Onderwijs hoeft niet meer geld
De beroepspraktijk klaagt al jaren over de slechte aansluiting van het hoger beroepsonderwijs op die praktijk en de eisen die daarin aan hbo-professionals worden gesteld.
Alleen wordt deze klacht helaas nog steeds niet serieus genomen.
Bij het hbo vinden ze het belangrijk om professionals op te leiden die ook als (praktijkgericht) onderzoeker ingezet kunnen worden. Maar hoe zinvol is dat?
Op universitair niveau worden genoeg studenten opgeleid die ook de beroepspraktijk in gaan. Die zullen met zekerheid de hbo’ers als halfbakken onderzoekers gaan verdringen voor functies waarin praktijkgericht onderzoek centraal staat.
keuzevak
Een andere visie kan de weg vrijmaken voor een efficiënter en kwalitatief beter hbo, dat wél goed aansluit op de eisen van de beroepspraktijk.
Als gelijktijdig de stofkam gaat door inefficiënte, zeer arbeidsintensieve onderwijsprocessen – die ooit in de jaren tachtig als zinvol werden beschouwd – dan kan veel geld bespaard worden op deze onderwijssector. Te beginnen met het schrappen van de verplichting dat álle hbo-studenten zich bekwamen in praktijkonderzoek. Dat levert de eerste besparing op. Onderzoek kan ook een keuzevak in het hbo zijn.
‘Meer geld voor onderwijs’ is de vaste mantra als het gaat om verbetering van de onderwijskwaliteit. Meer dan 35 jaar hbo-onderwijservaring en gelijktijdig ondernemerschap leert mij, dat deze mantra politiek goed scoort, maar economisch niet altijd verantwoord is. De ene onderwijssoort is immers de andere niet. Knelpunten waarover het basisonderwijs thans terecht klaagt – tekort aan docenten, slechte honorering, extreme werkdruk – kent het hbo niet.
vergadercultuur
Voor elk wissewasje als team moeten vergaderen komt in het bedrijfsleven al sinds de jaren negentig niet meer voor. Een eenvoudige rekensom wees toen al snel uit dat zulke vergaderingen te kostbaar zijn voor het doel ervan.
In het hbo wordt zulk efficiency-onderzoek nauwelijks gedaan. En dus wordt een achterhaalde vergadercultuur van de jaren tachtig nog steeds gehandhaafd. Bij elke vloek en zucht wordt iedereen betrokken zonder de expertise en autoriteit van andere collega’s te accepteren.
Een verandering van een voor te schrijven boek was zo’n proces. Daarover moet dan iedereen in een vakgroep eerst zijn mening geven, alvorens dat ingevoerd kan worden. Maar ook bij opleidingsvergaderingen moet iedereen aanwezig zijn, terwijl bij meer dan de helft van de zaken individuele docenten nauwelijks betrokken zijn. Afschaffing van deze arbeidsintensieve en kostbare overlegcultuur zal een tweede substantiële besparing van overheidsgeld kunnen opleveren.
technologische toepassingen
De grootste besparing kan evenwel bereikt worden als klassikaal onderwijs zo veel mogelijk uit het hbo verdwijnt. Er kan beter gebruik worden gemaakt van technologische toepassingen in het onderwijs, die beter aansluiten op de praktijk in het beroepenveld. Bij voorkeur in een vorm waarbij studenten binnen grenzen hun eigen studietempo kunnen bepalen op door henzelf te bepalen studietijden.
Denk aan online colleges en online platforms, waardoor veel meer gebruik kan worden gemaakt van leren op afstand, maar toch dichtbij door coaching op de school zelf.
Klassikaal onderwijs is een herhaling van colleges en werkcolleges, die allemaal volgens een standaardprotocol verlopen. Dat is dus verspilling, als je die ook online kunt volgen en contacttijd met studenten op school of online organiseert.
flexibiliteit
Die flexibiliteit kenmerkt het huidige beroepenveld ook steeds meer. Daar kun je als hbo-professional niet snel genoeg aan wennen.
Het onderwijs als geheel heeft niet per se extra geld nodig. Besparen is altijd mogelijk als er duidelijke efficiencyvoordelen zijn te behalen. Dan bespaar je geld met behoud van kwaliteit, waar iedereen beter van wordt.
Dat geld kan vervolgens naar knelpunten in het onderwijs waarvan wél vaststaat dat die alleen met geld zijn op te lossen; omdat de rek er al heel lang volledig uit is. Het dreigende lerarentekort in het basisonderwijs is daarvan een goed voorbeeld.
Misschien kunnen de formatiepartijen deze invalshoek meenemen in hun onderhandelingen. <