Foto
Welkom op dit bijbel lees blog. Dat de Here u mag zegenen, veel leesplezier in Zijn woord.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Zoeken in blog

Foto
Foto
Inhoud blog
  • Opdracht tot herbouw van de tempel
  • De regering van Sedekia; de verwoesting van Jeruzalem
  • De regering van Jojachin
  • De regering van Jojakim
  • De regering van Joachaz
  • De dood van Josia
  • Pesachviering
  • De regering van Josia
  • De regering van Amon
  • De regering van Manasse
  • Het verdere verloop van de regering van Jechizkia
  • Jeruzalem door Sanherib bedreigd
  • Jechizkia regelt de bijdragen voor de tempel
  • Jechizkia herstelt de pesachviering in ere
  • Jechizkia neemt de tempel weer in gebruik
  • De regering van Achaz
  • De regering van Jotam
  • De regering van Uzzia
  • De regering van Amasja
  • De regering van Joas
  • Opstand tegen Atalja
  • De regering van Achazja
  • De regering van Joram
  • Het einde van Josafats regering
  • Overwinning op de Moabieten en de Ammonieten
  • Josafat regelt de rechtspraak
  • Josafat trekt met koning Achab van Israël ten strijde tegen Aram
  • De regering van Josafat
  • De regering van Asa
  • De regering van Abia
  • De regering van Rechabeam
  • De scheuring van het rijk
  • Salomo’s dood
  • Salomo’s rijkdom
  • Bezoek van de koningin van Seba
  • Andere ondernemingen van Salomo
  • Belofte aan Salomo
  • De inwijding van de tempel
  • Bouw en inrichting van de tempel
  • Voorbereidingen voor de tempelbouw
  • Salomo’s wijsheid en rijkdom
    De Bijbel online lezen.
    2 Kronieken
    Het boek 2 Kronieken sluit onmiddellijk aan op het voorafgaande 1 Kronieken. Beide boeken vormen samen een zelfstandig werk dat op geheel eigen wijze een overzicht geeft van de geschiedenis van Israël. Het begint met het geslachtsregister van Adam en eindigt met een oproep om de verwoeste tempel in Jeruzalem te herbouwen. De boektitel is sinds Luther gangbaar geworden, maar gaat terug op de Latijnse vertaling van Hieronymus. In de meeste bijbeluitgaven is het boek Kronieken in twee delen gesplitst. In 1 Kronieken staat de geschiedenis tot en met koning David, 2 Kronieken vervolgt met koning Salomo. In de Hebreeuwse bijbel wordt Kronieken gerekend tot de zogenoemde Ketoeviem, de Geschriften. Het is daarvan ofwel het laatste boek, volgend op Ezra en Nehemia, ofwel het eerste boek, voorafgaande aan de Psalmen. Op grond van de geschiedkundige inhoud wordt Kronieken ook wel gerekend tot de historische boeken en krijgt het in de canon een plaats na 2 Koningen. Het boek Kronieken is waarschijnlijk niet voor het einde van de vijfde eeuw v.Chr. geschreven, vermoedelijk door één auteur, die in priesterlijke kringen in Jeruzalem leefde. Er zijn aanwijzingen om te veronderstellen dat ook de boeken Ezra en Nehemia van zijn hand of van een geestverwant van hem zijn, en dat het de bedoeling was één groot geschiedwerk samen te stellen.
    01-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De inwijding van de tempel
    Daarna liet koning Salomo de oudsten van Israël en de stamhoofden, allen die aan het hoofd van een familie stonden, naar Jeruzalem komen om de ark van het verbond met de HEER over te brengen vanuit de Davidsburcht, de bergvesting op de Sion. Alle Israëlieten kwamen voor het feest in de zevende maand naar de koning.
    Toen alle oudsten van Israël aanwezig waren, namen de Levieten de ark op. De ark, de ontmoetingstent en de bijbehorende gewijde voorwerpen werden gedragen door de Levitische priesters. Koning Salomo hield intussen met de Israëlieten, die zich met hem rond de ark verzameld hadden, een offerplechtigheid waarbij zo veel schapen, geiten en runderen werden geofferd dat hun aantal niet vast te stellen was. De priesters brachten de ark van het verbond met de HEER naar zijn nieuwe plaats in de achterste zaal van de tempel, het allerheiligste, en zetten hem neer onder de vleugels van de cherubs, zodat de gespreide vleugels van de cherubs zich beschermend over de ark en zijn draagbomen uitstrekten. Deze draagbomen staken een stuk uit, en men kon de uiteinden ervan alleen zien wanneer men vlak voor de ark stond, dus vlak voor de toegang tot de achterzaal; van verder weg waren ze niet te zien. De ark bevindt zich daar tot op de dag van vandaag. 10 Hij bevat niets anders dan de twee platen die Mozes op de Horeb heeft doorgegeven toen de HEER een verbond sloot met de Israëlieten tijdens hun uittocht uit Egypte.
    11 Op het moment dat de priesters uit het heiligdom naar buiten kwamen – alle priesters hadden zich zonder uitzondering geheiligd, ook zij die volgens het rooster geen dienst hadden, 12 en alle Levitische zangers, te weten Asaf, Heman, Jedutun en hun zonen en broers, gekleed in fijn linnen, stonden met hun cimbalen, harpen en lieren aan de oostkant van het altaar klaar, en ook nog honderdtwintig priesters met trompetten –, 13 op dat moment moesten de blazers en zangers samen muziek ten gehore brengen ter ere van de HEER. Zodra het geluid van de trompetten, cimbalen en andere instrumenten opklonk en de zangers de lofzang aanhieven: ‘De HEER is goed, eeuwig duurt zijn trouw,’ vulde de tempel, het huis van de HEER, zich met een wolk. 14 De priesters konden hun dienst niet meer verrichten, want de majesteit van God vulde de hele tempel.

