Los nog van het feit dat veel mensen zich wel degelijk interesseren voor de problemen van en met de media, is die reflex tekenend voor de redenering van veel centrale pionnen in de sector: enkel dat waar veel kijkers voor zijn, kan van belang zijn. In een democratie moeten echter heel andere overwegingen meespelen. Als je kinderen alleen opvoedt met zoetigheid, leren ze nooit te eten wat voedzaam en dus essentieel is. Die houding wordt hier veelal als betuttelend ervaren, terwijl ze in wezen gevoed wordt door verantwoordelijkheidsbesef.
Ook de Vlaamse media spelen te systematisch in op wat mensen willen, eerder dan op wat ze nodig hebben. Luisteraars, kijkers en lezers zijn niet in eerste instantie klanten, maar burgers. De belangrijkste verantwoordelijkheid van de media is niet een zo groot mogelijk publiek bereiken, maar een zo groot mogelijk publiek dusdanig informeren dat ze als volwaardige burgers kunnen deelnemen aan het democratische proces. Op dat vlak maken de media ondanks alle talent, inzet en goede bedoelingen te systematisch een slechte beurt.
Kort vierdelig essay.
Deel 1
Wat een entree.
Geert Buelens is met onmiddellijke ingang aanvaard als volwaardig pijnpunt van de Vlaamse journalistiek.
Deel 2
De waarheid bestaat niet. Datgene wat de minste mensen willen is niet belangrijker dan datgene wat de meeste mensen willen omdat het intrinsiek beter zou zijn.
Het is niet omdat de meeste mensen het willen, dat het de waarheid is. Er moet dus altijd ruimte blijven voor wat de minste mensen willen.
Deel 3
Geert Buelens is de Benno Barnard van de mediajournalistiek.
Ze vertrekken van een stelling waar vrijwel iedereen het mee eens is (respectievelijk Maar het niet-afhakken van handen is superieur aan het wél afhakken van handen. en Als je kinderen alleen opvoedt met zoetigheid, leren ze nooit te eten wat voedzaam en dus essentieel is.) en bouwen op basis van die stelling een betoog als een huis.
Een huis dat gemetseld wordt zonder mortel, een huis dat gefundeerd is op drijfzand. Een kaartenhuis.
Kant was een genie. De ontdekker van de katapult. De filosoof die ons terug naar de filosofische prehistorie katapulteerde. Alsof er nooit een David Hume bestaan had.
Een gitzwarte bladzijde in de filosofiegeschiedenis.
Kant geloofde dat alleen van een wezen dat begrijpt waarom het iets wel of niet doet, kan worden gezegd dat het zich moreel of immoreel gedraagt en dus dat moraliteit alleen mogelijk is voor rationele wezens. Een giftige slang kan niet immoreel worden genoemd. Maar de geldigheid van dergelijke redeneringen is niet alleen een kwestie van individuele smaak. We kunnen verschillend oordelen over de goedheid van een redenering, maar het feit dat we erover argumenteren en elkaar trachten te overtuigen, toont aan dat we geloven dat een echte goede redenering instemming afdwingt.
Immanuel S. de kromme Kant.
Een geldige redenering is universeel geldig, niet iets dat we naar willekeur kunnen toepassen. We kunnen niet volhouden dat een handeling voor mij goed zou zijn en voor iemand anders in identieke omstandigheden slecht; als die handeling voor mij goed is, moet ze voor alle anderen in dezelfde situatie ook goed zijn. Dit betekent dat de morele wetten die in de morele wereld gelden universele geldigheid hebben, zoals de natuurwetenschappelijke wetten die hebben voor de empirische wereld. Het betekent ook dat moraliteit, net als natuurwetenschap, gebaseerd is op rede.
Deze overwegingen brachten Kant ertoe om zijn fameuze categorische imperatief op te stellen: Handel zo dat de maxime van uw wil altijd ook kan gelden als universele wet. (B)
Immanuel S. de katapult Kant heeft het bewezen.
Er is geen speld tussen te krijgen.
Ik heb het gecontroleerd.
In Kritik der reinen Vernunft verloopt het bewijs als volgt:
IN = IN
IN + DIVIDU = IN + DIVIDU
INDIVIDU = IN + DIVIDU
INDIVIDU + TRINSIEK = IN + TRINSIEK + DIVIDU
INDIVIDU + TRINSIEK = INTRINSIEK + DIVIDU
En let nu op de geniale zet van Immanuel S. Kant: vermits trinsiek en dividu niet bestaan mogen ze geschrapt worden!
INDIVIDU = INTRINSIEK
Voor zoveel bewijs buigen wij deemoedig het hoofd.
Zo mogelijk nog straffer was de bewijsvoering in Kritik der praktischen Vernunft
IN = IN
IN = NI (positie in deze vermenigvuldiging heeft geen invloed op het resultaat!)
IN + DIVIDU = NI + DIVIDU
INDIVIDU = NI + DIVIDU
U + INDIVIDU + VERSEEL = U + NI + VERSEEL + DIVIDU
Vandaag heeft Alain Vandam, alias de Protput, mij gevraagd of hij lid kan worden van de septische club.
Wat een vraag, natuurlijk kan dat.
Hij was blij, blij, blij.
Allé Johan, dan zijn wij al met tien.
Dat begreep ik niet.
Dat begrijp ik niet Alain, zei ik.
Ah ja Johan, ik heb da zo een beetje gevolgd en ik heb da opgezocht van dat binair denken en zo. En weet gij hoe ze twee schrijven in het binair stelsel?
Bon, ja, hat is spijtig natuurlijk dat u niet gestudeerd hebt, maar echt moeilijk is het examen niet.
De vraag luidt:
Wat is het belangrijkste woord in de zin An inconvenient truth?
Stilte in de zaal!
Eeeeeennn . Pennen neer.
Het juiste antwoord was an.
Wat is for the sake of God het belang van een waarheid?
Alsof u op een proces waar u als getuige optreedt en de eed zweert zou zeggen:
"Ik zweer een gehele waarheid en niets dan een waarheid te zeggen".
U gaat daar nogal de wind van voren krijgen.
De waarheid is ondeelbaar.
Had u het juist? Proficiat.
Had u het fout? Jammer, maar er is altijd nog een tweede zit.
U zit trouwens in goed gezelschap.
Ook Bryan Magee heeft tweede zit.
Een gematigd scepticus.
Sorry hoor, maar wie dat als titel voor zijn essay gebruikt, dat is onmiddellijk terug naar af.
Een gematigd scepticus, dat is zeggen akkoord, waarheid bestaat niet, maar toch wel een beetje of schoonheid bestaat niet, maar toch wel een beetje.
Waarheid bestaat niet, dat is The inconvenient truth.
Jarenlang heb ik de boot afgehouden omdat ik helemaal geen vrienden heb.
En toen had ik één vriend: Heraclitus.
Maar zo één vriendje, dat vond ik toch een beetje zielig.
En nu ben ik aanbeland op bladzijde 42 van mijn boek en heb ik plots honderden vrienden. Het zijn wel allemaal rammelende geraamtes, maar toch.
Scepticisme in de brede zin van het woord had een lange traditie in het Griekse denken. Xenophanes leerde al dat we altijd meer kunnen leren dan we weten, maar dat we nooit zeker kunnen weten een definitieve waarheid te hebben gevonden. Socrates zei één ding te weten en wel dat hij niets wist. Maar Socrates geloofde tenminste dat kennis mogelijk was, en deed zijn best er wat van te verwerven, terwijl Xenophanes meende dat we in elk geval onze onwetendheid kunnen verminderen. Beiden stonden positief tegenover onderzoek en de mogelijkheid van kennisverwerving.
BEIDE KANTEN OP REDENEREN
Pyrrho (365 270 v; Chr.) was de eerste die het scepticisme tot alfa en omega van zijn denken maakte, en veranderde het in een filosofie die de hardnekkige weigering inhield ergens in te geloven. Hij was de stichter van een school van filosofen die bekend werden als de sceptici, en een systematisch en radicaal filosofisch scepticisme wordt nog steeds pyrronisme genoemd.
Pyrrho had als soldaat onder Alexander gediend en zelfs in India gevochten. De kennismaking met allerlei landen en volkeren kan hem een indruk hebben gegeven van de veelheid van meningen die mensen kunnen hebben. Voor elke mening die men hier vindt, is er elders een tegengestelde. En meestal zijn de argumenten aan beide kanten even goed; dat vond Pyrrho tenminste. Het enige waarvan we kunnen uitgaan zijn de verschijnselen, maar die zijn vaak misleidend en dus kunnen we nooit een verklaring boven een andere verkiezen. Het is het beste je geen zorgen te maken en je te laten drijven op de stroom en mee te gaan in de praktijken die je in je toevallige situatie aantreft.
