Direct naar artikelinhoud
Oe is 't

"Eens een camioneur, altijd een camioneur"

Jos en Robert hebben hun vrachtwagen ingeruild voor een motor. Maar, ‘eens een camioneur, altijd een camioneur’.Beeld Jonas Lampens

Op een bankje langs de E42, nabij Malmedy, zitten twee mannen. Ze drinken frisdrank en dragen zware, lederen pakken. Hun blinkende moto staat vlakbij en ze praten op luide toon, opdat ze boven de voorbij­rijdende auto’s en vrachtwagens uitkomen. Ze heten Jos en Robert, en ze komen uit Limburg. Uit Opglabbeek, de uitdovende gemeente die straks opgaat in Oudsbergen. Dat zint de mannen niet. Nu moeten Jos en Robert om een nieuwe identiteitskaart en een nieuw rijbewijs. En dat kost allemaal geld, zeggen ze. Dus gaan ze dat niet doen. En zien ze straks wel wat er gebeurt. De vraag hoe het nu met hen gaat, hangt vast aan de vraag wat ze hier op dat bankje doen.

'Een douanier wilde een deel van de buit. Heb ik dan maar heel zijn kot volgepropt met rabarber'
Robert.

Jos: “Wij zijn gepensioneerde camion­chauffeurs en komen hier naar de trucks kijken. Hé Robert?”

Robert: “Ja, Jos.”

Jos: “Dus gaat het goed met ons. Eens een camioneur, altijd een camioneur. Hé Robert?”

Robert: “Ja, Jos.”

Jos: “Wie zijn hele leven met een camion reed, die kan de job niet zomaar loslaten. Je mist het werk niet, maar je mist je camion wel. Wij hebben ongeveer zes miljoen kilometer gereden in onze carrière. Nu zijn we motards geworden, vertrekken vaak in Opglabbeek, rijden tot in Luxemburg, drinken er een pintje bier en rijden terug. Tweehonderdzestig kilometer, heen en terug.”

Robert: “Ik ben blij gepensioneerd te zijn. Mijn rug is behoorlijk beschadigd na tientallen jaren op de chauffeurs­stoel. En al houd ik nog altijd van camions, van verlichting in de cabine, van de naamplaatjes tegen het raam, ik weet dat de romantiek een beetje vervlogen is. Camioneurs verdienen nu minder, er is bijzonder veel concurrentie en de stress is fors toegenomen.”

Jos: “Zie daar, een truck van Action. Die rijden blijkbaar ook nog altijd rond.”

Robert: “Schoon machien.”

Jos: “En daar, die Scania. Serieus geladen, zo te zien.”

Robert: “Goed gezien, Jos.”

Jos: “Ik reed vroeger vooral in België, Nederland, Luxemburg en Duitsland.”

Robert: “Ik reed nog verder, tot diep in Portugal. Dat waren de schone ritten, die naar het zuiden. De grootste verandering die we ondergingen, was het opengooien van de grenzen. Dan waren we toch enigszins van de douaniers verlost. Veel meegemaakt met die mannen. Ze moesten altijd wel iets hebben. Of een beetje drinkgeld, een beetje eten of wat drank. Ooit reed ik met een grote lading rabarber. Een douanier hield me tegen, hij wilde een deel van de buit. Heb ik dan maar heel zijn kot volgepropt met rabarber.” (lacht)

Jos: “Het was een schone tijd, hé Robert.”

Robert: “Ja, Jos, dat was het.”

Jos: “Zie, daar, nog een Scania.”

Robert: “Hoor die motor, Jos. Wat een kracht.”