    2 Kronieken 6

    Toen sprak Salomo: ‘HEER, u hebt gezegd dat u in een donkere wolk wilde wonen. Welnu, ik heb voor u een vorstelijk huis gebouwd, dat voor altijd uw woning kan zijn.’ Hierna keerde de koning zich om en zegende de gemeenschap van Israël. Toen iedereen was gaan staan, zei hij: ‘Geprezen zij de HEER, de God van Israël, die het niet bij woorden heeft gelaten maar zijn belofte aan mijn vader David daadwerkelijk is nagekomen. Hij heeft gezegd: “Nooit, vanaf de dag dat ik mijn volk uit Egypte heb weggeleid, heb ik een van de steden van Israëls stammen uitgekozen om er een tempel te laten bouwen waar mijn naam zou wonen. En nooit heb ik iemand aangewezen om als vorst over mijn volk Israël te regeren. Maar nu heb ik Jeruzalem uitgekozen als woning voor mijn naam, en David om mijn volk Israël te regeren.” Toen nu mijn vader David het plan opvatte om een tempel te bouwen voor de naam van de HEER, de God van Israël, zei de HEER tegen hem: “Je hebt er goed aan gedaan een huis te willen bouwen voor mijn naam. Toch zul jij niet de tempel bouwen. Je zoon, die uit jou zal voortkomen, die zal voor mijn naam een huis bouwen.” 10 En de HEER heeft zijn woord gestand gedaan. Ik ben mijn vader David opgevolgd en zit nu op de troon van Israël, zoals de HEER heeft beloofd. En ik heb voor de naam van de HEER, de God van Israël, een tempel gebouwd 11 en daar de ark geplaatst die het verbond bevat dat de HEER met de Israëlieten heeft gesloten.’
    12 Toen wendde Salomo zich naar het altaar van de HEER, ten aanschouwen van de verzamelde Israëlieten, en hief zijn handen. 13 Hij had een bronzen podium laten maken van vijf el lang, vijf el breed en drie el hoog, en dat midden in de voorhof laten neerzetten. Daarop had hij plaatsgenomen, en nu knielde hij neer, ten aanschouwen van de hele gemeenschap van Israël, hief zijn handen ten hemel 14 en zei: ‘HEER, God van Israël, er is geen god zoals u, noch in de hemel, noch op de aarde. U houdt u aan het verbond en blijft trouw aan uw dienaren die u met heel hun hart toegewijd zijn. 15 U hebt u gehouden aan wat u uw dienaar, mijn vader David, hebt beloofd. U hebt het niet bij woorden gelaten, maar u bent vandaag uw belofte daadwerkelijk nagekomen. 16 Daarom vraag ik u, HEER, God van Israël, of u zich ook wilt blijven houden aan wat u uw dienaar, mijn vader David, hebt beloofd, namelijk dat u zijn nakomelingen de troon van Israël nooit zult ontzeggen, zolang wij tenminste op het rechte pad blijven door uw wetten in acht te nemen, zoals ook hij u toegewijd was. 17 Welnu, HEER, God van Israël, moge de belofte die u uw dienaar David hebt gedaan, bewaarheid worden.
    18 Zou God werkelijk bij de mensen op aarde kunnen wonen? Zelfs de hoogste hemel kan u niet bevatten, laat staan dit huis dat ik voor u heb gebouwd. 19 HEER, mijn God, hoor het smeekgebed van uw dienaar aan en luister naar de verzuchtingen die ik tot u richt. 20 Wees dag en nacht opmerkzaam op wat er gebeurt in deze tempel, de plaats waarvan u zelf hebt gezegd dat daar uw naam zal wonen, en verhoor het gebed dat ik naar deze tempel richt. 21 Luister naar de smeekbeden die uw dienaar en uw volk Israël naar deze tempel richten, aanhoor ons gebed vanuit de hemel, uw woonplaats, aanhoor ons en schenk ons vergeving.
    22 Wanneer iemand een ander kwaad heeft gedaan en deze van hem eist dat hij een vervloeking over zichzelf uitspreekt, en wanneer hij dan naar uw altaar in deze tempel komt om zichzelf te vervloeken, 23 aanhoor hem dan vanuit de hemel en grijp in. Spreek recht over uw dienaren, vergeld de boosdoener zijn misdaad en geef hem zijn verdiende straf, maar spreek de onschuldige vrij en herstel hem in zijn recht.