Pyrrhos leerling Timon van Philius (320 230 v. Chr.), onderbouwde deze houding met intellectuele argumenten. Hij verklaarde dat elk bewijs uitgaat van premissen die het zelf niet bewijst. En als je zou proberen de waarheid van die premissen te bewijzen, zou je weer moeten uitgaan van andere onbewezen premissen enzovoort. Een laatste basis voor zekerheid is er niet. Toen Timon stierf, nam Arcesilaus (315 240 v. Chr.) de leiding van Platos Academie over, die tweehonderd jaar in handen van de sceptici zou blijven. Arcesilaus had twee onderwijsmethoden: hij kon bij elk vraagstuk even sterke argumenten voor als tegen geven, en verder kon hij elke stelling die zijn studenten hem voorlegden, ontkrachten. Zijn opvolger Carneades (214 129 v. Chr.) baarde groot opzien in Rome met een aantal openbare colleges, waarin hij eerst de opvattingen van Plato en Aristoteles over rechtvaardigheid verdedigde en later precies het tegendeel daarvan.
ER IS GEEN ABSOLUTE ZEKERHEID
Het scepticisme zou in de geschiedenis van de filosofie een belangrijke rol blijven spelen. Dat komt omdat op het niveau van redenering en bewijsvoering zekerheid simpelweg niet bestaat al werd dat pas in de twintigste eeuw algemeen erkend en dus zou de zoektocht naar zekerheid van wezenlijk belang in de geschiedenis van de filosofie blijven. In een geldige redenering volgt de conclusie uit de premissen, maar dat betekent nog niet dat de conclusie ook waar is. Elke redenering begint met als: als p waar is, dan is q ook waar. Maar dat laat de waarheid van p zelf buiten beschouwing. De redenering kan die waarheid niet bewijzen, omdat ze p gewoon aanneemt, en als ze de waarheid zou aannemen van wat ze wil gaan bewijzen, zou ze in een vicieuze cirkel ronddraaien. Elk bewijs gaat dus uit van onbewezen premissen, en dat geldt voor logica, wiskunde en natuurwetenschap net zo goed als in het dagelijks leven. TOCH volgt hier weer niet uit dat we nooit redenen kunnen hebben om het andere samenstel van veronderstellingen boven het ene te verkiezen. De ontrafeling van deze onderscheidingen zou nog langdurig en ingewikkeld blijken te zijn.
De bekendste sceptische filosoof van latere datum is de Schot David Hume. Zijn scepticisme hield in dat we om in leven te blijven steeds keuzes en beslissingen moeten nemen en dat we daarom gedwongen zijn uitspraken te doen over hoe de dingen zijn, of we dat nou leuk vinden of niet. Omdat we nooit zekerheid hebben, moeten we het doen met de beste taxatie van de realiteit die we kunnen verrichten, en dat betekent dat we de mogelijke alternatieven niet met dezelfde scepsis kunnen bekijken. We moeten derhalve uitgaan van een gematigd scepticisme. Het is inderdaad de vraag of iemand op basis van een radicaal scepticisme zou kunnen leven; en als dat wel zo is, of dat leven de moeite waard zou zijn. Maar deze weerlegging van het scepticisme, als het er inderdaad een is, is geen logische redenering. In de dagelijkse praktijk is zekerheid onmogelijk en kunnen we TOCH ook niet alle mogelijkheden als gelijkwaardig beschouwen. (B)
@ Bryan: wil je de deur sluiten want het TOCHT hier. Van tocht krijg je de kramp, dat is algemeen geweten. Een zich krampachtig vasthouden aan de waarheid. TOCH ongelooflijk hoe het denken geconditioneerd is door de waarheid.
Hij kon bij elk vraagstuk even sterke argumenten voor als tegen geven.
Arcesilaus zijn gebeente ligt waarschijnlijk in een deuk. Als alle argumenten subjectief zijn, hoe kunnen er dan sterke en zwakke argumenten zijn?
Laat me even mijn blasé schoenen aantrekken.
Hij kon elke stelling die zijn studenten hem voorlegden ontkrachten.
Dat kan ik ook, dat kan ik bewijzen.
Begin bewijs.
Ik heb geen studenten.
Einde bewijs.
Het is helemaal niet moeilijk om een stelling te ontkrachten: Op zoek gaan naar de onbewezen premisse, die kan zich hooguit enkele alineas verborgen houden.
Beste Bryan, de kernvraag is helemaal niet of het leven de moeite waard is zonder waarheid. Je hebt helemaal niet te kiezen, het is dus een compleet overbodige vraag.
De kernvraag is of het leven de moeite waard is zonder de illusie van waarheid.
OCH, zo erg is dat nu ook weer niet.
P.S.
Potverdekke!
Ik heb net gelezen dat het helemaal in is om te gaan defrienden
Stotel griste de kruik wijn uit de handen van zijn broer en nam een paar ferme slokken.
Het huis is wat het is dankzij zijn vorm Ari., zei hij.
De Vormen zoals bij Plato?, vroeg Ari vol ongeloof.
Nee, nee, schudde Stotel zijn hoofd, dat kunnen we niet maken, dat krijg zelfs jij niet verkocht. Nee, de Vorm mag geen buitenwereldlijk begrip zijn, het moet iets van deze wereld zijn.
Waarom moet jij het ook altijd zo moeilijk maken Stotel?
Daar had Stotel niet direct een antwoord op. Hij dronk gulzig van de kruik.
Geniaal Ari, geniaal. Waarom, dat is het gewoon broer, zei hij na een tijdje.
Boos nam Ari de wijnkruik weer af van zijn broer. Die was inmiddels zo leeg als het hoofd van Plato. Hij slingerde de kruik in de richting van de bouwvakkers. (Als bij wonder bleef de kruik intact, actueel te bewonderen in het filosofisch museum van Zichem-Zussem-Bolder.)
Ik ben bloedserieus Ari, zei Stotel die zich op zijn beurt een beetje begon te ergeren aan het kinderachtig gedrag van zijn broer.
Ari bleef mokken. De laatste keer dat Stotel bloedserieus was geweest hadden ze een proces wegens hoogverraad aan hun broek gesmeerd gekregen.
Waarom, dat is de essentie. Er zijn hik vier oorzaken waarom iets zo hik is als het is.
Als puntje bij paaltje komt zal deze jongen het weer mogen uitleggen, finaal gejost als het ware, dacht Ari bij zichzelf.
Neem nu een marmeren hik standbeeld. Er is marmer nodig. De materiële hik oorzaak. De waar-is-het-van-gemaakt? oorzaak
Finaal dronken, dacht Ari.
Er is een hik hamer en beitel nodig hik de efficiënte oorzaak. De wat-maakt-of-veroorzaakt-het? oorzaak
Finaal bezopen, dacht Ari.
Stotel strompelde en viel voorover. Ari hielp hem recht. Finaal onderuit, dacht hij.
Voor het zo-zijn van het beeld hiks het verder nodig dat het de gewenste vorm krijgt, die van een paard of een mens of een zuil of een hik boot of een vrouw een vrouw met hik joekels van de formele oorzaak, de wat-geeft-het-de-kenmerkende-vorm? oorzaak.
Finaal de mist in
En dan is er nog de hikintentie. Alles gebeurt omdat een beeldhouwer zich voornam een beeld te vervaardigen. Een beeld van een vrouw met jhikels van de uiteindelijke-doel-van-het-geheel oorzaak.
t Is al goed, t is al lang goed. De finale oorzaak zeker, zei Ari.
Plato en Aristoteles zijn de archetypen van de twee confligerende tendensen die de filosofie altijd hebben gekenmerkt. Er zijn filosofen die de kennis van de wereld zoals we die waarnemen van secundair belang achten en menen dat het in de eerste plaats gaat om iets dat achter of aan gene zijde van, of verborgen onder de oppervlakte van de wereld ligt. Anderzijds zijn er filosofen die geloven dat onze wereld zelf het meest aangewezen onderwerp voor ons filosoferen is. De grote rationalistische filosofen van de zeventiende en achttiende eeuw vonden bijvoorbeeld dat de zintuiglijke kennis van de oppervlakte der dingen ons maar al te vaak misleidt, terwijl de grote empiristen uit dezelfde periode meenden dat alleen de waarneembare feiten betrouwbare informatie leveren. De tegenstelling tussen de twee tendensen is bestendig en duikt in deze of gene vorm steeds weer op.
De keus voor een van deze twee filosofische houdingen kan een kwestie van temperament zijn. Mensen met een religieuze inslag, maar niet alleen zij, zien waarschijnlijk meer in de platonische benadering, terwijl meer werelds ingestelde mensen de voorkeur zullen geven aan die van Aristoteles. De beide benaderingen zijn zo hardnekkig, omdat de een waarheden beklemtoont die de andere onderwaardeert. Je kunt daarom het beste de keuze niet maken, maar van beide benaderingen leren. Het unieke genie van de Duitse filosoof Immanuel S. Kant bracht de twee benaderingen aan het einde van de achttiende eeuw harmonieus samen tot een plausibele eenheid. (B)
maar het zijn niet de materialen die het huis maken, het is de vorm en de structuur. Het meest opvallende voorbeeld dat Aristoteles geeft, is de mens. De materie van Socrates lichaam, zegt hij, verandert elke dag, en elke zoveel jaar verandert dat lichaam in zijn geheel, en toch blijft Socrates zijn hele lang dezelfde.
Je kunt daarom niet beweren dat Socrates de materie is waaruit zijn lichaam bestaat. Aristoteles breidt deze redenering uit tot zijn soortbegrip. We noemen de verschillende soorten niet hond omdat ze uit een of ander onderscheidend materiaal bestaan, maar omdat ze een kenmerkende organisatie en structuur gemeen hebben, die hen onderscheiden van andere dieren die ook uit vlees, bloed en botten bestaan.
