William Sladen: de liefdesdokter van de pinguïns
Op de leeftijd van 96 is ontslapen William J. L. Sladen. Hij studeerde geneeskunde, maar ging zich al vlug meer interesseren voor dieren. Hij werd een toonaangevend kenner van pinguïns, in het bijzonder van hun seksleven.
Hij was van geen kleintje vervaard, als het erop aankwam de olijke watervogels te bestuderen. Hij trok voor het eerst naar Antarctica in 1948, waarop ontelbare expedities zouden volgen. Een keer moest hij meer dan twee weken alleen in een tent slapen, volgens een van zijn sterke verhalen, nadat een brand het kamp had verwoest en zijn collega’s om het leven waren gekomen.
Wat hem betrof, loonde het allemaal de moeite. Hij deed fascinerende ontdekkingen, zoals dat pinguïnouders hun jongen kunnen herkennen uit vijftigduizend andere kuikens, die er in de ogen van mensen allemaal hetzelfde uitzien. Paartjes vinden elkaar dan weer terug in kolonies van dertigduizend soortgenoten, op basis van geroep en extatisch vleugelgeklepper. Hij kwam er achter dat mannetjespinguïns seks kunnen hebben in het meest barre weer, bij windsnelheden tot 100 kilometer per uur. Terwijl hij de pinguïns bestudeerde, leerde hij veel bij over mensen. “De seksdrive moet wel groot zijn”, trapte hij enigszins een open deur in, “als de daad zelfs kan worden voltrokken in zulke lastige omstandigheden.”
Ook de drang om de volgende generatie groot te brengen, bleek allesoverheersend. Moederpinguïns, ontdekte een verblufte Sladen, lopen soms 100 kilometer ver over een bevroren zee om voedsel voor hun jongen te vinden. Ze kunnen daarbij tot veertig dagen vasten en de helft van hun gewicht verliezen.
Mensendokter
Zelf was William Sladen de zoon van twee beroepsofficieren bij het Leger des Heils, dat zijn overgrootouders van moederszijde – William en Catherine Booth – opgericht hadden. Een zekere drang om de wereld te verbeteren kreeg hij met de moedermelk ingegoten. Dat leidde soms tot bizarre experimenten. Zo was Sladen betrokken bij een project om jonge zwanen en Canadese ganzen veilige trekroutes aan te leren, door met een ultralicht vliegtuigje hun V-formatie aan te voeren. Het jaar daarop zouden de vogels het dan alleen moeten kunnen.
Soms stootte hij op onbegrip van voormalige collega’s, die niet begrepen waarom hij een lucratief bestaan als mensendokter voor de onzekere carrière van zoöloog ingeruild had. Zelf begon hij echter nooit te twijfelen. “Het schouwspel mogen gadeslaan van driehonderdduizend adeliepinguïns op Antarctica”, verzuchtte hij dan. “Tussen de pelsrobben in de Beringzee zitten of je laten meevoeren op de majestueuze vlucht van de albatros boven de zuidelijke oceanen: wie zou daarvoor niet álles willen ruilen?”
Zijn eerste huwelijk sneuvelde, maar zijn tweede vrouw week tot de laatste dag niet van zijn zijde.