    24 Wanneer uw volk Israël door de vijand is verslagen omdat het tegen u gezondigd heeft, en wanneer zij dan tot inkeer komen, uw naam prijzen en tot u in deze tempel bidden en smeken, 25 aanhoor hen dan vanuit de hemel, vergeef uw volk Israël wat het heeft misdaan en breng hen terug naar het grondgebied dat u aan hen en hun voorouders hebt gegeven.
    26 Wanneer de hemel gesloten blijft en er geen regen valt omdat het volk tegen u gezondigd heeft, en wanneer zij dan een gebed richten naar deze tempel, uw naam prijzen en hun leven beteren, antwoord hun dan. 27 Aanhoor hen vanuit de hemel en vergeef uw dienaren, uw volk Israël, wat ze hebben misdaan. Wijs hun de juiste levensweg en laat het regenen op uw land, dat u als erfdeel aan uw volk gegeven hebt.
    28 Wanneer er in het land hongersnood of pest uitbreekt, wanneer het gewas wordt getroffen door korenbrand, meeldauw of vraatzuchtige sprinkhanen, wanneer het volk in eigen land door vijanden bedreigd wordt, wanneer er kortom bij enige ramp of ziekte 29 ook maar iemand van uw volk Israël een smeekgebed tot u richt en zijn handen heft in de richting van deze tempel – ieder gebukt onder zijn eigen leed en verdriet –, 30 aanhoor hem dan vanuit de hemel, uw woonplaats, en vergeef hem. Geef hem wat hem toekomt, want u weet wat er in hem omgaat. Alleen u kunt immers de mens doorgronden. 31 Dan zullen ze in het land dat u aan onze voorouders hebt gegeven hun leven lang ontzag voor u tonen en u gehoorzamen.
    32 Ook wanneer een vreemdeling, die niet tot uw volk Israël behoort en die uit een ver land hierheen is gekomen vanwege uw grote naam, vanwege uw sterke hand en opgeheven arm – wanneer zo iemand hierheen komt en een gebed richt naar deze tempel, 33 aanhoor hem dan vanuit de hemel, uw woonplaats, en doe wat hij u vraagt. Dan zullen alle volken op aarde uw naam leren kennen en ontzag voor u tonen, zoals uw volk Israël dat doet, en zij zullen weten dat uw naam verbonden is aan deze tempel die ik heb gebouwd.
    34 Wanneer uw volk op uw bevel ten strijde trekt tegen de vijand en zij tot u bidden in de richting van deze stad die u hebt uitgekozen en van de tempel die ik voor uw naam heb gebouwd, 35 luister dan vanuit de hemel naar hun bidden en smeken en verschaf hun recht.
    36 Wanneer ze tegen u zondigen – er is immers geen mens die niet zondigt – en u hen uit woede uitlevert aan vijanden die hen gevangennemen en meevoeren naar een ander land, hetzij ver weg of dichtbij, 37 en wanneer ze dan in hun ballingsoord tot inkeer komen en zich in dat vreemde land smekend tot u wenden en belijden dat ze hebben gezondigd, dat ze verkeerd hebben gedaan en slecht hebben gehandeld, 38 wanneer ze zich in het land waarheen ze zijn weggevoerd weer met hart en ziel aan u toewijden en bidden in de richting van het land dat u aan hun voorouders hebt gegeven, naar de stad die u hebt uitgekozen en de tempel die ik voor uw naam heb gebouwd, 39 luister dan vanuit de hemel, uw woonplaats, naar hun bidden en smeken en verschaf hun recht. Vergeef uw volk alle zonden en misstappen die het tegen u begaan heeft.
    40 God, wees opmerkzaam en luister naar de gebeden die vanaf deze plaats tot u worden gericht.
    41 Kom, HEER, mijn God, neem hier uw intrek,
    u en uw machtige ark.
    Mogen uw priesters bekleed zijn met zegen,
    uw getrouwen zich verheugen in geluk.
    42 HEER, mijn God, wijs uw gezalfde niet af,
    gedenk de trouw van uw dienaar David.