Deze vernietigende argumenten tegen het platte materialisme dat beweert dat er alleen materie bestaat, zijn in feite nooit echt weerlegd. Toch zijn er altijd materialisten van dit type geweest. Zolang ze Aristoteles argumenten niet hebben weerlegd, is hun stelling niet serieus te nemen. (B)
Vernietigende argumenten
Toe maar, en dat op Kerstmis.
Bryan Magee schrijft een mooi boek over filosofie.
Over filosofie schrijven is blijkbaar ook altijd aan filosofie doen.
Vernietigende argumenten.
Even Charles Darwin lezen Bryan. Volgens mij zijn kenmerkende organisatie en structuur aan verandering onderhevig.
Maar nu ten gronde.
Het platte materialisme?
Er is waarheid: 1
Er is geen waarheid: 0
Ik ben een 0 en u bent een 1.
En ik zou een platte materialist zijn? Hebt u wel al eens goed in de spiegel gekeken?
Ik heb geen bezwaar tegen het woordgebruik op zich, maar het zou toch een beetje relevant schelden moeten zijn.
Ik stel voor dat u in de toekomst naar mij verwijst als vette materialist of vetzak. Op mijn beurt zal ik jullie aanspreken als die van de platte Soort.
Ik heb vakantie! En er ligt sneeuw!! Wat kan een mens dan beter doen dan te gaan sleeën. Gaan sleeën op de filosofische hellingen. Is dat niet mooi gezegd. (Met dank aan Piet Deslé voor de associatie in mijn brein)) Ik heb ondertussen begrepen dat de echte filosofen ook een beetje schrijver zijn. Relevante literatuur. Ik ben alvast beginnen oefenen. Echte filosofen skiën natuurlijk, maar ik ga toch maar wijselijk (!) met mijn slee beginnen.
Ik moet eerlijk toegeven, die filosofie bevalt me wel. Beetje moeilijk af en toe, maar toch wel leuk. Als u het maar niks vindt kan u het rustig overslaan. Ik zweer u met de hand op het hart dat u er niks aan mist. Een paar handige weetjes voor als je een kwisje meespeelt, maar dat is het dan ook. Qua strikt noodzakelijke kennis is het voorlopig voldoende als u Heraclitus kent. Ik laat u zeker iets weten als daar verandering in komt.
Na Socrates is er Plato. Over Plato kunnen we kort zijn. Plato was een beetje een leeghoofd, een mooie jongen met een mooi gezicht dat goed pakte op marmer, maar dat was het dan toch wel zo een beetje. Daar wil ik helemaal niet mee gezegd hebben dat een mooie jongen geen diepgang kan hebben, ik weet wel beter. Maar Plato, laten we eerlijk wezen, goed voor de hoofdrol in een Walt Disney film, niet goed genoeg voor de hoofdrol in een relevante film.
En dan is er Aristoteles. De meest bekende filosofische tweeling is Aristoteles. Ari en Stotel. Eigenlijk een beetje gemakkelijke roem, als je de enige filosofische tweeling bent ben je al gauw ook de meest bekende filosofische tweeling. Ik ben vol verwachting. Met twee weet je toch al meer dan alleen.
Voor Socrates was er waarheid. Plato is de man van de Vorm. De Vorm is de wereld van de intrinsieke waarheid. Er is de waarneembare wereld waar alles verandert. Alles wordt, niets is is een uitspraak van Plato. Het lijkt wel Heraclitus maar dat is het niet. Het is namelijk een uitspraak over de waarneembare wereld. Achter die waarneembare wereld schuilt er voor Plato de wereld van de Vorm, de wereld van de intrinsieke waarheid, de wereld Niets wordt, alles is(uitspraak van mij). De toch net iets belangrijkere wereld. Ari en Stotel erkenden Platos genie en zijn schatplichtigheid daaraan ten volle, maar de kern van diens filosofie wezen zij af, en wel het idee dat er twee werelden zijn. (B)
YES ! Twee weten meer dan één, heb ik het niet gezegd. Wat we niet kunnen waarnemen, heeft geen betekenis voor ons. We kunnen er niet naar verwijzen, er niet over praten, en daarom kan het op geen enkele verifieerbare manier deel uitmaken van onze filosofische overwegingen; als we ons buiten het gebied van het waarneembare begeven, verliezen we ons in leeg gepraat. Daarom wezen Ari en Stotel Platos Ideale Vormen af: ze zagen geen reden hun bestaan aan te nemen, en ze geloofden ook helemaal niet dat ze bestonden. (B)
Ari en Stotel lagen languit in het gras met een kruikje wijn tussen hen in. Sjonge Ari, wat een leven man Je zegt daar iets Stotel, je zegt daar iets, zei Ari toen hij de kruik naar zich toe trok, beetje zitten zwetsen en er nog voor betaald worden ook We moeten toch wel iets gaan bedenken Ari. De idee om Plato onderuit te halen was geniaal. Een gat in de markt, een unique selling proposition. Maar het verhaal is wel op broer. Elke maand minder en minder betalende bezoekers. Tja, zei Ari aarzelend. Ari en Stotel waren het meest complementaire duo ooit. Dat moet je ze in alle geval nageven. Ari was de verkoper, de zakenman. De ideeën kwamen van Stotel. Tja, zei Ari en hij zette zich recht om een slok te nemen. In de verte zag hij bouwvakkers met allerlei materiaal sjouwen. De schrik sloeg hem om het hart. Ja Stotel, zo op een bouwwerf meedraaien, dat zie ik echt wel niet zitten man. We moeten echt wel iets bedenken. Stotel zette zich ook recht en keek in de richting waar zijn broer zijn blik op gericht had. Dat is het gewoon Ari, dat is het gewoon. Ari verslikte zich in zijn wijn.
Als je iemand de opdracht geeft een huis te bouwen en hij zou op de bouwplaats de bakstenen, de dakpannen en het hout uitladen en vervolgens tegen je zeggen: Alsjeblieft, hier is je huis, zou je denken dat hij een grap maakte, en niet eens een leuke. Alle benodigde bouwmaterialen zouden aanwezig zijn, maar zouden slechts een berg bakstenen, planken en dergelijke vormen, maar geen huis. Da materialen moeten volgens een bepaald plan in elkaar worden gezet om een huis te vormen, en alleen dankzij dat plan is het geheel een huis. Dat huis zou natuurlijk ook van heel andere materialen gebouwd kunnen worden; van beton, glas, metaal en plastic. Het moet natuurlijk wel van iets gebouwd worden (en dat is niet zonder belang), maar het zijn niet de materialen die het huis maken, het is de vorm en de structuur (B)
Het was donderdag een vreemde bedoening in de commissie Leefmilieu van het Brusselse parlement. Op de agenda de kleine milieuramp in de Vlaamse wateren van Vilvoorde tot in de Sinjorenstad, waar ze nu mogen meegenieten van de heerlijke parfums van de Brusselse Seigneurs.
En van de Dames van die seigneurs. Het zijn uitgerekend deze Dames die het in Brussel voor het zeggen hebben, onder hen Evelyne Huytebroeck, minister van leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en geen centimeter daarbuiten, want voorbij Schaarbeek en Laken houdt haar leefmilieu op.
Gebrek aan communicatie
Ondanks de vissen die naar adem snakken, en de wandelaars die langs de Zenne hun neus ophalen voor de stank, had de parlementaire commissie weinig voeling met de realiteit der dingen. Wat voor de HH en Dames parlementsleden telt is wanneer de minister henzelf, of de regering, of deze of gene administratie op de hoogte heeft gebracht van een en ander. En daar wordt dan grote schande over gesproken. Maar over de Zenne, de Dijle en de Rupel? Nauwelijks een woord.
Mevrouw Huytebroeck is trouwens niet verder geraakt dan zich te verontschuldigen voor een gebrek aan communicatie met het publiek over het omtoveren van de Zenne tot een open riool. Dan had het publiek wellicht nog papieren zakdoekjes kunnen bestellen om de stank te bestrijden. Voor de rest lag de frontlijn waar de minister zich had achter verschanst duidelijk open: Evelyne Huytebroeck heeft geen enkele fout gemaakt, en de Ecolominister heeft gelijk, omdat ecologisten nu eenmaal gelijk hebben. Altijd.
Aquiris
En net zoals groenen altijd gelijk hebben, is al wat verkeerd draait de schuld van de privé. Als gewezen militante van de extreemlinkse studentenbeweging grijpt Evelyne naar de traditionele wapens tegen de even traditionele vijand: het Kapitaal. In dit geval de firma Aquiris, dochter van de Franse afvalgigant Veolia. Met dat nu zo achterlijke bedrijf heeft de Brusselse regering een contract lopen van 800 miljoen euro, over 20 jaar, en we zijn nog maar aan jaar 2 van het feitelijke uitbaten van de concessie.
Daarvoor is een ppp opgericht, in het Frans een partenariat public privé, een pps in het Nederlands, van publiek-private samenwerking. Maar Ecolo heeft blijkbaar zon afkeer voor privébedrijven dat de partij er in slaagt om van een pps, een private publieke samenwerking, een ppt te maken, een publiek private TEGENwerking.
