Inhoud blog
  • Vissen met de feederhengel
  • Vissen met de matchhengel
  • Vissen met de vaste hengel
  • Vissoorten
  • Sportvissen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Mijn favorieten
  • bloggen.be
  • Buienradar.nl
  • Hengelsportfederatie Groningen en Drenthe
  • My Homepage

    03-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vissen met de vaste hengel
     


    Zwaardere lijnen worden uitgelood met een combinatie van druppellood en hagellood. En ook hier weer de beperking van maximaal drie. Druppellood heeft een hoge zinksnelheid, dus ideaal bij stromend en diep water. Het hagellood is ook hier weer de beet verklikker. Bedenk wel dat het lood hier een remmende werking heeft op de aanbeet, zodat meestal alert gereageerd zal moeten worden. Wil je de tijd hebben om op een aanbeet te reageren, ben je meer gebaat bij een uitloding, waarbij meerdere loodjes over de gehele lijn verdeeld zijn. De aanbeet zal gelijkmatiger doorgegeven worden. Op dagen dat de vis slecht bijt zal dit systeem minder succes hebben dan met een geconcentreerde uitloding.

    Dus vis met een geconcentreerde loodverdeling om toch snel te kunnen reageren.Het uitloden gebeurt zo dat het puntje van de antenne net boven water staat. Het is dus echt fout als een deel van het lichaam nog boven water staat. Door het op de lijn knijpen van het lood pletten we hoe zacht het lood ook mag zijn altijd de lijn. Na het uitloden schuiven we het lood een meter omhoog en knippen het onderste deel van de lijn om een eventuele breuk te voorkomen.

    Doe een peillood op de haak. Het uitpeilen doen we recht onder de hengeltop. De dobber wordt nu ingesteld op de vermoedelijke diepte. Laat het peillood (dit is meestal een klokvormig loodje met aan de bovenkant een oog en op de plaats waar normaal de klepel hangt zit een stukje kurk ook zijn er knijppeilloodjes in de handel) rechtstandig onder de top in het water zakken. Onder het gewicht van het peillood staat de top krom gebogen. Als het lood de bodem raakt zal de top weer recht gaan staan. We schuiven de dobber net zo lang omhoog dat bij het uitpeilen het puntje van de dobber boven water staat. We hebben nu zo uitgepeild dat de haak op de bodem staat. We gaan nu vervolgens op de voorgenomen visafstand b.v. 12.5 mtr. zowel links en rechts daarna op 11 mtr. peilen om te zien of de bodem hier recht verloopt of een glooïng ligt. Het is van groot belang tijdens het peilen te kunnen beslissen dat op een bepaalde lengte kan worden gevist. De ideale visplek kan op iedere afstand van de oever liggen want het mooiste is om te vissen op een vlak stuk bodem.

    Het drijfvermogen van de gekozen dobber. Hoe komen we hier achter? Laat het tuig zonder peillood vrij drijven. We maken een paar driftjes op de eventueel aanwezige stroming. Door met de hengeltop de dobber tegen te houden kunnen we ook eens proberen deze stil te leggen. Als de dobber te licht was voor de stroming, dan is het al gauw te zien aan het schuin staan en zijn verwoede pogingen uit het water te klimmen. In dat geval zal naar een ander zwaarder tuig moeten worden overgestapt.

    Slepen. We kunnen door bijv. door het een tergend langzaam en in een vloeiende beweging verplaatsen van de hengeltop, de vislijn verslepen. Het aas zal zich dan over het voer en tussen de azende vissen door verplaatsen. Dit verplaatsen moet wel tergend langzaam gebeuren om de vis geen argwaan te laten krijgen. Hoe traag? Wel, u doet het goed als de dobber zo langzaam verplaatst wordt dat je het zelf nauwelijks in de gaten hebt.