    2 Kronieken 7

    Toen Salomo zijn gebed tot de HEER beëindigd had, daalde er vuur uit de hemel neer, dat het brandoffer en de vredeoffers verteerde. De majesteit van de HEER vulde de tempel. De priesters konden niet naar binnen gaan, want de tempel was gevuld door de majesteit van de HEER. Alle Israëlieten zagen het vuur en de majesteit van de HEER op de tempel neerdalen. Ze knielden op het plaveisel neer, bogen diep voorover en loofden de HEER: ‘Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw.’
    Samen met de Israëlieten droeg de koning offers op aan de HEER. Hij liet tweeëntwintigduizend runderen en honderdtwintigduizend schapen en geiten slachten om samen met het volk de tempel in te wijden. De priesters stonden op hun vaste plaatsen. De Levieten loofden de HEER met het lied ‘Eeuwig duurt zijn trouw’, zoals dat ook onder koning David gebeurde, en begeleidden die lofzang op de instrumenten die David voor dat doel had laten maken. Tegenover hen stonden de priesters die op de trompetten bliezen, en heel het volk van Israël was gaan staan. Salomo wijdde het midden van het voorplein van de tempel van de HEER, zodat de offers daar konden worden opgedragen, want het bronzen altaar was te klein voor alle brandoffers, graanoffers en het vet van de geslachte dieren.
    Toen vierde Salomo het Loofhuttenfeest, zeven dagen lang, samen met de Israëlieten, die in zeer groten getale bijeen waren gekomen uit het hele land, vanaf Lebo-Hamat tot aan de wadi die de grens met Egypte vormt. Op de achtste dag hielden ze een feestelijke samenkomst; het inwijdingsfeest van het altaar had zeven dagen geduurd, en daarna vierden ze zeven dagen het Loofhuttenfeest. 10 Op de drieëntwintigste dag van de zevende maand stuurde de koning het volk naar huis terug. Allen waren opgewekt en verheugd om het goede dat de HEER voor David, Salomo en zijn volk Israël had gedaan.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bouw en inrichting van de tempel
    2 Kronieken 3