Dat Aquiris zich het recht aanmatigt om de zuiveringsinstallatie gewoon stil te leggen, is alleen mogelijk in zon vijandige sfeer. Het feit dat de vertegenwoordigers van de minister zelfs niet naar de raad van bestuur van Aquiris mochten, waar de beslissing werd genomen, is daar het beste bewijs van. De groene minister wist natuurlijk dat die beslissing ten koste zou gaan van de bevolking, de natuur en van het Vlaamse milieu. Maar wat zou dat? De ecologische footprint van een Brusselse minister gaat maar tot de grens van haar 19 gemeenten, en als ze in de Marollen genoeg met de fiets rondrijdt, zal die wel weer op nul komen te staan.
Daarom vond de minister het helemaal niet nodig uit te leggen waarom het conflict met de private partner Aquiris zo hoog was opgelopen, en waarom ze de ecologische catastrofe van vandaag niet heeft voorkomen. Dat was wel degelijk mogelijk als de Brusselse regering, en de minister van Leefmilieu in het bijzonder, sneller hadden gereageerd en het dossier van de verzanding en de obstakels die het zuiveringstation blokkeren op een volwassen manier had behandeld.
40 miljoen euro
Alleen komt dan vrij snel de aap uit de mouw, want blijkt dat Aquiris wel degelijk had uitgelegd dat er een probleem was. En dat er dringend een bijkomende investering van 40 miljoen euro nodig was om het euvel van een bijkomende filter op te vangen. Wie de Belgische politiek kent, ziet de bui al hangen. Beste Vlaamse buren, zegt Ecolo straks aan hun trouwe vrienden van Groen!: als Vlaanderen een propere Zenne wil, is het toch simpel, geef ons 40 miljoen euro, en U krijgt een vislijn toe om over 5 jaar weer baars te vangen in Mechelen.
Wie naast politieke kennis nog een beetje geheugen heeft , herinnert zich diezelfde koppigheid van Ecolo toen er over Brusselse geluidsnormen moest worden onderhandeld. Het was toen ook een dame, mevrouw Durant, die ervoor gezorgd heeft dat de luchthaven van Zaventem is afgeschreven voor talloze internationale bedrijven, wat al duizenden banen heeft gekost. Maar zeker met Kopenhagen in de achteruitkijkspiegel heeft Ecolo toch weer gelijk, altijd.
De ecologisten zijn zo overtuigd geraakt van hun grote gelijk dat ze in feite de oorzaak worden van de ene ramp na de andere, een milieuramp in de Zenne, een economische ramp in de Vlaamse rand.
Milieu wordt niet beter van groenen
Mijn conclusie is eenvoudig, dat wie niet kan besturen, beter niet bestuurt. Dat ecologisten staan te roepen aan de kant, of dikke bundels met waarschuwingen publiceren op gerecycleerd toiletpapier kan eigenlijk geen kwaad. Maar in de werkelijke wereld wordt het milieu niet beter van groenen achter het stuur.
Integendeel, een houding van Groot Gelijk kan tot totale onverantwoordelijkheid leiden, zoals bij mevrouw Huytebroeck, waarvan het verder functioneren als minister ondenkbaar is. Ook daarom moeten de Vlaamse ministers en de staatssecretaris van Groen! in de Brusselse regering de onmiddellijke vervanging eisen van de onbekwame Huytebroeck, anders worden ze medeplichtig aan dit onverantwoordelijk bestuurlijk gedrag.
Tja, en wat zit die Brusselse staatssecretaris van Groen! daar dan eigenlijk te doen? Hij waakt over de mobiliteit van de fietsers en van de voetgangers Groot Gelijk!
Piet Deslé, directeur communicatie LDD, en Brusselaar.
Directeuren communicatie, een ras apart.
Logica.
Een houding van Groot Gelijk leidt tot onverantwoordelijkheid.
Onverantwoordelijke mensen kunnen beter niet besturen.
Mogelijkheid A: Piet Deslé heeft groot gelijk.
Mogelijkheid B: Piet Deslé heeft geen groot gelijk.
En wat betreft die vraag naar de Vlaamse identiteit is stilte misschien wel het gepaste antwoord. Omdat die ons verplicht de diversiteit van onze bevolking aan te schouwen. En omdat die ons verplicht te luisteren naar de duizenden melodieën en symfonieën buiten de opinierubrieken van onze kranten: of het nu gaat om de hiphoppende jongeren, of de humor van de film Les Barons. Een stilte die ons verplicht naar elkaar te kijken tot we elkaar werkelijk zien', en te luisteren tot we elkaar horen'. Tot dan, doen we er misschien best aan Diam's voorbeeld te volgen, en gewoon te zwijgen.
Jammer van de uitschuiver op het eind sis.
Het is niet de bedoeling dat de mensen die naar jou mening vals zingen moeten zwijgen.
Ik ben een zeer slecht zanger. Ik zing zo vals als een kat.
Maar dat neemt niet weg dat ik af en toe zeer graag zing. P.S. Niettemin hoop ik dat je nog wel een keer wil inspringen.
Dit is ook de lijn van de interpretatie van de Franse socioloog Eric Fassin geeft in het Franse cultureel tijdschrift Les Inrockuptibles die in haar stilte vooral een teken van machteloosheid' ziet.
Door over haar keuze te zwijgen, lijkt Diam's immers het keurslijf waarin ze door de vragen geduwd wordt te verwerpen. Vragen die om een verantwoording vragen voor haar religieuze keuze, haar keuze voor de hoofddoek...
Ik ben een workaholic.
Mijn zus heeft de verdienste de belang van het zwijgen op de agenda te plaatsen.
Door er een column over te schrijven gaat ze het zwijgen ook interpreteren.
De ene keer al wat gelukkiger dan de andere keer.
Met deze interpretatie ben ik het helemaal eens.
Niemand hoeft zich te verantwoorden voor zijn overtuiging.
Vandaag heeft mijn zus beloofd van eens in te springen. Thanks sis.
NADIA FADIL in de standaard.
PLEIDOOI VOOR STILTE IN HET MULTICULTUREEL DEBAT De Franse president Nicolas Sarkozy wil een breed debat over de Franse identiteit. Moet Vlaanderen zijn voorbeeld volgen? Niet als het afhangt van NADIA FADIL. Misschien moeten we zelfs afspreken erover te zwijgen.
De populaire franse hiphopster Diam's draagt een hoofddoek. En dat is nieuws. Zeker in het Frankrijk van president Nicolas Sarkozy, waar sinds begin deze zomer een debat over de boerka woedt, dat al snel uitdijde naar een debat over de hoofddoek en de nationale identiteit. Boerka, hoofddoek het werd één pot nat die vooral diende bepaalde praktijken buiten de Franse identiteit te plaatsen. Het feit dat een populaire Française zich bekeert tot de islam en daarenboven ook nog de beslissing neemt een hoofddoek te dragen, is bijzonder moeilijk te vatten volgens de rationaliteitscriteria' die het laïcistische Frankrijk aanhangt. Plots lijkt de dreiging' van binnenuit te komen, van een française de souche' en niet van migranten die omwille van hun culturele onaangepastheid als stoorzender zouden werken. Diam's, een icoon van emancipatie, met brutale macha-stijl, juist deze Diam's beslist een hoofddoek te dragen.
Maar tot dusver weigert Diam's over haar hoofddoek te praten. Sinds het uitkomen van haar vierde cd S.O.S. hult ze zich in stilte. Tijdens haar schaarse verschijningen op tv beperkt ze zich tot haar rap-acts en weigert ze ieder interview over haar persoonlijk leven. Reden: religie is een privézaak, en alles wat ze te zeggen heeft, zegt ze al rappend. Het stilzwijgen van Diam's staat echter in schril contrast met de aandacht die dat het krijgt. Collega's-hiphoppers en andere artiesten worden gevraagd naar hun mening over haar keuze, en verschillende hypotheses circuleren over het reden van haar stilzwijgen. Depressie? Arrogantie? Of erger nog: radicalisering?
Stilte wordt over het algemeen met passiviteit, inactiviteit of weerloosheid geassocieerd. Men is stil omdat men niet durft te spreken. Stil omdat men het heeft opgegeven. Of omdat men ervan uitgaat dat de ander het toch niet zal begrijpen. Stilte staat dan gelijk aan defaitisme, of angst. Angst voor miskenning, voor onbegrip, om uitgelachen te worden, omdat men gelooft dat spreken toch niet zal helpen. Dit is ook de lijn van de interpretatie van de Franse socioloog Eric Fassin geeft in het Franse cultureel tijdschrift Les Inrockuptibles die in haar stilte vooral een teken van machteloosheid' ziet.
In sommige omstandigheden kan stilte echter een bijzonder sterk wapen zijn. Zo sterk, dat het een nieuwe taal wordt, een veelzeggende taal. Door over haar keuze te zwijgen, lijkt Diam's immers het keurslijf waarin ze door de vragen geduwd wordt te verwerpen. Vragen die om een verantwoording vragen voor haar religieuze keuze, haar keuze voor de hoofddoek...
