Direct naar artikelinhoud
Automatisering

Help, de robots komen?De robots komen helpen!

Mark Elchardus.

Mark Elchardus is professor emeritus sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel en opiniemaker bij De Morgen. Zijn bijdrage verschijnt elke zaterdag.

In de stripverhalen uit mijn kindertijd doken om de haverklap robots op. Ze bewogen met horten en stoten, beperkten zich tot een 'bieb bieb', terwijl op hun kop een gloeilamp flitste. Gedienstig wel. Ze hielpen in het huishouden en ruimden de speelkamers van kinderen op. Af en toe werden ze woedend. Trokken dan een spoor van vernieling. 

Op die manier leven we al lang met robots. Toch lijken ze plots heel nabij. Er wordt nu ook wel bijzonder veel van hen verwacht. Huishoudelijk werk en het opruimen van speelkamers, uiteraard, maar ook het bezorgen van pakjes, het verzorgen van zieke en dementerende mensen, en seks. 

Bij één verdeler van internetporno, Pornhub, werd in 2016 meer dan 4,5 miljard uren (dat is 500.000 jaar) porno gekeken. De bouwers van 'seksbots' vermoeden dat er een markt is voor hun product. Het probleem blijkt trouwens niet meer zozeer het realisme, wel de zoektocht naar het delicate punt waarop een seksbot voldoende realistisch is om emoties op te wekken, gehechtheid en intensiteit te creëren, maar weer niet zo realistisch dat hij met een echte mens kan worden verward. Dat laatste, zo waarschuwen onderzoekers, leidt tot vragen over rechten en tot aversie.

Seks en werk, voor robots en mensen

Kan een seksbot leren vrijen zoals computers vandaag leren schaken? Uiteraard. Grote, vragende ogen, vochtige, volle lippen, niet tegenspreken…, dat lijkt de piste die de bouwers vandaag voor vrouwelijke seksbots exploreren. De robots zelf zullen waarschijnlijk wel iets subtielers leren. 

Terwijl daarover reikhalzende rapporten verschijnen, is er toch ook weer de vrees dat robots, niet in een uitbarsting van woede, maar neukend en kreunend de menselijke relaties vernielen, eenzaamheid en vervreemding bevorderen, verwachtingen scheppen waaraan men niet kan voldoen en nog moeilijker mee kan leven. Zo gaat het nu eenmaal met robots. Dat leren we reeds als kind. Op de hoop dat een robot je spullen opruimt, volgt de vrees dat hij het huis vernielt en de kat vermorzelt.

Op de hoop dat een robot je spullen opruimt, volgt de vrees dat hij het huis vernielt en de kat vermorzelt

Die angst was er van bij het begin van de automatisering, rond 1810, toen het nog grotendeels om krakende weefgetouwen ging. De luddieten, genaamd naar hun voorloper Ned Ludd, vernielden die. Zij vreesden dat machines hun werk gingen afpakken. In 1810 waren er 2,3 miljoen jobs in de Verenigde Staten. Honderdvijftig jaar later, in 1960, meer dan 74 miljoen. Over die 150 jaar werd gemiddeld zowat een job per minuut gecreëerd. Beter in vernielen dan in voorspellen, die luddieten. 

Zowat elke technologische vooruitgang ging gepaard met vrees voor banenverlies. Zelfs de beste geesten lieten zich daaraan vangen. John Maynard Keynes – een van de allergrootste economisten van de 20ste eeuw – voorspelde in 1930 'technologische werkloosheid', omdat wetenschap en technologie sneller werk uitspaarden dan de mensen nieuw werk konden bedenken. Sindsdien kwamen er in Europa astronomisch veel jobs bij.

Gek trouwens, hoe weinig we ons daarvan bewust zijn. In de jaren 70 had iedereen de mond vol van het 'einde van de volledige tewerkstelling'. Er zouden geen jobs meer zijn omdat de 'golden sixties' achter ons lagen en er druk werd geautomatiseerd. Even in de statistieken kijken. In 1947, in volle naoorlogse wederopbouw, werkte in België 51 procent van de mensen ouder dan vijftien. In 1971, na de 'golden sixties', was dat nagenoeg eenzelfde proportie, 52 procent. In 1981, na de jaren 70, met het aangekondigde einde van de volledige tewerkstelling, was dat zowaar opgeklommen tot 59 procent en in 1991 zelfs tot 62 procent. 

In 1983 waren er in België 3,4 miljoen jobs; in 2013 zijn dat er 4,5 miljoen. Over die periode kwamen er per jaar gemiddeld 35.000 banen bij. Eén elke vijftien minuten. Slabakt het sindsdien? In 2015 kwamen er 55.000 jobs bij. Eén elke tien minuten. Een mens raakt buiten adem van die cijfers.

Laten we er werk van maken 

Wie op basis van technologische innovaties het einde van het werk voorspelt, plaatst zich in een heel bijzondere traditie: die van de meest grandioos verkeerde reeks voorspellingen ooit. Laten we daar een fopprijs voor bedenken. 

We zijn overigens weer toe aan zo’n rondje einde-van-het-werk-voorspellen. De combinatie van robotica en artificiële intelligentie maakt dat onweerstaanbaar. We kopen op internet, dus: winkelbedienden aan den dop, vervangen door magazijniers. Robots halen de bestellingen uit de rekken: oeps, magazijniers ook al werkloos. Maar de goederen dienen nog geleverd? Ja, met zelfrijdende bestelwagens: chauffeurs dus ook zonder werk. Zo zijn er duizenden scenario’s. Verschillende onderzoekers voorspellen daarom dat binnen een aantal decennia weleens 40 tot 50 procent van alle huidige jobs zou kunnen verdwijnen.

Wie rondkijkt, ziet ook andere dingen. Bijvoorbeeld mensen die niet op hun werk raken omdat de voorbije decennia veel te weinig gewerkt werd aan de Brusselse tunnels en aan de verkeersproblematiek rond Antwerpen. Mensen die sterven en pas weken of maanden later worden gevonden omdat er onvoldoende werk wordt gemaakt van een degelijke opvolging van en zorg voor eenzame mensen. 

Vuile straten, onaangename buurten, oncomfortabele, ongezonde woningen en appartementen, omdat daar te weinig werk wordt ingestoken. Kinderen die het slecht doen op school omdat er onvoldoende werk van wordt gemaakt. Iedereen kan de opsomming aanvullen. Leegte, miserie, mislukking, gebrek aan comfort, lelijkheid, vuil, ziekte…, omdat er geen werk van wordt gemaakt. En tegelijk zo veel mensen die stijf staan van de stress, burn-out, mensen die ziek worden van te veel en te intens werken.

Technologie schept keuzemogelijkheden, zeker, maar wij moeten wel zelf de keuzes maken. De huidige mogelijkheden zijn inmiddels zo groot, dat we het kiezen, zoals we nu veelal doen, niet langer aan de markt en het belang van enkelen kunnen overlaten. Wat robots ons laten zien, is dat als de markt niet door een actieve en kordate overheid wordt gestuurd en bijgestuurd, technologische vooruitgang zich vertaalt in werkloosheid en ongelijkheid.

Wat zou een kordate overheid kunnen doen? Veel. Gericht investeren en stimuleren, opdat ons vernuft niet zo eenzijdig in arbeidsbesparende ontwikkelingen wordt geïnvesteerd. Men kan die vindingrijkheid ook richten op duurzaamheid, op energie- en grondstoffenbesparende technologie. Robots zijn goed in assembleren, mensen zijn beter in recycleren. 

Robots hoeven ook niet louter arbeidsbesparend te zijn. Ze kunnen ook arbeidsondersteunend zijn. Waarom niet werken aan slimme jasjes die het heffen van zieke mensen, koffers en materialen verlichten, en zo ruggen sparen? 

Heel wat mensen werken nu te veel. Vooruitgang in robotica kan ook worden vertaald in arbeidsduurverkorting, in de plaats van in werkloosheid. Maak werk van de nog vele en dringende onbeantwoorde noden. Investeer in vorming, gezondheid, infrastructuur, veiligheid, ondernemerschap, wetenschap…, leg de basis van een nog betere toekomst. Pas de fiscaliteit aan. Het kan gewoon niet dat kapitaal meer opbrengt dan werk. Het is onhoudbaar als bedrijven die grote winsten maken met weinig werknemers op dezelfde manier worden belast als bedrijven die moeten werken met kleinere winstmarges, maar veel mensen tewerkstellen.

Waarom niet werken aan slimme jasjes die het heffen van zieke mensen, koffers en materialen verlichten, en zo ruggen sparen?

Een toekomst zonder werk is niet mogelijk en zeker niet wenselijk. Eén met minder en beter werk ligt binnen handbereik, als we dat echt willen, tenminste.