    T
    oen begon Salomo met de bouw van de tempel voor de HEER, in Jeruzalem, op de berg Moria, waar zijn vader David een verschijning had gehad, op de dorsvloer van de Jebusiet Ornan die David als bouwplaats had aangewezen. Salomo begon met de bouw op de tweede dag van de tweede maand in het vierde jaar van zijn regering. Het grondplan dat Salomo bij de bouw van de tempel voor God volgde, mat zestig el in de lengte en twintig el in de breedte (volgens de oude maat). In het verlengde van de tempel was er een voorhal over de volle breedte van het gebouw, twintig el breed en honderdtwintig el hoog, vanbinnen overdekt met zuiver goud. De grote zaal liet hij bekleden met cipressenhout, dat werd overtrokken met zuiver goud en versierd met palmetten en ketens. Als extra versiering liet hij de wanden met edelstenen bezetten; het goud was afkomstig uit Parwaïm. De hele zaal werd met goud overdekt, niet alleen de wanden en deuren, maar ook de balken en kozijnen, en op de wanden werden reliëfs van cherubs aangebracht. Het allerheiligste besloeg de hele breedte van de tempel. Deze ruimte was twintig el diep en twintig el breed en werd eveneens met zuiver goud overdekt, zeshonderd talent in totaal. Voor de klinknagels werd vijftig sjekel goud gebruikt. Ook de bovenvertrekken waren met goud overdekt.
    10 Voor het allerheiligste liet Salomo twee cherubfiguren maken, die hij liet vergulden. 11-12 Hun vleugels hadden een gezamenlijke lengte van twintig el. Elke cherub had twee vleugels van elk vijf el lang, waarvan één vleugel de wand raakte en de andere de vleugel van de andere cherub. [11–12] 12  13 Samen hadden hun vleugels dus een spanwijdte van twintig el. Ze stonden rechtop, met hun gezicht naar de grote zaal. 14 Verder liet hij een voorhangsel maken van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en fijn wit linnen, versierd met cherubfiguren.
    15 Salomo liet twee zuilen maken van vijfendertig el hoog, met kapitelen erop van nog eens vijf el, die voor de grote zaal kwamen te staan. 16 Hij liet ketens smeden voor de achterzaal en voor de kapitelen op de zuilen. Aan de ketens om de kapitelen liet hij honderd gesmede granaatappels hangen. 17 De zuilen werden aan weerszijden van de ingang van de grote zaal geplaatst. De rechterzuil noemde hij Jachin, de linker Boaz.

    2 Kronieken 4

    Salomo liet een bronzen altaar maken van twintig el lang, twintig el breed en tien el hoog. Hij liet ook de Zee maken, een bekken van gegoten brons, vijf el hoog, met een middellijn van tien el en een omtrek van dertig el. Aan de onderkant was het omkranst met een band van tien el lang, die bestond uit twee rijen runderen, en die met het bekken was meegegoten. Het bekken rustte op twaalf runderen: drie met hun kop naar het noorden, drie met hun kop naar het westen, drie met hun kop naar het zuiden en drie met hun kop naar het oosten; hun achterlijven waren naar het midden gekeerd. Daarop rustte het bekken. De wand was wel een handbreedte dik. De rand was gevormd als bij een beker, als een lotuskelk. Het bekken had een inhoud van drieduizend bat. Hij liet ook tien andere bekkens maken, waarvan er vijf aan de zuidkant en vijf aan de noordkant van de tempel werden geplaatst. Dit waren spoelbekkens. Ze waren bedoeld om er alles wat nodig was voor de brandoffers in af te spoelen; de priesters wasten zich met het water uit de Zee.
    Voor de grote zaal liet hij tien gouden lampenstandaards maken, geheel volgens voorschrift, waarvan er vijf aan de linkerkant en vijf aan de rechterkant werden geplaatst. Er werden ook tien tafels neergezet, vijf links en vijf rechts. Voorts liet hij honderd gouden offerschalen maken.
    Hij liet een binnenplaats voor de priesters aanleggen en een grote voorhof met toegangspoorten. De deuren daarvan liet hij met koper beslaan. 10 De Zee kreeg een plaats schuin voor de tempel, aan de zuidoostkant.
    11 Churam maakte ook nog vuurbekkens, vuurscheppen en offerschalen, en daarmee was het werk dat koning Salomo hem voor de tempel van God had opgedragen voltooid. 12 De twee zuilen met de twee bolvormige kapitelen erop, het vlechtwerk waarmee die kapitelen op de zuilen waren omhuld, 13 de vierhonderd granaatappels die in twee rijen aan het vlechtwerk om de bolvormige kapitelen op elk van de zuilen hingen, 14 de onderstellen met de spoelbekkens erop, 15 de Zee, waarvan er maar één was, met de twaalf runderen eronder, 16 en de vuurbekkens, vuurscheppen, drietandige vorken en alle bijbehorende voorwerpen die meester Churam in opdracht van koning Salomo voor de tempel van de HEER had gemaakt, alles was van gepolijst koper en brons. 17 De koning liet ze gieten in de Jordaanvlakte, tussen Sukkot en Seredata, waar volop vette klei te vinden was. 18 Salomo liet zo veel van deze voorwerpen maken dat het gewicht ervan aan brons en koper te groot was om het te kunnen bepalen. 19 Ook voor het interieur van de tempel van God liet Salomo allerlei voorwerpen maken: het met een laag goud bedekte altaar en de tafels voor het toonbrood; 20 de vergulde lampenstandaards die voor de achterste zaal stonden, waarin volgens voorschrift lampen brandden 21 die, evenals hun bloemversieringen en de bijbehorende snuiters, van goud, zuiver goud waren gemaakt; 22 en de vergulde messen, offerschalen, kommen en vuurbakken. Ook de toegangsdeuren, zowel de binnenste deuren die toegang gaven tot het allerheiligste als de deuren van de tempel zelf, waren met goud overtrokken.

    2 Kronieken 5

    Toen al het werk dat koning Salomo aan de tempel van de HEER had laten verrichten voltooid was, liet hij de wijgeschenken van zijn vader David naar de tempel overbrengen. Hij borg het goud en zilver en de andere voorwerpen in de schatkamers van de tempel van God.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorbereidingen voor de tempelbouw
    18 Salomo besloot een tempel te bouwen voor de naam van de HEER, en een koninklijk paleis voor zichzelf.

    2 Kronieken 2

    Hij beschikte over zeventigduizend sjouwers en tachtigduizend steenhouwers in het gebergte, die onder leiding stonden van zesendertighonderd opzichters. Hij stuurde afgezanten naar koning Churam van Tyrus met het volgende verzoek: ‘Indertijd hebt u mijn vader David cederhout geleverd voor de bouw van een paleis. Nu wil ik beginnen met de bouw van een tempel voor de naam van de HEER, mijn God. Die zal ik aan hem wijden om hem er reukoffers te brengen, met vaste regelmaat toonbroden neer te leggen en er ’s morgens en ’s avonds, op sabbat, nieuwemaan en de hoogtijdagen van de HEER, onze God, brandoffers op te dragen zoals dat aan Israël is opgelegd als een eeuwige verplichting. Het moet een grote tempel worden, want onze God is groter dan alle andere goden. Eigenlijk is niemand in staat voor hem een huis te bouwen, want zelfs de hoogste hemel kan hem niet bevatten. Dus wie ben ik dat ik voor hem een tempel zou bouwen, behalve dan om er voor hem offers te brengen? Welnu, stuur mij iemand die verstand heeft van de bewerking van goud en zilver, koper, brons en ijzer, de verwerking van roodpurperen, karmozijnrode en blauwpurperen wol, en het aanbrengen van snijwerk, zodat hij de ambachtslieden kan bijstaan die mijn vader David hier in Juda en Jeruzalem al heeft aangesteld. Lever mij ook ceders, cipressen en sandelhout uit de Libanon, want ik weet hoe bedreven uw knechten daar zijn in het kappen van bomen. Mijn knechten zullen de uwe helpen om mij van een grote hoeveelheid hout te voorzien, want de tempel die ik aan het bouwen ben moet groot en indrukwekkend worden. Ik zal uw houthakkers belonen met twintigduizend kor tarwegries, twintigduizend kor gerst, twintigduizend bat wijn en twintigduizend bat olijfolie.’
    10 Koning Churam van Tyrus stuurde Salomo een brief met het volgende antwoord: ‘Omdat de HEER zijn volk liefheeft, heeft hij u als koning over hen aangesteld.’ 11 De brief vervolgde: ‘Geprezen zij de HEER, de God van Israël, de schepper van hemel en aarde, die aan koning David een wijze zoon heeft gegeven die over verstand en inzicht beschikt en een tempel wil bouwen voor de HEER en een koninklijk paleis voor zichzelf. 12 Ik stuur u hierbij iemand die over groot vakmanschap beschikt, meester Churam. 13 Hij is de zoon van een Danitische moeder en een Tyrische vader. Hij is bedreven in de bewerking van goud en zilver, koper, brons en ijzer, steen en hout; hij kan roodpurperen, blauwpurperen, karmozijnrode wol en fijn wit linnen verwerken en allerlei snijwerk aanbrengen. Bovendien is hij een begenadigd ontwerper. Samen met uw ambachtslieden en de ambachtslieden van mijn heer, uw vader David, zal hij alles uitvoeren wat hem wordt opgedragen. 14 Stuur ons de tarwe, gerst, olie en wijn die u hebt toegezegd, heer, 15 dan zullen wij op de Libanon bomen kappen zo veel u maar nodig hebt. We zullen de stammen als vlotten over zee naar Jafo vervoeren, van waar u ze naar Jeruzalem kunt overbrengen.’
    16 In navolging van zijn vader David hield Salomo een telling onder de vreemdelingen in Israël. Het waren er honderddrieënvijftigduizend zeshonderd. 17 Zeventigduizend van hen stelde hij aan als sjouwers, tachtigduizend als steenhouwers in het gebergte en zesendertighonderd als opzichters om toezicht op het werk te houden.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Salomo’s wijsheid en rijkdom
    Klik op de afbeelding om de link te volgen