Diam's praat misschien niet, maar ze rapt zich de longen uit het lijf. Tegenover het gestuurde spreken in de publieke ruimte, waarin het niet om haar stem gaat, maar veeleer om wat ze vertegenwoordigt (een gesluierde bekeerde moslima), plaatst Diam's de hiphop waarin ze haar verhaal vertelt: haar levenskeuzes, haar overtuigingen, haar hoop voor het Frankrijk van haar dromen, waarin verschillen er niet langer toe doen, maar naar de achtergrond worden gedreven... Een taal die het trouwens erg goed doet bij veel jongeren uit de grootsteden, of ze nu in Borgerhout, Molenbeek of in de Parijse voorsteden wonen. Hiphop lijkt een taal te zijn die velen onder hen aanspreekt, omdat het woorden biedt aan datgene wat ze voelen en meemaken. Het biedt hen een bestaansrecht.
Maar niet enkel Diam's, ook andere Franse protagonisten hulden zich in een stilzwijgen de laatste weken of beter gezegd: ze weigerden het maatschappelijk debat. Onder hen bijna 38.000 Fransen, onder wie politieke zwaargewichten, academici en tal van artiesten, die de oproep van het e-zine Mediapart ondertekenden Nous ne débatterons pas', als reactie op het door Nicolas Sarkozy gelanceerde grote debat over de nationale identiteit. En deze week kondigde de Unie van Joodse Studenten in Frankrijk aan dat ze eveneens het grote nationaal debat zouden boycotten. Debatteren over het Frans-zijn' betekent immers debatteren over wat dat laatste niet is. En het betekent uitsluiting.
De laatste maanden zijn we in Vlaanderen weer getuige geweest van een storm aan discussies rond multiculturaliteit. Het begon met de hoofddoek en ging nadien over naar de migratiehuwelijken en hun effecten op inburgering. De kutmarokkaantjes' in Brussel of de Zwitserse minaretten konden ook niet aan onze aandacht ontsnappen. We trachtten zelfs het Franse debat even over te doen. Vlaamse versie dan wel (de zogeheten onoverbrugbare' verschillen tussen Noord en Zuid en de taalgrenzen doen er in zulke discussies plots niet meer toe...). De rode draad in deze kakofonie is echter telkens opnieuw de vraag naar de grenzen van wat we' aanvaardbaar vinden. Die we' behelst dan meestal één specifeke groep (het is niet de allochtoon, de moslim, de ander).
In Vlaanderen zouden we er misschien echter goed aan doen om voorbeeld te nemen aan het Franse stilzwijgen, in plaats van het Franse debat. Een stilzwijgen dat in feite terugslaat op de weigering van een debat dat netjes door politici en media worden uitgetekend, en meer verdeelt dan ze verenigt. Misschien moeten we ons eerder afvragen hoe we onze politiek woede en passies naar vraagstukken kunnen kanaliseren die ons allemaal treffen, of het nu gaat om de economische crisis, of de kwestie van climate justice die dreigt haar huidig momentum te verliezen na Kopenhagen. En wat betreft die vraag naar de Vlaamse identiteit is stilte misschien wel het gepaste antwoord. Omdat die ons verplicht de diversiteit van onze bevolking aan te schouwen. En omdat die ons verplicht te luisteren naar de duizenden melodieën en symfonieën buiten de opinierubrieken van onze kranten: of het nu gaat om de hiphoppende jongeren, of de humor van de film Les Barons. Een stilte die ons verplicht naar elkaar te kijken tot we elkaar werkelijk zien', en te luisteren tot we elkaar horen'. Tot dan, doen we er misschien best aan Diam's voorbeeld te volgen, en gewoon te zwijgen.
Wij hebben een hamster. Pluto hebben ze hem genoemd.
Maar eerst even een kort intermezzo inlassen in een poging deze tekst over de barrière van de relevante literatuur te schoppen. Dat heb ik geleerd in de cursus creatief schrijven die ik ben beginnen volgen. Je zou denken dat ze je daar maar een paar truuken van de foor bijbrengen, maar als je het objectief bekijkt kan je echt niet naast de naakte cijfers meer kijken.
Voor dit korte intermezzo hadden we een schamele eenentwintig woorden voor vijf zinnen wat een gemiddelde oplevert van vier komma twee woorden per zin. Als we nu het resultaat eens bekijken na het inlassen van een simpel intermezzo, dan komen we aan een gemiddelde van dertien komma acht woorden per zin.
Dat is euh k weet niet hoeveel procent meer gewoon!
Indrukwekkend toch.
Oei.
Ik moet wel opletten dat ik gefocust blijf.
Pluto.
Pluto zijn hok staat boven op een klein bijzettafeltje.
Vanmorgen zat mijn jongste zoon, alweer hij, op zijn knieën naast het tafeltje.
Zijn neus was tegen de tralies gedrukt.
Gebiologeerd keek hij toe hoe Pluto zich in zijn holletje van zaagmeel rolde om te gaan slapen.
Wat gaan jullie leren in de klas vandaag, vroeg ik.
Weeral van de eerste mensen zeker, antwoordde hij zonder van de kooi weg te kijken. De hamster was intussen al in dromenland en er viel niet veel meer te beleven bij de kooi.
Pluto is een holbewoner, zei hij toen hij recht stond om zijn boekentas te pakken.
Toen ik ongeveer de leeftijd van mijn jongste zoon had vertelde mijn nichtje op een zonnige zondagnamiddag een aangebrande mop. Mijn moeder, mijn tante en grootmoeder luisterden ook. De hoofdrol van de mop was weggelegd voor een condoom.
Ik was niet echt van de rapste en ik wist helemaal niet wat een condoom betekende.
Ik snap er niks van, zei ik, wat is een condoom?
Mijn nichtje keek twijfelend naar de volwassenen van het gezelschap. Ze wist niet goed of ze mij de betekenis kon uitleggen of niet.
Mijn grootmoeder, alweer zij, nam de taak op zich.
Een condoom is een jaske zonder mouwen, zei ze.
Even was er nog een onbehaaglijke stilte en toen begon mijn grootmoeder te grinniken. Haar beide dochters begonnen te lachen. Waarop mijn grootmoeder volledig uit het dak ging.
Het beeld van mijn lachende grootmoeder kan ik me om het even wanneer voor de geest halen. Ze lachte zo hard dat ze geen geluid meer maakte. Niet alleen haar mond lachte, haar ganse gezicht lachte. Alle rechte rimpels in haar gelaat waren plots allemaal lachende mondjes. Ze moest haar bril van haar neus nemen om de tranen van het lachen te kunnen wegvegen. Heel haar lichaam lachte. Haar kopje zakte keer op keer tussen haar schouders weg.
Frank Albers in "Knack" Een roman is geen restaurant
Het gaat goed met het romandebuut van de jonge Italiaanse schrijver Paulo Giordano (°1982): De eenzaamheid van de priemgetallen kreeg in Italië meteen de meest prestigieuze literatuurprijs van het land, de Premio Strega, en er werden al meer dan een miljoen exemplaren van verkocht. Ook de Nederlandse vertaling doet het uitstekend: ruim 250 000 exemplaren in elf maanden. Hoe is die bijval te verklaren? Welke maatstaven leggen al die jubelende recensenten aan? Wat zijn hun argumenten? De receptie van deze Italiaanse succesroman in de Nederlandse pers getuigt van een onthutsende eensgezindheid en oppervlakkigheid.
De eenzaamheid van de priemgetallen beschrijft de onmogelijke liefde tussen twee Italiaanse jongeren, het kreupele en anorectische meisje Alice en de autistische, wiskundig uiterst begaafde Mattia. Tussen Alice en Mattia wordt het nooit echt wat, maar toch omcirkelen en doorkruisen hun jonge levens elkaar veertien jaar lang. Alice en Mattia hebben allebei erge dingen meegemaakt, ze hunkeren naar warmte en begrip maar kunnen zich nooit echt hechten, niet aan de wereld, niet aan anderen, niet aan elkaar. Vandaar de titel: "Priemgetallen zijn alleen deelbaar door 1 en door zichzelf. Ze staan op hun plaats in de oneindige rij natuurlijke getallen, zoals allemaal tussen twee ingeklemd, maar verder uit elkaar dan de andere. Het zijn argwanende, eenzame getallen (...)."
Giordano vertelt het verhaal van Alice en Mattia tussen 1983 en 2007, in zeven chronologisch geordende episoden die het boek een eenvoudige structuur verlenen. Ook de stijl waar het boek zo om wordt geprezen, is van een grote, soms naar monotonie neigende eenvoud. Giordano mag graag afgevijlde zinnetjes stapelen: "Ze had zich geen pijn gedaan. Ze moest niet huilen. Ze kon niet nadenken over wat er zojuist was gebeurd. (...) Ze zou niets opruimen. Ze zou wachten tot haar schoonouders kwamen en haar zo aantroffen. Ze zou hun vertellen hoe Fabio zich had gedragen." Ook het uiterst empatische vertelperspectief draagt er toe bij dat dit boek 'lekker wegleest'. Bovendien focust de verteller nadrukkelijk op het wedervaren en de zieleroerselen van Alice en Mattia, waardoor de meeste andere personages weinig reliëf krijgen en de lezer zich dus niet al te zeer op nevenintriges of tegenstemmen hoeft te concentreren. Een easy read.
De Nederlandse vertaling is in januari 2009 verschenen bij Cargo, een imprint van De Bezige Bij. De lof spat van het kaft af: "Een van de belangrijkste boeken van het jaar. Een hartverscheurende vertelling," krijt esta (een glossy met als motto: 'Elke twee weken serieus leuk.'). "Een hartverscheurend mooi boek" echoot Veronica Magazine . "Prachtig geschreven en aangrijpend vanaf de eerste bladzijde," juicht Libelle . "Ontzettend mooi en overtuigend geschreven," aldus de Nederlandse gratiskrant Spits .
Esta, Veronica Magazine, Libelle: niet meteen gezaghebbende bladen als het over literatuurkritiek gaat, maar ook minder fluttige media hadden voor Giordano's boek veel waardering. "De jubel in Italië" is "volkomen terecht," schreef Het Parool, "wie op zo'n jeugdige leeftijd al zo'n rijpe, levenswijze en beheerst geschreven roman schrijft, is een uitzonderlijk talent." "Ontroerende debuutroman met een volmaakt beheerste schrijfstijl," luidde het in Trouw. NRC Handelsblad loofde Giordano's "literaire talent, dat berust op zijn ingehouden tederheid en op de poëzie van zijn rake metaforen." Weliswaar af en toe "sentimenteel" maar toch een "goed boek", vond de kwaliteitskrant. Het minst onder de indruk was de Volkskrant, die de schrijver "onbeholpen perspectiefwisselingen", een "af en toe hinderlijk clichématige stijl en een stuk of wat onhandigheden" aanwreef. "Een verre van gaaf boek" heette het. Niettemin kreeg ook deze recensent van het slot "een droge mond en vochtige ogen." In Vlaanderen noemde De Morgen dit boek "een triomf." De Standaard nam gewoon de jubelrecensie uit Het Parool over. Knack heeft dit boek niet gerecenseerd, in Humo verscheen een beknopte samenvatting.
Uit dit overzichtje blijkt dat vrijwel alle recensenten De eenzaamheid van de priemgetallen loven om dezelfde twee redenen: het boek is ontroerend en het is mooi geschreven. Dat zijn geen onbelangrijke maar wel erg vage en subjectieve criteria. Wat is dat, mooi schrijven? "Zijn vrouw was uit het leven aan het verdwijnen als een vochtkring uit een trui": is dit mooi schrijven? "De meubels die de avond daarvoor nog een ziel leken te hebben (...) waren nu niets meer dan haar slaapkamermeubels, geurloos als haar lauwe berusting." Jawel: geurloos als haar lauwe berusting . Of nog: "Hij wilde ontdekken of dat storende stolsel van verlangen dat in zijn hoofd zat echt als boter zou smelten als hij zijn klasgenoot, op wie hij verliefd was, gewoon zou aanraken." Smaken verschillen, maar laten we een beetje ernstig blijven.
Bovendien: wat is in dit geval het aandeel van de vertalers (Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd) in die - betwistbare - schoonheid? Daar stond geen enkele recensent bij stil. En waarom zou een roman "gaaf" moeten zijn? Waarom is gaafheid een literaire kwaliteit? Is Macbeth gaaf? Bouvard et Pécuchet ? Moby-Dick ? En waar ligt de grens tussen hartverscheurend en sentimenteel? En waarom zou een roman "levenswijs" moeten zijn? Is Voyage au bout de la nuit levenswijs? Ulysses ? Beckett?
Of je nu Veronica Magazine leest of NRC Handelsblad, de ondoordachte normen die literatuurcritici in de commerciële media hanteren zijn grosso modo overal dezelfde: psychologisch en vaag esthetisch. Als een boek maar "mooi" geschreven is en als je er "een droge mond en vochtige ogen" van krijgt, dan is het goed. Dit is culinaire literatuurkritiek : je somt op wat je hebt gegeten en je zegt wat je lekker vond en wat niet. Klaar. Maar een roman is geen restaurant.
Me dunkt dat literatuurkritiek toch interessantere en complexere kwesties aan de orde kan stellen, zelfs binnen de krappe ruimte die de commerciële cultuurjournalistiek haar vergunt. De eenzaamheid van de priemgetallen speelt zich af in Italië tussen 1983 en 2007. Maar wat zegt het boek ons over dat land in die tijd? Niets. Geschiedenis, politiek, globalisering, cultuurkritiek: geen spoor. De roman baadt in een wereldvreemdheid die misschien wel typerend is voor eenzelvige, verliefde tieners, maar levert dit ook interessante, relevante literatuur op? Kennelijk kreeg geen enkele recensent tijdens het lezen van dit boek last van de benauwdheid die mij gaandeweg beving. Zelfs de kritiek van de Volkskrantrecensent bleef beperkt tot formele, technische tekortkomingen van het boek, en stelde niet de veel urgentere vraag: Waar is de wereld in dit boek? Kon dit boek niet net zo goed in de jaren vijftig of zestig spelen? Wat is het belang van de historische markeringen - de zeven episodes spelen zich af in 1983, 1984, 1991, 1995, 1998, 2003 en 2007 - als er in het verhaal van die historische inbedding niets te merken valt? Waarom is de huishoudster van Alices vader - een welgestelde advocaat - een Ecuadoriaanse als dit gegeven er in de rest van de roman helemaal niet toe doet? Nergens slaagt deze roman erin een zinvol, verhelderend verband te leggen tussen de sombere binnenwereld van twee tobbende adolescenten en de grote buitenwereld.
Moet dat dan? Moet een roman altijd cultuurkritiek zijn, zich met geschiedenis en politiek bemoeien? Is dit geen erg beperkende visie, die de betekenis van literatuur reduceert tot wat documentairemakers of, godbetert, journalisten doen? Natuurlijk moét een roman of een schrijver niets, maar dat neemt niet weg dat sommige boeken, oeuvres, schrijvers relevanter zijn dan andere. Relevante literatuur verhoudt zich altijd op de een of andere manier tot de geschiedenis, tot een context. Relevante literatuur is éérst eigentijds en daarna misschien tijdloos. Dit betekent helemaal niet dat een relevante roman geen schoonheid of ontroering kan bevatten. Maar in literatuur die ertoe doet zijn ook schoonheid en ontroering geworteld in iets méér dan simpele psychologische herkenbaarheid. Ook schoonheid en ontroering moet je bevechten, bedingen, aan de wereld ontfutselen. Dat is het verschil tussen schrijvers als David Grossman en Orhan Pamuk enerzijds, en bellettristen als Giordano anderzijds. Het oeuvre van de eerste twee hangt met klodden vast aan een tijd, een cultuur, een context, terwijl je in een roman als De eenzaamheid van de priemgetallen niet eens de vingerafdrukken van een buitenwereld aantreft. Daardoor neigt deze Italiaanse succesroman minder naar kunst dan naar edelkitsch: hij creëert, in het beste geval, schoonheid in het historisch luchtledige. Lippizanerkunst. In vergelijking hiermee is bijvoorbeeld De vliegeraar een veel interessanter boek. Daarin werd een bijwijlen ook hartverscheurend en zelfs sentimenteel verhaal wél afgezet tegen het canvas van de recente geschiedenis, wat op een andere manier ook geldt voor Het huis van de moskee . Of neem een best wel intimistische novelle als Ian McEwans On Cecil Beach . Daarin voel je op iedere pagina hoe de benauwende tijdgeest van de jaren vijftig in Engeland doordringt tot in elke porie van de seksueel gestremde hoofdpersonages. Commercieel succesvol én relevant: het kan.
Natuurlijk bestaan er ook romans die zich lijken te hebben losgezongen van alle herkenbare, cultuurhistorische referenties en die er toch toe doen. Ik denk aan J.M. Coetzee en José Saramago bijvoorbeeld, twee recente Nobelprijswinnaars die in hun werk vaak slechts op een zeer indirecte manier verwijzen naar een historische werkelijkheid. Maar in romans als Waiting for the Barbarians en De stad der blinden bezit het verhaal een duidelijk allegorisch karakter, wat de lezer uitnodigt en uitdaagt om zelf een brug te slaan tussen de romaneske wereld en de grote wereld daarbuiten. In De eenzaamheid van de priemgetallen is er van een dergelijke allegorische dimensie geen sprake. Deze roman kiest radicaal voor de binnenkant: gemijmer, getob, gehunker - gevat in een eenvoudige en vereenvoudigende taal.
Eenvoud, herkenbaarheid, directe ontroering: daarop drijft deze roman, en dat zijn wellicht ook de ingrediënten die het massale succes van dit boek verklaren. Natuurlijk staat het iedereen vrij om op deze manier aan literatuur te doen en om van dit soort literatuur te genieten. Maar de vanzelfsprekendheid waarmee de literatuurkritiek - van pulpblaadjes tot kwaliteitskranten - zich van dezelfde oppervlakkige en eenzijdige normen bedient, is bepaald zorgwekkend. Relevante literatuur is iets anders dan vacuümverpakte bellettrie.
Geheel terecht stelt Frank Albers de vraag naar relevante literatuur.
Geheel toevallig heb ik daar per toeval uitgebreid onderzoek naar verricht dat ik u niet wil onthouden.
Relevante literatuur bestaat in eerste instantie uit relevante letters.
Geen relevante literatuur zonder relevante letters, dat hebben de meeste niet-relevante auteurs toch helemaal niet begrepen.
Ontstellend om vast te stellen hoe weinig de letter x aan bod komt in flutromannetjes.
Regelmatig stelt men mij de vraag of Konsalik een relevant auteur genoemd mag worden.
Laten we er geen doekjes om winden, het niveau van de romantiek bij Konsalik is nul komma nul, nihil.
Vergelijk dat maar eens met Nobelprijswinnaar Gao Xingjian.
Om één voorbeeld te geven, uit zijn roman het axioma van de liefde haal ik volgende relevante zin: Ze draaide het volume van de jukebox op maximum.
Staat u me toe om even een zijsprongetje te maken. Zelf ben ik namelijk nogal liefhebber van erotische literatuur. Ik ben mij er van bewust dat dit een zeer subjectieve voorkeur is, maar omdat het voorbeeld me toch relevant lijkt meen ik mij dit zijsprongetje te kunnen veroorloven.
Geen relevante erotische literatuur zonder relevante cijfers.
Ontstellend hoe weinig het cijfer 69 aan bod komt.
Laten we er geen doekjes om winden, dat is geen erotische literatuur, dat is ordinaire pornografische literatuur. Relevante literatuur is altijd suggestie, dat is toch net een iets ander niveau dan de artikels in playboy.
Regelmatig stelt men mij ook de vraag naar de objectieve criteria voor een relevante column.
Op het gevaar af van in herhaling te vallen: geen relevante column zonder relevante letters. Meer specifiek de letters H en A.
Hahaha.
Of was dat een criterium voor relevante cursiefjes? Ik ben het even kwijt, dat onderzoek is ondertussen toch ook al weer een tijdje geleden.
Ik ben wel nog zeker van het tweede objectief criterium: een relevante column is altijd op relevant papier geschreven.
Niemand kan alles weten, natuurlijk. Maar de onwetendheid kan soms toch stuitend groot zijn. Zoals die van Jean-Marie Dedecker.
De man denkt dat er drinkwater uit de lucht valt wanneer het regent. Daarom heeft hij zijn kleinzoon afgeleerd om zuinig om te springen met kraantjeswater, omdat het bij ons toch genoeg regent. Echt waar, hij zei dat vrijdag in deze krant.
Begin er maar eens aan. De school moet de ukjes van alles leren waar de ouders niet meer aan toekomen. Bijvoorbeeld dat de mens niet de bezitter van de aarde is, maar slechts de rentmeester ervan en het dus geen goed idee is om kostbaar water te verspillen.
Maar thuis treffen die ukjes zo'n betweter van een bompa aan, die knort dat het helemaal niet nodig is om zuinig te zijn met water, zelfs niet als dit geen schijntje pijn kost.
Het ging bij Dedecker en zijn kleinzoon om niets belangrijkers dan om het dichtdraaien van de waterkraan bij het tandenpoetsen. Waarom verbiedt bompa dat? Kent hij dan het verschil niet tussen kraantjeswater en regenwater? Laten we mild zijn en hem niet voor een domoor houden, maar zijn gedrag interpreteren als een manier om contrair te zijn, of om te provoceren, gedrag dat ook bij pubers wel eens pleegt voor te komen.
Alsof de historische strijd voor de menselijke vrijheid zijn hoogtepunt vindt in het recht om iets kostbaars als water te verkwisten, alleen omdat het kan. Het moet slecht gesteld zijn met de ideologie van Dedecker als het aanmoedigen van onverantwoordelijkheid daar de essentie van uitmaakt.
Dat geldt niet voor anderen natuurlijk. Die hebben misschien een beetje rechten, maar vooral veel plichten. Maar wijzelf? Pff, vrijheid blijheid. We worden al genoeg gepest met regeltjes die ons gedrag willen sturen. Snelheidsbeperking, rookverbod, enfin, u kent die geheven vingertjes - o, verkleinwoordjes! - die onze vrijheid beknotten en ons tot slachtoffer maken.
En daar is het dat we moeten zijn: de strijd om het slachtofferschap, een status waaraan bijzondere voorrechten te ontlenen zijn. Dedecker is wel tegen elke pamper- en slachtoffercultuur, maar bij nader toezien is hij dat alleen als het over anderen en niet over 'ons' gaat. Want wie zijn de echte slachtoffers? Niet die Bengali's die straks hun Bangladesh zullen zien overstromen. Wij zijn de ware slachtoffers, wij die niet eens meer wat kostbaar water mogen laten wegstromen.
Populisme, anyone? Want in ons allen zit een conservatieve trek. De mens is nu eenmaal een gewoontedier, dat moeite heeft met verandering. Hij kan zichzelf daarin sterken en paaien door de noodzaak tot aanpassing en verandering voor te stellen als iets kwalijks, iets boosaardigs dat ons iets wil afnemen wat ons dierbaar is. We vinden altijd wel een reden om van anderen te eisen dat ze hun gedrag veranderen, maar wijzelf?
Een excuus is snel gevonden. Zorg voor het milieu is bij lui als Dedecker niets anders dan 'klimaathysterie', ja, 'een nieuw soort religie'. Als we tegenwoordig ergens tegen zijn, dan zeggen we dat het - yuk! - een religie is. Niet dat we iets hebben tegen religies. Enfin, toch niet tegen de onze. Die noemen we dan cultuur, traditie, erfgoed of identiteit, en ze mag best tot op de begraafplaatsen zichtbaar zijn.
Maar o wee wanneer het over de religie van iemand anders gaat. Al bedoelen we daarmee maar één andere religie. Die zien we als hinderlijk, achterlijk, kwalijk en fanatiek. Ze maakt iedereen tot slachtoffer, ook haar eigen gelovigen. Ze maakt vooral ons tot slachtoffer, want wij moeten toch maar de aanblik - yuk! - van die hoofddoeken of minaretten verduren.
Zeer zeker, er lopen klimaatpastoors rond, die overal zonde en verderf zien, hel en verdoemenis uitspreken over wie zijn afval niet goed sorteert en in 4x4-chauffeurs de komst van de antichrist aangekondigd zien. Elke goede zaak heeft haar excessen en excentrieke uitwassen. Ze bewijzen die zaak inderdaad allerminst een dienst. Want het is bepaald niet de moraal die het klimaatprobleem zal oplossen.
Maar het omgekeerde is al evenmin correct. Het is intellectueel oneerlijk om excentriciteit, hysterie en religie als de norm voor te stellen en bijvoorbeeld de bijeenkomst in Kopenhagen een 'concilie' noemen. Dan begint de terechte kritiek als snel te lijken op het zoeken naar uitvluchten.
Ondertussen moet niemand Dedecker voorhouden hoe lang hij onder de douche mag staan: 'ik douche me tot ik proper ben'. Maar wat doet hij daar zo lang? Hij neemt in alle geval niet de gelegenheid te baat om zich ook eens de mond te spoelen.
Ik ken Marc Reynebeau niet. Maar hij is wel dapper.
Ik stel hem mij voor als een grote sterke kerel met armen als stalen kabels.
Stalen kabels die eindelijk die judocoach eens in een houdgreep kunnen pakken.
Vergeet het maar Marc.
Jean-Marie brengt gewoon een kniptang mee.
Knip knip en hij werpt je gewoon weg. Hij zal niet eens een poging ondernemen om je op reglementaire wijze met ippon te vloeren. Hij slingert je gewoon weg.
Mooie titel voor je column van volgende week: Ik, slachtoffer.
Deze column is een perfecte illustratie van het opzet van dit blog: verzet tegen de nieuwe religie. Een mening wordt niet meer geponeerd als mening, een mening krijgt een aureool van religie mee. Een mening is niet meer een mening, het is de waarheid omdat ze gefundeerd is in de ethiek of in de rede.
Elke goede zaak heeft haar excessen en excentrieke uitwassen.
Klimaatregels zijn een goede zaak is het uitgangspunt van Marc Reynebeau.
Eerlijk durven toegeven Marc.
Dat is een wereld van verschil met ik vind klimaatregels een goede zaak of wij vinden klimaatregels een goede zaak
Waar zit het verschil?
Wat zijn de consequenties van de stelling klimaatregels zijn een goede zaak?
1.
Niemand kan alles weten, natuurlijk. Maar de onwetendheid kan soms toch stuitend groot zijn. Zoals die van Jean-Marie Dedecker.
Je kan Jean-Marie zonder probleem voor een dommekloot uitmaken. (intellectueel minderwaardig)
2.
Laten we mild zijn en hem niet voor een domoor houden
Het moet slecht gesteld zijn met de ideologie van Dedecker als het aanmoedigen van onverantwoordelijkheid daar de essentie van uitmaakt.
Je kan Jean-Marie zonder probleem onverantwoordelijkheid aanwrijven. (ethisch minderwaardig)
Is de stelling klimaatregels zijn een goede zaak intrinsiek juist?
Voor elke wetenschapper die Marc Reynebeau aanbrengt om dat te bewijzen schudt Jean-Marie er wel ééntje uit de mouw van zijn kimono om het tegendeel te bewijzen.
De stelling klimaatregels zijn een goede zaak is niet intrinsiek juist.
O wee Marc.
Als de stelling klimaatregels zijn een goede zaak niet intrinsiek juist is en je eigent je het recht toe om die stelling toch als dusdanig te poneren, dan zie ik alvast geen enkele reden waarom Jean-Marie dat recht ontzegd zou moeten worden.
Vergeef het mij als ik in een wedstrijdje de vloer aanvegen met de tegenstander toch mijn geld op tatami expert Jean-Marie ga zetten.
Zeer zeker, er lopen klimaatpastoors rond, die overal zonde en verderf zien, hel en verdoemenis uitspreken over wie zijn afval niet goed sorteert en in 4x4-chauffeurs de komst van de antichrist aangekondigd zien.
Een voorzet die ik Jean-Marie alvast niet zie missen.
Ik zie het hem al zo zeggen.
Onze pastoor van dienst vindt dat fouten tegen het afval sorteren of met de 4x4 nog absolutie moeten krijgen, maar als ik mijn kraantje iets te lang laat lopen, ho maar. En dan zou ik mijn mond moeten spoelen? Ik wil altijd zijn mond wel eens komen spoelen !
Ik heb hier nog een mondstuk op reserve Marc. Er is wel wat plakwerk aan, maar als je het goed vastbijt, is het toch heel wat beter dan niks vermoed ik.
Want het is bepaald niet de moraal die het klimaatprobleem zal oplossen.
Dat is verstandig Marc.
Dat is Wij vinden klimaatregels een goede zaak.
Een wereld van verschil.
Bepaalde regels kunnen opgelegd worden omdat een meerderheid die wil opleggen. Niet omdat ze juist zijn, maar omdat ze juist bevonden worden.
En zolang je de meerderheid hebt zal het andere kamp de minderheid zijn.
Allemaal mensen die op basis van objectieve argumenten hun stem hebben uitgebracht.
Nog zo één en het vriest morgen, zegt Frank Deboosere tijdens het weerbericht.
Het is toch niet meer zoals vroeger.
Dat is waar Marja, zei Irma en ze roerde nog even met haar plastic lepeltje in haar kopje koffie. Ze haalde haar lepeltje uit de koffie, tikte er twee keer mee op de bovenkant van het kopje en legde het op het bordje.
Die kleinkinderen, die hebben geen tijd meer vandaag de dag. Volgens mij is dat de schuld van het internet. Altijd maar chatten en twitten en spellekes spelen.
Dat is waar Marja, zei Irma en ze nam het oor van haar kopje tussen duim en wijsvinger. Ze nam een slokje terwijl ze met haar pink naar Maria wees.
Ik zie die mannen nog amper. Toch veel minder dan vroeger in alle geval. En als ze dan toch eens langskomen dan is het vlug vlug een kuske en dan roef! op mijn computer. Dan zie ik die van de hele dag niet meer. Die zitten heel de dag achter dat scherm.
Dat is waar Marja, zei Irma en ze draaide een paar keer met haar kopje in de hoop dat de koffie het laatste bodempje suiker helemaal zou absorberen.
Nee, dat internet dat deugt voor niet veel als ge het mij vraagt.
"Hier komt ooit een citaat van één of andere nitwit." Johan.
STATUTEN
0)NAAM: nullen club 1)LIJFLIED: Volver (terugkeren)
2)MASCOTTE: Ventje Tutlatee 3)GROET: het "ok" teken dat duikers tegen mekaar maken (symboliseert de nul) 4)LIDMAATSCHAP: iedereen die dit blog meer dan één keer bezoekt wordt automatisch lid. 5) ERE - LIDMAATSCHAP: volgens redelijke subjectieve normen. 6) ERE - LEDEN: Theo Vloebergh Joss Stone Manu Van Hecke Muriel Barbery
E-mail mij
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
"De schoonheid der dingen bestaat in de geest van wie ze beschouwt" DAVID HUME
"De rede is de slaaf van de hartstochten" DAVID HUME
"Er zijn geen feiten, alleen interpretaties" FRIEDRICH NIETZSCHE
"Je kunt een probleem niet oplossen vanuit hetzelfde soort denken dat tot het probleem heeft geleid" ALBERT EINSTEIN
"De werkelijkheid is slechts een illusie, maar wel een heel hardnekkige" ALBERT EINSTEIN
Bon, waarvan hebben we het deze week weer op de zenuwen gekregen?
Jury’s van televisieprogramma’s, laten we daarmee beginnen. Volgt u ze, al die uitzendingen waarin dans-, zang-, schaats- of keukenkwaliteiten van al dan niet bekende Vlamingen worden getest? We mogen hopen van niet, maar helemaal kunnen ze u niet ontgaan zijn. Claudio en Gaëlle zijn een koppel – of beter gezegd: waren een koppel – waar ook onze kwaliteitskranten geen nadere toelichting meer bij verstrekken. Claudio en Gaëlle, de kwaliteitslezer wordt verondersteld te weten over wie het dan gaat. Zoals bij Nicole en Hugo, Wendy en Frans, of Miet en Wilfried.
In zowat al die programma’s is er een jury van soi-disant deskundigen die oordeelt over de deelnemers. De meesten van hen vinden al vlug dat zij belangrijker zijn dan de kandidaten. En erger: gaan zich daarnaar gedragen.
Welnu, hier ons voorstel. Al die aanstellers van juryleden in een bus van Pam Vermeulen en afvoeren naar een afgelegen loods of schuur. Daar netjes op een rij opstellen, wijl tegenover hen, ook netjes op een rij, de beledigde of vernederde kandidaten al hebben plaatsgenomen. Aan elk der leden van deze tweede rij nu een geladen machinegeweer ter hand stellen. En een mand vol reservemunitie. Daarna het teken geven: ‘Tien minuten, vanaf… nu!’ En dan schieten maar. Het zal gauw gedaan zijn met Peter Goossens en Davy Brocatus. Of met dat madammeke met haar visveilingstem uit Mijn restaurant.
Wat heeft ons, en u ongetwijfeld ook, nog meer geërgerd? Opiniepagina’s in kwaliteitskranten. Dat is dus echt dé gesel van de hedendaagse journalistiek. In overweging nemende dat opiniepagina’s er een rechtstreeks gevolg van zijn, wat valt er dan nog aan te voeren ter verdediging van de vrijheid van meningsuiting? Ja, het is de enige manier waarop Dirk Verhofstadt, onder zijn nom de plume van zijn broer Joenk of van Mathias De Clercq, iets terugdoet voor het vele belastinggeld dat hij in zijn nutteloze carrière weddegewijs heeft binnengerijfd. Nooit iemand ontmoet die kon uitleggen wat Dirk Verhofstadt eigenlijk uitricht, behalve op uw en mijn kosten boekjes zitten lezen.
Maar dit is vanzelfsprekend geen vergoelijking voor het oeverloze geëmmer en geëtter en gezeur en gezeik dat allerlei zichzelf interessant wanende personen dagelijks via vrije tribunes in de krant kwakken. Eén bladzijde is daarbij al lang niet meer genoeg, twee of drie, in het weekend negen. En o wee als Pier Pol op de korrel heeft genomen. Dan staat er de volgende dag op dezelfde plaats geheid de reactie van Pol op Pier, in een even oeverloze stroom van hoogdravende woorden.
Was het hiermee afgelopen, een mens zou de schouders kunnen ophalen, maar nee: de dag nadien is Pier er weer. Pol heeft niet gelezen wat er stond! Pol maakt eerst een karikatuur van de woorden van Pier, of van Pier zelf, en neemt dan de karikatuur op de korrel, een eeuwenoude truc uit het sofisme. Pas op: soms durft Pol dan nog een tweede keer te reageren. Pier heeft ook niet gelezen wat er stond… Als dan eindelijk, ein-de-lijk, zowel Pier als Pol als de eindredacteurs van deze kletspagina’s het welletjes vinden, is daar Kristien Hemmerechts. Of Cas Vander Taelen. Of meester Van Steenbrugge. Gevolgd door een eindeloze stoet gesubsidieerde universiteitsprofessoren. Leve de vakschool.
En dat heeft dan met zijn allen de hoogmoed te beweren dat zij ‘het maatschappelijk debat’ voeren. Wel, indien dat zo is: weg met het maatschappelijk debat. Al die vrijetribunespelers in een doodlopende steeg samendrijven en een bom erop, wedden dat de wereld nadien een betere plaats zal zijn?
Maar het allerergst zijn natuurlijk de columnisten, van wie er helaas ook steeds meer en meer zijn. Een plaag. Niemand bedenkt nog een krant of een tijdschrift, of er moeten zes columns in. Liefst zeven. Jezus, wat een ellendige troep nitwits. Uitroeien!
Koen Meulenaere
Heeft nergens iets mee te maken. Pure filosofie dus.
Zit wat te zappen en zie op ATV een madammeke uit een jeans boetiekske in 't stad. De interviewster vraagt wat er typisch is aan de nieuwe collectie.
Het maske zegt: de zomercollectie is zeer ethisch geïnspireerd. Waw, denk ik, en spits mijn oren. Terwijl ik dat doe, of daardoor, valt mijn frank. Ze zei natuurlijk niet "ethisch". Ze zei "eighties".... Op z'n Antwerps Schoon Vlaams klinkt dat natuurlijk hetzelfde.
RIKM
"Zwijgen is een argument dat moeilijk te weerleggen is" HEINRICH BÖLL
Filosofie-vrije wetenschap bestaat niet; er is hooguit wetenschap waarvan de filosofische bagage zonder nadere inspectie aan boord wordt genomen.
DANIEL DENNETT
"A truth ceases to be true when more than one person believes in it. " OSCAR WILDE