Vrijwilligerswerk in een dagcentrum voor personen met een mentale beperking
Een kleurrijk gezelschap...
Heler conversaties tegen de pluchen
sleutelhanger die rond zijn nek hangt. Hysterisch gegiechel tot ze bijna in
haar broek plast iets dat al meer dan eens gebeurd is en waarvan
ik gelukkig nog geen getuige moest zijn. Het grappige geklik van de blok-achtige
schoenen die ze draagt. Ik noem haar 'bruut geweld'. Je hoort haar
van ver aankomen, temeer omdat ze zo ongecontroleerd loopt. Haar
benen zijn helemaal geschaafd omdat ze al zo vaak gevallen is. Ze is
een jaar of 40 maar haar armen en benen hebben de vormen als die van
een kind. Haar tandloze mond lacht bijna continu. Het is meer een
verkramte grimas maar je herkent er toch duidelijk vrolijkheid in.
Babbababbabaaba, is het enige geluid dat ze kan voortbrengen.
En boeren en scheten. Scheten die je uit het raam doen springen. Een andere vrouw van middelbare
leeftijd kan, net als enkele anderen, niet praten. Ze heeft een
mollig gezicht met minstens drie dubbele kinnen en haar ogen staan
'paraplu'. Ze wil altijd maar gaan wandelen. Ze duidt dit aan door
met de wijs- en middelvinger van haar hand te 'wandelen' over haar
andere onderarm. Ook zij knuffelt graag. Een andere, jongere vrouw, lijkt wel
een kapotte pop... Mama, mama, herhaalt ze de hele tijd. Op een
gegeven moment was ik het écht beu en zei Zeg nou toch eens iets
anders dan 'mama', en toen zei ze, ik zweer het je, met
pretlichtjes in haar ogen, Papa! Hoe kun je anders dan lachen. De jongste van de hoop. Een meisje dat
weinig kan zeggen maar haar heldere momenten heeft. Ze krabt zich
continu open en klaagt dan dat het pijn doet. Een man van wie ik nog altijd niet wat
wat er mis is met hem behalve nen hoek af. Het klinkt
onrespectvol en zo bedoel ik dat niet. Maar soms lijkt dat de enige
goede omschrijving van de mensen ginds. Hij leek me heel vriendelijk
en zelfs een beetje verlegen. Maar deze week heeft hij meermaals
agressief gedrag vertoond. Van het ene op het andere moment verandert
hij in een klein maar sterk monster. Het kale meneertje met de boosaardige
ogen en tandloze mond. Hij is niet boosaardig hoor. Enkel
ongelofelijk grappig. Hij zegt de hele tijd ja!, ook al praat
je met een collega-begeleider en niet met hem. Ik antwoord dat ik in
Antwerpen woon als hij vraagt waar ik woon. Woon je dan dicht bij
mij? vraagt hij. Waarop ik zeg, dat weet ik niet hé, want ik
weet niet waar jij woont. En hij, met zo'n gezicht van zijde
gij nu stom ofwa? antwoordt hij Ah, in Antwerpen hé! Ik
dacht dat ik niet meer bijkwam.Een mevrouwtje met het syndroom van
Down ('mongooltje' in de volksmond). Ze is best schattig. Helder ook.
Ze lijkt heel normaal, vergeleken met de rest. Dan is er nog een vrouwke waarvan ik
eigenlijk niet weet wat er met haar is, behalve weer een hoekske
af... Hoe ze kan vertellen over haar belevenissen in het weekend
(ze was helemaal opgewonden want ze had Wendy Van Wanten op den
dijk gezien). Zalig om bezig te horen. En heel beleefd... Een gastje dat een jaar ouder is dan
ik. Grappig, op de één of andere manier doet hij me aan mijn
exvriendje denken. Misschien komt het door het rosse haar en de
sproetjes... Of misschien omdat er bij mijn exvriendje ook meer dan
enen hoek afwas. Zijn weekends bestaan blijkbaar uit tochtjes met
tram 2). Hij houdt van muziek en speelt graag piano. Hij steekt zijn tong uit naar iedereen. Als ze niet kijken. Want als je kijkt begint hij spontaan kushandjes te gooien. Een achterbaks maar grappig manneke
Jaja... Het is een kleurrijk volkje. Elk
met hun eigen karaktertje en charmes. Maar allen even oprecht. Al
zijn ze in het begin van de week wel altijd vrolijker en mondiger dan
vrijdags. Het verblijf in het dagcentrum lijkt, zowel voor haar
gebruikers als voor de begeleiders, best vermoeiend.