    2 Kronieken 1


    S
    alomo, de zoon van David, verstevigde zijn positie als koning. De HEER, zijn God, stond hem terzijde en maakte hem buitengewoon machtig.
    Salomo ontbood de vertegenwoordigers van heel Israël: de bevelhebbers over duizend man en die over honderd, de rechters en alle leiders, alle familiehoofden, kortom, de hele gemeenschap van Israël. Samen met hen ging hij naar de offerhoogte van Gibeon. Daar stond de ontmoetingstent van God, die Mozes, de dienaar van de HEER, in de woestijn had gemaakt. De ark van God daarentegen was door David opgehaald uit Kirjat-Jearim en overgebracht naar Jeruzalem, naar de tent die hij ervoor had opgericht. In Gibeon, voor de tent van de HEER, stond ook het bronzen altaar dat Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, gemaakt had. Dat altaar was het doel van hun komst. Op dat bronzen altaar, voor de ontmoetingstent, in de nabijheid van de HEER, offerde Salomo; hij bracht er een brandoffer van wel duizend dieren.
    Die nacht verscheen God aan Salomo en zei: ‘Wat wil je dat ik je geef?’ Salomo antwoordde: ‘U bent mijn vader David goedgezind geweest en hebt mij als zijn opvolger aangesteld. Laat nu, HEER, mijn God, uw belofte aan mijn vader David bewaarheid worden. U hebt mij aangesteld als koning over een volk dat zo talrijk is als het stof van de aarde, 10 schenk mij daarom wijsheid en inzicht, zodat ik dit volk kan leiden. Want hoe zou ik anders dit grote volk van u kunnen besturen?’ 11 Hierop zei God tegen Salomo: ‘Omdat dit je wens is, omdat je niet gevraagd hebt om rijkdom en schatten, niet om roem en de dood van je vijanden, en ook niet om een lang leven, maar om wijsheid en inzicht om het volk te kunnen besturen waarover ik je als koning heb aangesteld, 12 zal ik je wijsheid en inzicht schenken. En ik zal je ook rijkdom, schatten en roem geven, zo veel als geen enkele koning vóór jou ooit heeft gehad of na jou ooit nog zal verkrijgen.’ 13 Hierna keerde Salomo van de ontmoetingstent op de offerhoogte van Gibeon terug naar Jeruzalem, waar hij regeerde over Israël.
    14 Salomo bracht wagens en paarden bijeen. Hij bezat veertienhonderd wagens en twaalfduizend paarden, die hij deels in Jeruzalem bij zich hield en deels onderbracht in garnizoenssteden verspreid over het land. 15 Dankzij koning Salomo waren zilver en goud in Jeruzalem even gewoon als steen en was er aan cederhout net zo’n overvloed als aan wilde vijgenbomen in het heuvelland. 16 Salomo’s paarden waren afkomstig uit Egypte en uit Kewe, waar ze door handelaars van de koning werden aangekocht. 17 In Egypte betaalden ze voor een wagen zeshonderd sjekel zilver, en voor een paard honderdvijftig. Deze handelaars leverden ook paarden aan de koningen van de Hethieten en de Arameeërs.



    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs