De vakbonden COC, COV, ACOD Onderwijs en VSOA Onderwijs schreven die brief naar aanleiding van een nieuwe etappe in het zogenaamde loopbaandebat tussen de bonden en de minister. Met het publiceren van hun bezorgdheden, willen de vakbonden aangeven waar volgens hen “de grenzen van het mogelijke” liggen.

“Naast een excellente lesgever moet de leraar onder meer ook een teamspeler, een coach, een psycholoog, een maatschappelijk werker en een opvoeder van leerlingen zijn”, aldus de onderwijsbonden in hun open brief. “Maar die almaar toenemende eisen leiden tot taakverzwaring. Maar de personeelsomkadering heeft deze evolutie niet gevolgd. Integendeel, de overheid bespaart op omkadering.”

Veel vrije tijd

“De lesopdracht moet ook beheersbaar en afgebakend zijn. Leraren doen al sinds mensenheugenis aan thuiswerk. Zo ontstaat de indruk dat leraren heel veel vrije tijd hebben, omdat niet gezien wordt wat zij buiten hun lesuren nog presteren. Een ander groot gevaar van thuiswerk is dat de scheiding tussen werk en privé vervaagt. Het is dringend nodig om te spreken over de taakafbakening van de opdracht”, aldus de vakbonden.

“Het zou een schrijnende miskenning zijn van hun doorgedreven engagement om alle personeelsleden te affecteren aan het schoolbestuur”, vinden de vier onderwijsbonden. “De mogelijkheid tot willekeur wordt dan zo groot, dat de waarde van een vaste benoeming grondig wordt onderuit gehaald.”

Pijlers

“Zowel de vaste benoeming, de vakantieregeling als het pensioen vormen de pijlers van een aantrekkelijke lerarenloopbaan”, schrijven de bonden. “Aan deze pijlers mag dus niet getornd worden. De pensioenregeling van het onderwijspersoneel maakt voor ons deel uit van het loopbaandebat. Ernstige ingrepen op de berekening ervan zullen dus een zware hypotheek leggen op dit debat.”

“De middelen voor nascholing moeten drastisch opgetrokken worden, zodat er een cultuur van permanente professionalisering kan ontstaan”, besluiten de vakbonden. “Maar dat alleen is niet voldoende. Personeelsleden moeten ook tijd en ruimte krijgen om deel te nemen aan professionaliseringstrajecten.”