Mijn bijdrage is beperkt. Bij de
wandelingen stel ik mijn beide armen ter beschikking voor
ondersteuning en gezelligheid. Mijn wangen mogen gerust gezoend
worden en mijn oren volgekwijld. Zolang ze maar gelukkig zijn. Voor
mij is dit ongelofelijk leuk om te doen. Zo dankbaar. Zo plezant en
zo afwisselend!
De afgelopen twee jaar waren best woelig in mijn kopke en in
mijn hartje. Wacht Ik wil eerst iets delen dat ik op reis schreef:
Mijn levensdoel
Mijn grootste wens
Liefhebben
En geliefd zijn
Zweven op wolkjes
Op tijd weer landen
Op m'n vertrouwde stekje
Harten sneller doen slaan
Mondhoeken omhoog
laten krullen
Vreugde strooien
Gelukkig maken
Gelukkig zijn
Huppelend
door deze mooie droom
Dansend
Springend
Zingend
Wat is het leven
toch mooi
Dat laatste klopt nog altijd:
het leven is mooi! Alleen heb ik toch
geleerd wat te relativeren.
Ik ben stom geweest Verliefd zijn leek wel een hobby van me. Continu was ik er naar op zoek. We vertrokken samen op wereldreis. Meer nog dan thuis diende zich de ene verleiding na de andere aan Een
donkere Peruaan die me enkel kon kussen omdat ik teveel gedronken had en omdat
hij zo hartstochtelijk moeite bleef doen. Dan een andere zuiderse jongen die
stom maar waar- eigenlijk een broer van mijn eigen lieve ventje had kunnen
zijn. Maar dan op een heel naïeve manier. Bovendien bleken hij en mijn lieverd
het heel goed met elkaar te kunnen vinden, wat het allemaal nog net iets erger
maakte. Gelukkig bleef het bij zoenen.
Het had niet mogen gebeuren maar het had erger gekund. Ik biechte alles op aan
mijn toen nog verloofde. Het was de eerste keer dat ik hem zag huilen en
het brak mjn hart. Toch wilde ik niet verder met hem . Dacht ik. Ik wilde
alleen zijn. Op eigen benen staan. Dacht ik. Ik wilde vliegen, fladderen, vrij
zijn en ervan genieten. Ik reisde een stukje alleen. In mijn eentje de grens
van Mexico over. Best spannend. Ik voelde me vrij en zelfstandig. Wat heel
relatief was want waar ik ook ging, altijd was er wel een goede ziel die mn
hachje redde of me op zn minst onder beschermende vleugels nam. Maar die avond
ging het mis. Ik stond op het dak van een guesthouse. Keek naar beneden. Voelde
me ellendig. Wie zou het als eerste horen als ik me te pletter sprong? Even
wist ik het allemaal niet meer. Even voelde ik me enorm alleen. Een klein
meisje in een veel te grote wereld. Te veel keuzes.
Maar het beangstigde me vooral
dat ik dit soort gedachten kon hebben. Dit was ik niet!
Een week later, de dag voor
Kerstmis, ontmoetten mijn verloofde en ik elkaar terug. Even was het wat raar. Hij
was afstandelijk. Ik had het gevoel dat ik iets goed te maken had. Dat ik bij
hem in het krijt stond. Dat vond ik geen fijn gevoel. Maar we zetten door
samen. En nog wat later, begonnen we zelfs vanop reis onze trouwdag voor te
bereiden. We lieten spotgoedkoop leuke niet traditionele- kleren maken. We verstuurden uitnodigingen in de vorm van
een ansichtskaart: wij tweetjes op de Indians nose in Guatemala, bij een
prachtige zonsopgang. En zo was het. De zon ging voor ons op en zal nog lang
niet ondergaan. Iets meer dan een jaar geleden kwamen we samen! terug van
onze reis. Een goei maand later trouwden we. Gewoon in het stadhuis. Met onze
naaste familie en vrienden dronken we een bolleke op de Grote markt, om
halfelf s morgens Een hapje en drankje bij ons thuis. Mijn ventje dat moe was
en een middagdutje ging doen. Ik die in de gutsende regen met onze hond het
park introk. Dolgelukkig en blij. s Avonds feest bij ons moeder in den hof.
Geen gedoe over wie mag naar de receptie komen en wie naar het avondfeest en
wie mag mee-eten. Goedkoop maar lekker eten zodat gewoon iedereen mee onze
liefde kon vieren. Gedanst, gelachen, gedronken. De volgende dag ruimden we
alles weer op (onder een stralende hemel deze keer) en hebben ons kostelijk
geamuseerd. Het waren de mooiste dagen van mijn leven.
Toch had ik het even later wéér
moeilijk met verleiding. Ik leek soms wel een kind in een snoepwinkel. Overal
wil ik wel eens van proeven Een niet onknappe spierbundel die ik leerde kennen
tijdens het uitgaan, wist me bijna te versieren. Ik vertelde dit wéér tegen
mijn man. Hij was radeloos. Waarom wil ik perse van de hele wereld houden?
Waarom kan ik niet genoeg hebben aan hem? Voldoet hij dan niet? Ik opperde dat
ik dacht dat ik polyamoureus ben. Dat ik dat graag wil proberen: gewoon
meerdere relaties hebben maar wel op voorwaarde dat het voor alle partijen oké
is en dat er geen geheimen over bestaan. Nee, dat zag hij niet zitten Toch
besefte ik dat ik hem niet kwijt wou. Dus besloot ik het er maar bij te laten.
Wie wil er een spierbundel als ze zon lieve, geduldige en ook niet onknappe
man heeft?!
Een jaar later staan nog altijd
de woorden in krijt op ons keukenbord Just
gelukkig getraat. Ik krijg het niet over mijn hart ze uit te wissen.
De zuiderse broer van mijn man
en twee jaar geleden héél even de jongen met wie ik dacht dat het leven veel
beter en avontuurlijker kon zijn dan met mijn eigen lieverd, kwam bij ons
logeren. Ondanks alles (ik heb mijn man alles verteld). Het bracht ons dichter
bij elkaar. Ik hoorde diezelfde jongen een meid versieren op dezelfde manier
als deze waarop hij het bij mij probeerde (en er bijna in geslaagd was). En ik
besef hoe gelukkig ik ben. Hoe blij dat mijn lieverd en ik nu getrouwd zijn. En
gelukkig samen.
Dit moest een ode aan hem
worden. En toch lijk ik niet onder woorden te kunnen brengen hoeveel hij voor
me betekent. Ja, ik word soms gek van zijn geklaag over mijn rommel. Over zijn
kritiek die hij steevast raad blijft noemen. Over zijn obsessie voor
computers en fotografie. En toch is hij mijn droomventje van wie ik zielsveel
hou. Met wie ik kan lachen om niets. Die me begrijpt zonder woorden en vice
versa.
Ik heb véél geproefd en geleerd
de afgelopen twee jaar. En ik ben dankbaar dat we daar ondanks alles samen zijn
uitgekomen. Daardoor heb ik niet langer het gevoel dat ik iets mis. Niet langer
het gevoel perse begeerd te willen zijn. Toch al een onderdeel van mijn leven
waarin ik rust gevonden heb. Meer nog: het stukje van mijn leven dat ik voor
geen geld zou willen veranderen!
Lieverd Dankje voor je geduld
en begrip op alle vlakken.
Mijn ventje fotograaf in opleiding wou een fotoshoot
doen. We trommelden buren en vrienden op en, gewapend met een bak bier,
fototoestel, parapluukes en flitsen, begaven we ons naar een vervallen pand
ergens in de haven. Toen mijn ventje net begonnen was met het opstellen van
zijn materiaal en de eerste fotos genomen waren, zagen we in de verte een
figuur. Een man die ons gadesloeg. Heel langzaam kwam hij vervolgens dichter.
We vroegen ons af wie nieuwsgieriger was: hij of wij. Hij droeg een plastiek
zakje en we wilden niet weten wat daarin zat (pipi-kleur) Hij liep gebogen en
traag, had een donkere huidskleur en zag er niet gewassen uit maar stonk niet.
Twijfelend vriendelijk kwam hij ons allemaal een (vuile) hand geven. Hij sprak
alleen maar Frans waardoor mijn deel van de conversatie eerder beperkt bleef.
Ik begreep dat hij van Brussel kwam. Hoe had hij dat dan geregeld? Zijn
schoenen waren oud en zeker drie maten te groot. Hij had gene nagel om aan zijn
gat te krabben. Hoe kwam hij dan aan de tabak die hij continu rookte? Geld voor
een dokter of hoestsiroopje had hij duidelijk niet. Hoe later op de avond hij
bleef onze trouwe metgezel hoe erger het hoesten en rochelen werd. Hoe zatter
hij ook werd. Het zakje bleek geen urine te bevatten maar witte wijn. Hij was
op slag verliefd op de petroleumlamp die we bijhadden. De gehechtheid waaraan
we proberen te ontsnappen stak zwaar de kop op. Sorry, probeerden we hem
uit te leggen, huwelijkscadeau Maar we zullen je een andere brengen! Meteen
kwam bij mij het idee op om een pakketje samen te stellen met wat voedsel en
drank en daar dan ook een lamp bij te steken Of is dat fout? Moedigen we die
man dan aan daar te blijven, onder erbarmelijke omstandigheden (hoewel hij wel
een mooie, grote, onderhoudsvriendelijke tuin heeft!) in plaats van hulp te
zoeken? Hoe kan het dat iemand, in dit luxelandje met mogelijkheden voor
iedereen, toch leeft in een verlaten pand? Tegen de tijd dat we naar huis
gingen, was hij echt van de wereld. Zo dronken. Hij lachte. Lachte de paar vervallen tanden bloot die hij nog had. Lachte telkens als
hij mijn lach hoorde. Lachte om zijn denkbeeldige vrienden die denkbeeldige
moppen vertelden. Of misschien lachte hij naar zijn denkbeeldige vrouw. Het
raakte me. Hij was grappig en leek bij momenten zelfs gelukkig. Toch was hij
als een foto. Een foto van een man, moederziel alleen op de wereld. Een man in
een verlaten landschap. Als hij sterft, sterft hij alleen. Niemand die hem
mist. We pakken onze spullen in ook onze lamp om naar onze knusse huizen te
gaan en gezellig met zijn allen frietjes te eten. Onze nieuwe vriend blijft
alleen achter. Zijn ogen naar de grond gericht. Doelloos rondslenterend op zijn
land.
Een paar dagen later gaan mijn man en ik terug. Gewapend
deze keer met een paar flessen water,
enkele pakken koekjes, knäckebrood, smeerkaas (en plastieken mesjes), een paar
biertjes (een beetje tegen mijn principes maar kom tabak lieten we achterwege)
en twee olielampjes (en olie). We gingen het terrein terug op. De bordjes Verboden
de terreinen te betreden gevaar! waren ons vorige keer niet opgevallen. Ze
zagen er nieuw uit. Hier en daar zagen we aanwijzigingen dat hier één of meer
mensen wonen. Een gore matras onder een loods, wat houten kratten die dienst
leken te doen als nachtkastje (zonder inhoud welliswaar), een fles drank. En
verderop de woonkamer: een oude zetel met een paar versleten schoenen ernaast
en twee planken die dienst deden als deur en de ruimte ietwat afsloten. Hallo?!
riep ik. En nog een keer. Maar onze vriend was niet thuis. We lieten de spullen
achter en vertrokken weer. Misschien komen we binnenkort terug om te kijken of
de zakken weg zijn. Misschien laten we dan een nieuw voorraadje achter. Zou hij
er iets mee zijn? Of is hij gedoemd om eenzaam en arm achter te blijven? Om
moederziel alleen te sterven aan de rand van een samenleving die lijdt aan een
ziekte die deze tijd kenmerkt: die van onverschilligheid en onbegrip. Die van ik
en mijn.
Een leeg blad staart me aan. Uitdagend: kom op dan! Je had
zoveel te vertellen! En ja, dat is zo. En toch ook weer niet. Het lijkt
allemaal zo banaal, de dingen die me bezighouden.
Ben ik gelukkig?
Zal ik het ooit worden/blijven?
Ben ik in staat mijn lieve man gelukkig te maken? En mijn
hondjes?
Zal ik ooit een job vinden die ik niet beu word?
Mensen om mij heen baren. Excuseer krijgen kinderen. De één
na de ander. Mensen waarvan we dachten dat ze net als wij bewust kinderloos
zouden blijven of er toch nog een tijdje mee wachten. Nee meneer, ook zij!
Net 30 geworden. Tot voor kort overtuigd kinderloos. Tot
mijn beste vriend zijn vrouwke zijn kind op de wereld zette. Tot ik daar, twee
dagen nadat dat dropje zijn eerste licht zag, op bezoek ging.
Tilt! zeiden mijn hormonen. Alle troepen verzamelden zich
naar mijn buik. Marcheerden naar mijn hart, deden mijn mondhoeken krullen en
mijn ogen glinsteren. Mijn onderbuik
voelde plots zo nutteloos en leeg. Wat was dit mooi! Dat kleine wonder. Ik zag
de moeder stralen, zag de vader vertederd kijken zoals ik hem nog nooit heb
zien kijken. Zij Zij die van het leven genieten, houden van verre reizen,
drank en uitgebreid gaan eten. Ook zij waren gezwicht voor het ouderschap. Ook zij waren bereid geweest hun zorgeloze leventje op te geven voor een leven met kinderen.
Het stond vast! Ik wou er ook zo eentje! En mijn lieve man
dacht nu dat weer maar glimlachte lief en probeerde me zacht te overtuigen
van al de voordelen van het niet-kinderen-hebben. Ik las en las. Boeken over
kinderen, boeken over het gezin (nee, daar moet ik nog in beginnen: De waanzin
van het gezin, klinkt veelbelovend, nee?). En herken mezelf er vaak in. Tenminste tot
voor het mama worden, want hoe het daarna zou zijn met mij dat weet ik niet
(wil ik het weten?) Twijfelen, twijfelen, want iedereen krijgt kinderen, het
wordt bijna verwacht van je omgeving en de maatschappij. We willen geen
kinderen omdat iedereen kinderen krijgt. We willen een kind als we daar zeker
van zijn. Als we ons er klaar voor voelen (als je daar ooit klaar voor
bent). Mijn ventje heeft gelijk als hij zegt: we hebben het zo fijn samen,
onder ons tweetjes. En dan denk ik: ja, hij heeft gelijk. En toch lijk ik
iets te missen. Het voelt als een oerinstinct. Een ongekend verlangen naar het
onbekende. Ik denk dat dit zowat de enige beslissing is die je nooit meer kan
terugdraaien. Misschien dat ik daarom blokkeer. Dat we daarom gezellig samen
blokkeren. Wie zal het zeggen.