Terwijl Paulus een wandeling maakte door Athene was hij zeer verbaasd, maar ook werd hij verontwaardigd, dat er in Athene zoveel altaren met afgoden aanwezig waren maar plotseling ontdekte hij, dat er een altaar stond met het opschrift; aan de onbekende god. Zij waren namelijk zeer bevreesd, zo godsdienstig ze waren, dat ze misschien een god vergeten waren en dat deze verontwaardigd hen zou treffen met rampen. Hiervan maakte Paulus gretig gebruik van. We lezen in hoofdstuk 17 van de handelingen der Apostelen: Paulus richtte zich tot de leden van de Areopagus en zei: Atheners, ik heb gezien hoe buitengewoon godsdienstig u in ieder opzicht bent. Want toen ik in de stad rondliep en alles wat u vereert nauwlettend in ogenschouw nam, ontdekte ik ook een altaar met het opschrift: Aan de onbekende god." Wat u vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen. De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat er leeft, hij die over hemel en aarde heerst, woont niet in de door mensenhanden gemaakte tempels. Hij laat zich ook niet bedienen door mensenhanden alsof er nog iets is dat hij nodig heeft, hij die zelf aan iedereen leven en adem en al het andere schenkt. Met andere woorden, er is maar één God, die over alles heerst, de God van hemel en aarde, die alles schiep tot zijn meerdere eer en glorie en heeft de mensen niet nodig. Maar in zijn oneindige liefde wilde hij wel zijn liefde delen met de mensen, daarom dat hij ze schiep en leven en adem gaf en alles wat ze nodig hebben. Uit één mens heeft hij de hele mensheid gemaakt, die hij over de hele aarde heeft verspreid; voor elk volk heeft hij een tijdperk vastgesteld en heeft hij de grenzen van hun woongebied bepaald. Het was Gods bedoeling dat ze hem zouden zoeken en hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien hij van niemand van ons ver weg is. God is dus niet heel ver en heel hoog van ons vandaan, maar hij is heel dicht bij ons. Gebeurt dat ook niet bij ons, wanneer wij in grote problemen zijn, geloof twijfels ons overvallen, of door ernstige ziektes getroffen worden , dat wij gaan denken, waar is die God nou, die ons liefheeft. Het lijkt dan als of hij heel ver weg is. Maar zo is het niet, want juist dan is hij ons heel nabij en als we ons daar diep van bewust zijn, zullen wij zijn liefde voelen, want: In hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: "Uit hem komen ook wij voort." Maar als wij dan uit God voortkomen, mogen we niet denken dat het Goddelijke gelijk is aan een beeld van goud of zilver of steen, het werk van een ambachtsman, door mensen bedacht. Met andere woorden, Het godsbeeld is niet uit te drukken in door mensenhanden gemaakte beelden. De grootheid en heerlijheid en schoonheid van God kan onmogelijk door zijn schepselen in beelden of schilderijen gevat worden. Nee, dat is onmogelijk. Het enige is, dat wij een glimp hebben mogen zien in zijn Zoon, die op aarde kwam en Gods liefde voor ons liet zien. Zei hij niet tegen Filippus: "Wie Mij ziet, ziet ook deVader." En Paulus gaat verder. God slaat echter geen acht op de tijd waarin men hem niet kende, maar roept nu overal de mensen op om een nieuw leven te beginnen, want hij heeft bepaald dat er een dag komt waarop hij een rechtvaardig oordeel over de mensheid zal laten vellen door een man die hij voor dat doel heeft aangewezen. Het bewijs dat het om deze man gaat, heeft hij geleverd door hem uit de dood te doen opstaan. Toen ze hoorden van een opstanding van de doden dreven sommigen daar de spot mee, terwijl anderen zeiden: "daarover moet u ons een andere keer nog maar eens vertellen." Zo vertrok Paulus uit hun midden. Dat laatste kwamen de Atheners ongeloofwaardig over. Terwijl ze eerst vol aandacht naar hem luisterden, keerden ze zich af, toen Paulus over de opstanding van de doden sprak. toch waren er enkelen, die hem wel geloofden en hem volgden. De man, waarover Paulus sprak is dus onze Heer Jezus Christus, die voor ons zijn leven gaf, om ons uit de dood te redden, en zelf de derde dag uit de doden opstond. Laat het verleden achter je en begin opnieuw, volgend de weg van de Heer die ons voorgaat als de goede herder, die zorg voor ons heeft en ons nauwlettend in de gaten houd. Vrees niet, want ik ben altijd bij je, hoe moeilijk je het ook hebt, zegt hij tegen ons.
|