    Door de lijn die rustig in het water hangt met korte rukjes te bewegen , kan men een extra dimensie geven aan het aas. Het is immers levend aas en het is echt niet vreemd dat levend aas in het water in beweging is. Door dit zogenaamde plagen worden de vissen vaak aangezet tot bijten. Vooral in stilstaand water zal de techniek van het plagen vaak succes opleveren. Plagen gaat het beste met een slank model pen, waarbij we dienen te beseffen dat de plaats van het bovenste oogje bepalend is voor het gedrag van de pen als er met de hengeltop aan de lijn wordt getrokken. Als we de pen i.p.v. door het bovenste oogje, vastklemmen met een ringetje dat we uit een stukje siliconenslang geknipt hebben, dan kunnen we door de plaatsing van dit ringetje te veranderen het gedrag van de pen beïnvloeden. Schuif bijv. het ringetje maar eens halverwege de pen. Als we nu met de top aan de lijn trekken zullen we de pen uit het water zien klimmen. Het aas zal nu over de bodem huppelen.

    Wanneer in stilstaand of langzaam stromend water wordt gevist. kan het water door de wind naar een bepaalde kant van de plas of kanaal opgestuwd worden. Het water is hoewel men het vaak niet vermoed in beweging. Als we niet zeker zijn of er een onder stroming is, dan doen we er goed aan eens links en rechts van de voerplek te gaan vissen. De onderstroming heeft meer invloed op het voer dan men doorgaans vermoed.

    Een piepklein loodhageltje op 20 cm van de haak als beetverklikker. De rest van het lood op een geruime afstand van de haak, zodat een aanbijtende vis niet direct de weerstand van het grote lood voelt als hij met het aas wegzwemt.

    Lood is nodig om het aas op diepte te brengen en ondanks de stroming daar te houden. Hoe meer stroming, hoe meer lood (en dus een grotere dobber) we moeten gebruiken om het aas op diepte te houden en hoe dichter we het lood bij de haak moeten plaatsen. Bovendien doen we er goed aan het lood zoveel mogelijk op een plaats te concentreren.

    Het vissen in stomend water gebeurt met dobbers met een groot drijflichaam. Dit wordt bereikt met ronde en buikige dobbers. Geneer je niet om ook eens extra zware dobbers te proberen. Maak een zetje tot een drijfvermogen van 7 gram. In stromend water kunnen we een zogenaamde drift maken. De lijn wordt hierbij telkens tegengesteld aan de stroomrichting ingelegd, waarna we hem vrij met de stroom laten meedrijven; dit is de eenvoudigste manier van driften. Deze manier is niet erg gunstig omdat de vis met de kop tegen de stroom in zal blijven liggen,en zo het aas te pakken. Vaak wordt door het snelle middenwater, dat is de waterlaag tussen de oppervlakte en de bodem, de aasaanbieding nadelig beïnvloed. Men moet er voor zorgen dat het aas voorop in de stroom wordt aangeboden. Er mag dus geen bocht (met de stroom mee) in de lijn komen. Om dit te bereiken, kan heel goed een tweede druppelloodje halverwege de diepte van de lijn geplaatst worden. Het is wel even oppassen bij het inleggen van de lijn. Dat moet altijd met een strakke, gestrekte lijn gebeuren, omdat we anders problemen krijgen met de verzwaarde lijn.

    Wanneer de vis het echter niet al te best doet, kan invers driften toch vis opleveren.We laten in de stroming de pen en het lood opzettelijk vooraf gaan aan het aas. Om deze techniek met zijn vertragende aasaanbieding te bewerkstelligen, geven we de dobber zo'n 50 cm overdiepte. Om het aas op de bodem te houden en de drift af te remmen, gebruiken wij een ankerloodje die ongeveer tussen 15 of 20 cm van de haak geplaatst wordt. Om te voorkomen dat de dobber wordt ondergetrokken zal uitloden van deze tuigjes altijd één loodje minder zijn als bij het normaal vissen. Voorbeeld stel dat 5 loodjes nodig zijn om de dobber exact uit te loden, dan zullen er in dit geval maar vier op de lijn worden gezet.

    tips voor de vaste hengel


     
    1. Een opsteker wil zeggen dat de aas aanbieding niet goed is, brasem doet dit maar al te graag. Ga dus dieper vissen, bijvoorbeeld laat het onderlijntje 30 cm over de bodem zweven. Dit is een ideale afstelling voor brasem.
    2. Heb je een viswedstrijd met de feeder, of vaste hengel...maak steeds meerdere hengels klaar en peil het te vissen stukje water juist af. Niets is zo frustrerend dan alles weer moeten af te stellen ,waar de wedstrijdtijd toch al beperkt is. Het kan je een mooie plaats of overwinning kosten....en die kunnen zelden zijn. Laat niets aan het toeval over, er bestaat geen toeval in het leven  alles is voorbestemt.
    3. Vis je met de dobber, neem dan een watervaste viltstift mee om indien het nodig is de antenne dobber een andere kleur te geven. Er bestaan nu ook al een tijdje verwisselbare antenne dobbers in alle kleuren.
    4. Indien je met de vaste hengel vist, schuif de hengel 1 meter achteruit en voer 1 of 2 meter links of rechts van je dobber , naargelang de stroom sterkte, hoe groter de stroom hoe verder je links of rechts zult moeten voeren.
    5. Let op je buurman tijdens een viswedstrijd, als hij vis vangt en jij niet dan klopt er iets niet. Misschien moet je dieper of ondieper gaan vissen, of hij vist met een andere tactiek. 
    6. Vis je met de dobber pas je dobber aan de stroming aan. Een dobber mag als de hengel in de steun staat niet uit het water stijgen, de antenne alleen mag zichtbaar zijn, ook bij zware stroming.
    7. Zet tijdens het voornvissen nooit een roofvis bij de voorntjes. Zet de roofvis onmiddellijk terug indien mogelijk. De paniek in het leefnet zal op die manier zeker beperkt blijven.
    8. Vele viswedstrijden worden gevist op aantal en gewicht. Vis bijvoorbeeld een tijdje met de feeder en een tijdje met de vaste hengel in het kantje op de kleine voorns. Ieder voorntje is een puntje erbij. Blijf niet vissen op brasem of andere grote vis. Schakel op tijd over naar het kleine grut. Hierdoor zal je in het algemeen klassement weer een plaatsje stijgen.
    9. Een te ver ingeslikte haak bij een vis nooit met geweld uit de vis trekken, maar het vissnoer met een schaartje afknippen. Het wondje van de vis heelt zeer snel. De vis zal je dankbaar zijn en een onderlijntje verwisselen is geen probleem.
    10. Als je vast komt te zitten met de vaste hengel, bijvoorbeeld door stenen of een ander opstakel, begin dan langzaam de hengel met je  beide handen naar rechts te draaien. Trek ook langzaam de hengel terug naar achter. Op die manier verspeel je wel het haakje , maar je hebt wel je gehele lijn terug. Het is maar een weet.
    11. Vis kan je ook vangen door te "tonken". Dit wil zeggen...neem een lijntje iets korter als de hengel is. Doe onderaan een loodje van 20 of 30 gram daaronder doe je een onderlijntje aan. Door nu de hengel langzaam op en neer te bewegen zal de vis attent gemaakt worden op het aas aan de haak. Op deze manier kan je veel vis vangen als ze bijten...als. Probeer het maar eens. Aanvoeren mag.
    12. Als je vist met de vaste hengel en je vist zinkend zet dan een klein gekleurd bolletje op het topoogje. De beetregistratie zal hierdoor beter te zien zijn. Maak het bolletje rood met speciale dobberverf. Die is in iedere hengelsportzaak te koop.
    13. Vis je een wedstrijd op aantal en gewicht, wissel dan van tactiek. Vis een uurtje op dikke vis en een uurtje op het kleine grut. Op deze manier kan je punten opbouwen in aantal en gewicht. Vis vlak in het kantje en met een licht lijntje. Gooi regelmatig een beetje gekookte vishennep bij. Kijk maar eens bij echte topvissers en grote viswedstrijden op aantal en gewicht.
    14. Vissen die juist geland zijn hebben vaak de nare gewoonte flink te keer te gaan in het schepnet. Dit is al voor een groot deel te voorkomen door tijdens het binnenhalen van het net de lijn op spanning te houden. Door gebruik te maken van uw voet waarover u de steel laat schuiven kunt u het net en de topset tegelijkertijd binnenhalen.
    15. Neem het stukje toprubber een paar centimeter te lang, zodat het over de top uitsteekt. Dan houdt de stugheid van het overstekende eindje rubber de lijn van de top af, waardoor het hinderlijke "plakken" aan de natte hengel of het vasthaken achter de kikkertjes een stuk minder wordt.
    16. Als je eenmaal de visdiepte vastgesteld hebt, markeer je met vetkrijt de visdiepte. Dit doe je door de dobber naast je hengel te houden en met krijt een streepje te zetten op de plaats waar de bovenkant van de dobber tegen de hengel komt. Mocht om de één of andere reden je dobber verschuiven dan vind je nu gemakkelijk de juiste diepte terug.

