Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    08-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boerenzwaluwentrek  

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2009_4 [Bennie van den Brink]

     

    Op het platteland vliegen boerenzwaluwen laag over velden en plassen, jagend op insecten.

    Terwijl de oudervogels van de boerenzwaluw druk bezig zijn met het grootbrengen van een tweede broedsel hebben de meeste andere vogelsoorten hun broedseizoen al achter de rug.

    Sommige soorten, zoals bonte vliegenvanger en gierzwaluw, zijn zelfs al onderweg naar hun overwinteringsgebieden in Afrika. Andere soorten zoals kleine karekiet en rietzanger gebruiken de maand augustus om extra vet op te slaan om met een volle brandstoftank de lange reis naar het zuiden aan te vatten.

    Boerenzwaluwen echter benutten de zomer ten volle en laten hun vervolglegsel eind juli, begin augustus uitvliegen. Een enkel dapper broedpaar start in augustus zelfs met een derde legsel.

    Dat resulteert in jongen voeren tot in september. Op zich is dat geen probleem omdat er dan nog volop voedsel voor handen is. Elke avond verzamelen zowel de uitgevlogen jongen als de oudervogels die hun broedtaak hebben volbracht op een gezamenlijke slaapplaats. Bij voorkeur is dat een rietveld langs een plas of rivier. Op de slaapplaatsen overnachten soms duizenden vogels die hiermee veiligheid en gezelligheid combineren.

     

    In september maken de boerenzwaluwen zich klaar om te vertrekken. De laatste jongen vliegen uit. Logischerwijze zou je verwachten dat deze septemberjongen weinig overlevingskansen hebben. Nog maar pas uit het nest en ze moeten al aan die grote reis naar Afrika beginnen. De jonge zwaluwen die in mei en juni uitvlogen, hebben qua vliegervaring en kracht echter een grote voorsprong. Ze hebben voldoende tijd gehad om kennis te maken met de grote wereld. Toch zijn ze niet kansloos die late geelbekjes.

    In september vullen de slaapplaatsen zich tot het maximum. Tienduizenden vogels uit de wijde omgeving zoeken elkaar op en fladderen in de ondergaande zon boven het riet. Als de zon een kwartier onder is, duiken ze naar beneden en zoeken ze een rietstengel voor de nacht.

    Vanaf half september stroomt Europa leeg. Via Frankrijk en Spanje vliegen ze naar het Afrikaanse continent. Ze doen het kalmpjes aan, elke dag een stukje. ’s Avonds zoeken ze een geschikte slaapplaats om de nacht door te brengen.

     

    Afrika verwelkomt de boerenzwaluw in oktober. In vele landen in zuidelijk Afrika wordt deze langeafstandstrekker met vreugde begroet omdat hij het begin van de regentijd aankondigt. Mens en dier verlangen naar regen en groen, naar de Afrikaanse lente. Een rijke planten- en insectenwereld komt tot leven. In tegenstelling tot de mens zijn alle insectenetende trekvogels opgetogen over de weelde en variatie aan insecten die tijdens ons winterseizoen in Afrika voorkomen. Net als in Europa zoeken de boerenzwaluwen rietvelden op om te overnachten.

    Die zijn niet overal aanwezig, zeker niet in droge of bosrijke gebieden. Op het Afrikaanse platteland zijn in het droge seizoen de oevers van rivieren en meren door het vee ontdaan van de rietvegetatie. De weinig geschikte slaapplaatsen worden daardoor vaak door miljoenen boerenzwaluwen gebruikt. Soms ook tijdelijk door vogels die nog meer zuidelijk willen overwinteren.

     

    In november hebben de boerenzwaluwen een geschikt overwinteringsgebied met voedsel en een slaapplaats gevonden. Een goede plek met voldoende insecten is immers van levensbelang. In vergelijking met de rest van Afrika is het voor de boerenzwaluw in Zambia niet zo moeilijk om een prima verblijfplaats te vinden. Er zijn namelijk veel moerasgebieden met vaak ontoegankelijke rietvelden. De meest boeren hebben dammen aangelegd om water op te slaan voor droge periodes.

    Een groot deel van die spaarbekkens raakt in een ondiepe hoek begroeid met riet waar de boerenzwaluwen kunnen slapen. In dergelijke gebieden zijn de slaapplaatsen meestal klein en meer verspreid, zodat de boerenzwaluwen niet allemaal opeengeperst zitten. Eenmaal een geschikt gebied gevonden, blijven ze daar tot de vertrektijd aanbreekt.

    Het is een overweldigende sensatie om middenin zo’n slaapplaats te staan terwijl de zwermen zwaluwen omlaag suizen. Als je stil staat, strijken ze al kwetterend vlak naast je neer en kijken ze je vanaf een doorgebogen rietstengel nieuwsgierig aan.

     

    Natuurlijk dreigen er gevaren. In Nigeria bij het dorpje Ebakken, niet ver van de grens met Kameroen, is een immense grote slaapplaats van boerenzwaluwen. Daar slapen enkele miljoenen vogels op berghellingen, die begroeid zijn met 5 m hoog olifantengras.

    De dorpelingen houden zich tegen de avond schuil in het hoge gras. Met een ragebol van lijmstokjes zwaaien ze in de schemering en vangen de zwaluwen uit de lucht wanneer die neerdalen voor de nacht. De volgende dag worden ze boven een vuurtje geroosterd en op een bananenblad opgediend, slechts ontdaan van vleugeltjes en veren.

     

    Ook een deel van de Afrikaanse jeugd vindt het vangen van zwaluwen een leuke ‘sport’. Als de mieren en termieten gaan zwermen en de vette koninginnen met honderdduizenden tegelijk met hun fragiele flapvleugeltjes uit de aarde omhoog fladderen, zijn niet alleen de vogels er als de kippen bij.

    De kinderen haken een uitgevlogen termiet aan een dun draadje en laten die in de lucht zweven. Een argeloze boerenzwaluw die denkt een gemakkelijke en smakelijke hap te kunnen pakken, eindigt zijn leven aan een haakje.

     

    Gelukkig staan niet overal in Afrika kleine vogels op het menu. In de landen zuidelijk van de regenwoudgordel eet men liever grotere dieren. Daar worden kleine vogels met rust gelaten, tenzij ze een bedreiging vormen voor de oogst. Dan deinzen Afrikanen nergens voor terug. Miljoenen zaad-etende roodbekwevers, die neerstrijken op gierstakkers worden letterlijk met alle mogelijke middelen bestreden. Met vlammenwerpers, dynamiet en sproeivliegtuigen met gif worden broedkolonies en slaapplaatsen van deze vogels vernietigd. Helaas slapen roodbekwevers net zoals boerenzwaluwen vaak in het riet met alle gevolgen van dien …

    Daarnaast worden zwaluwen die boven akkers op zoek zijn naar insecten op zoek zijn vaak aanzien voor vijandelijke troepen. Het is daarom belangrijk om de Afrikaanse jeugd te onderrichten over het nut en gedrag van verschillende vogelsoorten die in hun streek voorkomen. Hen bijbrengen dat er naast ‘schadelijke’ vogelsoorten ook nuttige soorten zijn die muggen en steekvliegen vangen en insecten eten die schade aanrichten aan de oogst.

     

    Behalve het ontsnappen aan de Europese winter heeft hun verblijf in Afrika nog een ander doel: de zwaluwen ruien daar. Alle oude, vale en versleten veren worden vervangen door een nieuw, glanzende, blauwe outfit. Daar is veel energie voor nodig waardoor het belang van de keuze van een goede overwinteringsplek nogmaals wordt onderstreept. Met veel voedsel kan je goede en sterke veren aanmaken. Dat geldt nog meer voor de mannetjes want zwaluwvrouwtjes vallen op mannetjes met lange en symmetrische staarten. Die zijn een weerspiegeling van een gezonde en sterke vader met goede genen voor zijn nakomelingen.

    Ze zien er vaak niet uit die ruiende zwaluwen. Vooral de jonge vogels met hun grauwe en vale veren lijken op vliegende voddenbaaltjes als de rui begint en hun kledij gaat loszitten.

    Maar tussen die oude pluimen verschijnen steeds meer blauwe spiegeltjes van nieuwe veertjes. Het duurt lang voor een boerenzwaluw een volledig nieuw pak heeft; vooral het wisselen van de slagpennen neemt veel tijd in beslag. Zwaluwen komen vliegend aan de kost en kunnen zich niet veroorloven veel vleugelpennen tegelijk te verliezen. Watervogels als eenden en ganzen daarentegen ruien hun hel vleugel bijna in één keer en zijn dan tijdelijk niet vliegvlug. Ze verschuilen zich tijdens die periode in dichte vegetatie.

    Boerenzwaluwen ruien hun slapennen één voor één. Als er een pen is uitgevallen, groeit in een tijdspanne van 2 weken een geheel nieuwe veer. Dan pas wordt de volgende afgeworpen. Op die manier blijft het vliegvermogen optimaal maar duurt het wel meer dan 3 maanden vooraleer ze er terug op hun best uitzien. Bij ruiende boerenzwaluwen is in de vlucht vaak heel mooi het patroon te zien van oude en nieuwe vleugelveren. Wanneer het nieuwe verenpak is gevormd, is het tijd om aan broeden te denken.

     

    In maart begint dan de trek naar het noorden. Sommige mannetjes, vroeg klaar met de rui, kunnen niet wachten en vertrekken eerder, gedreven om een goede nestplaats te bezetten. Ze hebben haast en arriveren reeds eind maart in België en Nederland. Een in Zuid-Afrika geringde boerenzwaluw werd na 28 dagen al terug gevangen in Engeland. Ze legde een afstand af van meer dan 9 000 km. Het blijft een uitdaging en een belevenis om in Afrika de geheimen van de boerenzwaluwen te onthullen.

     

    De knappe en originele foto’s zijn van Miek Koopmans











    08-09-2017 om 23:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    01-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zwarte mees, klein maar dapper  


    Naaldwouden, met name sparrenbossen en ook wel pijnbomen, vormen de favoriete biotoop van de zwarte mees.

    In sommige streken komt hij echter ook in gemengde bossen en buiten het broedseizoen zelfs in boomgaarden en tuinen voor.

     

    De witte langwerpige nekvlek op de zwarte glanzende kruin kenmerkt de zwarte mees.

    Het vederpak bestaat uit blauw-grijsachtige bovendelen met een dubbele witte vleugelstreep op de donkere vleugels en grauwe bruin-witte onderdelen. Karakteristiek ook zijn de witte wangen gescheiden door een zwarte bef. Jonge dieren hebben gele kopvlekken en onderdelen. Ze onderscheiden zich van jonge koolmezen door hun nekvlek en het ontbreken van de brede zwarte middenstreep op de buik.

    De lichaamslengte reikt tussen 11 en 12cm; de spanwijdte varieert tussen 17 en 21cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 8 en 10g.

    Zwarte mezen hebben een klein kuifje (niet zo uitgesproken als bij de kuifmees) op het achterhoofd. Vooral wanneer ze opgewonden zijn, kunnen ze dit kuifje opzetten.

     

    De zwarte mees, onze kleinste inheemse mees – nauwelijks groter dan het goudhaantje – voedt zich met kevers, gaasvliegen, nachtvlinders, waterjuffers, krekels, mieren en bladluizen – zowel in volwassen vorm, als hun eieren of larven – en spinnen. De ranke pootjes en de slanke snavel zijn perfect aangepast voor het doorzoeken van de dicht opeengepakte, lange naalden naar lekkere hapjes.

    Ook neemt hij plantaardig voedsel, zoals onkruid- en sparrenzaden, tot zich en verder alles wat de voedertafel ’s winters te bieden heeft. Behalve in de broedtijd foerageren zwarte mezen dikwijls is groepen, soms vermengd met andere mezensoorten.

    Zwarte mezen houden er een aantal eigenaardige voedselgewoontes op na. Zo hebben ze, net als kool- en pimpelmezen, geleerd om de dunne folie van de karnemelkflessen te doorprikken en zich te goed te doen aan de room. In Noord- Europa kunnen zwarte mezen pas aan de zaden in de fijnsparkegels vanaf oktober, wanneer de kegels open gaan, bij droog en zonnig weer. Om toch al eerder aan deze favoriete lekkernij te geraken, volgen ze eekhoorns op de plekken waar die sparrenkegels met hun sterke tanden openbreken om daar een zaadje te kunnen meepikken.

     

    Het nest bevindt zich vrijwel altijd in een holte in een boom. Bij gebrek aan geschikte holtes maakt ze haar nest ook in grondholen tussen boomwortels, onder stenen of zelf in oude muizenholletjes. Mannetje en wijfje bouwen samen het nest van mos en bekleden dit dik met haar en vaak ook met veertjes, zodat een fraaie kom ontstaat.

    Het mannetje voert het wijfje op het nest gedurende de 14-16 dagen dat ze de 7-9 eieren uitbroedt. De jongen verlaten na 16-19 dagen het nest. Al snel zijn het net zulke acrobaten als hun ouders en na nog eens 2 weken zijn ze zelfstandig. Hun roep is een ijl, hoog ‘tsie’ of een enigszins klagend ‘tsu-ie’.

    Doorgaans is de zwarte mees een standvogel maar het gebeurt dat delen van de noordelijke populaties in de herfst naar het zuiden trekken, soms in grote aantallen.

     

    Met vetbollen, een halve kokosnoot, geplette hazel- en okkernoten, vogelzaad en zonnebloempitten maak je een goede kans op een zwarte mees op jouw voederplank.

    De foto’s zijn van  Robin Bruneel

     

    Herken de zwarte mees – een knap filmfragment van Kees Vanger, die het onderscheid tussen kool- en zwarte mees even toelicht.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=1hjIfXlU2TY











    01-09-2017 om 16:18 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    27-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlinders geregeld waarnemen en registreren  

     

    Geraadpleegde bronnen: Dagvlinders in Vlaanderen & studiedienst Natuurpunt

     

    Het klein koolwitje was de meest gespotte vlindersoort tijdens het Grote Vlindertelweekend van Natuurpunt, begin augustus.

    De atalanta kwam op de tweede plaats, gevolgd door het groot koolwitje.  

    Natuurpunt vroeg de deelnemers ook naar de kenmerken van hun tuin.

    Daaruit bleek dat in tuinen met veel variatie en natuurlijke elementen tot 5 keer meer vlinders worden gezien dan in tuinen met enkel een kale gazon. Ook in kleine tuinen zorgt het nemen van vlindervriendelijke maatregelen (zoals het voorzien van veel variatie en bloemenaanbod en laten staan van hoekjes met distels en brandnetels) tot meer vlinders en meer diverse

    vlindersoorten.

    Wegens de slechte weersomstandigheden tijdens het telweekend lagen de aantallen aanzienlijk lager dan de voorbije jaren. Gemiddeld werden per tuin slechts 6 exemplaren van 4 soorten gemeld. Het is daarmee het op 2 na zwakste resultaat in 11 jaar tijd.

    Andere opvallende waarnemingen: de kolibrievlinder werd dit jaar relatief vaak waargenomen en ook minder algemene soorten zoals de glasvleugelpijlstaart, de keizersmantel en het kaasjeskruiddikkopje. Het vlindertelweekend blijft een momentopname. Om de vlinderpopulaties doorheen het hele jaar op te volgen hanteert Natuurpunt ook een systeem van regelmatige vlindertellingen. Wie dat wil, kan al zijn waarnemingen van vlinders (en andere soorten) melden via www.waarnemingen.be

     

    Enkele minder voorkomende blikvangers

     

    De argusvlinder komt voor in open graslanden met een korte vegetatie. De soort heeft 3 generaties waarvan de eerste vliegt van begin april tot eind juni met een piek tussen 8 mei en 2 juni.

    De tweede van eind juni tot begin september met een piek tussen 25 juli en 17 augustus.

    Een derde van begin september tot eind oktober met een piek tussen 14 september en 5 oktober.

    De vliegtijd van de voorjaarsgeneratie van de argusvlinder is in vergelijking met de periode 1981 – 2000 met 2-4 dagen naar voor geschoven, terwijl die van de zomergeneratie nu 7-10 dagen later ligt dan in de periode 1981-2000. Dit kan wijzen op een steeds grotere en langere derde generatie in recente jaren.

    De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af op de stengels of aan de toppen van bladeren van allerlei grassen waaronder boskortsteel, kropaar, bochtige smele, gestreepte witbol en struisgras.

    Wijfjes leggen vaak eitjes aan de rand van graspollen of op grassen in een open vegetatie tegen muurtjes, afrasteringen of onder een haag. De rupsen voeden zich aanvankelijk voornamelijk ’s nachts. De half volgroeide rups overwintert tussen de strooisellaag. De verpopping gebeurt onderin een graspol. Vaak gebruikte nectarplanten zijn vlinderstruik, braam, rode klaver, akkerdistel en knoopkruid.

    De vlinders zijn mobiel. De argusvlinder komt vaak in dezelfde gebieden voor als hooibeestje, Icarusblauwtje, kleine vuurvlinder, oranje zandoogje en zwartsprietdikkopje.

     

    Al kwam de argusvlinder vrij algemeen voor tot in de jaren ’80, toch neemt sindsdien de soort sterk af. Vooral op zandgronden is de soort de laatste jaren sterk achteruitgegaan. Enkel op kleigronden in de buurt van de kustduinen, polders en getijdengebieden lijkt de argusvlinder stand te houden.

    Aangezien men de oorzaak van de snelle achteruitgang van de argusvlinder nog niet kent, is het niet gemakkelijk om gerichte beheersmaatregelen voor deze soort te geven.

    Gunstige maatregelen zijn het creëren of behouden van vrij schrale, maar bloemrijke graslanden met een gevarieerde vegetatiestructuur met beschutte plekken (geschikte eiafzetplekken) en voldoende open plekken (voor het opwarmen of als territorium).

    Ook het tegengaan van verstruweling op dergelijke percelen is een goede maatregel.

    Dit kan worden gerealiseerd door gefaseerd te maaien (op bermen) of door extensieve begrazing (in grotere gebieden).

     

    Het bruin zandoogje komt voor in open graslanden en ruigten op beschutte plekken met een voldoende groot nectaraanbod. De soort heeft 1 generatie van begin juni tot midden september met een piek tussen 25 juni en 6 augustus. De vliegtijd van het bruin zandoogje is in vergelijking met de periode 1981-2000 met 3-8 dagen naar voren geschoven, terwijl de gemiddelde laatste waarneming nu 3 dagen later ligt dan in de periode 1981-2000. Dit zou erop kunnen wijzen dat het bruin zandoogje zijn vliegtijd niet alleen vervroegd, maar ook heeft verlengd.

    De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af smalbladige grassen, zoals grote vossenstaart, gewoon reukgras, kropaar, ruwe smele, rood zwenkgras en Engels raaigras. Het komt ook voor dat het wijfje het eitje gewoon in de vegetatie laat vallen. In het najaar voeden de rupsen zich overdag. De overwintering gebeurt als half volgroeide rups tussen grasstengels en de rupsen blijven eten op warme winterdagen. In het voorjaar voeden zich ze zich voornamelijk ’s nachts.

    De verpopping vindt plaats tussen grasstengels of tussen de strooisellaag. Vaak gebruikte nectarplanten zijn distel, vlinderstruik en knoopkruid. De vlinders zijn mobiel. Het bruin zandoogje komt vaak in dezelfde gebieden voor als groot dikkopje, Icarusblauwtje, kleine vuurvlinder, koevinkje, oranje zandoogje en zwartsprietdikkopje. De verspreiding van het bruin zandoogje is in Vlaanderen sinds 1980 vrij stabiel gebleven.

    Een gunstige maatregel is het behouden of het creëren van structuurrijke graslanden met smalbladige grassen op beschutte plekken, zoals bosranden. Daarnaast is ook een voldoende groot nectaraanbod in de zomermaanden belangrijk.

     

    Het Icarusblauwtje komt voor in matig voedselrijke graslanden. De soort heeft 2-3 generaties, waarvan de eerste vliegt van eind april tot begin juli met een piek tussen 19 mei tot 17 juni en de tweede en derde van begin juli tot begin september met een piek tussen 23 juli en 5 september. De vliegtijd van de voorjaarsgeneratie van het Icarusblauwtje is in vergelijking met de periode 1981-2000 met 1-2 dagen naar voren geschoven, terwijl de gemiddelde laatste waarneming in de zomergeneraties nu bijna 10 dagen later wordt gedaan dan in de periode 1981-2000. Dit zou kunnen wijzen op een steeds vaker optredende derde generatie.

    De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af op de bovenkant en aan de basis van jonge bladeren aan de top van voornamelijk gewone rolklaver, maar ook op andere vlinderbloemigen, zoals moerasrolklaver, hopklaver, kruipend stalkruid, witte klaver en kleine klaver.

    Meestal staan de planten die de voorkeur genieten samen in een korte vegetatie. In de eerste generatie wordt voornamelijk kleine klaver bezocht, terwijl de tweede en derde generatie een voorkeur lijken te hebben voor gewone rolklaver. De half volgroeide rupsen overwinteren op de lagere delen van de stengels of in de strooisellaag. Sommige rupsen van de eerste generatie komen pas het volgende voorjaar uit. De rupsen worden soms bezocht door mieren, maar zijn er niet afhankelijk van voor het voltooien van hun levenscyclus. De poppen daarentegen worden af en toe door de mieren mee in de nesten genomen.

    Vaak gebruikte nectarplanten zijn gewone rolklaver, klaver en luzerne. De mannetjes zijn territoriaal en patrouilleren op zoek naar wijfjes. De vlinders zijn mobiel. Het Icarusblauwtje komt vaak in dezelfde gebieden voor als argusvlinder, bruin zandoogje, groot dikkopje, hooibeestje, kleine vuurvlinder en zwartsprietdikkopje. De verspreiding van het Icarusblauwtje blijft opvallend stabiel sinds het begin van de vorige eeuw.











    27-08-2017 om 20:53 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlindersoorten redden

    Geraadpleegde bron: ‘Dagvlinders in Vlaanderen’ [Bedreigde dagvlinders in industriegebied. Wat nu? – Pieter Cox  & Toon Jansen]

     

    In Lommel werd een aantal jaren geleden een terrein van 500 ha omgezet in industriegebied. In dit heidegebied, de ‘Balimgronden’ genaamd, bleken echter heel belangrijke natuurwaarden aanwezig te zijn. Naast een heel grote populatie heivlinder, bezit dit gebied ook een van de weinige populaties van de kommavlinder in Vlaanderen. Daarnaast zijn andere soorten van schrale biotopen, zoals hooibeestje en kleine parelmoervlinder er algemeen.

     

    Niet alleen met betrekking tot vlinders is dit gebied bijzonder. Ook de mogelijk grootste populatie ter wereld van de lentevuurspin bevindt zich hier en de veldleeuwerik is er met 110 zangposten zeer sterk vertegenwoordigd.

    In 2012 werden tijdens een grootschalige telling door de regionale vlinderwerkgroep Hesperia in het noordoostelijk deel alleen al meer dan 800 heivlinders geteld. Ongetwijfeld zijn de Balimgronden dus het belangrijkste bolwerk voor deze soort in de wijde omgeving, waarvan ook omliggende, kleinere populaties afhankelijk zijn.

    Indien de populatie van de Balimgronden door industriële activiteiten zou verdwijnen, zal de populatiegrootte en de uitwisseling van genetisch materiaal sterk dalen en staat de toekomst van de heivlinder in Lommel op het spel.

     

    Ook ‘Meysterbergen’, ongeveer 1.5 km ten oosten van de Balimgronden, herbergt populaties van kommavlinder en heivlinder. De aantallen zijn er kleiner maar daarom niet onbelangrijk. Dit gebied staat echter eveneens deels ingekleurd als industriegebied, terwijl het andere gedeelte parkgebied is zonder enige bescherming. Bovendien zijn er plannen om een verbindingsweg door dit gebied te trekken.

     

    Tot slot dient de ‘Maatheide’ te worden vermeld. Het bestaat uit een grote zandvlakte met schrale begroeiing, waar in snel tempo zand wordt ontgonnen. Maatheide is niet alleen een belangrijke pleisterplaats voor trekvogels die een voorkeur hebben voor open ruimten, zoals de duinpieper en de morinelplevier, maar kent ook een belangrijke heidevlinderpopulatie.

     

    Ook hier liggen de aantallen lager dan op de Balimgronden, maar nationaal beschouwd mag het belang niet worden onderschat. De hier opgesomde gebieden kunnen, indien ze volledig worden ontgonnen en de vlinderpopulaties helemaal verdwijnen, ook een nieuwe en wellicht sterke barrière vormen tussen de heidegebieden van centraal Limburg en die van de regio Mol-Postel.

    Grootschalige industriële ontwikkelingen zijn vaak van openbaar belang, waardoor men de plannen niet zomaar kan stopzetten. Om belangrijke populaties van Rode Lijst-soorten, al dan niet tijdelijk, te behouden op terreinen die geen groene bestemmingen hebben op het gewestplan, is overleg nodig tussen verschillende actoren: gemeenten, bedrijven en natuurorganisaties (Natuurpunt Noord-Limburg, Natuurpunt vzw, de lokale actiegroep Levend Zand en het Agentschap Natuur en Bos).  Alleen constructief overleg kan de mogelijke verliezen aan biodiversiteit verminderen en tegelijkertijd aan de betrokken bedrijven rechtszekerheid bieden.

    Zo werden in de Antwerpse haven bv. goede afspraken gemaakt tussen natuurverenigingen, overheden en industrie waarbij ruimte voor (tijdelijke) natuur werd gecreëerd. Alleen een dergelijk sector-overschrijdend overleg kan de aanwezige dagvlinders en andere bedreigde soorten  van de lijst van uitgestorven soorten In Lommel houden.

     

    De heivlinder komt voor in droge heiden, duinen en droge, voedselarme graslanden. De soort heeft één generatie van begin juli tot eind september met een piek tussen 24 juli en 21 augustus. De piek van de vliegtijd van de heivlinder is in vergelijking met de periode 1981 – 2000 niet beduidend veranderd, maar de gemiddelde laatste waarneming ligt nu meer dan 7 dagen later dan in de periode 1981 – 2000. Dit zou erop kunnen wijzen dat de heivlinder zijn vliegtijd heeft verlengd. Het wijfje legt eitjes op of nabij in de volle zon staand fijn schapengras, rood zwenkgras, struisgras, vroege haver, bochtige smele of helm.

    Ze kiest hierbij vooral planten die omgeven zijn door open grond of een heel lage vegetatie.

    De rupsen eten ’s nachts. De overwintering grijpt plaats als half volgroeide rups in een graspol. De verpopping vindt plaats in een kleine holte net onder de grond. De mannetjes verdedigen een territorium vanaf een struik, een boomstam of een open zandplek. Bij bijzonder warm weer zoeken heivlinders vaak een bosrand of een groep struiken op voor afkoeling.

    Vaak gebruikte nectarplanten zijn akkerdistel, braam en struikhei in het binnenland en blauwe zeedistel en lamsoor aan de kust. De vlinders zijn mobiel (waarnemingen tot op 15 km van populaties zijn bekend). De heivlinder komt vaak in dezelfde gebieden voor als boomblauwtje, bont dikkopje, bruin zandoogje, groentje, groot dikkopje, heideblauwtje, hooibeestje en oranje zandoogje.

    De heivlinder was in de jaren ’90 vrij zeldzaam en is dat nog steeds (69 atlashokken – 252 kilometerhokken). De heivlinder kwam vroeger voor in de kustduinen, in de Kempen, maar ook op voedselarme graslanden elders in Vlaanderen (tussen Brussel, Mechelen en Diest).

    De huidige verspreiding is echter beperkt tot de kustduinen en de Kempen, waar een scheiding lijkt te ontstaan tussen de noordwestelijke en de oostelijke populaties.

    De heivlinder vertoonde een gestage achteruitgang tot 1985, bleef relatief stabiel tussen 1985 en 2000, maar gaat sindsdien opnieuw licht achteruit.

    Volgens de verspreidingsmodellen zijn 710 kilometerhokken geschikt voor de heivlinder.

    In 213 van deze kilometerhokken werd de heivlinder ook feitelijk waargenomen in de periode 2001 – 2010 (30%). Van de 497 geschikte kilometerhokken, waarin de heivlinder niet werd waargenomen, zijn er 426 in principe bereikbaar (86%).

    Het behouden van grote en goed verbonden gebieden met een actief beheer waardoor wordt vermeden dat dat heiden en kustduinen volledig dichtgroeien, is de meest gunstige maatregel voor de heivlinder. Op warme dagen zoeken heivlinders vaak beschutting op in bosranden of struwelen en het is dan ook wenselijk om hier en daar bomen en struiken te behouden. Extensieve begrazing, plaggen en/of gefaseerd maaien zijn geschikte maatregelen voor het verkrijgen of behouden van een gevarieerd leefgebied. Vermossing door het niet-inheems grijs kronkelsteentje zou de heide voor de heivlinder minder geschikt kunnen maken.

     

    Het hooibeestje komt voor in structuurrijke en matig voedselarme graslanden met een lage vegetatie. De soort heeft 2 generaties waarvan de eerste vliegt van midden april tot begin juli met een piek tussen 16 mei en 21 juni en de tweede van begin juli tot midden oktober met een piek tussen 26 juli en 1 september. De vliegtijd van de voorjaarsgeneratie van het hooibeestje is in vergelijking met de periode 1981 – 2000 met 2/4 dagen naar achter geschoven, terwijl de gemiddelde laatste waarneming in de zomergeneraties nu 7 dagen later ligt dan in de periode 1981 – 2000. Dit zou erop kunnen wijzen dat er recent een langere tweede generatie optreedt.

    De wijfjes zetten de eitjes af op smalbladige grassen, zoals reukgras, zwenkgras, beemdgras en struisgras. Jonge rupsen eten aanvankelijk enkel de bladeren, maar later worden ook de bloemhoofdjes gegeten. In tegenstelling tot de meeste andere rupsen van zandoogjes eten de rupsen van het hooibeestje ook overdag. De snel groeiende rupsen zorgen voor een tweede generatie in hetzelfde jaar, de traag groeiende overwinteren. De overwintering gebeurt als half volgroeide rups. Afhankelijk van de temperatuur verdedigen mannetjes een territorium vanaf een boom of struik of patrouilleren ze op zoek naar wijfjes. Vaak gebruikte nectarplanten zijn: distel, duizendblad, klaver en struikhei. De vlinders zijn weinig mobiel. Het hooibeestje komt vaak in dezelfde gebieden voor als argusvlinder, bruin zandoogje, groot dikkopje, Icarusblauwtje, kleine vuurvlinder en zwartsprietdikkopje.

    Op veel plaatsen verspreid over Vlaanderen is het hooibeestje verdwenen en lijkt het daarmee enigszins dezelfde weg op te gaan als de argusvlinder, al is de trend minder uitgesproken.

    In 1990 was de verspreiding van het hooibeestje vrij stabiel, maar sindsdien ging de soort, vermoedelijk vanwege enkel natte voorjaren, duidelijk achteruit om opnieuw te stabiliseren tussen 2000 en  2010.

    Het behouden of creëren van relatief schrale, maar structuurrijke graslanden met een korte vegetatie en hier en daar open plekken zijn gunstige maatregelen. Daarnaast is een voldoende groot nectaraanbod tijdens het vliegseizoen eveneens belangrijk.

     

    De kommavlinder komt voor op voedselarme droge graslanden en droge heiden met een heel lage vegetatie en hier en daar open plekken. De soort heeft één generatie van eind juli tot midden september met een piek tussen 9 en 29 augustus. De wijfjes zetten de eitjes  afzonderlijk af aan de basis van blaadjes van kleine jonge plantjes, voornamelijk fijn schapengras. Bij voorkeur staan deze plantjes in een heel korte vegetatie (1 – 4 cm) en/of zijn ze omringd door naakte bodem. In zeer warme jaren kiezen de wijfjes er echter voor om de eitjes af te zetten in iets hogere vegetatie. De overwintering gebeurt als ei. De rupsen voeden zich na de winter in een gesponnen zijden netje. De verpopping gebeurt nabij de grond in kleine pollen omringd door een gesponnen cocon waarin soms meerdere rupsen samen zitten. Vaak gebruikte nectarplanten zijn: struikhei, Jacobskruiskruid, boerenwormkruid, koninginnenkruid, watermunt, slangenkruid en knoopkruid.

    De vlinders zijn weinig mobiel. De kommavlinder komt vaak in dezelfde gebieden voor als bont dikkopje, eikenpage, gentiaanblauwtje, groentje, groot dikkopje, heideblauwtje, heivlinder, hooibeestje en koevinkje.

    De kommavlinder die reeds zeldzaam was in de jaren ’90 is dat nu nog meer. Al vanaf het begin van de vorige eeuw vertoont de verspreiding van de kommavlinder een achteruitgang en sinds ongeveer 1980 is de verspreiding zo goed als beperkt tot de Limburgse Kempen.

    Volgens de verspreidingsmodellen zijn 193 kilometerhokken geschikt voor de kommavlinder. In 27 van deze kilometerhokken werd de soort ook feitelijk waargenomen in de periode 2001 – 2010. Van de geschikte kilometerhokken waarin de kommavlinder niet werd waargenomen, zijn er 51 in principe bereikbaar.

    Aangezien de kommavlinder een soort is die houdt van zeer warm microklimaat, is het behouden en creëren van schrale graslanden en droge heiden met lage en snel opwarmende vegetatie belangrijk. Kleinschalig plaggen om open grond te creëren in de buurt van de waardplanten kan het aantal geschikte ei-afzetplanten aanzienlijk verhogen. Voor een voldoende groot nectaraanbod in augustus kan worden gezorgd door het vermijden van overbegrazing in deze periode en/of door het laat maaien van bloemrijke ruigten in de buurt van bestaande populaties.











    13-08-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    06-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ken de vlinders in je tuin

     

    Geraadpleegde bron: Dagvlinders in Vlaanderen (INBO / Natuurpunt)

     

    Dit weekend kan je de ‘burgerwetenschap’ vooruithelpen door vlinders te tellen.

    Kies een zonnig of warm moment met liefst niet teveel wind – niet gemakkelijk tijdens de voorspelde wisselvallige weersomstandigheden.

     

    Recent schafte ik mij de rijke gids ‘Dagvlinders in Vlaanderen’ aan, een boek dat de constructieve samenwerking tussen vrijwilligers, organisaties, wetenschappers en overheden illustreert. Het toont hoe vele partijen een cruciale rol spelen in het behoud van dagvlinders en reikt ideeën en acties aan waarmee iedereen kan bijdragen tot het behoud van deze prachtige insecten in Vlaanderen, België en Europa.

     

    Merkwaardige vlindersoorten

     

    De grote vuurvlinder is een uiterst zeldzame standvlinder die voornamelijk voorkomt in uitgestrekte laagveenmoerassen. De mannetjes bezetten territoria op de warmste plekken in kommen in het vegetatiedek van veenmosrietlanden. Nectarplantjes zijn belangrijk voor de vrouwtjes, die meer eitjes kunnen afzetten als er meer voedsel beschikbaar is.

    De eitjes worden afgezet op de enige waardplant, ‘waterzuring’.

    De jonge rups eet eerst van de onderkant van het blad en veroorzaakt zo karakteristieke raampjes in het blad; later wordt het hele blad verorberd. De overwintering vindt plaats als halfvolwassen rups tussen dorre bladeren aan de voet van de waardplant. 

    De spanwijdte bedraagt tussen de 27 en 32 mm. Van de mannelijke vlinder zijn de vleugels bijna geheel oranjerood met een enkel zwart vlekje. De voorvleugels van de vrouwtjes zijn eveneens oranjerood maar zwart gevlekt en de achtervleugels zijn grotendeels zwart.

    De vlinder komt voor op matig voedselrijk grasland. In de meeste gebieden heeft de soort jaarlijks 2 generaties met een vliegtijd van mei tot en met augustus.

     

    De bosparelmoervlinder is een soort van kruidenrijke open plekken in loofbossen.

    De soort heeft één generatie van midden juni tot juli.

    De waardplanten zijn ‘hengel’ en ‘smalle wegbree’.

    De bosparelmoervlinder had vroeger populaties in de Dijle-Zenne-vallei (omgeving van Mechelen tot 1912), in het Zoniënwoud (Sint-Genesius-Rode, Tervuren en Ukkel tot 1924), het Torfbroek (Berg-Kampenhout tot 1928), het Walenbos (Tielt-Winge tot 1948), het Jagersbos (Maaseik en Neeroeteren tot 1949) en de Schijnvallei (Schilde, Oelegem, Wijnegem en Zoersel tot 1968).

    In 2011 werd een afgevlogen exemplaar van de bosparelmoervlinder in het natuurgebied Bospolder in Antwerpen waargenomen. De aanwezigheid van veel internationaal transport in de onmiddellijke omgeving doet vermoeden dat het om een accidenteel meegelift individu ging.

    In Wallonië is de bosparelmoervlinder kwetsbaar, in Nederland is de soort ernstig bedreigd, maar in Europa is ze momenteel niet in gevaar.

    Ondanks het feit dat volgens de voorspellingsmodellen het klimaat in België tegen 2050 veel geschikter zou worden voor de bosparelmoervlinder, lijken de kansen op een spontane her-kolonisatie in Vlaanderen klein.

    Het gebrek aan open plekken in voldoende grote bossen, het niet meer toepassen van hakhoutbeheer en het feit dat het een vrij honkvaste soort is, sluiten een her-kolonisatie zo goed als uit. De dichtstbijzijnde populaties liggen in Wallonië (Fagne-Famenne-Calestienne en Ardennen) en in Duitsland (Eifel).

     

    De zilveren maan komt voor in vochtige voedselarme graslanden.

    De soort heeft 2 generaties waarvan de eerste vliegt van midden mei tot midden juni en de tweede van midden juli tot midden augustus. De eitjes worden afzonderlijk afgezet op de waardplanten of op strooisel in de buurt van de waardplant, het ‘moerasviooltje’.

    De overwintering vindt plaats als half volgroeide rups in de strooisellaag. Ze verpopt in de vegetatie. Een vaak gebruikte nectarplant is de ‘echte koekoeksbloem’. De vlinders zijn vrij mobiel.

    De zilveren maan kwam vroeger verspreid voor in de oostelijke helft van Vlaanderen.

    Al sinds 1940 is er een gestage afname in de verspreiding van de soort. De laatste waarneming dateert uit 1995 (A-beekvallei – Grote-Brogel).

    Vanwege de geringe kans op her-kolonisatie is de herstelprioriteit laag. Volgens de voorspellingsmodellen zou het klimaat in België ook voor de zilveren maan in 2050 geschikt zijn.

    De dichtstbijzijnde populaties van de zilveren maan liggen in Nederland (ten zuiden van Amsterdam) en in Wallonië (ten oosten van de Voerstreek), maar ook daar gaat de soort achteruit. Spontane her-kolonisatie lijkt dan ook uitgesloten en door het ontbreken van voldoende grote geschikte biotopen en de hoge stikstofdepositie in Vlaanderen is herintroductie geen optie.











    06-08-2017 om 08:37 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tel de vlinders in je tuin!

     

    Geraadpleegde bron: Natuurpunt: Het Grote Vlindertelweekend [11de editie]

     

    Hoe is het gesteld met de vlinders in de Vlaamse tuinen deze zomer?

    Dat wil Natuurpunt graag te weten komen.

    Daarom nodigt de natuurvereniging iedereen uit om op 5 en 6 augustus de vlinders in je tuin te tellen en de resultaten door te geven.

     

    Loop een kwartiertje in de tuin en identificeer de vlinders die je opmerkt.

    Kies een zonnig moment, want dan fladderen de meeste vlinders in je tuin.

    Kijk hoeveel vlinders van een bepaalde soort je tegelijkertijd ziet en noteer de aantallen.

    Om 10.00 u telde je bv. 2 grote koolwitjes en om 11.00 u zag je er 3. Vul dan op het telformulier 3 in bij groot koolwitje.

     

    Op de website www.vlinderweekend.be vind je heel wat nuttige informatie om de telling goed voor te bereiden.

    Om je te helpen een atalanta van een oranje zandoogje te onderscheiden, zijn er verschillende hulpmiddeltjes, namelijk een zoekkaart, een poster met een overzicht van de meest voorkomende tuinbezoekers en het uitwisselingsplatform waarnemingen.

     

    Om je eigen vlindervriendelijke tuin te maken somt natuurpunt 10 tips op.

    Je kan ook gratis een vlindergids aanvragen.

     

    De koninginnepage is de grootste inheemse dagvlinder van Vlaanderen.

    Volwassen vlinders eten meestal nectar van bloemen. Er zijn ook vlinders die de zoete afscheidingen van bladluizen oplikken of smullen van rottend fruit. De rupsen van vlinders eten van een of enkele plantensoorten; dat noemen we hun waardplanten.  

    De meeste vlinders leven enkele dagen tot enkele weken. Soorten die als volwassen vlinder de winter doorbrengen leven langer en kunnen maanden leven. De citroenvlinder leeft het langst van alle inheemse dagvlinders en kan bijna een jaar oud worden.

    Vlinders overwinteren afhankelijk van de soort als eitje, rups, pop of volwassen vlinder. Elke soort heeft zijn vaste overwinteringsgewoonte en plekjes. Eitjes kan je vinden op waardplanten, rupsen en poppen tussen planten of dorre bladeren. Volwassen vlinders verstoppen zich tussen takken en bladeren en kunnen zelfs binnen overwinteren.

    In Vlaanderen leven nog 48 soorten dagvlinders; dat waren er vroeger 67. Bijna 1/3 van onze inheemse vlinders is dus al uitgestorven.

     

    Wil je een les of een activiteit organiseren over vlinders?

     

    Dat kan! Er zijn 10 lespakketten rond verschillende thema’s voor de diverse leeftijdsgroepen. Telkens is er een intra- of extra-muros les uitgewerkt.

    Elk pakket bestaat uit een module voor de lesgever en werkbladen voor de kinderen.

    De lespakketten werden ontwikkeld door de Nederlandse Vlinderstichting en bewerkt door de vlinderexperts van Natuurpunt.

    Deze zijn gratis te downloaden, enkel in digitale vorm. Op deze pagina van de website vind je ook het telformulier.

     

    Al maakt Wim Dekelver  doorgaans enkel foto’s van vogels, toch krijgen in de buurt fladderende blikvangers ook wel zijn aandacht. Kan je ze herkennen? Oefen alvast!











    01-08-2017 om 18:45 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Big brother is watching de gekleurmerkte bruine kiekendieven (vervolg art. 22/07)

     

    Geraadpleegde bron: Instituut Natuur- en Bosonderzoek (INBO) LifeWatch-Project ‘gezenderde vogels’

     

    Sinds 2011 coördineert het INBO een studie in Vlaanderen en Zeeland naar de ecologie van de bruine kiekendief.

    Het onderzoek leert ons meer over de relatie tussen landschapsgebruik, prooiaanbod en broedsucces. Het vormt een basis voor overleg en samenwerking met de landbouwsector. Naast het behoud van grasrijke landschapselementen is de boodschap het duurzaam garanderen van voldoende prooiaanbod door het optimaliseren van teeltkeuzes en het stimuleren van innovatieve systemen zoals ‘vogelakkers’ die inpasbaar zijn in moderne landbouw.

     

    De belangrijkste onderzoeksvragen van het bruine kiekendiefmerkenproject concentreren zich rond dispersie en habitattrouw. Sinds de start van dir deelproject in 2011 heeft men hierover al heel wat interessante en bruikbare gegevens kunnen verzamelen. Maar er is nog een vraag die ons al jaren bezighoudt en die gaat over de overwintering van ‘onze’ bruine kiekendieven.

     

    Plaatselijke waarnemingen, ringterugmeldingen en zendergegevens tonen aan dat Noord- en Noordwestelijke Europese populaties van bruine kiekendieven voornamelijk overwinteren in Westelijk Afrika, terwijl de zuidelijkere en zuidoostelijke eerder sedentair zijn of toch binnen Europa of in Noord-Afrika overwinteren.

     

    Elk jaar worden er echter ook in onze contreien tijdens de winter bruine kiekendieven waargenomen en enkele lokale concentraties bij (soms tijdelijke) slaapplaatsen opgemerkt.

    Ze herbergen echter zelden meer dan een 10-tal vogels. Een uitzondering hierop is de traditionele slaapplaats in het Verdronken Land van Saeftinghe, aan de Westerschelde in Zeeland. Die wordt sinds 1985 jaarlijks tijdens de wintermaanden geteld door de werkgroep Roofvogels Zeeland in samenwerking met de vogelwerkgroep van de Stelkluut.

    De aantallen wisselen maar de laatste 10 jaar worden geregeld maxima van meer dan 100 vogels geteld. 

    Dit is de meest noordelijk gelegen slaapplaats in Europa maar over de afkomst van de er overwinterende bruine kiekendieven was helemaal niets gekend. Het overgrote deel van de vogels heeft een eerstejaars- of wijfjeskleed.

    Zijn het verzwakte of laat uitgevlogen vogels uit noordelijke broedgebieden, die niet verder trekken of jongen van broedgebieden uit de omgeving?

    Bij de eerste wintertellingen in Saeftinghe leek het erop dat na een goed broedseizoen er ook meer bruine kiekendieven op deze winterslaapplaats aanwezig waren. Er werd dus voorzichtig geopperd dat dit misschien wel vooral plaatselijke vogels zouden zijn die in hun eerste winter gewoon in de omgeving van hun geboorteplaats blijven ‘hangen’.

     

    Inmiddels na winters vol spanning heeft men de bevestiging gekregen dat jonge vogels in onze regio blijven overwinteren. 

     

    Tot nu toe (juni 2016) heeft men al terugmeldingen van 30 verschillende gekleurmerkte kiekendieven. Daarvan zijn er 14 ‘nieuwe’ vogels, die men dus sinds ze als juveniel werden getagd, nog nooit als volwassen vogel heeft teruggezien. Er zijn nu ook al enkele 6de kalenderjaar vogels (getagd in 2011, het 1ste onderzoekjaar) die zijn teruggekomen. Men krijgt nog geregeld nieuwe meldingen van pleisterende of broedverdachte vogels. Zeker nu de meeste broedterritoria zijn ingenomen, is het belangrijk extra op te letten of er bij de broedende paren geen gekleurmerkte vogels zijn, want men probeert ook zoveel mogelijk  2de generatie jongen te kleurmerken. Dit kan immers op lange termijn nog meer inzicht geven in de dispersie van de soort.

    Het kleurenproject is er eentje van lange adem, maar jaar na jaar nemen de gegevens toe en leert men meer over de plaats- en habitattrouw van bruine kiekendieven.

    Men kan steeds meer adulte broedende vogels individueel opvolgen en zo een veel beter beeld krijgen van het paarvormingsgedrag in het vroege voorjaar. Men kan nagaan in hoeverre vroege paarbanden al dan niet behouden blijven.












    29-07-2017 om 18:27 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bruine kiekendief blijft het zorgenkind van het Linker-Schelde-oevergebied


    Geraadpleegde bron: Beestenboel: De bruine kiekendief [Dirk Draulans]

     

    De bruine kiekendief is een prachtige roofvogel, maar een zorgenkind van het natuurbehoud: zijn bestand neemt sterk af.

     

    Als je naar een meeuwenkolonie kijkt in een omgeving met bruine kiekendieven, weet je meteen dat er zo’n roofvogel passeert: alle meeuwen gaan krijsend de lucht in en de jongen duiken ogenblikkelijk in beschermende vegetatie.

    Toch is de kiekendief geen echte vogelvanger. Hij eet vooral muizen, ratten en konijnen.

    Zijn naam zegt meer over hoe de doorsneemens tegen roofvogels aankijkt dan over zijn gedrag.

     

    De bruine kiekendief is een zorgenkind.

    Tot de jaren 1970 broedden er in Vlaanderen jaarlijks amper een 20-tal koppels. Meedogenloze verdelging en schadelijke effecten van pesticiden dreven de dieren in de vernieling.

    Nadat beide problemen door diervriendelijke wetgeving onder controle waren gebracht, steeg de broedpopulatie naar ongeveer 150 koppels. De soort broedt in riet- of graanvelden.

    De vrouwtjes zijn donkerbruin met crèmekleurige vleugelranden en kop, mogelijk om niet op te vallen als ze op hun nest zitten. De mannetjes zijn gevarieerder van kleur, wellicht om indruk te maken op de vrouwtjes. Als ze een prooi hebben gevangen, geven ze die boven de nestplaats met een spectaculaire buiteling door aan hun eega.

     

    Sinds het begin van de jaren 2000 is het aantal broedkoppels van de kiekendief weer gehalveerd, hoewel andere roofvogels het goed doen. Dat is zorgwekkend.

    Oorspronkelijke broedgebieden in de Kempen tellen amper nog enkele exemplaren.

    De soort komt nog overwegend in poldergebieden in Oost- en West-Vlaanderen voor.

    Zelfs in regio’s die geschikt lijken voor kiekendieven, nemen de aantallen af.

    Om na te gaan of er kan worden ingegrepen, is er onder impuls van biologe  Anny Anselin  van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek [INBO] een studie opgezet.

    Elk jaar worden tientallen jonge kiekendieven met goed zichtbare vlaggetjes gemerkt.

    Dat bevordert het onderzoek naar hun verspreiding.

    In Nederland zijn er kiekendieven met dataloggers uitgerust: apparaten die registreren waar ze geweest zijn en de gegevens automatisch doorzenden aan registratietoestellen opgesteld in hun broedgebied.  Zo hoopt men inzicht te krijgen in waar het fout gaat.

    Mogelijk schuilt het probleem in een gebrekkig aanbod van geschikte voedselgronden in de broedgebieden. Hoe verder een vogel moet vliegen om te jagen, hoe minder jongen hij kan grootbrengen. Nederlandse gegevens wijzen uit dat kiekendieven graag jagen langs sloten en akkerranden.

    In ons geïndustrialiseerd  landbouwbestel zijn die meestal omgeploegd of bespoten, zodat er amper begroeiing is waarin kiekendieven prooien kunnen vinden.

    Vandaar dat er onder meer in de Waaslandpolders wordt gewerkt aan kiekendiefvriendelijke landbouw met bloemrijke akkerranden en gewassen als grasklaver en luzerne.

     

    De stromannen van de Boerenbond in het Vlaamse parlement waren er als de kippen bij om te eisen dat boeren voor die inspanningen dienen vergoed. Zo gaat dat met de meeste boeren: ze moeten worden betaald om een beetje natuurvriendelijk het land te bewerken. De ironie wil dat een van de bevlagde kiekendieven in Sierra Leone terechtkwam. Daar werd hij gevangen door een boer die uit de vangst een slaatje wilde slaan met de dood van de roofvogel tot gevolg.

    Immers, een deel van onze kiekendieven overwintert in West-Afrika; een klein deel probeert onze winters te doorstaan. De kiekendief is dus niet alleen bij ons slachtoffer van de boerende medemens.  

     

    De bruine kiekendief heeft een duidelijke voorkeur voor moerasgebieden.

    In Vlaanderen wordt vooral gebroed in rietvelden, langsheen kreken, sloten of kanalen.

    Door lage waterstanden en het uitblijven van een goed maaibeheer, raken steeds meer rietvelden echter overwoekerd door ruigtekruiden en struiken als vlier en wilg. Slecht nieuws voor de bruine kiekendief die een deel van zijn favoriete broedhabitat verloren ziet gaan.

    Een deel van de Nederlandse en vermoedelijke ook Belgische broedvogels overwintert in de estuaria van de Ebro en de Taag in Spanje, maar veel vogels steken via Gibraltar over naar Marokko om er te overwinteren in West-Afrika (Senegal, Guinea-Bissau, Sierra Leone, Ghana).

     

    Half maart, begin april keren de bruine kiekendieven terug naar de broedgebieden.

    Zodra beide partners aanwezig zijn, begint de balts. Die is echt spectaculair. Beide vogels voeren daarbij een acrobatisch luchtballet uit, draaiend rond elkaar; een adembenemend schouwspel. Enkele dagen erna wordt de nestbouw aangevat. De bruine kiekendief maakt een grondnest waarin tot 6 eieren kunnen worden gelegd.

     

    In 2011 werd een onderzoek opgestart om meer inzicht te verkrijgen in het broedsucces, de invloeden van habitatkeuze (moerassen of graanvelden) en het omgevend landschap, plaatstrouw en interacties tussen de populaties. Het project wou ook achterhalen waar de jonge kiekendieven vandaan komen die elk jaar in behoorlijk aantal in Zeeland – de noordelijkste overwinteringsplaats van de soort in Europa – overwinteren.

    Zijn dat vogels van bij ons?

    Trekt een gedeelte van de jonge vogels dan toch niet weg naar het zuiden?

     

    Het project bestudeert niet enkel de Vlaamse populatie: ook de nabijgelegen populaties in Zeeland en Noord-Frankrijk worden mee in het project betrokken. Het INBO coördineert het Vlaamse luik en doet hiervoor beroep op een aantal veldornithologen, die de broedplaatsen lokaliseren en de legsels opvolgen.

    In 2011 werd een aantal jonge vogels voorzien van vleugelmerken, de zogenaamde wintags.

    Dit zijn zachte, plastic rechthoekjes in verschillende kleuren, elk met een specifieke code.

    Elke vogel kan aan de hand van die unieke wintagcombinatie individueel worden herkend.

    Op deze manier kunnen de gevleugelmerkte bruine kiekendieven worden gevolgd en hoopt het INBO een aantal onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. In totaal werden in het kader van dit project (in Vlaanderen en Zeeland samen) al 92 exemplaren van vleugelmerken voorzien.

     

    De bruine kiekendief kent een sterk dalende trend sinds het begin van de monitoring.

    Ook internationaal deed de roofvogel het niet goed. De daling in de Waaslandhaven is echter sterker dan de internationale trend. Hiervoor kunnen verschillende oorzaken worden aangewezen.

    Enerzijds werden een aantal gebieden waar de soort broedde intussen ingenomen voor havenactiviteiten.

    Anderzijds raakte ook het resterend havengebied meer en meer versnipperd en daalden zowel het aantal kwalitatieve broedplaatsen als de oppervlakte beschikbaar foerageergebied.

     

    Wie eerder verschenen artikels en foto’s over de bruine kiekendief wenst te raadplegen, kan in het archief via de zoekrobot de volgende bijdragen opsnorren:

     

    11/06/2016       De bruine kiekendief

    27/08/2011       Een gracieuze zwever (bruine kiekendief)

    30/08/2011       Schatten van nesten (kiekendieven nestelen en broeden op de grond)











    22-07-2017 om 18:42 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    16-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De slangenarend

     

    De slangenarend is een grote imposante vogel die soms van naderbij kan worden gezien, als hij op een hoge paal op boomtop zit.

    In grote delen van zuidelijk Europa is dit één van de opvallendste roofvogels: een grote arend die veel tijd in de lucht doorbrengt. Het is een magnifiek zicht waarbij de lichte onderzijde prachtig het zonlicht reflecteert als hij tegen een helderblauwe lucht zijn zweefrondjes draait.

    Van dichtbij – wat vaker voorkomt dan bij andere grote arenden – toont de bandering van de onderzijde helder en strak, terwijl de grote, ronde gele ogen hem een doordringende, intelligente uitdrukking geven. De staart heeft 3 tot 4 brede donkere banden.

     

    Deze slangen etende arend is de Europese vertegenwoordiger van een groep die in Afrika gevarieerder is. Ze worden gekenmerkt door een grote uilachtige kop, die doorgaans bruin is alsof die een bivakmuts draagt, gele ogen en krachtige, naakte poten. De lichaamslengte varieert tussen 62 en 68 cm; de spanwijdte reikt tussen 160  en 180 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 1.5 en 2.5 kg.

     

    De jachtvluchten zijn lange en hoge patrouilletochten boven open ruimtes en warme met struiken begroeide hellingen, onderbroken door frequente periodes waarbij de slangenarend al biddend de omgeving afspeurt. De arend staart intens naar de grond, met de kop in de wind. Met gespreide, naar beneden wijzende staart en gespreide vleugels of slaand in een bijna verende actie – afhankelijk van de heersende wind – fixeert hij een slang of hagedis, of soms bij slecht of nat weer een klein zoogdier (ratten, muizen). Daarna laat hij zich als het ware op zijn prooi vallen. Soms stort hij zich van grote hoogte met uitgestoken poten, borst naar voren en kop teruggetrokken in een duikvlucht op zijn prooi.

    Op andere momenten jaagt hij vanaf een zitpost, vaak een hoogspanningsmast. Tot zijn prooien behoren gladde slangen, ringslangen en minder vaak adders, die hij kenmerkend achter de kop grijpt en naar een zitpost draagt om hem te doden.

     

    Net als andere arenden en buizerds baltst de slangenarend door diep golvend over zijn broedgebied te vliegen. Paren vliegen vaak samen, met gesloten staart, kop naar voren en vleugels vlak en recht uitgestrekt om een duidelijk kruis te vormen. De diverse roepen doen denken aan de schelle kreten van meeuwen.

     

    In het voorjaar keren de arenden terug naar dezelfde locatie en vormen een paar voor het leven.

    Samen bouwen ze een nest van takken in een hoge boom, zoals een eik. Er wordt slechts één ei uitgebroed, grotendeels door het vrouwtje gedurende 45 – 47 dagen. Het jong vliegt na 10 weken uit. Het is geslachtsrijp na 3 tot 4 jaar.

    In de herfst trekken alle Europese slangenarenden naar Midden-Afrika, met een geconcentreerde trek bij Gibraltar en de Bosphorus in augustus en september. De adulte vogels keren terug in maart of april.

     

    De slangenarend vertoont enige gelijkenis met de visarend, maar deze laatste heeft meer hoekige vleugels, een afgetekende donkere polsvlek en een donkerdere bovenzijde.

     

    Wim Dekelver kon in het Groot Schietveld in Brecht een 4-tal slangenarenden zien ronddwalen. Dat is geen toeval; het is namelijk één van de weinige plekken in Vlaanderen waar nog adders zitten. Lang blijven de roofvogels niet hangen in ons land. Vooral tijdens de zomermaanden komen jonge slangenarenden op bezoek. Wanneer in de herfst slangen en andere prooidieren zich klaarmaken voor een winterslaap, trekt de slangenarend terug naar het zuiden om er te overwinteren. Zonder voedsel maakt de slangenarend dan ook geen kans om te overleven. Broeden doet de slangenarend in de zuidwestelijke helft van Frankrijk en Spanje (waar wellicht de ‘onzen’ vandaan komen) en Noordwest-Afrika, in de Balkan over Turkije tot Iran en noordwaarts tot in het meest westelijke deel van Rusland ter hoogte van Estland. In onze streken zijn dan ook vooral jonge exemplaren terug te vinden. Om te broeden is het voedselaanbod hier te beperkt, maar voor jeugdige uitstapjes is het best oké. Meestal worden de roofvogels hier gespot in hun tweede levensjaar. De kans dat een jonge slangenarend het jaar nadien naar ons land terugkeert, is dus eerder klein.











    16-07-2017 om 18:56 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    09-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nuttige insecten leren waarderen

    Geraadpleegde bron: Trouw: Professor Dave Goulson: Als we de insecten kwijtraken, ontstaat er echt chaos [Paul de Vries]

     

    Professor Dave Goulson zet zich in voor het behoud van insecten, met name voor bijen, wespen en hommels.

     

    De hoogleraar biologie aan de universiteit van Sussex is in Nederland om bekendheid te geven aan zijn jongste boek ‘De vlucht van de hommel’.

    Hij probeerde ooit vogelaar te worden, maar hij had geen goed oor voor vogelzang. Vlinders waren zijn eerste liefde, omdat ze zo mooi zijn tot hij zich realiseerde dat ze best saai zijn en een beetje dom ook. Niet te vergelijken met bijen en hun sociale organisatie, leefwijze en gedrag.

    Weet je dat bijen een bloem overslaan als ze ruiken dat die net bezocht is door een andere bij?

    Dan is er namelijk niets meer te halen.

     

    Er bevindt zich een hele wereld onder onze neus waarvan we vrijwel niets weten. Al die beestjes die gewoon hun leven leiden in onze tuinen en huizen, terwijl de meeste mensen er totaal geen erg in hebben. Er zijn ongeveer 10 miljoen diersoorten op aarde en de meeste daarvan zijn insecten.

    De meeste daarvan hebben we nog niet eens een naam gegeven, laat staan dat we weten wat ze doen. We hebben nog zó veel te ontdekken.

    Inmiddels weet wel iedereen dat hommels en bijen nuttig zijn voor ons. Driekwart van onze gewassen heeft bestuiving nodig. Anders hebben we geen frambozen, aardbeien, tomaten, koffie.

     

    Dave Goulson gebruikt bijen als vertrekpunt om uit te leggen hoe belangrijk insecten zijn voor ecosystemen. Ze recycleren mest, maken de grond vruchtbaar, ruimen dode dieren op. Maar nuttig of niet, ook bijen gaan in aantal schrikbarend achteruit.

    Het is treurig vast te stellen dat we zelfs voor insecten geen ruimte over laten. We nemen zoveel landschap in beslag. Onze steden zijn niet vriendelijk voor insecten en onze industriële landbouw met al die pesticiden en monocultuur van gewassen evenmin.

     

    Er wordt gedacht aan drones om gewassen te bestuiven …

    “Robotbijen, volslagen krankzinnig!”, meent Goulson.

    De gedachtegang lijkt te zijn: het gaat niet goed met bijen; we maken een robot om ze te vervangen, mochten ze toch ooit helemaal verdwijnen.

    Dan kunnen we ondertussen doorgaan met al die chemicaliën in de landbouw. Maar zo’n robot maken kost geld en materiaal en ze zullen lang niet zo goed werken als bijen.

    Bestuiven dat doen bijen al zo’n 120 miljoen jaar, dus ze zijn inmiddels behoorlijk gespecialiseerd.

    En ze doen het nog gratis ook! Dit kan moeilijk als een serieus alternatief worden bestempeld.

     

    Insecten zijn belangrijk en interessant

     

    Je kan mensen wijzen op de gave kanten van insecten, je kan ze dingen uitleggen, maar eigenlijk wil de hoogleraar iedereen aansporen om naar buiten te gaan en gewoon te gaan zitten in het veld, in een bos of in de tuin. Ga het zelf ervaren in plaats van er boeken over te lezen.

    Dave Goulson wordt nog veel gevraagd voor ‘bug hunts’.

    Dan trekt hij met een groep kinderen met potten en netjes de natuur in om sprinkhanen en oorwormen te vangen. Pret verzekerd! Vijfjarigen zijn dol op insecten. Maar tieners vinden er niets aan. Ze vinden ze vies en eng en willen vooral alles doodtrappen. Ergens is het dan misgegaan.

    Lekker op ontdekking gaan in het bos, in bomen klimmen, ravotten en vuil worden, het gebeurt almaar minder. Vandaag de dag wonen de meeste mensen in steden en komen ze nog nauwelijks in contact met de natuur. Men vindt het al snel onveilig of onhygiënisch. Je kan tegenwoordig gel kopen om je handen te wassen zodra je een dier hebt aangeraakt. We zijn daarin wel een beetje paranoïde geworden.

     

    Om insecten te helpen moeten we vooral dingen laten. Niet meer zo vaak maaien, niet zo veel gif gebruiken, stukjes land even met rust laten. Wonderbaarlijk hoe snel de natuur dan opveert en de biodiversiteit op zo’n plek toeneemt.

    Zelf bijen houden in de stad is ook trendy geworden. Maar een groot probleem voor de bijen is dat er nog maar zo weinig bloemen voor ze zijn. Als iedereen bijen gaat houden, hebben we straks een grote populatie ondervoede en kwetsbare bijen.

    Plant liever bloemen, daar help je de bijen echt mee. Al is het een enkele bloempot op je balkon op vier hoog, bijen weten die wel te vinden.

     

    Bij bedreigde dieren denken we altijd aan olifanten, tijgers, ijsberen. Als de reuzenpanda zou uitsterven, zou dat vreselijk zijn, maar de bossen van China zouden het overleven.

    Maar als we insecten kwijtraken – bijen, hommels, mieren, vele andere soorten – ontstaat er echt chaos. Dat realiseren we ons niet. We maken ons alleen zorgen over de economie. Maar zonder bestuiving en vruchtbare grond heb je geen economie meer. It’s the little things that run the world.











    09-07-2017 om 18:21 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    04-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het tinnen jubileum van de blog

     

    Een terugblik naar het prille begin, onthult dat het aanlokkelijk aspect van de educatieve blog niet meteen denderend was.

    De gekozen thema’s misten verhelderende beelden en kwamen bij de verkennende lezer allicht nogal saai over.

     

    Voorheen had ik gedurende 3 jaar bij de bewoners van de Kille Meutel de aandacht voor huismussen en populaire tuinvogels met geïllustreerde nieuwsbrieven wat aangezwengeld.

    Onder de geïnteresseerde omwonenden ontstond een kern, die zich naast de observatie van bekende gevederde tuinbezoekers, na alarmerende berichten over de spectaculaire daling van huismussenpopulaties, ook ontfermde over het (nood)lot van onze trouwe cultuurvolger.

     

    Deze vrijwillig samengestelde huismussenwerkgroep heeft in de luchthavengemeente in samenwerking met verscheidene partners al veelvuldige acties ondernomen om de bestaande huismussenpopulaties mee te helpen in stand houden.

    Je kan de initiatieven van de Kille Meutel Vogelvrienden rond de actie; ‘Red de Zaventemse Straatket!’ terugvinden via de zoekrobot. Je hoeft maar ‘huismus’ in te tikken om alle artikels, opgenomen in het archief, op te snorren.

     

    Daar waar het eertijds volstond jaarlijks een 4-tal nieuwsbrieven te verdelen, legde ik mij vanaf 04/07/2007 de discipline op geregeld een artikel te posten en vanaf 2009 minstens wekelijks een bijdrage te leveren. Uiteraard was het geen optie om enkel over de huismus te rapporteren, daar we tijdens onze kernmeetings al eerder hadden ondervonden dat je de belangstelling niet louter kan scherp stellen op onze trouwe mensenvriend.

    Toch gaan de bijdragen hoofdzakelijk over vogels, maar ook over andere vliegende dieren, zoals vleermuizen, vlinders, libellen, bijen, hommels, zelfs vliegende vissen, … Andere thema’s die aan bod komen, zijn: nestgelegenheid, gedragspatronen, vliegtechnieken, milieuzorg, evolutieleer, bedreigde of nieuwe natuurgebieden, milieuvriendelijke projecten, de historische afkomst van de benaming ‘Kille Meutel’, limericks, haiku’s, quizwedstrijden en nog meer.

    Op die manier lukte het langzamerhand om ieder weekend met ‘wat nieuws’ uit te pakken, ook omdat ik vanaf toen kon rekenen op het knappe beeldmateriaal van goede vriend en natuurfotograaf, Wim Dekelver. De kwalitatieve blikvangers zorgden vrij snel voor een gevoelige toename van het aantal bezoekers.

     

    Het is fijn dat in de loop der jaren het aantal lezers exponentieel is toegenomen en een schare trouwe bezoekers geregeld hun waardering uiten.

    Momenteel hebben meer dan 100 000 natuurfans en vogelliefhebbers de blog bezocht, die inmiddels 570 artikels en 2 780 foto’s telt.

    Voor de statistici onder jullie, kan ik nog verklappen dat de bezoekers uit Nederland (47.2%), België (46.7%), Verenigde Staten, Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Israël, Italië, Spanje en Zweden (top 10) komen. Doorgaans raadplegen ze op zondag en maandag tussen 13.00 en 19.00 u het vaakst de gepubliceerde artikels.

    Het is niet altijd evident een pakkende of uitnodigende titel te bedenken, maar dan maken de fascinerende beelden dat weer goed. Ik ben dan ook de gulle schenkers van prachtig en vaak uniek fotomateriaal bijzonder dankbaar.

     

    Toen ik ook Facebook en Twitter inschakelde om mijn volgers attent te maken op pas verschenen publicaties kreeg de blog nog meer aandacht en vandaag ben ik trots te mogen vermelden dat Birdyfans heel frequent in de top 20 staat van de meer dan 6 000 bestaande educatieve blogs op www.bloggen.be

    Leuk ook is als je de lezer via een weblink naar een wetenschappelijk rapport of aanvullend filmfragment (YouTube) kan loodsen. Het educatieve concept van mijn blog is wellicht nog voor verbetering vatbaar, want de perfectie haal je nooit. Je kan altijd via ‘Laatste commentaren’ of via ‘Voeg berichtje toe’ reageren en suggesties formuleren.











    04-07-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    02-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De magie van Harry Potter is een vloek voor de uilen


    Geraadpleegde bron: De Standaard [Lotte Alsteens]

     

    ‘Hedwig’ was bij momenten niet meer dan een veredelde postduif. Toch inspireerde het personage heel wat Harry Potter-fans tot een impulsaankoop: een uil als huisdier.

     

    Al in 2010 rapporteerden wetenschappers dat de wilde uilenpopulaties in India onder druk staan door het succes van de boeken en de films. Schrijfster J.K. Rowling voelde zich genoodzaakt een verklaring af te leggen:

     

    “Als het waar is dat mensen door het lezen van mijn boeken denken dat een uil gelukkig is wanneer hij opgesloten zit in een kleine kooi, in een huis, dan wil ik bij deze graag zeggen, zo krachtig als ik kan: Doe het niet alsjeblieft!” 

     

    Ook bij ons hadden de Harry Potter-films een stevig impact.

    “Het hoogtepunt is wellicht voorbij, maar we spreken vandaag nog steeds van een ‘Harry Potter-effect’”, zegt Inge Buntinx van Vogelbescherming Vlaanderen.

    Daarmee bedoelen we, in de brede zin, het effect op kinderen wanneer roofvogels worden getoond in een publieke context, op de arm van mensen of terwijl ze kunstjes uitvoeren. Het wekt de indruk dat deze vogels geschikte gezelschapsdieren zijn en maakt dat kinderen aan hun ouders vragen om een roofvogel te houden.

     

    ‘Alleen uilen kopen echte uilen’, ging de slogan die Vogelbescherming Vlaanderen enkele jaren geleden lanceerde. Hoeveel uilen er vandaag in gevangenschap worden gehouden, is niet bekend, omdat er veel niet via de officiële weg worden verhandeld. Maar wat we wel kunnen vaststellen, is dat het aantal evenementen met roofvogels blijft toenemen. Roofvogelshows, het aanvliegen van ringen op een huwelijksfeest, het poseren voor foto’s als attractie op bedrijfsfeesten, … je kan het zo gek niet bedenken, het bestaat!

     

    “Wij zouden willen dat dit ophoudt; dat er strengere regels komen; dat gemeenten de evenementen tegenhouden. Roofvogels, waaronder uilen, zijn enkel thuis in het wild.”

     

    Inge Buntinx wijst erop dat gedomesticeerde roofvogels volledig uit hun ecologisch verband zijn gerukt. De sneeuwuil – ‘Hedwig’ van Harry Potter – is ook hier te koop, terwijl het om een Scandinavische soort gaat die lagere temperaturen gewoon is. Maar dat is lang niet het enige probleem. Vele Harry Potter-fans namen genoegen met een kerkuil, die wel thuis is in België en toch redelijk op de sneeuwuil lijkt. De opvallende kerkuil, met zijn hartvormig gezicht en gitzwarte ogen is bovendien een kleine soort die als gemakkelijke ‘beginnersvogel’ geldt. Maar ook kerkuilen zijn niet gelukkig als huisdier.

    Ze worden overdag actief gehouden, terwijl het nachtdieren zijn. Hun hormoonhuishouding wordt daardoor in de war gestuurd en zo ook hun levenswijze.

    Bovendien worden ook bij ons uilen in het wild gevangen.

    Af en toe wordt melding gemaakt van opengebroken nestkasten, waaruit de jongen van de kerkuil zijn verdwenen. Niet dat ze de dieven veel geld opleveren, want ze zijn voor een prijsje te vinden op tweedehandssites. Een roofvogel is vaak een impulsaankoop, die mensen snel beu geraken.

     

    Visie van Vogelbescherming Vlaanderen op het houden van roofvogels in gevangenschap

     

    Uilen en roofvogels horen in het wild, niet in gevangenschap. Ze vervullen een belangrijke taak in de natuur. Daarom horen ze niet thuis in een kooi of vastgeketend aan een blok. Roofvogels zijn geen schoothondjes die je kunstjes laat uitvoeren. Roofvogels en uilen in gevangenschap houden, veroorzaakt heel wat dierenleed:

     

    ·         roofvogels stellen hoge eisen aan hun leefomgeving, dit door hun opmerkelijke bouw en levenswijze. Zelfs al zijn roofvogels in gevangenschap geboren, ze wennen nooit aan het leven in een kooi of huiskamer;

    ·         vandaag willen mensen nog steeds zo’n prachtige roofvogel in huis halen. Hierdoor zijn ze mede verantwoordelijk voor heel wat dierenleed en illegale praktijken. Handelaars, die het niet nauw nemen met de wet, roven eieren of jonge roofvogels uit het nest. Sommige mensen doen alles om geld te verdienen op de kap van dieren.

    ·         roofvogels benutten elke kans om te ontsnappen, … op weg naar de vrijheid en een leven waarin ze hun vleugels kunnen uitslaan. Helaas hebben ze niet geleerd hoe een muis te verschalken. Vaak raken ze met de riempjes om hun poten verstrikt in een boom. In beide gevallen sterven ze langzaam van de honger.

     

    Deze wantoestanden kunnen we niet langer dulden!

     

    De foto’s van de kerkuil zijn van  Tim White











    02-07-2017 om 17:52 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    26-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gezocht: Vlaams Boerenhart voor de akkervogel

     

    Geraadpleegde bron: De Standaard [Inge Ghijs]

     

    Steeds meer Nederlandse boeren tonen hun hart voor vogels en leveren inspanningen om ze te beschermen. Een andere aanpak dringt zich ook in Vlaanderen op.

    ‘Het geluid van de veldleeuwerik zou in het DNA van de Vlaamse boer moeten zitten.’

     

    De Nederlandse boer Henk Pelleboer heeft een weiland van 54 ha als een soort mozaïek.

    Op een deel grazen zijn 175 koeien, een ander deel ligt er kortgeschoren bij, daartussenin bevinden zich stroken land met hoog grasland vol bloemen.

    Het contrast met zijn buurman is groot; alle weiland is er even kort geschoren.

     

    “Ja, zo kan het ook natuurlijk, 3 uur werk en klaar! Maar het is niet goed voor het bodemleven en er blijft geen vogelnest meer over”, zegt Pelleboer.

    Toch verkiest hij dit natuurinclusief boeren, want het geeft hem meer voldoening en het is beter voor de mensen en de natuur.

    Boeren met aandacht voor de natuur, zodat je de biodiversiteit in stand houdt, de bodem gezond en de negatieve effecten van landbouw op het milieu verkleint.

    Toen Pelleboer op zijn 35ste de melkveehouderij van zijn ouders overnam, koos hij voor bio, maar hij had ook een hart voor vogels. Als hij zijn grasland maaide en hij vond een vogelnest, dan maaide hij eromheen. Maar hij wilde meer doen en zocht contact met Vogelbescherming Nederland.

     

    Sindsdien staat zijn weidebeheer volledig in het teken van de grutto’s, tureluurs, wulpen en kieviten. Hij begint laat in het voorjaar te maaien. Vrijwilligers helpen hem om de nesten op te sporen, zodat hij weet waar hij wel en niet kan maaien.

    Hier en daar ligt een plas dras: een lager gelegen stuk dat van april tot augustus onder water staat, zodat vogels worden aangetrokken en er vlakbij kunnen broeden en voedsel zoeken.

    Eén derde van zijn grasland maait hij extreem laat, pas na 15 juni. Immers, het is niet alleen belangrijk dat er eieren worden uitgebroed, de jongen moeten ook groot genoeg zijn om te kunnen uitvliegen. Opdat jonge vogels voldoende voedsel zouden kunnen vinden, is 1/3 van zijn weiland kruiden- en bloemenrijk grasland.

     

    Die manier van werken is arbeidsintensief en kost dus geld. Ook kan Pelleboer minder vaak maaien. Een gemiddelde boer doet dat 5 keer per seizoen, om hooi te maken voor zijn koeien in de winter, hij 4 keer. Maar omdat hij inspanningen doet om de bedreigde weidevogels te beschermen, krijgt hij een vergoeding van de overheid.

    Eén derde van zijn grasland bestaat uit kruidig grasland. Met de melk die de koeien, die daarop grazen, leveren, produceert een kaasmakerij vlakbij weidekaas. Eén euro per verkochte kilo kaas gaat naar een apart fonds, waar Vogelbescherming Nederland extra investeringen mee doet in de uitbreiding van het weidevogelgebied bij Pelleboer. Omdat hij een bioboer is, krijgt hij meer voor zijn biomelk.

     

    De resultaten van zijn inspanningen mogen er best wezen. In 2009 telde Pelleboer nog 22 weidevogelnesten, nu zijn er 85.

    Ondertussen zijn er in Nederland naast Pelleboer nog zo’n 100 weidevogelboeren.

    Zijn ervaring is dat boeren zich verantwoordelijker voelen voor de natuur en elkaar daar ook over aanspreken. Als de boeren hun plek in de samenleving willen behouden, moeten ze inspanningen leveren en daar hoort weidevogelbeheer of natuurbeheer bij, als er tenminste financiële middelen tegenover staan.

    Besprekingen op verscheidene niveaus over het nieuwe toekomstige Europese landbouwbeleid gaan daar ook over. De platte hectaresteun (subsidies afhankelijk van hoeveel hectare je als boer in je bezit hebt) zou niet meer van deze tijd zijn. Landbouwers zouden, behalve voor de productie van voedsel ook moeten worden vergoed voor zorg voor de natuur en voor vogels.

     

    Uit het jongste rapport van Birdlife International blijkt dat 1/3 van alle Belgische broedvogels op Europese schaal bedreigd zijn. Vooral weide- en akkervogels zijn er slecht aan toe. Door de intensivering van de landbouw verliezen ze broedgebied en voedsel. Europa heeft jaren geleden al beslist dat Nederland een inspanning moet leveren om de weidevogels in stand te houden en Vlaanderen de akkervogels.

    Ook in Vlaanderen kunnen landbouwers in ruil voor Europese subsidies hun steentje bijdragen om de akkervogels te beschermen met kruidengrasstroken aan akkerranden en door later te maaien. Maar voorlopig blijft het succes uit!

     

    De afgelopen 7 jaar waren er 14% minder veldleeuweriken, 20% minder kieviten en 23% minder patrijzen, terwijl die vogelbestanden al sterk waren achteruitgegaan.

    Zo is ook de grauwe gors bijna uitgestorven; er zijn nog amper 82 broedparen in heel Vlaanderen.

    Natuurpunt vreest dat de uitbreiding van het aardappelareaal, zoals die nu bezig is, de doodsteek voor de veldleeuwerik zal worden. Hij vindt er in tegenstelling tot graanakkers geen voedsel.

     

    Ook in Nederland lukken niet alle maatregelen, maar het agrarische natuurbeheer is er beter onderbouwd. In Vlaanderen weet men dat het zo niet verder kan maar de staving met cijfermateriaal ontbreekt en er is een gebrek aan begeleiding.

    Het is ook een stuk cultureel bepaald. De grutto is een algemeen bekende vogel en zijn geluid zit in het DNA van de Nederlandse boer.

    Geldt hetzelfde voor de Vlaamse boer? Zit het geluid van de veldleeuwerik zijn DNA?

     

    Als zij verdwijnen is het een teken dat ons ecosysteem verstoord is. Terwijl een gezond ecosysteem belangrijk is voor de voedselproductie. De vogels hebben ook een niet te onderschatten invloed op ons welzijn.

    Wie de bedreiging dat vogelsoorten uitsterven niet ernstig neemt, is vergeten wat de kanarie in de mijnen overkwam wanneer de luchtkwaliteit in de schachten plots verontreinigd was.

    De weide- en akkervogels zijn de geluidsband op het platteland.

    Helaas realiseren we ons dat pas als het doodstil is op de akkers en velden.











    26-06-2017 om 20:35 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waterralkuikens zijn geen rasechte nestvlieders  


    Bij het waarnemen van 3 tot 4 dagen oude kuikens van de waterral valt op dat de kuikens niet rechtop staan of rondlopen in het nest. Ze liggen dicht tegen elkaar aan met de pootjes onder de buik, de hals enigszins gestrekt in het nest. Wanneer je dicht bij het nest komt, weerklinkt doorgaans een felle en heftige alarmroep van de adulte rallen. Dan werken de kuikens zich zo vlug mogelijk met krabbende en strekkende bewegingen binnen enkele seconden naar de rand van het nest en tuimelen er vervolgens vaak overheen. Er is dan immers levensgevaar.

    Ze vluchten dus niet lopend uit het nest.

    Toch ontbreekt het hun niet aan spierkracht, want de lichaampjes worden door de als hefbomen werkende pootjes, waarbij de nageltjes van de tenen op verscheidene plaatsen in het nestmateriaal vasthaken, uit het nest geduwd.

    Al hebben waterralkuikens, als ze uit het ei komen, een compleet nestdonskleed, toch lijken ze de eerste 4 tot 5 dagen op het nest te verblijven met een adulte ral alvorens het te verlaten.

    Het poetsen van het donskleed vangt aan vanaf de 4de dag, waarbij de kuikens evenwel vaak het evenwicht verliezen, evenals bij het krabben.

    Vanaf de 5de dag zijn de juvenielen in staat te hurken en te staan.

     

    Het nest ligt meestal goed verscholen tussen of op de vegetatie. De slordige kom is gemaakt van droge riethalmen en verdorde bladeren van oeverplanten. Het nest wordt gecamoufleerd door de omliggende rietstengels omlaag te trekken. De 6 tot 12 eieren worden door beide ouders in 3 weken uitgebroed. De kuikens zijn zwart, zoals bij de meeste rallen. Vaak wordt ook nog een tweede broedsel uitgebroed in juli.

     

    Zoals eerder beschreven werken bij enig onraad de kuikens zich meteen uit het nest over de rand. Vallen ze in het water, dan kunnen ze blijkbaar meteen drijven en wegzwemmen en zich vervolgens verstoppen. Staat er geen water rond het nest, dan liggen zij eerst hulpeloos tussen de vegetatie of op de grond te spartelen om zich vervolgens, zo vlug als mogelijk, onder plantenmateriaal te verbergen. Als de omgeving weer veilig is, worden de kuikens door de ouders op het gehoor, door uitwisseling van geluid, teruggevonden. Vervolgens beetgepakt met de snavel en in het nest gelegd. De ouders pakken namelijk het kuiken achter de kop bij het nekvel vast en dragen het ergens naartoe.

     

    Vooral nertsen zijn een gevreesde vijand, omdat die eieren en jongen stelen. Maar ook katten en grotere vogels, zoals de roerdomp, de oehoe, de velduil, de bosuil, de torenvalk of de blauwe reiger zijn geduchte rovers.

    Toch is het verlies aan nesten en eieren vrij gering. Enerzijds is dat te wijten aan het feit dat de broedende waterral niet goed zichtbaar is, anderzijds doordat de dreigende predator zeer gewiekst wordt afgeleid. Immers de waterral trekt alle aandacht naar zich toe door zich opdringerig, luidruchtig en zichtbaar te gedragen tegen de indringer. Op die manier wordt de vijand van het nest weggelokt.

     

    Het bewijst nog maar eens hoe lovend de inspanningen zijn van onze senior huisfotograaf, die geen enkele moeite ontziet om mij en de talrijke vogelliefhebber op prachtige foto’s te trakteren.

    Binnenkort zullen 100 000 bezoekers deze blog hebben geraadpleegd en dat is dan ook in grote mate de verdienste van Wim Dekelver

     

    Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot de volgende bijdragen opsnorren:

     

    14/01/2011        De waterral

     

    17/10/2016       De schichtige waterral











    18-06-2017 om 18:59 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boerenzwaluwen helpen

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen – Mens & Vogel 2009 – 2

     Jenny De Laet

     

    Op het ogenblik dat de mens overstapte van een jagersbestaan naar een gevestigd landbouwerbestaan, evolueerde de boerenzwaluw van een grottenbroeder naar een broedvogel van het platteland met een voorliefde voor veestallen.

    Tot de jaren ’70 werd een doorsnee boerderij gekenmerkt door donkere en vrij lage stallingen met ruwhouten balken die een goede aanhechting boden voor zwaluwnesten; dit in tegenstelling tot de huidige metalen constructies.

    De stallen waren omringd door open terrein dat de boerenzwaluw de mogelijkheid bood om voedsel en nestmateriaal, zoals modder of klei met mest of strootjes te verzamelen.

    De mestvaalt lag meestal ook in de onmiddellijke omgeving van de stallen. Kleinschalige kruidenrijke graslanden met grazend vee zorgden voor een rijk en gevarieerd insectenaanbod om er de jongen mee groot te brengen. Dat alles bezorgde de boerenzwaluw de primaire voorwaarden tot broeden.

     

    De moderne landbouwbedrijven raken echter in toenemende mate ongeschikt voor zwaluwen. De boerenzwaluw mag dan wel als een cultuurvogel bij uitstek gelden, de drastische veranderingen binnen de landbouwwereld volgen elkaar zo snel op dat dit dappere acrobaatje het allemaal niet meer kan volgen. De huidige landbouwbedrijven zijn te groot, te veel verlicht, te netjes, te giftig en ontoegankelijk.

    Door monotone graslanden, ontwatering en vee dat meer en meer – tot zelfs permanent – op stal moet blijven, ontstaan slechtere foerageeromstandigheden in de omgeving van de nestplaats.

    Boerenzwaluwen die ondervinden dat er te weinig voedsel is om hun jongen groot te brengen, stappen over op broedreductie en laten de kleinste of zwakste jongen gewoon doodgaan.

     

    Gerichte acties zoals het spannen van draden, waarop de zwaluwen post kunnen vatten, het aanleggen van modderpoeltjes, het plaatsen van kunstnesten, zijn absoluut noodzakelijk als beschermingsmaatregelen.

    Maar deze kunnen slechts optimaal werken indien ook de primaire voorwaarden niet uit het oog worden verloren. Heel wat stallingen vertonen tegenwoordig sporen van een verdwenen broedkolonie.

    Traditioneel werkende boerderijen, hobbyboerderijen, maneges, … bieden nog steeds belangrijke potentiële broedplaatsen voor zwaluwen. Omdat de boerenzwaluw liefst binnen broedt, moet de broedruimte vanaf begin april de hele dag toegankelijk zijn. Laat bv. de deur van garage, paardenstal of schuur openstaan. Een raampje openzetten kan ook of maak juist onder de dakgoot een zogenaamd vlieggat. Bij een houten schuur volstaat een luikje van 15 cm hoog en 13 cm breed. Het uitgezaagde plankje kan je terugzetten zodra de zwaluwen in september terug naar Afrika zijn vertrokken.

     

    De boerenzwaluw moet ook nestmateriaal vinden om een oud nest te renoveren of een nieuw te maken. Giet op een modderige plaats op het erf (tijdens een droge lente) nu en dan water zodat in het vroege voorjaar steeds nestmateriaal aanwezig is. Je kan ook wat modderige klei verzamelen in een ondiepe bak, schaal of vuilniszak en deze wat ingraven.

     

    Maar de moeilijkste primaire factor is en blijft natuurlijk voedsel in de vorm van vliegende insecten. Grazend vee, een gediversifieerd weidelandschap of bloemrijke akker- of grasranden en een gevarieerde haagkant zijn stuk voor stuk elementen die insecten aantrekken en voldoende voedsel verzekeren voor onze broedende zwaluwen.

     

    Kleinere, gemengde familiebedrijven verdwijnen de laatste jaren aan een razendsnel tempo en worden vervangen door grote, industriële landbouwbedrijven met grote ligboxstallen en loopstallen.

    Het overmatig pesticiden-gebruik heeft natuurlijk ook een belangrijke negatieve impact.

    Een nest met 5 jongen heeft dagelijks ongeveer 6 000 insecten nodig. Per week verslindt een boerenzwaluw maar liefst 50 000 insecten. Er is dus geen enkele spuitbus die daar tegen op kan.

     

    Grote bedrijfstallen (ligbox- en loopstallen) met een metalen geraamte hebben het nadeel dat de balken geen goede aanhechtingsplaats vormen voor de kleinesten van de boerenzwaluw.

    Bij wisselende temperaturen krimpt en rekt het ijzer zodat de nesten kunnen loskomen en afvallen.

    Uit onderzoek bleek dat dit vooral gebeurde tijdens de jongerenfase wanneer de ouders aan het nest hangen om te voeren en de jongen zich over de nestrand strekken.

    Open loopstallen zijn ook beter bereikbaar voor predators, zoals ekster, steenuil en kerkuil.

    Hoe meer boerenzwaluwenkoppels in een stal hoe efficiënter ze een predator kunnen verjagen door hun typische ‘mobbinggedrag’ waarbij ze in groep de predator verjagen.

    Nesten in open loopstallen zijn tenslotte meer onderhevig aan temperatuurschommelingen en tocht. Vooral jonge boerenzwaluwen ondervinden een sterke afkoeling wanneer een koude luchtstroom langs het dak scheert.

     

    Jonge vogels die uitvliegen, staan voor de gevaarlijkste periode in hun leven en dat geldt evenzeer voor jonge boerenzwaluwen. In juli en vooral augustus ondernemen ze ongeoriënteerde vliegbewegingen. In 10 dagen kunnen ze zich op die manier al verplaatsen over een afstand van 25 tot 30 km. Ook volwassen vogels kunnen zich reeds in augustus in beweging zetten. Hun verplaatsingen hangen meestal samen met het opzoeken van een gekende, gunstige slaapplaats, die tot 40 km van de broedplaats kan liggen.

     

    Aangezien jonge vogels vrijwel nooit terugkeren naar hun geboorteplaats, zouden zij deze zwerfperiode kunnen benutten om uit te kijken naar potentiële plaatsen waar ze later zelf kunnen broeden. Daarom spreekt men ook wel over ‘ontdekkingsdispersie’. Toch dekt deze term de lading niet volledig omdat ook een aantal oudervogels een zwerfperiode onderneemt.

    Pas in september neemt de treksnelheid toe en gaan de zwaluwen zich gericht verplaatsen.

     

    Boerenzwaluwen leven van insecten die ze in de lucht vangen. Naarmate het kouder wordt, laten vliegende insecten het afweten en worden onze zwaluwen verplicht om naar het zuiden te trekken. Al insecten happend trekken zowel ouders als jongen over Europa richting zuiden. Stuk voor stuk zijn onze zwaluwen gestroomlijnde acrobaten die enorme afstanden afleggen. Al dat heen en weer gereis is echter niet zonder gevaren. Van elke 5 zwaluwen die vertrekken, komt er slechts één terug en gemiddeld worden ze slechts 4 jaar oud.

     

    Trekkende zwaluwen staan bloot aan twee soorten gevaren.

    Enerzijds hebben we de vogels die verhongeren of ten prooi vallen aan predators.

    Een specialist onder die predators is de Eleonora’s valk die zijn broedseizoen heeft aangepast aan de trekperiode van de zangvogels. De kusten van de Middellandse Zee vormen zijn rijk gevulde tafel. Ook de boomvalk bevindt zich dikwijls in het gezelschap van boerenzwaluwen, reist vaak met hen mee en vormt zo ook een geduchte vijand.

    Anderzijds verdwalen er ook vele miljoenen trekvogels omdat ze uit koers worden gedreven door slechte weersomstandigheden of navigatiefouten.

    Alsof al deze natuurlijke gevaren, inherent aan de vogeltrek, nog niet voldoende zijn, vallen miljoenen vogels in handen van jagende mensen, ook in hun overwinteringsgebied.

     

    Onze boerenzwaluwen overwinteren vooral in het bekken van de Niger (Mali) en de Zaïre (Congo) alsook in het kustgebied van westelijk tropisch Afrika.

    In tegenstelling tot de huiszwaluw vertonen boerenzwaluwen in hun wintergebied een even grote belangstelling voor de mens, zijn gebouwen en veestapels als in hun broedgebied.

    Naast de teloorgang van haar broedplaatsen heeft de boerenzwaluw ook te kampen met de aantasting van haar winterverblijfplaatsen. In de Afrikaanse overwinteringsgebieden nemen de bedreigingen zelfs toe.

    De kleine fragiele vogeltjes moeten de Sahara oversteken: een tocht van 2 000 km waar de temperatuur kan oplopen tot ver boven de 40°C.

    Voor de mens is het al moeilijk, maar hoe kan een vogeltje van amper 20 g dit overleven?

    De oases en de voedselrijke ‘wetlands’ aan de rand van de Sahara zijn dus van levensbelang, niet alleen voor de boerenzwaluw maar ook voor honderdduizenden trekvogels.

    De woestijn rukt echter steeds verder op.

     

    Boerenzwaluwen slapen bij voorkeur op gezamenlijke slaapplaatsen in moerasgebieden met rietvelden. Precies deze gebieden komen door de bevolkingstoename steeds mee onder druk te staan en worden drooggelegd voor landbouwdoeleinden. Het droogleggen van moerassen en het kappen van bomen en struiken voor brandhout zorgen voor een verarming van de voedselgebieden voor de zwaluwen.

    Ook jacht en vervolging door de plaatselijke bevolking bedreigen de boerenzwaluw in Afrika.

     

    Landbouwers kunnen stallen aantrekkelijker maken door latjes, broedplankjes of kunstnesten aan te brengen op plaatsen waar marters of katten niet bij kunnen. Bij voorkeur plaats je het kunstnest, waar ze verder kunnen op bouwen in een permanent geopende schuur, loods of plaatsen waar de boerenzwaluw zich thuis voelt. In de maanden april en mei hebben ze behoefte aan een modderpoel, maar een nat karrenspoor volstaat daarvoor al.

    De fotoreeks is van  Robin Bruneel

     

    Wie eerder verschenen artikels over de boerenzwaluw wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de volgende bijdragen opdiepen:

     

    19/12/2008       Vogel van het jaar: de boerenzwaluw

    08/04/2012      Boerenzwaluwkolonie bedreigd

    17/03/2013       De lente komt eraan

    26/10/2014       Help de boerenzwaluw

     











    10-06-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De koekoek, een koele killer  


    Geraadpleegde bronnen: Natuurpunt, Vogelbescherming Nederland

     

    De koekoek legt zijn ei in het nest van een andere vogel en roept zijn eigen naam.

    De eigenaardige gewoonten van de parasiterende koekoeken, zoals het gebrek aan kinderliefde bij het vrouwtje en het feit dat hij andere vogels overheerst, wekten altijd al de nieuwsgierigheid van natuuronderzoekers.

     

    De koekoek eet bijna uitsluitend insecten. Vooral harige of fel gekleurde rupsen, die door andere vogels worden gemeden, staan op het menu. De harige rupsen zijn giftig, maar de koekoek heeft geen last van het mierenzuur dankzij de dikke, beschermende laag op de maagwand. Van de haren maakt hij een braakbal. Het rupsendieet wordt aangevuld met kevers, krekels, sprinkhanen, oorwormen en libellen.

     

    De koekoek komt vooral voor in bossen, heide en moerasgebieden. Relatief open terreinen met enkele hoge uitkijkposten – vanwaar ze speuren naar nesten van waardvogels – genieten de voorkeur.

    De koekoek legt zijn ei in het nest van een waardvogel, die het ei uitbroedt.

    Elk koekoeksvrouwtje is gespecialiseerd in het nabootsen van de eieren van één specifieke soort(groep). Er zijn dus heggenmuskoekoeken, karekietkoekoeken, kwikstaartkoekoeken, … Per broedseizoen legt een koekoekswijfje 1 tot 25 eieren, maar in elk nest wordt normaal slechts één ei gedropt.

    Voor het vrouwtje haar ei legt, eet ze doorgaans één of twee eieren van de waardvogel op.

    De ontwikkeling van de jonge koekoek in het ei verloopt snel. In 12 dagen en enkele uren – een tijdsduur die korter is dan voor de meeste andere vogels, waar het uitbroeden 13 tot 14 dagen duurt. Zo heeft de jonge koekoek kans eerder ter wereld te komen dan zijn nestgenoten.

    In het begin is hij vrij kalm. Daarna beweegt hij zich onrustig ten gevolge van irritatie van zijn huid (vooral in de flanken en op de rug). Daarbij werpt hij de andere jongen of de nog niet uitgekomen eieren uit het nest, een gruweldaad jegens de kroost van het moedertje dat hem uitvoerig voert. Als er 2 koekoekseieren in één nest zijn gelegd, moet de zwakste eraan geloven. Ook die wordt koelbloedig uit de weg geruimd.

     

    De koekoek verraadt zijn aanwezigheid steeds door zijn verdragende zang. Hij zit bij het roepen vaak op een opvallende plek. Speur dus zeker weidepaaltjes, prikkeldraden, uitstekende takken van dode bomen, struik- en boomtoppen af. De koekoek reageert ook vrij goed op zijn nagebootst gezang, waardoor deze vogel zich redelijk gemakkelijk laat lokken.

     

    Aparte weetjes

     

    De voornaamste waardvogels in België zijn heggenmus, kleine karekiet, bosrietzanger, roodborst, gele kwikstaart en rietzanger. In totaal zijn er in Europa 45 soorten waardvogelsoorten bekend die succesvol zijn in het grootbrengen van  een jonge koekoek. Toch wordt in 10 tot 30% van de gevallen een geparasiteerd nest door de waardvogel opgegeven.

     

    De koekoek is een uitstekende vlieger. Hij kan zeer lange afstanden afleggen. Tijdens het broedseizoen van 2011 werden in Engeland 5 koekoeksmannetjes voorzien van een satellietzender. Hierdoor konden hun vliegbewegingen zeer gedetailleerd worden opgevolgd. Eén van de meest intrigerende bevindingen was dat koekoeken ongekend vroeg de broedplaatsen verlieten. Een 1ste koekoek begon de trekroute richting zuid al begin juni.

    Eind juni verbleven 3 van de 5 met zenders uitgeruste vogels al in Zuid-Europa, op weg naar Afrika.  Alle 5 volgden totaal verschillende vliegroutes; 2 vlogen via Spanje en West-Afrika; 3 kozen om via Italië Centraal-Afrika te bereiken. Uiteindelijk overwinterden ze allemaal niet zo gek ver van elkaar in de woudgordel in Congo, terwijl ze onderweg tot 3600 km van elkaar waren gescheiden.

     

    Vroeger werd gedacht dat de koekoek na het broedseizoen veranderde in een sperwer – waarmee die inderdaad gelijkenissen vertoont – om dan later weer als een koekoek te verschijnen. Met die aanname probeerde men te verklaren waarom de koekoek in ons land enkel in het broedseizoen werd gezien. Dat de soort in werkelijkheid vanaf augustus wegtrok om de winter bezuiden de evenaar door te brengen, werd pas veel later ontdekt.

    De koekoek lijkt door zijn dwarsgestreepte borst behoorlijk goed op de sperwer. Door die gelijkenis kan een koekoek makkelijker zijn nesten vinden. Aan de intensiteit van de paniekreacties bij mogelijke waardvogels – die denken dat er een voor hen gevaarlijke sperwer aan komt vliegen, wanneer ze een sterk op de sperwer gelijkende koekoek zien – kan de koekoek afleiden hoe dicht hij bij het nest van een potentiële waardvogel (waarin hij zijn ei wil leggen) is.

     

    De koekoek heeft het moeilijk. In heel West-Europa zijn we in enkele tientallen jaren misschien wel de helft van de koekoeken kwijtgeraakt. De oorzaken zijn nog onduidelijk. Daarom werd 2017 door Vogelbescherming Nederland en Sovon Vogelonderzoek uitgeroepen tot het jaar van de koekoek.

    Zo hoopt men aandacht te genereren voor de bescherming van de koekoek en extra kennis te vergaren over het waarom van de achteruitgang.

    Wat men alvast weet is dat waar het met de waardvogels slecht gaat, de koekoek in aantal afneemt. Ook de afname van veel vlindersoorten is nadelig voor de soort. Over de problemen in de winterkwartieren is nog weinig bekend.

     

    De fotoreeks is van  Robin Bruneel

     

    In dit filmfragment ‘Herken de koekoek’ van Kees Vanger zie je de kleine moordenaar aan het werk; zijn machiavellistisch overlevingsinstinct

     

    https://www.youtube.com/watch?v=RGwPV3pykJA

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de bijdrage opsnorren:

     

    02/09/2011       De koekoek, een zonderling











    03-06-2017 om 17:22 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    28-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bijen zijn slimmer (en kwetsbaarder) dan u denkt

     

    Geraadpleegde bron: Knack mei 2017 – Dirk Draulans

     

    Nieuw wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat bijen en hommels nog inventiever zijn dan we al dachten. Maar ze krijgen het kwaad, vooral door de pesticiden en het verlies van wilde bloemen.

     

    Eén van de eerste nobelprijzen voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek ging in 1973 naar de Oostenrijkse bijenexpert Karl von Frisch.

    Hij ontdekte onder meer de complexe dansjes waarmee honingbijen elkaar in een kolonie de weg naar interessante voedselbronnen wijzen.

     

    Vandaag hebben wetenschappers de principes van de bijendans zo goed in de vingers dat ze hem kunnen decoderen en ermee bepalen waar de diertjes geschikte bloemen vonden.

    Hoewel er al lang intens naar honingbijen wordt gekeken, komen er nog altijd nieuwe inzichten bij. Ook de naar schatting 20 000 wilde bijensoorten (hommels inbegrepen) leveren boeiende verhalen op.  Ze illustreren hoe slim en flexibel de diertjes zijn.

     

    Zo meldde het vakblad Science dat het mogelijk is hommels in experimentele omstandigheden te leren hoe ze een balletje in een mini-goal moeten rollen. Een volslagen onnatuurlijk gedrag, maar het bewijst dat insecten vrij makkelijk complexe gedragingen machtig kunnen worden.

    Hommels kunnen ook leren van andere individuen en kunnen wat ze leren verfijnen door te oefenen. Dat bleek uit experimenten waarin hommels aan een touwtje moesten trekken om aan voedsel te komen. Sommige geniale hommels slaagden er zelfs in dat trucje te leren zonder dat ze het andere diertjes zagen doen; ze dokterden het zelf uit!

     

    Een studie in Scientific Reports toonde aan dat hommels aan een bloem kunnen ruiken of ze er recent al eens passeerden. Ze pikken ook de geur van nestgenoten of vreemdelingen op.

    Aan de hand van deze informatie bepalen ze hoe lang ze op een bloem zullen blijven zitten, want als er te veel volk is gepasseerd, dreigt de nectarvoorraad waar ze voor gekomen zijn, uitgeput te zijn.

     

    Andere wetenschappers legden uit dat hommels zelfs in staat zijn planten te selecteren waarvan het stuifmeel rijk is aan voedingsstoffen; immers stuifmeel is een belangrijke bron van eiwitten en vetten voor de bezoekers. Het zijn dus niet uitsluitend de zichtbare en geurende kenmerken van een bloem die bepalen waar een hommel landt.

     

    Het is evenmin uitgesloten dat bijen soms profiteren van de inzichten van immigranten.

    Een studie toonde aan dat bijen af en toe bijen uit een andere nestkast in hun korf tolereren. Vooral als bijenkasten dicht bij elkaar staan, verzeilen diertjes al eens in een fout nest. Een nest wordt in principe bewaakt door jonge bijen, die controleren wie er binnen wil en beslissen wie er binnen mag. Ongeveer 1/3 van de migranten wordt toegelaten, vooral als er veel eten in het nest is. Dan worden de grenzen soms zelfs opengezet, zonder bewaking.

    Of een kolonie hieruit voordeel haalt, is vooralsnog niet duidelijk.

     

    Ideale beharing

     

    Bijen zijn belangrijke bestuivers van landbouwgewassen. Wereldwijd zijn ze goed voor een opbrengst aan groenten en fruit ter waarde van 280 miljard euro.

    Europa produceert elk jaar 250 000 ton commerciële honing. Alleen China doet beter.

    Het aantal imkers in Europa daalt gestaag, maar het aantal bijenkasten blijft licht stijgen.

    De imkers die overblijven, hebben dus een groter aantal bijenkasten.

     

    Veel kunnen landbouwers en imkers niet doen om bestuiving te bevorderen. Dat doen de bijen zelf wel. Onderzoek wees uit dat de haartjes op de poten van bijen, waaraan het stuifmeel plakt, dat ze tijdens hun zwerftochten van de ene plant naar de andere verplaatsen, net op de juiste afstand van elkaar staan om optimale hoeveelheden stuifmeel te kunnen dragen.

    Een bij kan tot een 1/3 van haar gewicht aan stuifmeel meezeulen; een hommel zelfs 2/3.

    De vochtigheid van de wand van de stuifmeelkorrels is zelfs van die aard dat ze gemakkelijker aan de haartjes blijven kleven. Bijen en bloemen zijn in de loop der tijden op elkaar ingespeeld geraakt.

     

    Bijen gaan al meer dan 100 miljoen jaar mee in de evolutie van het leven. Ze hebben dus tijd gehad om zich aan te passen aan een cohabitatie met planten. Maar ook individuele afmetingen kunnen een rol spelen in de capaciteit tot bevruchting.

    Volgens een studie in Ecology and Evolution is de juiste bij voor de juiste bloem een beestje dat perfect in de bloemenkelk past, als een sleutel op een slot.  Te groot of te klein zijn, verkleint de kansen op succesvolle bevruchting.

    Een diertje raakt ook het best zowel de mannelijke als de vrouwelijke delen van een plant. Vreemd stuifmeel afzetten op de stempel van de vrouwelijke stamper en stuifmeel op de helmknoppen van de mannelijke meeldraden meenemen.

     

    Wereldwijd wordt er geklaagd over een tekort aan bijen om landbouwgewassen te bestuiven. De commerciële honingbijpopulaties hebben inderdaad al vaak klappen gekregen. Ze kregen vooral in het winterseizoen zware sterftes van bijenvolkjes te verduren – een probleem dat de naam colony collapse disorder meekreeg.

    Die bijensterfte is toe te schrijven aan verschillende factoren, waaronder een hogere vatbaarheid voor parasieten, zoals mijten die onder meer kunnen woekeren omdat gekweekte bijen in het domesticatieproces een deel van hun natuurlijke weerstand hebben verloren.

     

    Maar ook de wilde bijenpopulaties delen in de klappen, zeker omdat er in ons overgereguleerde landschap te weinig bloemen overblijven.

    Een recente studie in Nature toont aan dat hommelnesten in geschikte landschappen met bloemenrijke zones meer dochterkoninginnen produceren die de winter overleven om zelf een nest te beginnen.

    In ons land komen ongeveer 380 soorten bijen voor (waarvan een 20-tal hommels).

    Meer dan de ½ van de appelbomen in de Benelux zou door wilde bijen worden bevrucht.

    Een bij of hommel kan per trip, die een uur of twee kan duren, honderden bloemen bezoeken.

     

    Je hoort weleens dat een stadsmilieu met zijn parken en tuintjes gunstig is voor bijen.

    Er wordt ook meer gepleit voor het behoud van bijen in een stad of dorp dan op het platteland. Het is uiteraard geweldig dat bijen in een stadsomgeving overleven, maar een studie in The Journal of Urban Ecology stelt toch dat als de diertjes kunnen kiezen, ze duidelijk een voorkeur hebben voor het platteland. Ze blijken niet zozeer oog te hebben voor een veelzijdig aanbod aan planten, wel voor grote plekken met hun favoriete bloemen en daarvoor moet je de boerenbuiten op, als je de kans hebt. Het bloemenaanbod betreft dan dikwijls niet de landbouwgewassen zelf, wel de bloemen langs de rand van akkers, weilanden en beken.

     

    Ecologische valkuil

     

    Bloemenrijke akkerranden lijken de hemel op aarde, maar ze kunnen een vergiftigd geschenk zijn, letterlijk. Ze zijn aantrekkelijk voor bijen door hun bloemenweelde, maar tegelijk kunnen ze hoge concentratie pesticiden bevatten die op akkers worden gespoten, waardoor ze schadelijk zijn. Het wordt steeds duidelijker dat zelfs de laatste lichting pesticiden (de neonicotinoïden) een dramatische invloed heeft op het leven van bijen.

    Beleidslui aarzelen nog om ze op grote schaal te verbieden, want de landbouwlobby’s gaan in de tegenaanval, maar het bewijs voor nefaste neveneffecten van hun gebruik stapelt zich op.

     

    Vorige maand verscheen een studie in Scientific Reports die besloot dat een algemeen gebruikt neonicotinoïde een negatief effect heeft  op de vliegcapaciteit van bijen, waardoor ze makkelijker de weg verliezen op de terugweg naar de kolonie en minder bloemen bezoeken en dus bestuiven. Afgelegde afstand, duur en vliegsnelheid werden beïnvloed. Het pesticide is dus niet rechtstreeks dodelijk voor bijen, maar indirect kan het een belangrijk effect hebben.

    Een vergelijkbare vaststelling was dat de intensiteit van het trillen van hommels in een bloemkelk (waardoor ze meer stuifmeel opslaan, zoals tomaten, waarvan de meeldraden moeilijk bereikbaar zijn) vermindert als de diertjes aan neonicotinoïden zijn blootgesteld.

    Dat heeft dus ook een effect op de voortplantingscapaciteit van gewassen.

     

    Vorig jaar toonde een studie aan dat pesticiden de bloemkeuze van hommels wijzigen, mogelijk omdat ze een effect hebben op de werking van de hersenen. Er zijn zelfs aanwijzingen dat de diertjes zonder dat ze het beseffen verslaafd kunnen raken aan nectar die rijk is aan neonicotinoïden, op dezelfde manier als rokers verslaafd raken aan tabak – zowel in sigaretten als in pesticiden zit de verslavende stof nicotine.

    Zelf in de honing en de was die de honingbijen in de raten bewaren, zitten pesticiden.

    Wetenschappers onderzochten 120 bijenkolonies rond appelboomgaarden die zelf niet werden besproeid en ontdekten in 17% van de kolonies ontstellend hoge pesticidegehaltes.

    Driekwart van de kolonies had chronisch met pesticiden te maken, waarschijnlijk relicten van stoffen die op de akkers in de buurt van de boomgaarden werden gesproeid.

    Europese wetenschappers hebben meer dan 57 verschillende pesticiden bij onze bijen aangetroffen. Het gaat dus om meer dan alleen de neonicotinoïden, die ondertussen 1/3 van de wereldmarkt van pesticiden uitmaken.

     

    Daarenboven hebben commercieel geïnspireerde imkers de neiging om hun korven met antibiotica te behandelen, in een poging de larven te behoeden voor bacteriële infecties.

    Die strategie blijkt als een boemerang terug te komen. Bijen in korven die met antibiotica worden behandeld, blijken minder lang te leven dan in normale omstandigheden.

    Blijkbaar hebben de antibiotica een effect op de bacteriën in de darm van bijen die, net als bij de mens, essentieel zijn voor hun overleving. Als bijen minder lang leven, moeten er steeds jongere dieren het veld in om voedsel te zoeken, wat ten koste gaat van de kwaliteit van de voedselvoorziening. Te jong het zware werk moeten doen, is zelden gunstig.

     

    De dwingende vraag is hoe het verder moet

     

    De Europese commissie vaardigde in 2013 in afwachting van verdere studies een tijdelijk moratorium (opschorting) uit op het gebruik van 3 algemene neonicotinoïden en dat moratorium is verlengd.

    Zoals bij dit soort discussies de regel is, worden regulerende autoriteiten gebombardeerd met studies die elkaar tegenspreken.

    De neonicotinoïden zijn net een commercieel succes geworden omdat ze werden geacht weinig of geen effecten te hebben op natuurlijke insectenpopulaties. De studies die aantoonden dat die effecten er wel zijn, vooral op wilde bijen en hommels, sijpelden pas door toen het gebruik van de middelen al stevig was ingeburgerd.

    Het blad New Scientist opperde enkele weken gelden op basis van gelekte informatie dat Europa nog dit jaar een totaalverbod op het gebruik van neonicotinoïden zal uitvaardigen, behalve in serres.

    De vraag is dan wat boeren moeten doen om de mee-eters op hun gewassen te bestrijden. Teruggrijpen naar de vorige generaties pesticiden is geen optie, want die hadden ook al een zwaar effect op bijenpopulaties. Veel schadelijke insecten hebben er trouwens weerstand tegen opgebouwd.

    Er zal inventiviteit nodig zijn om de strijd tegen een vermindering van de landbouwopbrengst te blijven voeren.

    Als boeren al zouden stoppen met preventief pesticidegebruik (sproeien nog voor een plaaginsect zich heeft aangediend) is een deel van het probleem opgelost.

    Ecologen pleiten ervoor dat landbouwers meer van de natuur zouden gebruik maken om plagen te bestrijden, zoals de aanwezigheid van natuurlijke vijanden stimuleren: lieveheersbeestjes in de strijd tegen de bladluizen, bv.

     

    Een chemisch bombardement met pesticiden kan worden bewaard voor als het echt niet anders kan. Maar je kan raden wat de reactie van de doorsneeboer op dat voorstel zal zijn: njet!

    Samenwerken met de natuur is voor de meerderheid van de boeren niet aan de orde. Bestrijden van de natuur, dat is de core-business.

     

    Foto’s zijn van Andre Matthys en onbekenden

     

     

    Wie eerder verschenen artikels hieromtrent wenst te raadplegen kan een kijkje nemen in het archief en met de zoekrobot de hierna volgende bijdragen nalezen

     

    13/08/2010       De mysterieuze verdwijnziekte (bijenexpert Frans Jacob)

    04/11/2012       Bang van de natuur (imker)

    12/05/2013       Levensnoodzakelijke bestuivers

    21/04/2014       Red de bestuivers! (honingbij – hommel)

    03/08/2014      Bijenkasten

    28/09/2014      Desastreuze afname van bijenkoloniën

    29/03/2015      Godendrank gezocht

    14/08/2016      Bijen oogsten meeste pesticiden van wilde planten











    28-05-2017 om 18:43 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    20-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kolibrievlinder, bijnaam de ‘onrust(ige)’ vlinder

     

    De kolibrievlinder is een trekvlinder uit het zuiden die ’s zomers prominent aanwezig is in Vlaanderen. Zoals zijn naam doet vermoeden heeft de vlinder veel weg van een kolibrie en dan vooral op vlak van grootte en vliegwijze.

     

    Een mogelijke verklaring voor de fluctuerende aantallen is de klimaatopwarming. Wanneer de lente en zomer in Frankrijk gevoelig warmer zijn, maken de hogere temperaturen het voor de vlinders makkelijker om over grotere afstanden te migreren.

     

    De vlinder zweeft voor de bloem zoals een kolibrie, waarbij de razendsnel slaande vleugels hem op zijn plaats houden en een 3 cm lange roltong hem helpen tot bij de nectar te geraken.

    De soort is te herkennen aan de grijze tot bruine voorvleugels met 2 van elkaar af gelegen donkerbruine dunne en grillige strepen aan de bovenzijde; de oranjegekleurde achter-vleugels zorgen voor het kenmerkend detail. De spanwijdte is ongeveer 4 tot 6cm.

    Aan de staart zitten zwarte en witte plukken haar.

    De vlinder heeft een lange oprolbare zuigtong en twee voelsprieten op zijn kop boven de ogen.

    Hij produceert een hoorbaar zoemgeluid.

     

    De kolibrievlinder overwintert in Zuid-Europa en vliegt tijdens de zomermaanden naar noordelijker oorden, waarbij hij met gemak 10-tallen km per dag aflegt. In onze streken verblijft de vlinder tot de eerste zware nachtvorst.

     

    In tegenstelling tot wat de indeling bij de nachtvlinders doet vermoeden, vliegt de kolibrievlinder meestal overdag, voornamelijk bij zonnig weer, maar ook bij bewolking en lichte regenval. Hierdoor is de vlinder één van de weinige dag-actieve soorten onder de pijlstaarten, die één van onze meest spectaculaire nachtvlinderfamilies zijn.

     

    Op een gemiddelde dag bezoekt het insect 500 bloemen, wat behoorlijk wat energie kost door zijn zenuwachtige foerageerwijze. De vlinder slaat namelijk 70 tot 80 keer / sec met zijn vleugels, waardoor 100 keer meer energie wordt verbruikt dan in rusthouding.

    Het foerageren gebeurt vooral op plaatsen waar veel nectarplanten staan, zoals in tuinen met bv. lavendel, ijzerhard, vlinderstruik, rode spoorbloem, slangenkruid, kamperfoelie, vlijtig liesje, zeepkruid.

    Vooral soorten met buisvormige bloemen zijn voordelig voor de kolibrievlinder, omdat hij door zijn lange roltong de concurrentie van andere soorten niet moet vrezen.

     

    De tot 5cm lange rups, die het vaakst in augustus wordt waargenomen, maakt duidelijk waarom de kolibrievlinder tot de familie van de pijlstaarten behoort:  de rups vertoont een opvallende stekel achteraan. Over het doorgaans groen lijf lopen meestal 2 opvallende witte of gele lengtestrepen. De rups leeft op walstrosoorten, vooral op geel walstro; ook op meekrap. De rups verpopt zich in een losse cocon, die dicht bij de grond of tussen de bladeren van de waardplant wordt gesponnen.

     

    Let wel dat je hem niet verwart met de glasvleugelpijlstaart, die vooral in de oostelijke helft van Vlaanderen ook vaak in tuinen opduikt. Die is even groot als een kolibrievlinder, vertoont eenzelfde gedrag, maar heeft deels doorschijnende voorvleugels en geen oranje achter-vleugels.

    Het beeldmateriaal is van  Ivan Bruneel

     

    In onderstaand kort filmpje kan je de kolibrievlinder in actie zien tijdens het bloemenbezoek

     

    https://www.youtube.com/watch?v=iIS1MpC1doo

     

    In het 2de highspeed-filmfragmentje zie je de opnames in slow motion, wat spectaculaire beelden oplevert

     

    https://www.youtube.com/watch?v=s7oK3pNQ6yA











    20-05-2017 om 19:02 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De gaai, de schuwe bosbewoner

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2009 – 1

     

    De gaai is ongeveer zo groot als een Turkse tortel en wordt beschouwd als een van de mooiste vogels van onze Vlaamse bossen.

    Zijn verenkleed is grijsachtig, wijnrood van kleur maar het zijn vooral de opvallend, wit, blauw en zwart gestreepte veertjes op de vleugelbocht die kenmerkend zijn voor de soort.

    Verder heeft hij forse, zwarte snorstrepen, een bleke keel en een grote witte stuit die in de vlucht erg goed zichtbaar is.

    Zijn kruinveren, die hij bij opwinding of irritatie kan oprichten tot een heuse kuif, zijn witachtig van kleur en bevatten fijne, zwarte lengtestreepjes.

     

    De gaai is zeer algemeen verspreid in Europa. Hij is enkel afwezig in het noorden van IJsland, Noord-Schotland en in Scandinavië boven de noordpoolcirkel. In het zuiden ontbreekt hij enkele op de Balearen.

    Als meest uitgesproken bosvogel onder de kraaiachtigen is het niet verwonderlijk dat de gaai in sterk beboste gebieden in hoge dichtheden voorkomt en schaarser wordt naarmate het landschap een meer open karakter krijgt.

    Als habitat verkiest hij vooral loofbossen, in het bijzonder die met eikenbestanden.

    De soort was oorspronkelijk een echte bosvogel die nu echter in een brede waaier van bosrijke biotopen voorkomt en in meer verstedelijkte streken broedt (grote tuinen, stadsparken, …)

     

    In Vlaanderen wordt de gaai als juridisch ‘vogelvrije soort’ plaatselijk sterk vervolgd omwille van zogenaamde hoge predatieschade aan klein jachtwild. De huidige Vlaamse regelgeving inzake vogelbescherming beschermt de gaai slechts voorwaardelijk. Dit betekent dat hij, evenals zijn jongen en eieren, onder bepaalde voorwaarden bestreden, verjaagd, gevangen en kan worden gedood.

    Dit kan het hele jaar door op akkers en in bossen ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen en ter bescherming van de fauna.

     

    De gaai is een alleseter. Als bosvogel is hij meer dan de andere kraaiachtigen aangewezen op plantaardig voedsel: eikels, beuken-, wal- en hazelnoten, kastanjes, bessen en vruchten, bloemknoppen, erwten en allerlei zaden en knollen.

    In het najaar vertoeven gaaien graag in eikenbossen omwille van de voedselrijkdom.

    Vanaf eind september tot midden november plukt de gaai eikels van de bomen die hij met 2 tot 3 in de keelzak overbrengt naar humusrijke plekken in het bos.

    Daar worden ze één voor één in holletjes en spleten gestopt en met bladeren bedekt. Nauwkeurige observatie bracht aan het licht dat 35 gaaien in staat zijn om dagelijks ongeveer 21 000 eikels te verbergen. Verschillende weken en zelfs maanden nadien werden op die plaatsen opnieuw gaaien waargenomen die de verstopte eikels zonder moeite konden terugvinden.

    Dit kan wijzen op intuïtie of intelligentie, maar het geeft zeker blijk van een indrukwekkend geheugen.

    De natuurlijke opslag van jonge eikjes op plaatsen waar de eik niet voorkomt, kunnen we dus aan de gaai toeschrijven.

     

    Maar we zouden de gaai geen omnivoor noemen, als hij geen dierlijk voedsel zou nuttigen. Vooral de jongen in het nest (meestal 5 tot 7) hebben dierlijke eiwitten nodig.

    In het begin krijgen ze rupsen, spinnen en kleine insecten toegestopt. Later staan ook amfibieën en reptielen, kleine zoogdieren, eieren en kleine vogels op het menu.

    In het voorjaar kunnen zijn borstveren stijf staan van het gemorste eiwit.

    Pas uitgevlogen jongen van andere zangvogels worden zolang achtervolgd tot ze uitgeput zijn en een gemakkelijke prooi vormen.

    Als zijn eigen jongen zelfstandig zijn geworden, worden nesten van andere vogels niet meer stelselmatig opgezocht. Gaaien hebben maar één broedsel per jaar zodat vanaf midden juni 2de of 3de legsels van andere vogels niets meer van hem te vrezen hebben.

     

    De foto’s hieronder zijn van Patrick – Dutch Nature Art Photography

     

    Wie eerder verschenen bijdragen wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de volgende artikels opsnorren:

     

    11/07/09          De Vlaamse gaai

    31/07/11           De Vlaamse gaai, een verdienstelijke bosbouwer











    13-05-2017 om 18:53 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    07-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het bont dikkopje

     

    De habitat van deze zeldzame stand-vlinder bestaat uit vochtige, grazige vegetaties langs bosranden en bospaden. Het is een vrij zeldzame en kwetsbare soort in onze kontreien.

    Zijn waardplanten zijn vooral het pijpenstrootje en het hennegras, ook wel kropaar en duinriet.

     

    De voorvleugellengte is circa 22 tot 28mm

    De bovenkant van de vleugels is donkerbruin met oranje-gele vlekken; de onderzijde van de geelbruine vleugels vertoont witgele ringen.

    Vaak zijn de populaties klein. De mannetjes zitten graag op hoge ruigtekruiden of takken van bloeiende braamstruwelen.

    Het zijn snelle vliegers die territoriaal gedrag vertonen vanaf een tak of een hoge grasspriet.

    De vlinder voedt zich met nectar van onder andere braam en echte koekoeksbloem.

    Per dag besteedt de vlinder zo’n 23% van de tijd aan het absorberen van de zoetstof.

     

    De levenscyclus verloopt als volgt.

    Het vrouwtje legt de eitjes een voor een op de onderzijde van grassprieten van diverse breedbladige  grassoorten. Half mei, half juni verschijnt de rups. Voordien overwintert de soort als volgroeide rups tussen samen gesponnen grasbladeren (grastuitjes).

    De rups is groen met een zwarte kop en een zwarte vlek op het achterlijf.

    Het kenmerkende vraatspoor van de rups bestaat uit twee schuin tegenover elkaar liggende halfronde gaten aan weerszijden van een grasspriet, vanaf de bladrand naar de middennerf toe. In het voorjaar vindt na een zonnebad van een dag of 10, de verpopping plaats.

    De vliegtijd vindt plaats in de maanden mei, juni en juli.

     

    Anderhalf jaar geleden lanceerde Natuurpunt ‘Markvallei’ een nieuw streekproduct.

    De natuurvereniging had met de ‘Wortelse Tongklever’ al een jenever op de markt, maar nu hebben ze ook het ‘Bont Dikkopje’. Een graanjenever van 35° die genoemd is naar de gekende vlinder in de streek. In de fles zit een pijpenstrootje, een plant die veel voorkomt in de regio en belangrijks is voor het vlindertje. De drank is verkrijgbaar bij het bezoekerscentrum ‘De Klapekster’ in Wortel-kolonie.


     













    07-05-2017 om 18:21 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 69 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Blauwborsten zijn showbeesten
  • Met hun krachtige tenen en nagels ‘kleven’ boomklevers echt aan boomstammen
  • De kans is reëel dat je elke winter op onze stranden dezelfde drieteentjes ziet
  • Vogelbescherming Vlaanderen dagvaardt rijke kasteelheer en de Vlaamse Waterweg
  • Domesticatie behoedde onze knobbelzwanen voor uitroeiing
  • Paul en Betty, het eerste koppel zeearenden in België
  • De fuut als voorbeeld van wat een ‘perfect koppel’ kan zijn
  • Succesvolle drietenen gaan voor garnaal
  • De houtsnip
  • Massale koperwiekentrek in oktober
  • De patrijs is in Vlaanderen met uitsterven bedreigd, maar toch mag er nog op gejaagd worden. De politiek doet een nieuwe poging om dat anachronisme te stoppen.
  • De vink werkt sommige mensen mateloos op de zenuwen
  • De zwaluw die geen zwaluw is
  • Broedt weldra de imposante Europese zeearend in onze contreien?
  • Red de Straatket! 20 jaar lang termijnonderzoek naar huismussenpopulaties
  • De zwarte stern is een vogel waarvoor alles tegenzit in onze contreien
  • Kan een verhuizing naar de stad de scholekster redden?
  • Het baardmannetje is eigenlijk een bakkebaardmannetje
  • De oeverzwaluw kan op menselijke assistentie rekenen
  • De roodborsttapuit stelt het vrij goed
  • Sommige zanglijnen van de zanglijster gaan al eeuwen mee
  • En de boer, vervuilt hij voort?
  • De raaf is een verspreide stand- en zwerfvogel
  • Onze grootste specht is een black beauty
  • Hoe meer de kruisbek vliegt, hoe roder hij wordt
  • Het jaarlijkse Grote Vogelweekend 2023 op 28 & 29 januari 
  • Goudhaantje en vuurgoudhaantje, de kleinste koninkjes van het Vlaams vogelrijk
  • De impact van vuurwerk op vogels
  • De tureluur doet het bij ons iets minder slecht dan de andere weidevogels
  • De fraaie lepelaar is een van de stilste vogels ter wereld
  • De koereiger in opmars
  • De wereld door de ogen van de rosse grutto
  • De koolmees wordt bedreigd door sluipende problemen
  • De drieteenstrandloper, steeds achter terugtrekkende golven aanrennend
  • De havik is de krachtigste roofvogel in onze contreien
  • Uitgestorven reuzenzeevogel
  • De strandplevier in de verdrukking door strandtoerisme
  • De woestijnbuizerd is een veel gebruikte roofvogel in de valkerij
  • De kleine karekiet brengt geregeld ook koekoekskuikens groot
  • Gierzwaluwen hebben van vliegen een levensstijl gemaakt
  • De blauwe reiger is de laatste decennia aan een sterke opmars bezig
  • Dramatisch biotoopverlies voor de veldleeuwerik
  • De gekraagde roodstaart, adonis van het bos
  • Officieel is de stadsduif dezelfde soort als de rotsduif waarvan ze afstamt
  • De boomvalk, de sierlijke, snelle rover 
  • Modern bosbeheer heeft een averechts effect op de kuifmees
  • De kievit, de luchtacrobaat van de wei
  • De kleine fitis is met 13 000 km de recordhouder in trekafstand

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    liefdenetwerk
    www.bloggen.be/liefden
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs