dat hij 20 jaar lang eieren kan uitbroeden zonder
dat een kuiken groot wordt en als daarna het gevaar is geweken, kan hij alsnog
kuikens grootbrengen.
Zeevogels reageren goed op
natuurherstel. Als je de dreiging op land aanpakt, krijgen ze daardoor meer
weerstand tegen alle andere soorten gevaren.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.