     


     

    03-10-2006 om 02:09 geschreven door august  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (39 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vissoorten

    De Brasem
    De brasem is een sterk zijdelings afgeplatte vis met een kleine kop en bek. Rugvin is vrij kort en de anaalvin vrij lang.
    Deze vis kan een lengte van 80 cm. bereiken.
    Eenjarige brasem is nagenoeg egaal zilverachtig gekleurd met een iets donkerde rug en doorzichtige vinnen.
    Oudere brasems, vooral mannetjes zijn geheel bronsbruin met zeer donkergrijze vinnen.
    Het oudere vrouwtje is lichter van kleur.
    Brasem wordt vaak verward met kolblei maar bij brasem zijn de schubben kleiner, er zijn van de zijlijn tot de rugvin 12 tot 14 schubben (1).
    De oogdiameter is kleiner dan de afstand van het oog tot de punt van de bek(2).
    De bek is onderstandig d.w.z. het bovenste gedeelte langer dan het onderste gedeelte, en ver uitstulpbaar (3).
    De brasem komt zeer algemeen voor in stilstaand en rustig stromend water.
    Grote brasems vindt men in ruim diep water met een modderbodem en weinig plantengroei. In de winter zoeken de brasems in grote groepen rustplaatsen op in diep water .

    De brasem is momenteel, en dan vooral op wedstrijden vanwege zijn nogal hoge gewicht één van de populairste vissen.
    De brasem behoort dan ook tot de grote familie van de karpers.

    Voorkomen

    Momenteel is de brasem de meest voorkomende vissoort in vele vijvers en meren. Op sommige plaatsen is het zelfs zo ver gekomen dat dit problemen oplevert, voor het in stand houden van de andere vissoorten.

    Kenmerken

    De brasem heeft een bek die naar onderen wijs (dit omdat hij van de bodem eet). Het lichaam loopt hoog op en is redelijk plat (vandaar ook zijn bijnaam 'platte'). De zijkanten zijn bronskleurig, de kop en rug grijsbruin. Jonge brasem, ook wel bliek genoemd is zilvergrijs.

    Lengte

    Brasems kunnen zeer groot worden, lengtes van 90cm en gewichten van 7kg zijn geen uitzondering.

    Paaitijd

    De paaitijd ligt tussen mei en juni.

    Voeding

    De brasem haalt zoals eerder vermeld zijn voedsel van de bodem. Hij gaat tekeer als een echte 'stofzuiger'. Hij woelt de bodem letterlijk helemaal om. Zijn voedsel bestaat dan ook vooral uit bodemdieren zoals insectenlarven en weekdieren.

    Aas

    Brasem kan men goed vangen met allerlei soorten aas, zoals muggenlarven, maïs, een trosje maden, pieren,...
    Soms laat er zich zelfs eentje tijdens het karpervissen verleiden door een boilie.

    03-10-2006 om 02:03 geschreven door august  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (32 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sportvissen

    Welkom!

    Deze website is gemaakt voor iedereen die houdt van het vissen op witvis, en dan vooral het vissen met de vaste stok, match en feeder.
    Tevens is er tal van informatie te vinden over de club zoals de uitslag van de laatste wedstrijd, de vorige wedstrijden kunnen langs de kalender geraadpleegd worden

    Verder is in het bijzonder bedoeld om de jeugd door het geven van juiste en goede informatie terug aan de waterkant te krijgen of te houden. Niettegenstaande dat ook meer ervaren vissers hier een schat aan informatie kunnen vinden.
    Je bent immers nooit te oud om bij te leren.

    Veel lees- en vooral visplezier!!!

    03-10-2006 om 01:28 geschreven door august  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - ( Stemmen)


    Archief per week
  • 02/10-08/10 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs